Overheidstekort
Overheidsbegroting
De regering stelt ieder jaar een Rijksbegroting op. In de Rijksbegroting staat hoeveel geld er naar verwachting binnen zal komen en welke uitgaven er gepland zijn. De begroting is ingedeeld in hoofdstukken die elk over één ministerie gaan. De Miljoenennota is een samenvatting van de begroting. De Rijksbegroting en de Miljoenennota worden ieder jaar op Prinsjesdag, derde dinsdag van september, gepresenteerd. Op die dag leest de koningin ook de Troonrede voor. In de Troonrede staan de plannen van de regering voor het komende jaar.
Als de overheid meer geld uitgeeft dan er binnenkomt, spreek je van een begrotingstekort. Doordat de overheid jaren achtereen een begrotingstekort heeft gehad, is er een staatsschuld ontstaan. Over deze staatsschuld moet ieder jaar rente worden betaald. Als de inkomsten hoger zijn dan de uitgaven, spreek je van een begrotingsoverschot.
Als je het hebt over het begrotingsbeleid van de overheid, heb je het over het met behulp van de overheidsbegroting beïnvloeden van de ontwikkeling van de economie.
Begrotingstekort en financieringstekort
Het begrotingstekort bestaat uit de totale uitgaven minus de totale inkomsten.
Een deel van de uitgaven bestaat uit de aflossingen van de staatsschuld: leningen die de minister van Financiën in het verleden heeft afgesloten, worden terugbetaald.
Het financieringstekort is het begrotingstekort minus de aflossingen. Het financieringstekort geeft aan met welk bedrag de staatsschuld zal toenemen.
De overheid kan op de kapitaalmarkt lenen door uitgifte van staatsobligaties of door onderhands lenen bij institutionele beleggers, zoals pensioenfondsen.
Omdat de overheid op de kapitaalmarkt langlopend krediet aantrekt dat al grotendeels deel uitmaakt van de maatschappelijke geldhoeveelheid, leidt deze wijze van financiering in mindere mate tot toename van de maatschappelijke geldhoeveelheid (neutrale financiering).
De overheid kan op de geldmarkt kortlopend lenen door kasgeldleningen af te sluiten of door schatkistpapier aan de banken te verkopen. Als de overheid langs deze weg geld in omloop brengt dat afkomstig is van geldscheppende instellingen, neemt de maatschappelijke geldhoeveelheid toe (monetaire financiering).
Begrotingstekort en financieringstekort (mld €) |
Geraamde uitgaven |
271 |
Geraamde inkomsten |
240 |
Begrotingstekort |
32 |
Aflossingen |
12 |
Financieringstekort |
20 |
Begrotingsbeleid I
Klassiek begrotingsbeleid
Tot de Tweede Wereldoorlog hadden we te maken met een klassiek begrotingsbeleid. Volgens de streng-klassieken is de kleinste begroting de beste begroting. Bovendien moet de begroting altijd in evenwicht zijn.
De gematigd-klassieken hanteren de gulden financieringsregel. Leningen door de overheid zijn dan alleen aanwendbaar voor investeringen. Consumptieve overheidsuitgaven en overdrachtsuitgaven daarentegen moeten volledig door inkomsten zijn gedekt.
Conjunctureel begrotingsbeleid
Na de Tweede Wereldoorlog volgde er een periode met conjunctureel begrotingsbeleid. Conjunctureel begrotingsbeleid sluit aan bij de vraagzijde van de economie. Bij het anticyclische begrotingsbeleid gaat de overheid de schommelingen in de effectieve vraag van de particuliere sector tegen door het vergroten van de uitgaven en het verlagen van de ontvangsten in een situatie van laagconjunctuur. In een hoogconjunctuur worden de uitgaven verlaagd en de ontvangsten vergroot.
Begrotingsbeleid II
Structureel begrotingsbeleid
Het structureel begrotingsbeleid kent een strikte scheiding tussen inkomsten en uitgaven. Er wordt bij het afsluiten van het regeerakkoord voor de vier regeringsjaren een schatting gemaakt van de inkomsten. De hoogte van de uitgaven wordt na politieke onderhandelingen voor elk ministerie voor vier jaar vastgelegd.
In de praktijk kunnen mee- en tegenvallers ontstaan. Als de groei hoger is dan voorspeld, ontstaan er meevallers. Als de groei lager is dan voorspeld, ontstaan er tegenvallers. Over deze eventuele mee- en tegenvallers worden afspraken gemaakt tussen de regeringspartijen.
- Meevallende inkomsten worden deels gebruikt voor verlaging van de staatsschuld en deels voor lastenverlichting.
- Meevallende uitgaven mogen niet gebruikt worden voor nieuwe uitgaven maar moeten worden gebruikt om de staatsschuld te verlagen.
- Tegenvallende inkomsten kunnen leiden tot een oplopend financieringstekort en lastenverzwaring.
- Tegenvallende uitgaven moeten binnen de begroting van elk ministerie worden opgevangen en mogen niet leiden tot lastenverzwaring voor de burgers.