Inflatie en koopkracht
Inflatie
Als het gemiddeld prijspeil stijgt, spreek je van inflatie.
Het gevolg van inflatie is dat je meer geld nodig hebt om het zelfde pakket goederen te kopen. Inflatie wordt daarom ook omschreven als een vermindering van de koopkracht van het geld. Omgekeerd, als het gemiddeld prijspeil daalt, spreek je van deflatie.
Bij het bepalen van de inflatie, houdt je rekening met het belang van de prijsstijging van de verschillende producten. Bijvoorbeeld een stijging van 10% van de prijs van voedingsmiddelen is voor veel gezinnen ingrijpender dan een stijging van 20% van huishoudelijke apparatuur. Om een beeld te krijgen van het belang van verschillende producten (of productgroepen) houdt het CBS zeer regelmatig een budgetonderzoek.
Als maat voor de inflatie wordt de Consumenten Prijs Index (CPI) gebruikt. Het CPI is een samengesteld gewogen gemiddelde van verschillende prijsstijgingen uitgedrukt in een indexcijfer.
Consumenten Prijs Index
Uit de gegevens uit een budgetonderzoek kan de Consumenten Prijs Index berekend worden.
Oorzaken inflatie
Inflatie kan verschillende oorzaken hebben.
Voorbeelden van mogelijke oorzaken:
- Een stijging van de bestedingen kan inflatie tot gevolg hebben. Als de productiecapaciteit de vraag naar producten niet aan kan, zal een extra vraag naar producten leiden tot prijsstijgingen.
- Loonstijgingen kunnen leiden tot inflatie. Een loonstijging kan betekenen dat de arbeidskosten per product stijgen. Hogere arbeidskosten per product zullen doorberekend worden in de verkoopprijs.
- Inflatie kan geīmporteerd worden vanuit het buitenland. In een open economie als de Nederlandse economie worden de prijzen sterk beīnvloed door ontwikkelingen in het buitenland. Als de wereldmarktprijs van grondstoffen stijgt, werken de hogere kosten door in ons prijspeil.
- Inflatieverwachtingen kunnen leiden tot inflatie. Inflatie kan een eigen leven gaan leiden. Als er inflatie wordt verwacht, zullen werknemers bij de loononderhandelingen daar hun looneisen op baseren. Als gevolg daarvan zullen de lonen stijgen en de loonstijgingen zullen doorberekend worden in de prijzen. Zo werkt de verwachting van inflatie als een 'self fullfilling prophecy'.
Inflatie en koopkracht
Je koopkracht geeft aan hoeveel producten je kunt kopen. Je koopkracht hangt af van de hoeveelheid geld die je verdient, je nominale inkomen, en van de prijzen van de producten die je wilt kopen. Je koopkracht wordt ook wel je reële inkomen genoemd.
Voorbeeld
Stel: de nominale inkomensstijging is 2% per jaar en de jaarlijkse inflatie is 4%.
Reële inkomensverandering is -1,92%
- Je berekent het reële inkomensverandering dan als volgt:
- nominale inkomensstijging is 2%, dus nominaal indexcijfer is 102
- inflatie 4%: prijsindexcijfer is 104
- reëel indexcijfer = (nominaal indexcijfer/prijsindexcijfer) x 100
- reëel indexcijfer = (102/104) x 100
- feëel indexcijfer ≈ 98,08
Andere gevolgen van inflatie
Inflatie heeft invloed op de koopkracht. Een hoge inflatie zal leiden tot hoge looneisen. Daarnaast heeft inflatie ook nog een aantal andere gevolgen:
- Mensen die geld sparen, hebben nadeel van prijsinflatie. Sparen is het uitstellen van consumptie. Over je spaargeld krijg je rente. Als het rentepercentage echter niet hoger is dat de inflatiepercentage neemt de koopkracht van je spaargeld af.
- Mensen die geld lenen, hebben voordeel van prijsinflatie. Lenen is het geld van een ander gebruiken. Het bedrag dat je leent, moet je later terug betalen. Op het moment dat je het bedrag leent, vertegenwoordigt het bedrag een bepaalde koopkracht. Als er sprake is van prijsinflatie is de koopkracht van het bedrag op het moment dat je het bedag aflost, minder.
- Prijsinflatie leidt tot een verslechtering van onze concurrentiepositie. Een open economie als de Nederlandse heeft te maken met internationale concurrentie. Als de prijzen in Nederland sneller stijgen dan in het buitenland, zal onze export afnemen.