Inleiding
Deze wikiwijs is gemaakt voor leerlingen van havo 2 die vanalles over planten te weten willen komen.
Met deze wikiwijs leert de leerling de volgende dingen:
Je kan aan het einde van deze wikiwijs...
... kenmerken en voorbeelden van één- en tweezaadlobbigen noemen;
... de bouw van de organen van een plant omschrijven;
... in plantorganen herkennen en de functie van deze weefsels benoemen;
... uitleggen hoe planten groeien;
... de namen van de onderdelen van de microsoop opnoemen met hun functie;
... een microscopisch preparaat maken van een plant;
... op de juiste manier een microscoop gebruiken;
... een correcte microscoopische tekening maken van een plant.
De bouw van een plant
De wortel
De wortel van een plant bestaat uit verschillende onderdelen.
Een wortel heeft drie verschillende functies:
- Stevigheid
- Opnemen van voedingstoffen
- Opslaan van reserve stoffen
Stevigheid
Een plant krijgt veel stevigheid door de wortels. Deze zorgen er namelijk voor dat de plant niet kan weg waaien, omdat hij in de grond vast staat.
Opnemen van voedingsstoffen
Via de wortels kijgt een plant zijn voeding binnen. Dit begint bij de wortelharen. Omdat deze heel klein zijn, is er veel oppervlakte waardoor de voedingsstoffen in de wortel kunnen komen.
Opslaan van reserve stoffen
Wanneer een plant meer dan één seizoen leeft, heeft deze een opslag nodig voor de reserve stoffen. Deze reserve stoffen worden opgeslagen in de wortels zodat de planten ook in de winter kunnen overleven.
De stengel
De stengel is een belangrijk onderdeel van de plant. Twee belangrijke functies van de stengel zijn:
- Het transporteren van voedingstoffen door de plant.
- Het dragen van de bloemen en bladeren.
Hieronder zijn de belangrijkste onderdelen van de stengel aangegeven in de afbeelding.
Klik op de afbeelding om het goed te kunnen bekijken.
In de stengel zitten vaten genaamd vaatbundels. De vaatbundels zorgen voor de transport van voedingsstoffen door de plant.
Vaatbundels bestaan uit bastvaten en houtvaten.
Bastvaten zijn levende cellen die stoffen zoals suiker transporteren van de bladeren naar de wortels.
Houtvaten zijn dode cellen die stoffen zoals water en mineralen van de wortels naar de bladeren transporteert. Houtvaten hebben een dikke celwand, waardoor de plant stevigheid krijgt.
Hierboven zie je de ligging van de houtvaten en bastvaten in een stengel.
Het blad
https://www.bioplek.org/animaties%20onderbouw/fotosyntheseonderb/bladalgemeen.html
Hierboven staat een link naar een uitleg over de functies van een blad.
Hieronder staat een link, zodat je nog even goed de onderdelen van een plant kan leren.
https://biologiepagina.nl/Oefeningen/Bouwplant/bouwplant.htm
De bloem
Een bloem bestaat uit veel verschillende onderdelen. Hieronder staat schematisch een bloem afgebeeld.
Een meeldraad van de bloem is het mannelijke voortplantingsorgaan. Dit bestaat uit een helmknop en een helmdraad. In de helmknop worden stuifmeelkorrels aangemaakt.
De stamper van de bloem is het vrouwelijke voortplantingsorgaan. Dit bestaat uit de stempel, stijl en het vruchtbeginsel. De stempel kan de stuifmeelkorrels opvangen. In het vruchtbeginsel zitten één of meerdere zaadbeginsels. de stijl verbindt de stempel en het vruchtbeginsel.
De kelk van de bloem zorgt voor de bescherming van de bloem, wanneer deze nog in de knop zit.
De kroonbladeren kunnen met hun velle kleuren insecten lokken.
https://www.bioplek.org/animaties/planten_dieren/bloem.html
Hier is je nog een goede animatie en uitleg van de bloem. T/m blz 30.
Kenmerken van zaadlobbigen
De bedektzadigen bestaan uit twee groepen, de éénzaadlobbigen en de tweezaadlobbigen.
De éénzaadlobbigen zijn planten waarbij vaak één zaadlob per zaad zit.
De tweezaadlobbigen zijn planten waarbij vaak twee zaadlobben per zaad zitten.
Hieronder is links een éénzaadlobbige (monocotyle) cel te zien en rechts een tweezaadlobbige (dycotyle) cel.
Een typisch voorbeeld van een tweezaadlobbige: de boterbloem
Graan is een typisch voorbeeld van een éénzaadlobbige
Herkennen van weefsels in plantenorganen
Hier komen verschillende afbeeldingen te staan van weefsels in plantorganen met een omschrijving erbij. Mis ook wel een leuke oefening.
Een groep cellen die dezelfde functie hebben noem je een weefsel.
We bespreken een aantal weefsels die in een plant voorkomen.
Allereerst heb je het groeiweefsel. Dit bevindt zich in de worteltoppen, okselknoppen en knoppen van een plant. De plant groeit doordat cellen in het groeiweefsel zich gaan delen.
In de zaden van planten en in bollen zit ook groeiweefsel.
Eerder hebben we het al gehad over bastvaten en houtvaten. Dit zijn transportweefsels. Ze zorgen ervoor dat verschillende stoffen worden getransporteerd door de plant heen. Om deze transportweefsels zit vaak ook steunweefsel. Dit steunweefsel geeft extra stevigheid.
In een plant zit veel vulweefsel. Dit vulweefsel bevat veel bladgroen in het blad en aan het oppervlak van groene stengels. Aan de binnenkant van de stengel bevat het vulweefsel geen bladgroen. In de wortels kan vulweefsel gebruikt worden als opslagplaats voor zetmeel.
Er zijn twee typen vulweefsels in het blad. Je hebt het palissadeweefsel en het sponsweefsel. Palissadeweefsel bestaat uit langwerpige cellen met bladgroenkorrels erin. Dit weefsel is te vinden aan de bovenkant van het blad. Sponsweefsel zit echter aan de onderkant van het blad en bevat ook bladgroenkorrels. Bij sponsweefsel zit er veel ruimte (intercellulaire holtes) tussen de cellen.
De doorzichtige cellen die nauw aan elkaar zitten vormen het opperhuid. Dit opperhuidweefsel zit aan de onder en bovenkant van het blad, stengel en wortel. In de opperhoud zitten huidmondjes. Hierdoor kunnen allerlij gassen (zuurstof etc.) het blad in en uitgaan. Deze huidmondjes staan niet altijd open. Het sluiten en openen van de huidmondjes wordt geregeld door twee sluitcellen.
Plantengroei
Planten die groeien in alle soorten en maten. Maar hoe werkt dat groeien van die planten nou echt?
Er zijn twee manieren waarop een plant kan groeien. Namelijk in de breedte of in de lengte.
Bij een boom zie je goed dat hij in de breedte en in de lengte enorm kan groeien.
Breedte groei
In bomen en struiken heb je tussen de bast en het hout een laag zitten genaamd deelweefsel (cambium). De cellen in dit deelweefsel blijven zich de gehele tijd delen.
De cellen die naar binnen groeien vormen zich tot hout. De cellen die naar buiten toe afzetten, vormen zich tot de bast.
Hieronder is een link naar een filmpje die meer uitlegt over hoe jaarringen in een boom werken.
https://www.youtube.com/watch?v=uFupKPosW4g
Lengte groei
Een plant kan in de lengte groeien door groeiweefsel. Dit bevindt zich in de worteltoppen, knoppen en okselknoppen. De cellen in groeiweefsel delen zich. Dit heet celdeling.
De plantencellen ondergaan strekkinsgroei. Er zijn twee dellingszones: onder de stengeltop en boven de worteltop. Deze delingszones schuiven steeds verder naar boven (in stengel) en naar beneden (in wortel). De nieuwe cellen boven of onder de delingszones strekken zich uit door water op te nemen in de centrale vacuole. Na deze celstrekking kan de plantencel cellulose tegen de primaire celwand afzetten. Ook kan er houtstof worden afgezet. Dit zorgt voor stugheid en stevigheid. Deze laag van houtstof wordt de secundaire celwand genoemd. Hierna kan de plantencel niet meer groeien.
https://www.bioplek.org/animaties/cel/celstrekkingx.html
Klik op deze link om meer uitleg te krijgen over cel strekking.
De microscoop
Een microscoop is een handig voorwerp dat we gebruiken om dingen te zien die zo klein zijn, dat je ze met het blote oog niet kan zien. De eerste microscoop zag er heel anders uit dan die van nu. Ook kon die lang niet zoveel vergroten als de microscopen van nu. Toch was het een heel belangrijk moment toen die eerste microscoop was uitgevonden. De eer van deze uitvinding is voor Antoni van Leeuwenhoek. Hij heeft onderstaande microscoop (links) ontwikkeld in de 17e eeuw!
De microscoop met al haar onderdelen
https://www.bioplek.org/techniekonderbouw/microscoop.html
Klik op deze link om te oefenen met de benamingen van de microscoop.
Gebruik microscoop
Je weet nu uit welke onderdelen een microscoop bestaat. Nu ga je leren hoe je een microscoop gebruikt.
Volg de volgende stappen:
- Haal de microscoop voorzichtig uit de kast door met één hand het statief vast te pakken en met de andere hand de voet te ondersteunen.
- Doe de stekker van de microscoop in het stopcontact.
- Draai de tafel zo laag mogelijk en zorg dat de kleinste vergroting voor komt.
- Leg voorzichtig het preparaat tussen de preparaatklemmen.
- Doe de lamp aan en zorg dat het diafragma goed is afgesteld.
- Kijk door het oculair en draai tegelijkertijd met de grote schroef zodat de tafel beweegt en je het beeld vaag ziet.
- Nu kan je met de kleine schroef voorzichtig het beeld scherp stellen.
- Wanneer je een scherp beeld hebt, kan je de volgende vergroting ervoor zetten.
- Nu draai je alleen nog maar aan de kleine schroef totdat je een scherp beeld hebt.
Preparaat maken
Nu je weet uit welke onderdelen een microscoop bestaat en hoe je deze moet gebruiken is het ook handig om te weten hoe je een preparaat moet maken.
Hieronder staat een link die uitlegt hoe je een preparaat moet maken.
https://www.bioplek.org/techniekonderbouw/preparaatx.html
Microscopische tekening
Nu weet je alles en kan je iets microscopisch bekijken! Wat ga je hiermee doen? Je kan een tekening maken van wat je ziet. Hiervoor zijn algemene regels bedacht en die kan je lezen door op onderstaande link te klikken.
https://biologiepagina.nl/tekenregels.htm