Vitaal Burgerschap - bol2p2 1819

Vitaal Burgerschap - bol2p2 1819

Periode 2: Vitaal Burgerschap

Waar gaat het over?

Komende periode ga je tijdens de lessen Burgerschap aan de slag met de dimensie ‘Vitaal Burgerschap’. Bij deze dimensie horen een aantal thema’s: zorg en samenleving, voeding, gezonde levensstijl, sport en bewegen, alcohol, roken en drugs, relaties en seksualiteit. Deze thema’s komen terug tijdens de lessen burgerschap. Je werkt aan opdrachten en gaat regelmatig in gesprek met je klasgenoten. Over deze onderwerpen kan iedereen heel verschillend denken en heeft iedereen verschillende ervaringen. Het is daarom belangrijk om met respect voor ieders mening en overtuiging op elkaar te reageren.

Tijdens de lessen zal je een aantal keer les krijgen van een gastdocent; iemand die werkzaam is in of ervaring heeft met het onderwerp en hierover komt vertellen.

Tijdens lessen zal je uitleg krijgen over een onderwerp. Ook werk je zelfstandig met deze wiki en de huiswerkopdrachten. Je vindt iedere les terug in deze wiki. Naast de huiswerkopdrachten maak je drie opdrachten om in te leveren. 

 

Wat moet ik doen?

Aan het eind van de periode moet je de volgende onderdelen met minsten een voldoende afsluiten:

  1. Opdracht voeding
  2. Verslag over gastles
  3. Opdracht werknemersvaardigheden

Planning

Opdracht: voeding

Tijdens de lessen krijg je uitleg over het onderwerp voeding. Deze opdracht gaat over wat er in de lessen is besproken en gebeurd. Je maakt deze opdracht samen met een klasgenoot.

 

1.  Eetdagboek

Je maakt een eet-dagboek van vier dagen. Je schrijft per dag op wat je hebt gegeten en gedronken. Het eet-dagboek kan er bijvoorbeeld zo uitzien:

Je wisselt je eetdagboek uit met een klasgenoot. Je gaat de volgende vragen beantwoorden over het eetdagboek van jouw klasgenoot:

  1. Wat is jouw eerste indruk van het eet/drink gedrag van jouw klasgenoot?
  2. Welke dingen zijn heel erg gezond? En waarom?
  3. Welke dingen zijn ongezond? En waarom?
  4. Wat zou jouw klasgenoot voor zijn leeftijd ongeveer moeten eten en drinken op een dag?
  5. Doet hij/zij het dan goed of niet zo goed als je het eetdagboek bekijkt?
  6. Welk advies zou jij je klasgenoot kunnen geven?

2.  Begrippen

Hieronder staat een lijst met begrippen. Je kiest 4 begrippen die je gaat uitwerken. Voor uitleg kan je de lessen gebruiken of bijvoorbeeld Google. Je maakt dit samen met een klasgenoot.

  1. Vegetarisch
  2. Veganistisch
  3. Allergieën
  4. Kilocalorieën
  5. Boulimia
  6. Anorexia
  7. Obesitas
  8. BMI

 

 

Opdracht: verslag gastles

Tijdens periode 2 krijg je een aantal malen les van een gastdocent. Dit is iemand die werkzaam is in of ervaring heeft met het onderwerp van de les. Je kiest een gastles uit om een kort verslag over te schrijven. Dat doe je aan de hand van deze opdracht. Je maakt het verslag in een Word-document. Je zorgt voor een nette en overzichtelijke lay-out en je schrijft correct Nederlands. Je mag zelf kiezen hoe je schrijft: je schrijft in verhalende vorm (je verwerkt een deel van de vraag in jouw antwoord) of je schrijft de vraag over, gevolgd door jouw antwoord. Je licht je antwoorden voldoende toe.

Doel van deze opdracht is dat je actief betrokken bent bij de gastlessen en leert jouw eigen mening te vormen en te verwoorden over een onderwerp in het kader van je opleiding.

 

Vragen:

  1. Wie heeft de gastles verzorgd?
  2. Wanneer was de gastles?
  3. Wat was het onderwerp van de gastles?
  4. Waarom heb je ervoor gekozen om een verslag te schrijven over deze gastles?
  5. Geef een samenvatting van de inhoud (minimaal 100 woorden).
  6. Wat vond je van de gastles? En waarom?
  7. Wat is volgens jou de belangrijkste boodschap die de gastdocent wil overbrengen? Schrijf dit in één zin.
  8. Wat heeft deze gastles te maken met het vak burgerschap?
  9. Wat heeft deze gastles te maken met jouw beroep?
  10. Wat heeft deze gastles te maken met jouw eigen ontwikkeling als werknemer / mens?

Opdracht: werknemersvaardigheden

Met deze opdracht laat je zien dat je kennis hebt over het begrip werknemersvaardigheden en ook kritisch kan kijken naar je eigen werknemersvaardigheden. Je bereidt je hiermee voor op je stage. Op je stage word je namelijk ook beoordeeld op jouw werknemersvaardigheden.

Veel succes!

 

  1. Wat betekent het begrip ‘werknemersvaardigheden’?
  2. Waarom vindt een werkgever het belangrijk dat je naast vakinhoudelijke vaardigheden ook over werknemersvaardigheden beschikt?
  3. Noem drie dingen die belangrijk zijn voor een sollicitatiegesprek en licht dit toe.
  4. Wat vind jij van de uitspraak “Beter 15 minuten te vroeg, dan 1 minuut te laat”? Onderbouw je antwoord.
  5. Wat vind jij van de uitspraak “Als ik goed kan lassen / draaien is het helemaal niet zo belangrijk om ook goed te kunnen samenwerken”. Onderbouw je antwoord.
  6. Wat doe je als je ontevreden bent over de werkzaamheden die je moet doen op stage?

 

7. Hierboven zie je een lijst met werknemersvaardigheden. Hierop word je tijdens je stage beoordeelt. Kies er 4        uit en beantwoord daarover de volgende vragen:

  1. Wat heeft dit punt te maken met het zijn van een goede werknemer?
  2. Wat voor gedrag / houding wil een werkgever hierbij zien?
  3. Op wat voor manier / moment zou je dit kunnen laten zien?

​8. Je ziet nogmaals de lijst met werknemersvaardigheden. Je gaat jezelf beoordelen op ieder punt. Je kunt              kiezen uit de volgende scores: zeer goed, goed, redelijk, niet zo goed, helemaal niet goed.

    Geef daarna aan waarom dit het geval is (door een voorbeeld of uitleg).

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9. Hoe ga je het aanpakken om tijdens je komende stage een goede werknemer te zijn?

  1. Wat denk je dat zeker goed zal gaan?
  2. En waar verwacht je dat het lastiger kan worden?
  3. Wat zou je willen leren tijdens je stage voor wat betreft werknemersvaardigheden?

10. Hoe belangrijk vind je het onderdeel werknemersvaardigheden voor jouw beroep / jouw opleiding? En                  waarom?

Lessen - informatie en opdrachten

Iedere les wordt er een ander thema behandeld. Hieronder kan je per les informatie vinden over het thema. Daarnaast vind je de huiswerkopdrachten. Deze opdrachten worden nabesproken tijdens de volgende les. Het is daarom belangrijk dat je de opdrachten maakt. 

Les 2 - Gezonde levensstijl

Leefstijl

Keuzes maken over hoe je leeft noem je leefstijl. Dit gaat over wat je eet, hoe laat je gaat slapen, wat je graag doet in je vrije tijd en de mensen met wie je omgaat. Sommige keuzes die je maakt kunnen invloed hebben op je gezondheid. Vrijwel niemand leeft 100% gezond. Denk bijvoorbeeld maar aan een keertje snacken of het drinken van een biertje in het weekend. Dit hoeft ook helemaal niet schadelijk te zijn. Pas als je dingen overmatig doet, kan er schade aan je gezondheid ontstaan. Het is daarom belangrijk dat je keuzes bewust maakt en dat je een balans vindt tussen gezonde en ongezonde keuzes.

 

Opdracht 1:

a. Schrijf vier dingen op die kenmerkend zijn voor jouw levensstijl (welke keuzes maak jij)

b. Noem iets dat gezond is aan jouw levensstijl

c. Noem iets dat ongezond is aan jouw levensstijl

 

Bij gezond leven denk je al snel aan voeding. Toch zijn er veel meer factoren die van invloed zijn op een (gezonde) leefstijl. Denk bijvoorbeeld aan stress, slaap en beweging. Ook het gebruik van middelen kan je gezondheid beïnvloeden. Middelen zijn bijvoorbeeld tabak, alcohol en drugs, maar ook medicijnen.

 

Opdracht 2:

a. Zoek op internet uit hoeveel uren slaap iemand van jouw leeftijd ongeveer nodig heeft.

b. Hoe laat ga jij meestal slapen? En hoe laat wordt je meestal wakker? Voel jij je dan uitgerust? Haal je het aantal uren slaap dat aanbevolen wordt voor jouw leeftijd?

c. Waarom zou slaap van invloed zijn op jouw gezondheid?

d. Wat is stress? (beschrijf het zelf of zoek het op via internet)

e. Wanneer of waarvan ervaar jij stress?

f. Waarom zou stress van invloed zijn op jouw gezondheid?

g. Wat kan je doen om stress te verminderen?

 

Volgens diverse onderzoeken ervaren zo'n drie op de vier jongeren te veel stress, waardoor ze zelfs een burn-out zouden kunnen krijgen. Psychologen zeggen dat dit 'moderne probleem' kan komen door het toenemende gebruik van social media. Overal aan mee willen doen, veel 'ge-liked' worden en altijd online zijn om te kunnen reageren is hier een onderdeel van.

Opdracht 3:

Bekijk en lees bovenstaande afbeelding. 

a. Herken jij bij jezelf of in jouw omgeving gedrag zoals beschreven in de tekst? 

b. Tot welke groep social media-gebruikers hoor jij? 

c. Welke vormen van social media gebruik je vooral? 

d. Wat zijn volgens jou voordelen van social media? 

e. Zijn er ook nadelen aan social media? Zo ja, welke? 

f. Hoe zou stress kunnen ontstaan door social media? En heb jij dit ook wel eens ervaren?


 

Les 3 - Voeding

Voeding

Gezond eten en drinken is belangrijk voor je gezondheid. Helemaal samen met voldoende bewegen. Maar hoe weet je nou of het gezond is wat je doet? En ben jij je bewust van keuzes die je maakt op dit gebied?

De GGD geeft een aantal algemene tips. Bekijk de volgende website: https://www.jouwggd.nl/gezondheid/gezond-eten-en-drinken/

 

Opdracht 1:

a. Op welke punten die op de site genoemd staan doe je het al heel goed?

b. Wat doe je minder goed?

Bekijk het filmpje over energiedrankjes.

c. Waarom zijn energiedrankjes schadelijk voor je gezondheid?

d. Herken je wat er in het filmpje gezegd wordt over gevolgen en effecten?

 

In bovenstaande tekst wordt gezegd dat ouders een hele belangrijke rol spelen in het kiezen voor gezond eten door kinderen. De meeste kinderen in Nederland eten en drinken te veel energierijke (suiker of vet) tussendoortjes. Een goed voorbeeld en sturing door ouders is erg belangrijk om er voor te zorgen dat kinderen gezondere keuzes maken. Dit zelfde geldt voor sporten en bewegen. Kiezen ouders zelf voor de auto of de fiets? De trap of de lift? Wordt sport als vast onderdeel gezien in de week voor het hele gezin? Het blijkt dat ouders die zelf sporten dit voorbeeld ook aan hun kinderen meegeven. 

 

Opdracht 2:

a. Wat heb jij van jouw ouder(s) geleerd over eten en drinken?

b. Wordt er bij jouw thuis meestal gezond of ongezond gegeten?

c. Wat heb jij van jouw ouder(s) geleerd over sporten en bewegen? 

d. Als je 16 jaar bent, wie is er dan verantwoordelijk voor hoe gezond jij eet en drinkt en beweegt? En hoe is dit als je 8 jaar bent, en 12 jaar?

e. Wat vind je van de stelling "ouders van kinderen (tot en met 14 jaar) met overgewicht zouden een boete moeten krijgen"?

 

 

Het voedingscentrum heeft veel informatie over gezond eten en drinken. Een bekende is de 'Schijf van Vijf'. Dit is een hulpmiddel om te kijken of je iedere dag voldoende voedingsstoffen binnenkrijgt. Voedingsstoffen zijn belangrijk voor je lichaam. Ze geven je energie, helpen je groeien en onderhouden je lichaam en je weerstand (voorkomen dat je ziek wordt). Je hebt niet van alle voedingsstoffen evenveel nodig. Zo heb je weinig vetten nodig, maar veel voedingsstoffen uit groente en fruit. Aan de verhoudingen van de 'schijf' kan je zien of je veel of weinig uit die productgroep hoort te eten.

Opdracht 3:

Ga naar de site van het voedingscentrum door te klikken op onderstaande afbeelding. Vul hier voor jou in wat jouw aanbevolen porties zijn.

Gebruik de informatie die je krijgt om de opdracht voeding op deze wiki te maken. Deze opdracht lever je in ter beoordeling.

 

Iedereen maakt keuzes over zijn eet- en drinkgewoonte. Zo vind je het één lekkerder dan het andere, of kies je er voor omdat het gezond is. Je kunt ook keuzes maken uit principe. Bijvoorbeeld omdat je geen vlees wilt eten of helemaal geen dierlijke producten (vegetarisch of veganistisch). Ook kan het zijn dat je bepaalde voedingsmiddelen niet kan eten omdat je er allergisch voor bent. Of dat jouw lichaam door een ziekte anders reageert op voedingsstoffen (denk bijvoorbeeld aan diabetes). Daarnaast kan je ook keuzes maken vanuit een geloofsovertuiging, bijvoorbeeld het niet eten van varkensvlees of alleen halal eten. 

Niet voor iedereen is het gemakkelijk om met voeding om te gaan. Soms wordt gezegd dat ongezond eten goedkoper is dan gezond eten. En verleidingen om ongezond te kiezen liggen overal op de loer. Obesitas (zwaarlijvigheid / ernstig overgewicht) komt in toenemende mate voor. Obesitas kan het gevolg zijn van een eetstoornis. Andere eetstoornissen die we kennen zijn bijvoorbeeld anorexia nervosa, boulimia nervosa en binge eating disorder. Mensen die lijden aan een eetstoornis hebben een verstoorde relatie met eten. Het is ontzettend moeilijk om te herstellen van een eetstoornis. 

 

Opdracht 4:

a. Welke gevolgen kan obesitas hebben voor je gezondheid? Noem er drie. 

b. Welke gevolgen kan een eetstoornis als boulimia of anorexia hebben voor je gezondheid? Noem er drie. 

c. Hoe denk je dat het kan dat mensen obesitas ontwikkelen? 

d. Hoe denk je dat het kan dat mensen een eetstoornis ontwikkelen? 

e. Is een eetstoornis iets dat evenveel voorkomt bij mannen als vrouwen? Waarom (niet)?

f. Wat is jouw mening over de rol van de media?

 

Les 4 - Liefde, relaties en seksualiteit

Liefde, relaties en seksualiteit

Iedereen die te maken heeft met andere mensen heeft relaties. Vaak denk je bij een relatie aan verliefdheid en liefde. Toch heb je veel verschillende soorten relaties. Denk bijvoorbeeld aan vrienden, klasgenoten, collega's, familie. Binnen iedere relatie heb je te maken met verwachtingen: mensen verwachten iets van jou en jij van hen. Vaak gaat het hierbij om gedrag en communicatie.

Bijvoorbeeld: jouw docent verwacht dat je goed op let en huiswerk maakt. Jouw collega verwacht dat je op tijd aanwezig bent op het werk en doet wat afgesproken is. Jouw vriendin verwacht dat je tijd voor haar vrijmaakt.

Soms is het moeilijk om aan de verwachtingen van een relatie te voldoen. Het kan zijn dat je sommige verwachtingen niet reeël vindt of dat je teleurgesteld raakt als iemand niet voldoet aan jouw verwachtingen. En soms wil je juist niet voldoen aan verwachtingen, omdat je het niet prettig vindt. Duidelijk communiceren binnen relaties is erg belangrijk.

\

Als het om liefdesrelaties gaat valt op dat Nederlandse jongeren steeds later een serieuze relatie krijgen. De meeste Nederlandse jongeren hebben rond hun 17e of 18e hun eerste relatie. Samenwonen gebeurt de laatste jaren steeds later. Eind twintig is hierbij normaal. Ook gaan steeds minder mensen trouwen. De gemiddelde leeftijd voor het huwelijk ligt bij mannen op 34 en bij vrouwen op 31,7 jaar.

 

Opdrach 1:

a. Noem vier personen met wie je een relatie hebt en geef aan wat voor type relatie dit is.

b. Heb je wel eens meegemaakt dat er iets mis ging met verwachtingen binnen een relatie? Licht toe.

c. Hoe denk je dat het kan dat jongeren steeds later een serieuze relatie krijgen?

d. Wat vind je hier van?

e. Zou je zelf ooit willen trouwen? Waarom wel of niet?

 

Opdracht 2:

Bekijk de video en beantwoord onderstaande vragen.

a. Wat vind jij een 'normale' leeftijd om voor het eerst seks te hebben?

b. Is hierbij een verschil tussen meisjes en jongens? Waarom wel of niet?

c. Hoe denk jij dat het kan dat jongeren steeds later seksueel actief worden?

 

Opdracht 3:

Zoek in tweetallen via Google naar vijf verschillende soorten voorbehoedsmiddelen en beantwoord per middel de volgende vragen:

a. Wie gebruikt dit middel; de man of de vrouw?

b. Wat doet het middel?

c. Beschermt het middel tegen een SOA? Waarom (niet)?

d. Beschermt het middel tegen een zwangerschap? Waarom (niet)?

e. Welke voordelen heeft dit middel?

f. Welke nadelen heeft dit middel?

 

Seksualiteit, omgaan en praten over seks(ualiteit) en hier uiting aan geven kan voor iedereen heel sterk verschillen. De één vindt alles normaal en praat er gemakkelijk ander, voor de ander kan het een groot taboe zijn. Cultuur, geloof en opvoeding spelen hier in een grote rol. 

Als land is Nederland heel tolerant; dat wil zeggen dat hier veel kan en mag. Denk aan het homohuwelijk, advertenties met sexy beelden en veel bloot op televisie. In andere landen kan dit heel anders zijn. Toch zijn er ook binnen Nederland grote verschillen. Homoseksuele mensen mogen in Nederland trouwen, maar hoe is het om als homo in de metaalsector te werken? Bewust zijn van jouw eigen mening en hoe deze van andere mensen kan verschillen is belangrijk. 

 

Opdracht 4:

Lees onderstaande teksten door en beantwoord de vragen:

a. Wat vind je van de uitspraak van Erdogan? 

b. Hoe denk je over de gelijkheid tussen man en vrouw als jij deze uitspraak leest?

c. Is het wel of niet zwanger raken vooral de verantwoordelijkheid van de man of de vrouw? 

d. Hoe vind je het dat jongeren gratis condooms krijgen bij een festival? 

e. Hoe normaal vind jij het wel of niet om bijvoorbeeld op een festival een 'one night stand' te hebben? 

f. Wat vind je van de uitspraak 'ik wil geen seks voor het huwelijk'? 

g. Wat is jouw mening over homo- en biseksuele mensen? 

h. Hoe 'homo vriendelijk' denk je dat de technieksector is? Hoe kan dit denk je? 

i. Vind jij het belangrijk dat homoseksuele mensen dit over zichzelf vertellen? Waarom wel of niet? 

j. Wat zou deze school kunnen doen om homo-intolerantie onder jongeren tegen te gaan? 

 

Les 7 - Middelengebruik

Middelengebruik

Bij middelengebruik gaat het meestal over genotmiddelen. Dit zijn middelen die invloed hebben op hoe jij je voelt. Je kunt er bijvoorbeeld vrolijk, ontspannen of energiek van worden. Een ander kenmerk van genotmiddelen is dat je ze schadelijk zijn voor je gezondheid. (Overmatig) gebruik is daarom gevaarlijk. Bekende genotmiddelen zijn drugs, alcohol en tabak. 

Afbeeldingsresultaat voor roken en alcohol

Legale genotsmiddelen zijn alcohol en tabak. Wel is er steeds meer bekend over de schadelijke gevolgen voor de gezondheid. Zo is de leeftijdsgrens voor alcohol en tabak van 16 naar 18 jaar verschoven. Ook worden bijvoorbeeld sigaretten steeds duurder. En op de pakjes staan waarschuwende teksten en nare afbeeldingen van gevolgen van roken. In café's en andere uitgaangsgelegenheden mag niet gerookt worden.En ook op terassen kan je niet meer zomaar een sigaret opsteken. Doel hiervan is om gebruikers te ontmoedigen te roken. Of je nu vindt dat dit werkt of niet, feit is wel dat het aantal jongeren dat (wel eens) rookt afneemt. 

Opdracht 1:

a. Rook jij? Zo ja, hoe vaak rook je ongeveer? 

b. Waarom denk je dat mensen roken? (Als je zelf rookt: waarom rook je?)

c. Wat zijn 3 korte termijn gevolgen van roken? 

d. Wat zijn 3 lange termijn gevolgen van roken? 

e. Wat vind je van de maatregelen die de overheid neemt om roken te ontmoedigen? (zie de tekst)

f. Wat is jouw mening over een algeheel rookverbod op straat en algemene ruimtes? 

 

Naast roken is alcohol ook een bekend genotmiddel. Veel mensen drinken sowieso wekelijks alcohol. Net als roken is ook het gebruik van alcohol slecht voor je gezondheid. Toch wordt dit maatschappelijk erg geaccepteerd. Sterker nog, het wordt als normaal gezien dat mensen een biertje of een wijntje drinken. Kies je er voor om geen alcohol te drinken, dan wordt dit in veel situaties bijna als 'raar' gezien. Vreemd natuurlijk, waarom doen we dat eigenlijk? 

Bekijk ook het onderstaande filmpje: 

 

Opdracht 2: 

a. Wie is volgens jou verantwoordelijk voor het drinkgedrag van jongeren; de jongere zelf of hun ouders? Waarom? 

b. Drink je zelf alcohol? Wanneer ben je hier mee begonnen en hoe vaak/veel drink je? Zo niet; waarom niet? 

c. Zie je in jouw omgeving wel eens nare gevolgen van alcohol? Wat vind je hiervan? 

d. Wat is jouw mening over NIX18 (geen 18? Geen druppel!)? Denk je dat het werkt? Waarom wel/niet?

e. Er wordt gezegd dat er onder jongeren veel gedronken wordt door 'sociale druk'. Wat is jouw mening? 

f. Wat vind je van de uitspraak 'het is pas echt gezellig met alcohol'?

 

In Nederland is het hebben en gebruiken van drugs verboden. Dit staat in de Opiumwet. Drugs zijn middelen die je rookt, eet, injecteert of snuift die een bepaald effect hebben. Dit kan verdovend, hallucinerend of stimulerend zijn. Kenmerk van drugs is dat het verslavende middelen zijn. Het effect is dat je vaker wilt gebruiken en vaak steeds meer van het middel nodig hebt om hetzelfde effect te bereiken. Niet voor niets dus dat drugs verboden zijn in Nederland. Toch is er een kleine uitzondering. De wet maakt onderscheid tussen harddrugs en softdrugs. Softdrugs zijn gedoogd. Dit betekent dat je van dit middel toch iets mag hebben om te gebruiken. De hoeveelheid is wel beperkt. Heb je meer dan de toegestane hoeveelheid? Ben je alsnog strafbaar. Gedoogde softdrugs zijn bijvoorbeeld cannabisproducten (wiet/hasj), slaap- en kalmeringsmiddelen. Harddrugs zijn middelen als XTC, cocaïne, GHB, amfetamine enzovoorts. 

Opdracht 3: 

a. Wat is jouw mening over soft- en harddrugs? 

b. Wat wordt bedoeld met hallucinerend? En verdovend? En stimulerend? 

c. Waarom denk je dat mensen drugs gebruiken? En wat vind je hier van? 

d. Wat kunnen de effecten zijn van het gebruik van drugs? 

e. Softdrugs (wiet en hasj) worden door jongeren steeds meer als 'normaal' gezien. Wat vind jij hiervan? 

f. Wat vind je van de stelling: Om criminaliteit te voorkomen zouden veel meer soorten drugs legaal moeten worden. 

Les 9 - werknemersvaardigheden

  • Het arrangement Vitaal Burgerschap - bol2p2 1819 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Technologie Noorderpoort Noorderpoort Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2018-11-23 15:18:56
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur en 0 minuten
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.