Xperience Natuurrampen

Xperience Natuurrampen

Inleiding

Bij mens en maatschappij beschrijf en verklaar je de inrichting van gebieden om ons heen. Je zou ook kunnen zeggen: je bestudeert hoe de mensen de aarde aanpassen, de relatie tussen de mensen en de natuur. Het gaat niet alleen over de tegenwoordige tijd, maar ook over het verleden. M&M gaat dus over de schoolvakken aardrijkskunde en geschiedenis. Je krijgt dit schooljaar twee Xperiencemodules voor Mens en maatschappij: Natuurrampen en Oud, ouder, oudst.

 

De Xperience Natuurrampen onderzoek je de relatie tussen mensen en hun (soms gevaarlijke) leefomgeving. Een natuurramp is een gebeurtenis die grote gevolgen heeft voor mensen in de directe omgeving. Een ramp in een dunbevolkt gebied wordt niet zo snel een natuurramp genoemd, als je deze vergelijkt met een ramp die in een dichtbevolkt gebied voorkomt. We gaan leren hoe verschillende natuurrampen ontstaan. Omdat aardrijkskunde een vak is waarbij de relatie tussen mens en natuur bekeken wordt, leren we ook over hoe mensen in rampgebieden leven.

 

Leerstof

Er zijn twee thema's:

  1. Natuurrampen met oorzaak vanuit de aarde (endogene krachten)
  2. Natuurrampen met oorzaak vanuit de atmosfeer (exogene krachten)

 

Tijdens elke les kan er gewerkt worden aan alle onderdelen van een thema. Je bent hier vrij in, je moet wel aan je docent kunnen aangeven waar je mee bezig bent. Per thema zijn er opdrachten. De opbouw van de lessen is grotendeels als volgt:
-    Uitleg in de kring
-    Eventueel presentaties
-    Werken aan een lesopdracht
-    Werken aan de begrippenlijst
-    Werken aan de oefenopdrachten

De docent controleert je antwoorden en kijkt of je op schema bent.

 

Beoordeling
Je krijgt twee cijfers voor Xperience Mens en Maatschappij – Natuurrampen:
-    Een kennistoets over de leerstof van thema 1 en 2 (telt 2x)
-    Een onderzoeksopdracht waarin je voorlichting geeft over een natuurramp (telt 2x)

 

Daarnaast moet je ook enkele andere opdrachten voldoende afronden:
-    Lesopdrachten
-    Begrippenlijst

 

Heel veel plezier en succes met deze Xperience!

 

Planning

De indeling van de Xperience natuurrampen ziet er als volgt uit:

 

Leerstof

Hier vind je de leerstof die je nodig hebt om de opdrachten te maken en te leren voor de kennistoets. De docent licht de stof toe in de lessen.

Hieronder kun je de leerstof als pdf-bestand downloaden en eventueel printen om te leren voor de toets.

Open bestand Leerstof Xperience Natuurrampen

Thema 1: Plaatsbepaling

Als je precies wilt weten waar een plaats ligt, moet je kijken naar de absolute ligging. De absolute ligging bestaat uit breedteligging en lengteligging.

 

Breedteligging (links) en lengteligging (rechts)

 

 

De aarde is een bol met in het midden de evenaar. De evenaar verdeelt de aardbol in twee delen: het noordelijk halfrond en het zuidelijk halfrond. Helemaal in het noorden ligt de Noordpool en helemaal in het zuiden de Zuidpool.

 

De halfronden kun je opdelen in breedtegraden. Bij de evenaar bevind je je op 0° en op de Noordpool op 90°. Alle breedtecirkels liggen evenwijdig aan elkaar, ze kruisen elkaar dus niet. Ligt een plaats ten noorden van de evenaar, dan ligt deze op noorderbreedte (NB). Ligt een plaats ten zuiden van de evenaar, dan noem je dat zuiderbreedte (ZB). Amsterdam ligt bijvoorbeeld op 52° NB.

 

Als een plaats dicht bij de evenaar ligt, dan ligt deze plaats op lage breedte. Een plaats die ver van de evenaar af ligt, ligt op hoge breedte. Ertussenin, zoals waar Nederland ligt, noem je gematigde breedte.

 

Om de precieze ligging van een plaats te weten heb je niet genoeg aan alleen de breedteligging van die plaats. Ook de lengteligging is belangrijk.

 

Meridianen zijn lengtecirkels. Ze lopen van de Noordpool naar de Zuidpool en verdelen de aarde van noord naar zuid. De nulmeridiaan loopt over Greenwich (vlak bij Londen) en bevindt zich, zoals de naam al zegt, op 0°. Vanaf de nulmeridiaan kun je twee kanten uit, naar het westen (het westelijk halfrond) en het oosten (het oostelijk halfrond). Het werelddeel Noord-Amerika ligt op westerlengte (WL) en Azië op oosterlengte (OL). Als je beide kenmerken (breedte- en lengteligging) van een plaats hebt, dan kun je met coördinaten aangeven waar de plaats ligt. Amsterdam ligt op 52°NB 5°OL.

Thema 2: Endogene krachten

Let op: de leerstof in het rood is alleen voor HV!

 

De landschappen op de aarde worden bepaald door verschillende natuurkrachten.

  1. Endogene krachten zijn krachten vanuit het binnenste van de aarde, zoals vulkanisme, aardbevingen en tsunami’s.
  2. Exogene krachten zijn krachten die van buitenaf op de aarde inwerken, zoals verwering en erosie, die veroorzaakt worden door het weer, plantengroei, water, wind en ijs (deze worden behandeld in thema 2).

 

Om te begrijpen hoe endogene krachten werken, moet je eerst weten hoe de aarde er van binnen uitziet.

 

Opbouw van de aarde

Opbouw van de aarde

 

De aarde bestaat uit verschillende lagen, die allemaal een andere samenstelling hebben. De aardkorst (de harde, buitenste laag van de aarde) is niet één geheel, maar is in delen opgebroken, dit zijn de aardplaten. Het magma in de mantel en kern van de aarde is ontzettend heet en is vrijwel altijd in beweging. Deze ‘stromen’ in de aarde zorgen ervoor dat de aardplaten bewegen. Hierdoor verandert het landschap, ook al bewegen de platen heel erg langzaam (ongeveer de snelheid waarmee jouw vingernagels groeien). Het bewegen van de aardplaten heet platentektoniek.

 

Langs de breuklijnen, de randen van aardplaten, bewegen de platen in meerdere richtingen. Platen kunnen naar elkaar toe (botsend), van elkaar af of langs elkaar (schurend) bewegen. Elk van deze bewegingen kan verschillende gevolgen hebben.

 

Ligging en bewegingsrichting van de aardplaten

Platentektoniek

 

Het is onlogisch, maar waar. In een gebied waar veel natuurrampen voorkomen, is de bevolkingsdichtheid vaak hoog. Er wonen dus gemiddeld veel mensen op een vierkante kilometer. Maar waarom gaan mensen daar wonen? De gebieden zijn over het algemeen vruchtbaar en dus geschikt voor landbouw. De mensen accepteren dan het risico op een natuurramp, omdat ze uit ervaring weten dat er niet heel vaak een ramp voorkomt (dit noemen we risicoperceptie).

 

Nederland en andere rijke landen (centrumlanden) kunnen zich goed beschermen tegen natuurrampen. In ontwikkelingslanden (landen in de (semi)periferie) is dit een heel ander verhaal. Door slecht onderhoud van gebouwen en van wegen, bruggen, spoorlijnen en andere infrastructuur, zijn de gevolgen van natuurrampen in ontwikkelingslanden het rampzaligst. In centrumlanden is er ook beter hazard management, ze zijn beter voorbereid en geïnformeerd over de mogelijke rampen die in dat gebied kunnen ontstaan.

 

 

Aardbevingen en tsunami's

Aardbevingen ontstaan op plaatgrenzen waarbij de platen naar elkaar toe of langs elkaar bewegen. Omdat de plaatbewegingen zo langzaam gaan, wordt langzaamaan veel druk opgebouwd. Als deze druk ineens vrijkomt, kunnen de platen bijvoorbeeld snel over elkaar heen schuiven. Zo ontstaan flinke aardschokken, een aardbeving. De plek waar een aardbeving aan het aardoppervlak komt en waar de schokken dus het hevigst zijn, heet het epicentrum.

 

Epicentrum en hypocentrum

 

Een tsunami (Japans voor havengolf) is een gevolg van een aardbeving op zee, een zeebeving. Door de plotselinge beweging van de aardkorst wordt het zeewater omhooggeduwd en ontstaan golven. In de momenten na de zeebeving zijn de golven nog niet zo hoog, maar hoe dichter de golven bij de kust komen, en hoe ondieper de kust is, hoe hoger en krachtiger de golven worden. De golven kunnen tientallen meters hoog worden!

 

Het ontstaan van een tsunami

Ontstaan van een tsunami

 

 

De kracht van aardbevingen meet je aan de hand van de schaal van Richter. Bij elk nummer hoger op de schaal, is een aardbeving tien keer zo sterk. Hoe hoger het getal, hoe heftiger de schok is en hoe groter de gevolgen.

 

De Schaal van Richter

Schaal van Richter

 

 

In sommige landen, waar vaak aardbevingen voorkomen, probeert men de schade van een aardbeving zo klein mogelijk te houden. Dit kan bijvoorbeeld door goede voorlichting, evacuatie-oefeningen en maatregelen die genomen worden bij de bouw van nieuwe gebouwen. Zo bestaan er manieren om een gebouw grotendeels bestand te maken tegen aardbevingen. In Japan zijn de bouwkundigen hier heel ver mee. Zo zetten ze grote gebouwen op een soort stootkussens, die de trillingen opvangen, zodat ze niet kwetsbaar zijn voor aardbevingen.

 

 

In gebieden die vlak langs breuklijnen en aan zee liggen, is de kans op een tsunami erg groot, een voorbeeld van zo’n land is Japan. In 2011 was er een grote tsunami. Je ziet dat het epicentrum van de aardbeving vlakbij een plaatgrens lag, twee platen botsen daar op elkaar.

 

De ligging van de tsunami van 2011 bij Sendai                         

Sendai

 

De gevolgen van aardbevingen en tsunami’s zijn rampzalig. Gebouwen en infrastructuur worden totaal vernield door de bevingen of enorme golven en er vallen vaak duizenden gewonden en doden. Het is ontzettend moeilijk om een aardbeving (en een tsunami) te kunnen voorspellen, daarom is het ook lastig om je erop voor te bereiden. De overheid probeert de inwoners van een gebied zo goed mogelijk voor te lichten en te informeren hoe je moet omgaan met zo’n ramp.

 

 

Vulkanisme

Vulkanisme ontstaat vaak op de randen van platen, waar er magma uit de aarde kan komen. Dit kan voorkomen bij twee plaatbewegingen:

  • Waar de platen naar elkaar toe bewegen. Aardplaten zijn niet allemaal even zwaar, dus als twee platen botsen, zal de zwaarste onder de andere ‘duiken’. Deze plaat gaat zo diep de aarde in, dat deze door de enorme hitte zal smelten (subductie). Het gesmolten gesteente (magma) zal door allerlei scheuren en breuken naar boven willen gaan. Op de plek waar het magma naar buiten komt (het heet dan lava), ontstaat een stratovulkaan. Deze vulkanen barsten met heel veel geweld uit, dit is dus een explosieve vulkaanuitbarsting. Er komt niet alleen lava uit een vulkaan, maar ook grote hoeveelheden as, gifgassen en puinmateriaal (zoals brokken gesteente).

 

Subductie

Subductie

  • Waar de platen van elkaar af bewegen. Als dit gebeurt, kan magma van het diepste van de aarde naar het aardoppervlak komen. De lava stolt heel snel, omdat het temperatuurverschil enorm is. Deze lava is vaak veel vloeibaarder en kan dus verder uitvloeien. Schildvulkanen zijn dus minder steil dan stratovulkanen en hebben dus minder reliëf.

 

Links: De Popocatépetl, een stratovulkaan in Mexico en rechts: Mauna Loa, Hawaii, Verenigde Staten, een schildvulkaan

 

Het is algemeen bekend dat het land rondom vulkanen vruchtbaar is. In zekere zin is dit waar. Na een vulkaanuitbarsting verspreidt de vulkaan lava, as en puin over het omringende land. Deze lava en as stollen en worden een keiharde laag gesteente. Dit is geen land waar je een akker op kan onderhouden. Het duurt duizenden jaren voordat de harde laag gesteente is verweerd tot kleine zandkorrels en te gebruiken is voor de landbouw. De vruchtbare landbouwgrond rondom een vulkaan is dus te danken aan een uitbarsting van duizenden jaren geleden!

 

Een lavastroom over straat na een uitbarsting van Mount Kilauea op Hawaii (2018)

Hawaii

 

Ook zijn (actieve) vulkanen vaak een populaire toeristische trekpleister. Vakantiegangers willen een vulkaan graag beklimmen en zo dankt de lokale bevolking er vaak hun inkomen aan. Denk aan de hotels, dagexcursies enz.

 

In tegenstelling tot een aardbeving, kun je een vulkaanuitbarsting vaak wel voorspellen. Er komt al rook uit en er vinden al kleine aardbevingen plaats, omdat het magma in en onder de vulkaan aan het bewegen is. Satellieten kunnen vaak zien of een vulkaan opzwelt en dus op uitbarsten staat en wetenschappers houden met meetinstrumenten de vulkaan goed in de gaten.

 

Evacuatieroute bij een vulkaan in Nicaragua

ruta

 

Als de vulkaan verraadt dat hij gaat uitbarsten, kunnen de mensen in het gebied geëvacueerd worden. De overheid in rijkere landen probeert zoveel mogelijk mensen in veiligheid te brengen. In vulkanische gebieden kan het ook voorkomen dat het vliegverkeer hinder ondervindt van de grote as- en gaswolken. Er worden dan vaak veel vluchten geannuleerd.

 

Inwoners van Pompeï die onder de as bedolven zijn​

pompei

 

In het verleden zijn er uiteraard ook veel vulkaanuitbarstingen geweest. Zo was er de bekende uitbarsting van de Vesuvius, bij het plaatsje Pompeï. In het jaar 79 na Christus werd de Romeinse plaats bedolven onder een vier meter dikke laag as van de vulkaan. Hierdoor is het een van de best bewaarde steden van het Romeinse Rijk. De as bedekte het stadje in zo’n hoog tempo, dat de bewoners compleet verrast werden. Dit is nog te zien aan de versteende mensen die bij opgravingen zijn gevonden; ze zijn midden in een beweging ‘gevangen’ door de as.

 

De grootste en heftigste vulkaan-uitbarsting sinds mensenheugenis is uit 1815, van de Tambora in Indonesië. In de nabije omgeving van de vulkaan overleden ongeveer 12.000 mensen, maar men schat dat er meer dan 100.000 mensen overleden zijn door bijeffecten. De vulkaan spuwde as tot hoog in de atmosfeer, deze as ging de hele wereld over en zorgde voor een verduistering. Hierdoor mislukten oogsten en ontstonden er in de jaren erna hongersnoden. Er stierven, helemaal aan de andere kant van de wereld, dus duizenden mensen door deze uitbarsting.

 

Zelfs mensen aten gras tijdens de hongersnood

hongersnood

Thema 3: Exogene krachten

In de atmosfeer en op het aardoppervlak vormen exogene krachten het landschap. Veel van die krachten worden veroorzaakt door het weer (en het klimaat). Daarnaast speelt de mens een steeds grotere rol in het vaker voorkomen van bepaalde natuurrampen.

 

Als de zon schijnt, verdampt er water. Deze waterdamp is warmer en lichter dan de lucht eromheen en stijgt op. Hierdoor koelt de lucht af (omdat het bovenin de atmosfeer veel kouder is) en condenseert de waterdamp tot druppels, zo ontstaan wolken. In tropische gebieden schijnt de zon vaker, langer en krachtiger dan in Nederland. Daarom verdampt er in de tropen veel meer water. Zodra deze waterdamp gecondenseerd is, valt er neerslag.

 

De waterkringloop

 

waterkringloop

 

Als er in een gebied voor een langere tijd heel veel neerslag valt, raakt de bodem op hellingen verzadigd met water. Hierdoor kan de bodem een beetje loskomen, waardoor deze als het ware naar beneden kan gaan glijden. Dit noemen we een aardverschuiving. Een aardverschuiving heeft meestal een ‘trigger’, waardoor de grond loskomt, dit kan bijvoorbeeld een aardbeving zijn. Door ontbossing (het kappen van bomen) kan dit proces versterkt worden, omdat er dan geen bomen meer zijn om het water op te nemen en tegen te houden.

 

Aardverschuiving in Colombia

 

Orkanen

Boven de warme zeeën rond de evenaar wordt er extra veel water verdampt en dit kan ervoor zorgen dat er een tropische orkaan ontstaat. In Amerika noemen ze een orkaan een hurricane, in Oost-Azië een tyfoon en in Zuid-Azië en Australië een cycloon.

 

Wat maakt een orkaan zo verwoestend?

 

Het ontstaan van een orkaan gebeurt in een aantal stappen:

  1. Warm zeewater (van minimaal 26,5°C) verdampt,
  2. Warme, vochtige lucht stijgt snel op,
  3. Eenmaal opgestegen, koelt deze lucht weer af,
  4. De waterdamp condenseert en het gaat regenen,
  5. Omdat dit zo snel gaat, ontstaat er een ‘tekort’ aan lucht en zal er van alle kanten lucht aangezogen worden. Hierdoor ontstaat de draaiende beweging.

 

In september 2017 waren er tegelijkertijd drie grote orkanen op de Atlantische Oceaan

 

Een orkaan kan ontzettend groot worden, zo’n 500 tot 1500 kilometer in doorsnede! De windsnelheden kunnen oplopen tot 250 kilometer per uur. Een orkaan ‘groeit’ zo lang deze boven de zee is. Zodra de orkaan aan land komt, is er onvoldoende water om te verdampen en zal hij afzwakken tot een grote storm. Er valt een enorme hoeveelheid neerslag en de orkaan kan ook flinke golven en overstromingen veroorzaken.

 

In het Caribisch gebied, tussen Noord- en Zuid-Amerika in gelegen, komen orkanen zo vaak voor, dat je bijna elk jaar kunt spreken van een orkaanseizoen.

 

In het najaar van 2017 trok orkaan Irma over de eilanden in de Caribische Zee. Het Nederlandse eiland Sint Maarten werd ernstig getroffen door de orkaan. Door de hoge windsnelheden, extreme hoeveelheid neerslag en overstromingen werden ontzettend veel gebouwen en infrastructuur verwoest. En dat is nog niet alles: ook valt de stroom uit en is communicatie (bijvoorbeeld met de telefoon) niet mogelijk, omdat de kabels vernield zijn.

 

Orkaan Irma raast over Sint Maarten

 

Een tropische orkaan stuwt het zeewater op en vergroot dus de dreiging van het water. Overstromingen zijn dan ook vaak het gevolg van een orkaan. In 2005 werd het zuiden van de Verenigde Staten getroffen door hurricane Katrina. De stad New Orleans werd bijna van de kaart geveegd en er waren enorme overstromingen. Het duurt vaak maanden of jaren voordat alle schade weer hersteld is. Je begrijpt dat het rampgebied in de VS natuurlijk sneller opgeknapt is dan een rampgebied in een arm land.

 

Orkaan Katrina (2005) heeft flinke schade aangericht in New Orleans, Verenigde Staten

 

Tornado's

Een tornado is een heel krachtige wervelwind. Een tornado ontstaat door een botsing van warme, vochtige en koude, droge lucht. Deze twee verschillende luchtsoorten gaan snel om elkaar heen draaien en zorgen voor een ‘slurf’ van wolken.

In de Verenigde Staten kunnen ook tornado’s voorkomen. Het gebied waar veel tornado’s voorkomen, noemen we tornado alley (‘tornadostraat’). Een tornado is misschien nog wel gevaarlijker dan een orkaan, hij haalt veel hogere windsnelheden en kan dus meer schade aanrichten. Ook ontstaat een tornado heel plotseling en kan hij inwoners van een gebied flink verrassen. Door internet en smartphones is het makkelijker om de mensen in een rampgebied te informeren en te waarschuwen als er een ramp dreigt plaats te vinden.

 

Er ontstaan twee tornado's in de Verenigde Staten

 

Er bestaan veel verschillen tussen orkanen en tornado’s. Door het versterkt broeikaseffect kunnen er meer orkanen en tornado’s ontstaan, omdat het warmer wordt en daardoor meer water verdampt.

 

Verschillen tussen orkanen en tornado's

 

Tornado-alert

alert

 

 

Overstromingen

In de buurt van rivieren en aan de kust, en op andere plekken waar veel water voorkomt, kunnen overstromingen plaatsvinden. Bij een overstroming is er sprake van een teveel aan water. De rivier heeft niet genoeg ruimte voor al het water en zal daardoor buiten zijn oevers treden. Hetzelfde gebeurt met de zee. Er is op dat moment sprake van wateroverlast.

 

Gebieden die een groot overstromingsrisico kennen, zijn:

  • Rivier- en kustvlakten (want die liggen laag),
  • Gebieden aan de voet van een gebergte (vaak met een rotsige ondergrond),
  • Gebieden waar in de zomer tegelijkertijd veel sneeuw smelt en hevige regenval valt, hierdoor kunnen plotselinge overstromingen (flash floods) ontstaan,
  • Gebieden waar tropische orkanen voorkomen,
  • Gebieden waar veel ontbossing voorkomt,
  • Gebieden waar veel steden liggen (en waar dus sprake van verstening is).

 

Bekijk hier het Algemeen Hoogtebestand van Nederland

 

Nederland ligt voor ongeveer de helft onder N.A.P. (Normaal Amsterdams Peil, het zeeniveau), hierdoor is er een groot overstromingsrisico. Dit zou betekenen dat als er geen dijken zouden zijn, ongeveer de helft van Nederland in zee zou liggen.

 

Tegenwoordig vinden er meer overstromingen plaats dan vroeger. Dit heeft verschillende oorzaken:

  1. Er trekt minder water in de grond door ontbossing en verstening (infiltratie),
  2. Rivieren worden ‘opgesloten’ tussen dijken en hebben dus weinig ruimte,
  3. Er is bodemdaling in veel gebieden,
  4. Door het versterkt broeikaseffect is er sprake van zeespiegelstijging.

 

Tijdens een heftige regenperiode kan er ook een modderstroom ontstaan. Dit is een stroom die bestaat uit regenwater, gemengd met zand en modder en vaak ook ander puin (stenen, bomen, voorwerpen). De modderstroom komt met hoge snelheid van de berg af en overspoelt dorpen en steden met een dikke laag modder. Na vulkaanuitbarstingen kunnen ook modderstromen ontstaan, waarbij niet alleen regenwater, smeltwater van sneeuw en modder, maar ook as en ander vulkanisch materiaal meegenomen wordt.

 

Videobeelden van modderstromen

 

 

Als het gebied waar je woont onder NAP ligt, moet de overheid altijd alert zijn op het overstromingsgevaar. Dit is in Nederland het geval, de naam Nederland zegt dit al (neder = laag). Maar niet alle Nederlanders zijn zich bewust van het gevaar hiervan. De overheid wil de komende jaren het overstromingsrisicobewustzijn van de Nederlanders vergroten. Dit kan door middel van voorlichting en oefeningen.

 

Nederland kent een hele geschiedenis van ‘vechten tegen het water’. Rond het jaar 50 na Christus schreef de Romeinse schrijver Plinius over zijn ervaringen in het noorden van Nederland: “Daar overspoelt de oceaan twee keer per dag een enorme vlakte, zodat je soms niet eens weet of het gebied bij het land of de zee hoort. Er woont een armzalig volk op hoge terpen, zodat hun huizen uitsteken boven de hoogste waterstanden, het lijken wel schipbreukelingen”.

 

Nederlanders beschermen zich dus al duizenden jaren tegen overstromingen. Ze maken bijvoorbeeld terpen, woonheuvels, om hun ‘voeten droog te houden’. Daarnaast bouwen Nederlanders al honderden jaren dijken om het land tegen overstromingen te beschermen. In 1953 vond de Watersnoodramp plaats. Dit is een van de grootste overstromingen die Nederland gekend heeft, er overleden bijna 2000 mensen. Dit was de aanleiding om grote dijken en andere beschermingen tegen water te bouwen.

 

Watersnoodramp

Watersnoodramp

 

Mensen kunnen zich op de lange termijn beschermen tegen overstromingen op de volgende manieren:

  • Ruimte voor de rivier maken,
  • Het versterkte broeikaseffect verminderen,
  • Bij de aanleg van nieuwe woonwijken rekening houden met mogelijke wateroverlast.

 

Zoals eerder al genoemd, kunnen rijke landen zich beter beschermen tegen het dreigende water dan arme landen. In de delta van Bangladesh, bijvoorbeeld, wonen ongeveer 130 miljoen mensen, in een gebied dat op of onder zeeniveau ligt onbeschermd is.

 

Bangladesh bij 0, 1 en 1,5 meter zeespiegelstijging (groen = zeer dichtbevolkt gebied, blauw = ondergelopen gebied)

 

 

Droogte, hittegolven en natuurbranden

Door klimaatverandering wordt het op aarde steeds warmer. Er ontstaan meer droge periodes en deze worden ook steeds langer. Vooral in gebieden die al heel droog zijn, zijn de gevolgen hiervan groot.

Ook ontstaan er steeds meer hittegolven, waarbij de temperatuur dagenlang boven de 25 graden Celsius ligt. In Nederland wordt het ene na het andere hitterecord gebroken. Ook in gebieden waar het normaal heel koud is, wordt het steeds warmer. In een groot deel van Siberië (Rusland) was het in 2020 zo’n vier graden warmer dan normaal. Dit zou zonder klimaatverandering niet voor kunnen komen. Vooral in deze kwetsbare gebieden is vier graden enorm veel. Op de afbeelding kun je zien dat de temperatuur op sommige plekken zelfs meer dan vijf graden verschilde met normaal. Het gevolg is meer natuurbranden, uitsterven van diersoorten (bepaalde insectensoorten zijn uitgestorven) en het smelten van ijs.

 

Temperatuurverschillen in Siberië ten opzichte van ‘normaal’

klimaatverandering Siberie

 

Door de droogte en hoge temperaturen kunnen watertekorten ontstaan. Vooral in het binnenland van Nederland komt dit voor. Ook kunnen door extreme droogte natuurbranden ontstaan. Hierbij gaan grote stukken bos of andere natuur verloren. Het herstel hiervan kost vele jaren. Het leefgebied van dieren wordt hierdoor flink aangetast.

 

Lees ook eens de informatie en bekijk het filmpje op https://www.knmi.nl/kennis-en-datacentrum/uitleg/droogte.

 

Australië kampt al lange tijd met extreme droogte en hoge temperaturen. Daardoor waren er in het land veel bosbranden.

 

 

Lesopdrachten

Lesopdracht 1

Om je plaats op aarde te kunnen bepalen gebruiken we dus breedtegraden en lengtegraden. Jullie gaan hiermee oefenen door zelf een wereldbol te maken met deze horizontale en verticale lijnen. Je moet netjes en precies werken om de lijnen op de goede plekken te zetten. Daarnaast gaan jullie een eigen windroos maken en met behulp van de atlas gaan jullie voor enkele plaatsen bepalen wat hiervan de coördinaten zijn. Die opdrachten, hieronder verder uitgewerkt.

 

 

Opdracht 1:

Je gaat een eigen aardbol met coördinaten op het bordje wat je hebt gekregen. Teken een deel van de aarde op deze wereldbol. Vervolgens moeten alle breedte- en lengtelijnen op de juiste manier worden toegevoegd. Werk daarom met verschillende kleuren én een liniaal om het overzichtelijk te houden.

 

Eisen van jouw aardbol:

  • Deel van de aarde (continenten) moeten zichtbaar zijn.
  • Vul de graden (°) op de goede plek naast de aardbol.
  • Teken de breedtecirkels (0°, 30°, 60° NB en ZB).
  • Teken de lengtecirkels (0°, 30°, 60°, 90° WL en OL).
  • Geef met een andere kleur de evenaar aan.
  • Geef met nog een andere kleur de nulmeridiaan aan.

 

Opdracht 2:

Maak je eigen windroos. Zoek op google afbeeldingen van een windroos. Er zijn veel verschillende manieren om een windroos te maken, zowel 2D als 3D. Maak nu je eigen versie van een windroos. Wees creatief!

 

Eisen aan de windroos:

  • Noorden, oosten, zuiden en westen moeten duidelijk zichtbaar zijn.
  • Noordoosten, zuidoosten, zuidwesten en noordwesten moeten duidelijk zichtbaar zijn.

 

Na afloop hangen we de windrozen in het stamgroeplokaal op.

 

Opdracht 3:

Pak de atlas. Alle kaarten in de atlas hebben ook breedte- en lengtecirkels. Kijk daarom goed aan de zijkanten van iedere kaart om welke graden het per lijn gaat. Zoek de volgende steden op via een kaart in de atlas. Schrijf de breedtegraden en lengtegraden per stad op om een goede plaatsbepaling te maken per stad. Doe het zoals in het voorbeeld uit de lesstof over Amsterdam: 52°NB 5°OL.

  • Zwolle
  • New York
  • Tokyo

 

Zoek vervolgens nog vijf plaatsen op, met minimaal 5 miljoen inwoners, en noteer de coördinaten van die plaatsen.

Lesopdracht 2

 

 

Maak een tweetal. Leg in een chatgesprek (Whatsapp/dm) met behulp van emoji’s uit hoe de platentektoniek werkt. Behandel in ieder geval de volgende zaken:

  • Plaatbewegingen
  • Gevolgen van deze plaatbewegingen
  • Landen waar deze plaatbewegingen voorkomen

 

Maak screenshots van je chatgesprek en stuur deze naar de docent. Let op: je gebruikt dus alleen maar emoji’s!

Lesopdracht 3

Aardbevingen

 

Ga naar de website van de USGS, het geologisch instituut van de Verenigde Staten. Je ziet hier de meest recente aardbevingen die hebben plaatsgevonden.

  1. Kies een recente aardbeving (noteer de datum).
  2. Waar lag het epicentrum van deze aardbeving? Noteer de plaatsnaam en de naam van het land.
  3. Wat was de kracht op de schaal van Richter? Was het een krachtige aardbeving?
  4. Verklaar aan de hand van platentektoniek waarom de aardbeving daar voorkwam. Gebruik hierbij de atlas en de informatie uit de lessen.
  5. Komen hier vaker aardbevingen voor? Zo ja: noem een aantal andere data waarop aardbevingen voorkwamen. Zo nee: waarom niet?
  6. Kan deze aardbeving een tsunami veroorzaken? Waarom wel/niet? Leg dit duidelijk uit.
  7. Vond de aardbeving plaats in een arm of een rijk gebied? Wat zijn de gevolgen hiervan?
  8. Alleen voor HV: Leg uit wat je antwoord op vraag 7 te maken heeft met de schaal van Mercalli.

Lever je document in bij de docent.

Lesopdracht 4

Natuurrampen in het verleden

 

Tegenwoordig vinden er niet meer natuurrampen plaats dan vroeger, alleen weten we het nu veel sneller door internet. Op veel oude kunstwerken zien we afbeeldingen van natuurrampen, bijvoorbeeld op muurschilderingen of oude verhalen. Jullie gaan zo'n oud kunstwerk namaken of uitbeelden.

 

Je kiest een natuurramp uit: een tsunami, een aardbeving of een vulkaanuitbarsting. Hiervan ga je een foto maken, die je ook gaat bewerken met beeldeffecten. De ramp vond zogenaamd plaats in de oudheid, de tijd van Grieken en Romeinen (3000 v.C. tot 500 n.C.). Daarom lijkt jullie foto ook op zo'n muurschildering. 

 

Denk hierbij aan:

  • Kleding
  • Attributen
  • Uitbeelding van de natuurramp (zoals water, natuur, bergen, enz.)
  • Dat het historisch correct moet zijn (realistisch)

 

Bacchus en de Vesuvius

Lesopdracht 5

Orkanen en tornado's in het nieuws

 

Maak een tweetal. Schrijf een nieuwsbericht of maak een korte nieuwsuitzending waarin je de bevolking informeert over een naderende orkaan of tornado (maak een keuze). Leg aan de lezers/kijkers uit:
-    hoe deze ramp ontstaat,
-    waarom die op deze plek voorkomt,
-    wat de verwachtingen zijn voor de komende tijd,
-    wat zij moeten doen.

Je maakt een keuze tussen een nieuwsfilmpje (journaal), podcast of een getypt nieuwsbericht. Het is belangrijk dat het wel realistisch is. We laten ons werk zien in de kring.

Lesopdracht 6

Watersnoodramp museum (Watersnoodramp 1953)

 

In de lessen hebben jullie geleerd over verschillende soorten overstromingen en waar deze kunnen ontstaan. Ieder gebied op aarde met risico tot overstromingen heeft verschillende factoren waardoor een overstroming kan ontstaan. Denk hierbij aan de natuurlijke situatie (vorm van het gebied), klimaat (veel regen), bebouwing (verstening) en rijkdom (geld voor bescherming).

In 1953 was de bescherming tegen water in Nederland nog veel minder met de watersnoodramp tot gevolg. We hebben hier veel van geleerd en tegenwoordig is een dergelijke ramp bijna niet meer voor te stellen.

Jullie gaan een kijkje nemen in het museum van deze watersnoodramp die ons veel heeft geleerd over de gevolgen en wat we moesten doen om ons beter te gaan beschermen. Voor informatie over de watersnoodramp kun je naar de volgende site: https://watersnoodmuseum.nl/

Op deze site kun je ook digitaal door het museum lopen: https://watersnoodmuseum.nl/digitaal-museum/

 

Opdracht:         (35 minuten)

Maak groepjes van 2 tot 3 leerlingen:

  • Loop door het virtuele museum.
  • Zoek een bezienswaardigheid wat jou opvalt en interesseert.
    • Kijk ook goed of er extra informatie bij beschikbaar is.
  • Maak screenshots van deze bezienswaardigheid
    • Maak ook screenshots van eventuele extra informatie die beschikbaar is.
  • Print de screenshots uit op a3 papier.
  • Bereid een kort stukje voor over deze bezienswaardigheid
    • Vertel wat over de bezienswaardigheid (informatie).
    • Wat interesseert je hieraan?
    • Waarom heb je deze gekozen?

 

Afronding:        (25 minuten)

  • Ieder groepje krijgt een plekje in het lokaal
  • Je hangt jouw screenshots op.
  • We lopen met de klas langs de verschillende bezienswaardigheden.
  • Als we bij jouw bezienswaardigheid zijn, zorg dat je er wat over kan vertellen. Inhoudelijk en wat jullie eraan interesseert of boeit!

Lesopdracht 7

Bosbranden

 

Maak in tweetallen een mysterie over bosbranden. Een mysterie is een soort spel waarin je oorzaken en gevolgen op goede volgorde moet leggen, om een situatie of probleem te kunnen begrijpen. Je gaat zelf kaartjes maken, die andere leerlingen gaan oplossen.

 

Voordat je gaat beginnen, kies je een gebied uit waar jullie je op focussen. Een aantal voorbeelden zijn te vinden op: https://www.theguardian.com/world/wildfires.

 

Ga in je mysterie in op de volgende dingen:

  • Het ontstaan van bosbranden in het gekozen gebied
  • De gevolgen van bosbranden
  • Mogelijke oplossingen tegen bosbranden in het gekozen gebied

 

Hier moeten de mysteries aan voldoen:

  • Minimaal twintig kaartjes
  • Tekst en tekeningetjes
  • Netjes en verzorgd

 

In de les gaan we ook de mysteries van elkaar spelen.

Begrippen

KT en TH

Voor de kennistoets moet je ook de begrippen (dikgedrukte belangrijke woorden) leren. Je maakt zelf een begrippenlijst, waarin je ze in je eigen woorden uitlegt. Je mag hiervoor alle bronnen gebruiken. Ook het tempo waarop je dit doet, bepaal je zelf. Houd wel goed de inleverdatum in de gaten!

 

Thema 1:

 

Absolute ligging

Breedteligging

Lengteligging

Evenaar

Noordelijk halfrond

Zuidelijk halfrond

Noordpool

Zuidpool

Breedtecirkels

Noorderbreedte

Zuiderbreedte

Lage breedte

Hoge breedte

Gematigde breedte

Meridianen/lengtecirkels

Nulmeridiaan

Westelijk halfrond

Oostelijk halfrond

Westerlengte

Oosterlengte

Coördinaten

 

Thema 2:

 

Aardkorst

Aardplaat

Magma

Platentektoniek

Breuklijn

Bevolkingsdichtheid

Infrastructuur

Aardbeving

Epicentrum

Tsunami

Zeebeving

Schaal van Richter

Evacuatie

Vulkanisme

Lava

Stratovulkaan

Explosieve vulkaanuitbarsting

Stollen

Schildvulkaan

Reliëf

Vruchtbaar

 

Thema 3:

 

Atmosfeer

Waterdamp

Condenseren

Neerslag

Aardverschuiving

Ontbossing

Orkaan

Tornado

Versterkt broeikaseffect

Overstroming

Wateroverlast

N.A.P. (Normaal Amsterdams Peil)

Bodemdaling

Zeespiegelstijging

Modderstroom

Overstromingsrisicobewustzijn

Terp

Dijk

Klimaatverandering

Hittegolf

Natuurbrand

Extreme droogte

 

HV

Voor de kennistoets moet je ook de begrippen (dikgedrukte belangrijke woorden) leren. Je maakt zelf een begrippenlijst, waarin je ze in je eigen woorden uitlegt. Je mag hiervoor alle bronnen gebruiken. Ook het tempo waarop je dit doet, bepaal je zelf. Houd wel goed de inleverdatum in de gaten!

 

Thema 1:

 

Absolute ligging

Breedteligging

Lengteligging

Evenaar

Noordelijk halfrond

Zuidelijk halfrond

Noordpool

Zuidpool

Breedtecirkels

Noorderbreedte

Zuiderbreedte

Lage breedte

Hoge breedte

Gematigde breedte

Meridianen/lengtecirkels

Nulmeridiaan

Westelijk halfrond

Oostelijk halfrond

Westerlengte

Oosterlengte

Coördinaten

 

 

 

Thema 2:

 

Endogene krachten

Exogene krachten

Aardkorst

Aardplaat

Magma

Platentektoniek

Breuklijn

Bevolkingsdichtheid

Risicoperceptie

Centrumlanden

(Semi)periferie

Infrastructuur

Hazard management

Aardbeving

Epicentrum

Tsunami

Zeebeving

Schaal van Richter

Evacuatie

Vulkanisme

Subductie

Lava

Stratovulkaan

Explosieve vulkaanuitbarsting

Stollen

Schildvulkaan

Reliëf

Vruchtbaar

 

 

 

 

 

Thema 3:

 

Atmosfeer

Waterdamp

Condenseren

Neerslag

Aardverschuiving

Ontbossing

Orkaan

Tornado

Versterkt broeikaseffect

Overstroming

Wateroverlast

Flash floods

Verstening

N.A.P. (Normaal Amsterdams Peil)

Infiltratie

Bodemdaling

Zeespiegelstijging

Modderstroom

Overstromingsrisicobewustzijn

Terp

Dijk

Klimaatverandering

Hittegolf

Natuurbrand

Extreme droogte

 

Onderzoeksopdracht

Voorlichting en evacuatie

 

Tijdens deze Xperience hebben we een aantal natuurrampen behandeld. Je gaat in een groepje een voorlichting en evacuatie-instructie maken voor de mensen in dit gebied. Hieronder staat, in het kort, een stappenplan. Voordat je direct aan de slag gaat met het verzamelen van informatie en verwerken ervan, ga je eerst rustig in je groepje nadenken over wat jullie precies willen doen. De voorbereiding van het onderzoek zet je op papier en dat noem je een onderzoeksplan.

 

Elk onderzoek is eigenlijk een ‘probleem’, met een mogelijke oplossing. Daarom moet je eerst het probleem benoemen. Bij Xperience Natuurrampen is dat probleem:

“Hoe kun je leven in een gebied waar natuurrampen voorkomen?”

Jullie, als onderzoekers, gaan de lokale bevolking een oplossing bieden voor dit probleem.

 

Stap 1: De docent deelt de groepjes in (of overlegt met de stamgroep hoe deze ingedeeld worden).

 

Stap 2: Maak een keuze uit een van de behandelde natuurrampen: aardbevingen, tsunami’s, vulkanen, aardverschuivingen, modderstromen, orkanen, tornado’s, overstromingen , extreme droogte of natuurbranden.

 

Stap 3: Kies vervolgens één gebied uit waar vaak zo’n natuurramp voorkomt. Maak hierbij gebruik van de Grote Bosatlas. Dit moet realistisch zijn.

 

Stap 4: Maak een onderzoeksplan.

De volgende vragen beantwoord je in het plan:

  1. Wie? Taakverdeling, wie doet wat.
  2. Wat? Wat ga je onderzoeken, maken, ontwerpen? Wat wordt het eindproduct?
  3. Waar? Gebeurt het meeste werk op school, tijdens de XP-les of thuis?
  4. Wanneer? Wat wordt de tijdsplanning? Werk dit grondig uit.
  5. Waarom? Welke doelen willen jullie behalen?
  6. Hoe? Hoe ga je het aanpakken? Plan van aanpak.

Je levert het onderzoeksplan in. Hier krijg je punten voor, die in je uiteindelijke productcijfer meetellen. Als je het nagekeken plan terugkrijgt, kan je ‘m met feedback van de docent eventueel aanpassen. Het is een werkdocument.

 

Stap 5: Verzamel informatie over de natuurramp en noteer steeds de bronnen (hele internet-URL kopiëren).

Het eerste deel van de presentatie is informatief voor de bewoners van het gebied. Een aantal voorbeeldvragen die je kunt gebruiken bij het verzamelen van de informatie:
-    Wat merk je als de ramp plaatsvindt?
-    Waar moet je voor uitkijken?
-    Waar moet je naartoe gaan? Of moet je thuisblijven? Dit zijn de evacuatie-instructies.

Door middel van jullie presentatie gaan jullie de bevolking hiervan op de hoogte brengen. Het ontstaan van de ramp kan kort en bondig benoemd worden (omdat iedereen dit geleerd heeft voor de toets). Gebruik voorbeelden, informatie die van belang is voor de lokale bevolking.

Het tweede deel bestaat uit het presenteren van een product (zie stap 6).

 

Stap 6: Verwerk de informatie in een eindproduct. Bepaal de vorm van het eindproduct.

Uiteindelijk presenteer je je bevindingen aan de klas (de ‘lokale bevolking’), maar daar heb je wel een product voor nodig. Het product is een verwerking van de informatie op een originele, vernieuwende manier.

 

Voorbeelden: maak een documentaire, nieuwsaflevering, podcast, maquette, klokhuisaflevering, krant, app, tijdschrift, informatiebord + waarschuwingsbord, toneelstuk, (bord)spel, folder met instructies voor lokale bevolking, stripverhaal, website, blog/vlog of een onderzoeksverslag. Of bedenk zelf iets! Overleg wel met de docent.

Maar wat er in ieder geval, bij elke vorm, in voor moet komen is:
1.    Een zelfgemaakte kaart van het gebied,
2.    Goede, belangrijke informatie,
3.    Evacuatie-instructies,
4.    Oplossingen om de gevolgen van de ramp in de toekomst te verkleinen/voorkomen.

 

Stap 7: Presenteer het eindproduct aan de klas.

 

Na het maken van je product, ga je nadenken hoe je de resultaten aan de klas gaat presenteren. Een eis van de presentatie is dat deze interessant en leuk is om naar te kijken. Ieder groepslid heeft een aandeel in de presentatie. De klas geeft feedback aan het presenterende groepje. Daarnaast is er voor de lengte van de presentatie de richtlijn van 10 tot 15 minuten.

 

Tips:

  • Zorg voor een originele manier van presenteren.
  • Een interactieve presentatie is leuk voor het publiek.
  • Gebruik het product dat jullie gemaakt hebben (je hebt het niet voor niets gemaakt).

 

Eisen:

  • Gebruik het product en de kaart.
  • Ieder groepslid presenteert.
  • Het publiek is de lokale bevolking van het door jullie gekozen gebied. Speel hierop in:
    • Zinnen in de eigen taal,
    • Verdiep je in de lokale cultuur,
    • Zorg voor interactie (bijvoorbeeld een oefening),
    • Enz…

 

Je krijgt een cijfer voor het product, de kaart en de presentatie, dat twee keer meetelt voor Xperience Natuurrampen.

De docent heeft het recht om groepsleden onafhankelijk van elkaar te beoordelen, als hij/zij daar redenen voor heeft.

Handige links

 

 

 

Reflectie, portfolio en feedback

Beantwoord de volgende vragen in een document. Print het uit en voeg het in je portfolio.

 

  1. Geef een reactie op de stelling: Xperience Natuurrampen sloot goed aan bij mijn interesses.
  2. Geef een reactie op de stelling: Ik vond de verschillende werkvormen in de lessen van Xperience Natuurrampen leuk.
  3. Wat vond je het meest nuttige onderdeel van deze Xperience?
  4. Wat heb je geleerd bij deze Xperience? Dit kan gaan over het onderwerp, over de samenwerking/taakverdeling in je groepje en alles wat je zelf wilt delen.
  5. Wat vond je leuk/interessant om te doen? Licht je antwoord toe.
  6. Wat vond je niet zo leuk/interessant? Licht je antwoord toe.
  7. TOP: Waar ben je goed in? Was dit een ontdekking of wist je dit al van jezelf?
  8. TIP: Wat kan een volgende keer beter en/of anders? Licht je antwoord toe.
  9. Welke drie doelen heb je voor de volgende Xperiences?
  10. Wil je verder nog iets kwijt over deze periode?

 

Kies ook iets uit wat je hebt gemaakt bij deze Xperience en waar je trots op bent of wat je bijzonder vindt en voeg dit toe aan je portfolio.

 

Feedback

Je krijgt op twee manieren feedback:

  • Van je docent. Je krijgt een observatie bij je rapport, waarin de docent aangeeft hoe je gewerkt hebt, wat je sterke en ontwikkelpunten zijn.
  • Van je medeleerlingen, tijdens de presentaties.

 

Beide soorten feedback kun je in je portfolio voegen!

Leerdoelen en kerndoelen

Leerdoelen

Dit zijn de leerdoelen van deze Xperience. Per niveau staat aangegeven wat je uiteindelijk moet kunnen.

 

* Je dient de volgende natuurrampen te leren: aardbevingen, tsunami’s, vulkaanuitbarstingen, aardverschuivingen, modderstromen, orkanen, tornado’s, overstromingen, extreme droogte of natuurbranden.

 

Kerndoelen Mens en Maatschappij die in deze Xperience aan bod komen
2. Je bent je bewust van het gebruik van de aarde door de mens en je hebt inzicht in de gevolgen daarvan.
7. Processen op aarde waarbij chemische en mechanische veranderingen plaatsvinden aan materialen/stoffen zijn het gevolg van energiestromen en verschillende kringlopen, aangedreven door de zon en het binnenste van de aarde, inzichtelijk maken.
8. Inzien dat landschapszones en natuurrampen gebonden zijn aan natuurwetten en de mens op verschillende schaalniveaus veranderingen in de biosfeer aanbrengt die gevolgen hebben voor bewoning en omgeving.

 

  • Het arrangement Xperience Natuurrampen is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteurs
    Thom van Kekem Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2022-11-29 10:55:37
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Hier vind je het lesmateriaal en de opdrachten voor Xperience Natuurrampen.
    Leerniveau
    VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 1; VWO 2; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 2; VMBO theoretische leerweg, 1; HAVO 1; VMBO theoretische leerweg, 2; VWO 1; HAVO 2;
    Leerinhoud en doelen
    Landschappen (en menselijke activiteit); Risico's van natuurrampen; Relaties tussen endogene en exogene processen; De mens en zijn fysieke- en ruimtelijke leefomgeving (duurzaamheid, ruimtelijke inrichting en milieu); Werk, welzijn en welvaart; Systeem aarde; Endogene processen; Werking van endogene krachten wereldwijd; Relaties tussen endogene processen; Kringlopen in het dagelijks leven; Fysieke leefomgeving; Mens en maatschappij; Reliëfvormen als gevolg van endogene- en exogenen processen; Aardrijkskunde; Werking van exogene processen; Endogene krachten en menselijke activiteiten [vervallen na 2014]; Exogene processen; Natuurrampen; Ontstaan en gevolgen van natuurrampen;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld