Als je precies wilt weten waar een plaats ligt, moet je kijken naar de absolute ligging. De absolute ligging bestaat uit breedteligging en lengteligging.
Breedteligging (links) en lengteligging (rechts)
De aarde is een bol met in het midden de evenaar. De evenaar verdeelt de aardbol in twee delen: het noordelijk halfrond en het zuidelijk halfrond. Helemaal in het noorden ligt de Noordpool en helemaal in het zuiden de Zuidpool.
De halfronden kun je opdelen in breedtegraden. Bij de evenaar bevind je je op 0° en op de Noordpool op 90°. Alle breedtecirkels liggen evenwijdig aan elkaar, ze kruisen elkaar dus niet. Ligt een plaats ten noorden van de evenaar, dan ligt deze op noorderbreedte (NB). Ligt een plaats ten zuiden van de evenaar, dan noem je dat zuiderbreedte (ZB). Amsterdam ligt bijvoorbeeld op 52° NB.
Als een plaats dicht bij de evenaar ligt, dan ligt deze plaats op lage breedte. Een plaats die ver van de evenaar af ligt, ligt op hoge breedte. Ertussenin, zoals waar Nederland ligt, noem je gematigde breedte.
Om de precieze ligging van een plaats te weten heb je niet genoeg aan alleen de breedteligging van die plaats. Ook de lengteligging is belangrijk.
Meridianen zijn lengtecirkels. Ze lopen van de Noordpool naar de Zuidpool en verdelen de aarde van noord naar zuid. De nulmeridiaan loopt over Greenwich (vlak bij Londen) en bevindt zich, zoals de naam al zegt, op 0°. Vanaf de nulmeridiaan kun je twee kanten uit, naar het westen (het westelijk halfrond) en het oosten (het oostelijk halfrond). Het werelddeel Noord-Amerika ligt op westerlengte (WL) en Azië op oosterlengte (OL). Als je beide kenmerken (breedte- en lengteligging) van een plaats hebt, dan kun je met coördinaten aangeven waar de plaats ligt. Amsterdam ligt op 52°NB 5°OL.