Productiekosten
Productiekosten
Om te produceren maakt een bedrijf productiekosten.
Voorbeelden van productiekosten zijn:
- personeelskosten
- energiekosten
- administratiekosten
- huisvestingskosten
- reclamekosten
- afschrijvingskosten
- rentekosten
- materiaalkosten of grondstofkosten (alleen productiebedrijf)
- inkoopkosten (alleen winkel)
De productiekosten kun je onderverdelen in twee soorten:
- constante kosten of vaste kosten
- variabele kosten
Het is voor een ondernemer belangrijk om te weten wat er met zijn kosten gebeurt als hij meer gaat produceren. Zijn de extra kosten groter dan de extra opbrengsten, dan is uitbreiden onverstandig.
De extra kosten bij de uitbreiding van de productie met één eenheid noem je de marginale kosten.
Afschrijvingskosten
Het minder waard worden van machines geef je aan met de afschrijvingskosten.
Het bedrag dat de machine minder waard wordt, moet de ondernemer reserveren om nieuwe machines te kunnen kopen als de machines verouderd of versleten zijn.
Er zijn verschillende manieren om de afschrijvingskosten te bereken.
Voorbeeld 1
Een laptop is gekocht voor € 2.700,-.
De laptop gaat drie jaar mee.
De afschrijvingskosten zijn dan
€ 2.700,- : 3 = € 900,- per jaar.
Voorbeeld 2
De aanschafprijs van een machine is € 40.000,-.
Met de machine kunnen 20.000 producten gemaakt worden.
De afschrijvingskosten zijn dan
€ 40.000,- : 20.000 = € 2,- per product.
Variabele en constante kosten
De totale variabele kosten (TVK) zijn kosten die afhankelijk zijn van de productieomvang. Voorbeelden van variabele kosten zijn grondstofkosten, onderhoudskosten, kosten voor tijdelijk personeel en een deel van de energiekosten.
De totale constante kosten (TCK) zijn kosten die onafhankelijk zijn van de productieomvang. Voorbeelden van constante kosten zijn afschrijvingskosten, huisvestingskosten en kosten voor vast personeel.
De totale kosten (TK) zijn de totale variabele kosten plus de totale constante kosten:
TK = TVK + TCK
In de tabel zijn de TVK, TCK en TK van de meubelfabriek weergegeven.
Gemiddelde kosten en marginale kosten
In de tabel hieronder zie je ook de kosten per product: de gemiddelde kosten.
De gemiddelde variabele kosten (GVK) zijn:
GVK = \(\frac{\text{TVK}}{q}\)
De gemiddelde constante kosten (GCK) zijn:
GCK = \(\frac{\text{TCK}}{q}\)
De gemiddelde totale kosten (GTK) zijn:
GTK = \(\frac{\text{TK}}{q}\) = GVK + GCK
In de tabel staat de toename van de productie in de tweede
kolom 'tussen de regels in'; het gaat om de verandering.
De marginale kosten (MK) zijn de extra kosten
bij de uitbreiding van de productie met één eenheid product:
MK = \(\frac{\text{toename TK}}{\text{toename }q}\) = \(\frac{\vartriangle \text{TK}}{\vartriangle q}\)
Ook de marginale kosten staat 'tussen de regels in'.
Proportioneel variabele kosten
Als bij een toename van de productieomvang de gemiddelde variabele kosten gelijk blijven, is er sprake van proportioneel variabele kosten.
In de tabel hieronder zie je dat de TVK steeds met € 200,- toenemen als de productie met één toeneemt. Er is dus sprake van proportioneel variabele kosten.
Merk op:
Als er sprake is van proportineel variabele kosten zijn de marginale kosten steeds gelijk.