Wat ben je groot geworden! Dat heeft vast wel eens iemand tegen jou gezegd.
Je bent gegroeid en meestal is dat een geleidelijk proces. Maar soms gaat die groei ook heel snel.
Waarschijnlijk ben je in je zoektocht naar de antwoorden een paar keer het woord cel tegengekomen.
Je weet waarschijnlijk wel dat de cellen de bouwstenen zijn van alle organismen.
Als je een bouwwerk van Lego groter wilt maken (en dus wilt laten groeien) kun je twee dingen doen:
de stenen groter maken, dus bijvoorbeeld Duploblokken in plaats van Legoblokjes nemen;
meer Legoblokjes gebruiken.
In de natuur komen beide vormen van groei voor.
Om dat te begrijpen, bestudeer je eerst de bouwstenen: de cellen.
Daarna kijk je hoe al die cellen samen een organisme vormen en hoe een organisme kan groeien.
Startopdracht A
Wat ga je worden?
Bekijk de twee filmpjes en beantwoord daarna de vragen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Zoek uit waardoor het organisme op een bepaald moment heel snel groeit.
Wissel de antwoorden met elkaar uit.
Maak daarna de vier bijschriften compleet. Dit doe je door de zin aan te vullen met: ..., dat komt doordat…
Bespreek de antwoorden in de klas.
Voordat je begint
Benodigdheden
microscoop
prepareermateriaal
teken- en schrijfmateriaal
lineaal of meetlint
plantenstengel
vel papier
Tijd blok:
5 uur
Leerdoelen en vaardigheden
Leerdoelen
Je kunt:
de volgende onderdelen van een cel in een afbeelding benoemen: celwand, celmembraan, celkern, kernmembraan, cytoplasma, vacuole, bladgroenkorrel, ★plastide, ★chromoplast, ★leukoplast, ★chloroplast.
uitleggen wat de functies van de verschillende cel onderdelen zijn.
de verschillen tussen een plantaardige- en een dierlijke cel beschrijven.
★ de verschillen tussen een plantaardige- en een dierlijke cel verklaren.
uitleggen dat cellen samen weefsel vormen, dat weefsels samen organen vormen en dat organen samen een orgaanstelsel vormen.
de organisatieniveaus binnen een organisme noemen (orgaan, weefsel en cel) en met een voorbeeld toelichten.
voorbeelden en functies van verschillende typen weefsels en organen bij planten en dieren noemen.
uitleggen dat cellen (actief en passief) stoffen kunnen opnemen en gebruiken.
verklaren dat opnemen en gebruiken van stoffen nodig is voor celdeling, celfuncties en groei.
uitleggen wat er gebeurt bij een celdeling.
★ = verdieping
Vaardigheden:
Je kunt:
een preparaat maken van een dierlijk of plantaardig weefsel.
een preparaat met een microscoop bekijken.
een schematische tekening van een microscopische waarneming maken.
een eigen onderzoeksvraag en hypothese formuleren bij een gegeven waarneming.
Stap 1
Opdracht 1
Onderzoek doen
Tijdens dit blok volg je de groei van één organisme. Je kiest zelf welk organisme. Je kunt zaden gebruiken, uitlopende takken, kuikens, rupsen, enzovoort. Misschien kun je ook webcams gebruiken van de Vogelbescherming: Beleef de lente.
Let op:
Je hebt maar een paar weken de tijd (hoeveel groei kun je in deze periode verwachten?).
Je moet de groei gedurende die paar weken goed kunnen volgen, zonder nadeel of schade voor het organisme.
Bedenk van tevoren goed hóe je de groei gaat meten.
In de afbeelding zie je een paar manieren om dat te doen.
Een onderzoeksvraag en een hypothese
Bij een experiment hoort een onderzoeksvraag. Wat wil je te weten komen door het experiment uit te voeren? Het is belangrijk daar van tevoren over na te denken, want het bepaalt onder andere hoe je gaat meten.
Als je wilt weten of de groei gelijkmatig is, moet je wel elke dag meten! Als je wilt weten of de groei afhankelijk is van licht, moet je twee proefjes doen, één in het licht en één in het donker. Zorg dan dat er verder geen verschillen tussen de twee proefjes zijn!
Je denkt ook van tevoren na over het antwoord op je onderzoeksvraag. Wat denk je dat het antwoord is? Dat noem je de hypothese.
Oefening 1: Planning
Maak een planning en lever je plan (met tijdschema) bij je docent in.
Je bekijkt in Opdracht 2 cellen met een microscoop.
Daarvoor is het nodig dat je:
een microscoop kunt gebruiken;
een stukje weefsel (een preparaat) op de juiste manier onder een microscoop kunt leggen;
waarnemingen kunt vastleggen in een schematische tekening.
Jullie worden alle drie expert in een van deze vaardigheden. Je bestudeert daarvoor de bronnen bij A, B of C.
Je doet dat zo goed dat je daarna de vaardigheid aan de twee andere groepsleden voor kunt doen (demonstreren).
Met een schematische tekening kun je iets duidelijk weergeven. In tegenstelling tot natuurgetrouwe tekeningen bevat een schematische tekening weinig details.
★ Oefening 2: De microscoop
De ontwikkeling van de microscoop is een van de belangrijkste ontdekkingen voor de wetenschap.
Maak en geef een presentatie over de geschiedenis van de microscoop. Kies je voor presentatie een vorm, bijvoorbeeld een PowerPoint, Prezi of poster.
Je kunt naast de geschiedenis ook laten zien welke andere typen microscopen er zijn en wat de verschillen zijn.
Zoek zelf bronnen!
Ben je goed voorbereid? Ken je alle onderdelen van de microscoop?
Maak de volgende oefening.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Wil je zien hoe je een preparaat maakt van wangslijmvlies?
Bekijk dan hier het filmpje 'Preparaat van je eigen cellen'.
Lees het werkblad inclusief de beoordeling een keer helemaal door.
Zoek de benodigdheden bij elkaar.
Voer het practicum uit zoals beschreven bij de werkwijze.
Klaar?
Vul zelf de beoordeling in en laat de beoordeling daarna invullen door je docent.
★ Oefening 4: Klein leven onder de microscoop
Overleg met je docent of je deze opdracht kunt uitvoeren.
Met een microscoop kun je ook hele organismen bekijken, als ze maar klein genoeg zijn.
Leuk om te bekijken zijn watervlooien, pantoffeldiertjes, delende gistcellen of tubifex.
Maak schematische tekeningen van je waarnemingen.
Opdracht 3
Na het practicum
Beantwoord na de practica van Opdracht 2 de volgende vragen:
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Organismen kunnen groeien door meer cellen te maken of door de cellen groter te maken. Dat laatste komt in de natuur niet veel voor. Je kunt cellen ook bijna nooit met het blote oog zien.
Plantencellen kunnen wel tijdelijk wat groter worden als ze veel water opnemen. De cellen knappen niet door de wateropname. Ze worden juist stevig en ze strekken zich uit (celstrekking). Je kunt het vergelijken met een fietsband die je oppompt.
Zo kunnen de knoppen van planten heel snel uitlopen en paddenstoelen de grond uitschieten.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Eencelligen zijn nooit erg groot. Het pantoffeldiertje (ongeveer 0,3 mm) is een van de grootste eencellige organismen.
De diertjes vermenigvuldigen zich door celdeling
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De meeste organismen zijn veelcellig. Het menselijk lichaam bestaat uit ongeveer 100.000 miljard cellen. De grootste menselijke cel is de eicel (0,2 mm). De zaadcel is de kleinste (0,005 mm).
Al die cellen zijn door celdeling ontstaan uit één cel, de bevruchte eicel.
Oefening 3: Groeien door celdeling
Bekijk het filmpje en beantwoord daarna de vraag.
Opdracht 2
Verschillende cellen en weefsels
Oefening 1: Verschillen tussen cellen
De cellen van een veelcellig organisme zijn niet allemaal hetzelfde. Ze hebben verschillende taken gekregen en een vorm die bij hun taak past.
Lees pagina 1 t/m 6 van de Kennisbank en beantwoord daarna de vraag.
Ook bij planten kun je verschillende weefsels onderscheiden. Je hebt er al enkele onder de microscoop gezien.
Als je een plantenstengel doorsnijdt, zie je weefsels die geschikt zijn om stoffen te vervoeren en weefsels die stevigheid geven.
Andere weefsels dienen als opvulling of om de stengel naar buiten toe af te dekken.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
In elk kwartet (4 kaartjes) maak je drie kaartjes van weefsels of organen uit dat orgaanstelsel en één kaartje met de functie van het stelsel.
Je kunt gebruikmaken van de Kennisbank of andere bronnen, zoals de Gereedschapskist.
Een kwartetspel is een creatieve manier om informatie te presenteren.
Oefening 4: Organen van planten
Wat organen van planten eet jij?
Ook bij planten kun je weefsels en organen onderscheiden. Onder de microscoop heb je plantenweefsels gezien. Weet je nog welke? Je weet nu ook dat verschillende weefsels een orgaan vormen.
Neem een vel papier en teken in het midden daarvan schematisch een plant met alle organen. Gebruik hierbij zo nodig de Kennisbank.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Het kweken van weefsels en organen is nog maar heel beperkt mogelijk. Soms is een donorweefsel of -orgaan de enige manier om iemand te genezen.
Heb jij wel eens nagedacht over orgaandonatie?
Bekijk het filmpje en beantwoord daarna de vragen.
Zou jij na je dood donor willen zijn? Waarom wel of niet?
Leg je antwoord uit.
Zou jij tijdens je leven donor willen zijn? Waarom wel of niet?
Leg je antwoord uit.
Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.
Wil je meer weten?
Wil je weten hoe je donor kunt worden en welke organen of weefsels je kunt doneren? www.transplantatiestichting.nl
★ Oefening 3: Hoe jij groeit
Wil je weten welke weefsels ervoor zorgen dat jij groeit?
Bekijk dan deze (Engelstalige) video en noteer welke weefsels dat zijn.
Stap 5
Opdracht 1
De cel en de buitenwereld
Cellen hebben stoffen nodig om te groeien. In de module Energie heb je al geleerd welke stoffen een mens nodig heeft en waarvoor.
Alle stoffen die je opneemt gaan naar de cellen.
Eencelligen nemen stoffen op
Eencelligen nemen de stoffen die ze nodig hebben, direct op uit de buitenwereld (hun omgeving of milieu).
In de video’s zie je drie eencelligen: de amoebe, het trompetdiertje en het pantoffeldiertje.
Ze hebben verschillende manieren om voedsel op te nemen.
Bekijk de drie filmpjes en maak de vraag.
Eencelligen geven stoffen af
Cellen nemen niet alleen stoffen op, ze geven ook stoffen af. Sommige eencelligen hebben daarvoor een apart organel.
Hier zie je hoe een pantoffeldiertje met de ‘kloppende vacuole’ het water dat niet nodig is, verwijdert.
Bekijk het filmpje en beantwoord de vraag.
Opnemen en afgeven
Niet alleen eencelligen nemen stoffen op en geven stoffen af. Dat doen alle cellen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Het arrangement Blok: De cel als basis van alles - hv123 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Dit blok hoort bij het thema 'Groei en leven', en is onderdeel van de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Mens en Natuur voor niveau hv123. In dit blok leer je meer over cellen en hun onderdelen. Je leert verschillende celonderdelen benoemen en beschrijven wat de functies van deze celonderdelen zijn. Daarnaast leer je over de verschillende organisatieniveau's binnen een organisme en leer je over het opnemen en gebruiken van stoffen door cellen voor celdeling, celfuncties en groei. Ook komen er een aantal praktische vaardigheden aan bod dit blok. Je gaat leren hoe je een preparaat maakt en bekijkt met een microscoop. Vervolgens leer je een schematische tekening maken en een eigen onderzoeksvraag en hypothese formuleren bij je microscopische waarneming.
Wanneer je alle opdrachten hebt doorlopen kan je het blok gaan afsluiten. Je doet dit doormiddel van een keuze-opdracht in groepjes. Je gaat een 3D-model van een cel of van een orgaan van een mens maken en dit model vervolgens aan je klas presenteren.
Biologische eenheid;
Groei en ontwikkeling;
Biologie;
Mens en natuur;
Instandhouding en ontwikkeling;
Instandhouding;
Mens en gezondheid;
Opbouw van leven;
Eindgebruiker
leerling/student
Moeilijkheidsgraad
gemiddeld
Studiebelasting
5 uur en 0 minuten
Trefwoorden
arrangeerbaar, cel, celdeling, celorganellen, de cel als basis van alles, groei en leven, hv123, mens en natuur, organen, stercollectie
Dit blok hoort bij het thema 'Groei en leven', en is onderdeel van de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Mens en Natuur voor niveau hv123. In dit blok leer je meer over cellen en hun onderdelen. Je leert verschillende celonderdelen benoemen en beschrijven wat de functies van deze celonderdelen zijn. Daarnaast leer je over de verschillende organisatieniveau's binnen een organisme en leer je over het opnemen en gebruiken van stoffen door cellen voor celdeling, celfuncties en groei. Ook komen er een aantal praktische vaardigheden aan bod dit blok. Je gaat leren hoe je een preparaat maakt en bekijkt met een microscoop. Vervolgens leer je een schematische tekening maken en een eigen onderzoeksvraag en hypothese formuleren bij je microscopische waarneming.
Wanneer je alle opdrachten hebt doorlopen kan je het blok gaan afsluiten. Je doet dit doormiddel van een keuze-opdracht in groepjes. Je gaat een 3D-model van een cel of van een orgaan van een mens maken en dit model vervolgens aan je klas presenteren.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
A: Groei en ontwikkeling
Microscoop
Vragen bij de practica
Jezelf toetsen
Groeien door wateropname
Celdeling
Weefsels
Van klein naar groot
Weefsels en gezondheidszorg
Stoffen opnemen en afgeven
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.