In en rond een stad vind je verschillende soorten woongebieden: slaapsteden, vinexwijken, centrum, woonerven.
Elk woongebied heeft weer verschillende typen woningen: herenhuizen, stadswoningen, portiek- en galerijflats, woonboten.
Deze opdracht gaat over verschillende typen woningen.
Op de afbeeldingen zie je een paar type woningen.
In welk woongebied komen deze huizen voor, denk je?
Wat kan ik straks?
Aan het eind van deze opdracht kun je:
het begrip suburbanisatie omschrijven en twee redenen voor suburbanisatie noemen.
omschrijven wat wordt bedoeld met groeikernen en slaapsteden en het ontstaan van groeikernen en slaapsteden verklaren als gevolg van urbanisatie.
omschrijven wat wordt bedoeld met een vinexwijk en twee voorbeelden van vinexwijken noemen.
minimaal vijf verschillende soorten woningen noemen die je in een stad kunt tegenkomen.
Wat ga ik doen?
Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je onderscheidt de opbouw van de verschillende wijken (en woningtypen) in een Nederlandse stad.
Aan de slag
Stap
Activiteit
Stap 1
Je leest hoe woningen in een (oud) stadscentrum gesitueerd zijn. Je kijkt er een video over en beantwoordt een vraag erover.
Stap 2
Je leest wat de kenmerken van een tuindorp zijn en waarom het vroeger betondorp werd genoemd. Je bekijkt een video, beantwoordt vragen en zoekt afbeeldingen.
Stap 3
Je leert wat portiekflats en galerijflats zijn en waar ze voorkomen. Je leest over het ontstaan en de voor- en tegens van wijken als de Bijlmer. Je bekijkt een video over de Bijlmer, beantwoordt vragen en zoekt afbeeldingen.
Stap 4
Je leest over het ontstaan van woonerven en het nut ervan. Je zoekt afbeeldingen.
Stap 5
Je leert wat suburbanisatie is, wat groeikernen. slaapsteden en vinexwijken zijn. Je zoekt afbeeldingen.
Afronding
Onderdeel
Activiteit
Begrippen
De begrippen gaan over urbanisatie, suburbanisatie en de verschillende woongebieden en woningtypen.
Eindopdracht
Je maakt een eindopdracht naar keuze, waarbij je gebruikmaakt van de afbeeldingen die je verzameld hebt.
Terugkijken
Terugkijken op de opdracht.
Benodigdheden
Afhankelijk van de keuze van het eindproduct.
Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 lesuren nodig.
Aan de slag
Stap 1: Wonen in het centrum
Het centrum van veel Nederlandse steden is al heel oud.
Je vindt er nog gebouwen, bijvoorbeeld kerken, die uit de middeleeuwen stammen.
De stad werd vroeger meestal omringd door een stadswal en een gracht.
Zo kon de vijand op afstand worden gehouden.
Sporen van dit verleden tref je in oude steden nog aan.
Soms zijn delen van een stadsmuur of gracht nog te zien.
Soms vertellen straatnamen als Walstraat of Molenpoort iets over vroeger.
De woningen in het historisch centrum van een oude stad zijn vaak klein en staan dicht op elkaar.
Dit zie je terug in een stad als Utrecht.
Bekijk de video en beantwoord de vraag over de video.
Zoek ook twee afbeeldingen van woningen in het oude centrum van een stad.
Stap 2: Tuindorpen
Rond 1930 komt er meer aandacht voor woonomstandigheden.
Veel arbeiderswoningen in de grote steden verslechterden.
Daarom werden er tuindorpen gebouwd om deze woningen te vervangen.
Een tuindorp kenmerkt zich door lage eengezinswoningen.
De woningen hebben vaak een voor- en achtertuin.
In de omgeving is veel groen.
In de tuindorpen is niet veel te doen.
Je vindt er meestal geen kroegen of bioscopen.
Zo is geprobeerd om de wijk een fatsoenlijk en burgerlijk karakter te geven.
Een voorbeeld van een tuindorp is Watergraafsmeer in het oosten van Amsterdam.
Er werd voor het eerst veel beton gebruikt bij de bouw.
Daarom ging dit tuindorp in de volksmond ‘Betondorp’ heten.
Bekijk de video over Betondorp en beantwoord de vragen erover.
Zoek ook twee afbeeldingen van woningen in een tuindorp.
Print ze uit of sla ze op in een (Google-)document.
Bij de eindopdracht heb je ze nodig.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Na de Tweede Wereldoorlog neemt de bevolkingsgroei in Nederland snel toe.
De behoefte aan nieuwe woningen is dan ook groot.
Begin jaren 60 worden er grote nieuwe wijken gebouwd.
Een voorbeeld van zo'n wijk is Kanaleneiland in Utrecht.
Dat werd een ruim opgezette wijk met veel groenvoorzieningen en hoogbouw.
Kenmerkend voor Kanaleneiland zijn de portiekflats met vier woonlagen.
Ook in Amsterdam worden in die jaren veel flats gebouwd.
De bekendste zijn de galerijflats in de Bijlmer. Deze flats hebben tien verdiepingen.
Er wordt verschillend gedacht over de wijken als Kanaleneiland en de Bijlmer.
Aan de ene kant zijn de wijken geliefd vanwege de fantastische speelruimte voor jonge kinderen.
Ook het vele mooie groen en de rangschikking van de woonblokken wordt bewonderd.
Aan de andere kant vinden mensen dat de wijken ver van het stadscentrum liggen.
Ze worden soms ervaren als saaie wijken waar niets te doen is.
Bekijk de video over de Bijlmer op Schooltv. De vragen in de oefening gaan over de video.
Zoek daarna twee afbeeldingen van portiekflats en twee afbeeldingen van galerijflats.
Print ze uit of bewaar ze in een (Google-)document.
Bewaar ze voor de eindopdracht.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Rond 1970 kwam er een omslag in de massale en grootschalige woningbouw.
Mensen wilden een gevarieerdere woonomgeving.
Er werd gezocht naar nieuwe woonvormen die geen grootschalig karakter hadden.
Gezelligheid en de menselijke maat moesten centraal staan in het ontwerp.
Zo zou de ontmoeting tussen de bewoners worden bevorderd.
Kronkelige straten en kleinschalige bouwvormen moesten het gevoel van veiligheid, overzichtelijkheid en saamhorigheid verder versterken.
Zo ontstonden de woonerfwijken. Ze worden ook wel 'bloemkoolwijken' genoemd.
Die naam verwijst naar de structuur van deze wijken.
De woonwijken zijn als bloemkoolroosjes aan elkaar gehaakt.
De woningen in woonerfwijken zijn geliefd bij jonge gezinnen en mensen die graag een woning met een tuin willen.
Zoek twee afbeeldingen van woningen in woonerven.
Print ze uit of bewaar ze in een (Google)-document.
Je hebt ze nodig bij de eindopdracht.
Stap 5: Slaapsteden en vinexwijken
Urbanisatie houdt in dat veel mensen naar de stad verhuizen als gevolg van industrialisatie en mechanisatie.
De tegengestelde beweging - mensen die vertrekken uit de stad - noem je suburbanisatie.
De 'vlucht' uit de stad had verschillende oorzaken: gebrek aan woonruimte, veel lawaai, luchtvervuiling, enzovoorts.
De overheid hield hier rekening mee door groeikernen aan te wijzen.
Groeikernen zijn vaak kleinere gemeenten die in de buurt van een stad liggen.
Deze gemeenten mochten extra huizen bouwen om de groei op te vangen.
Suburbanisatie zorgde ook voor extra mobiliteit: mensen die in de stad werkten en buiten de stad woonden.
Het begrip forens is hier sterk aan gekoppeld.
Het resultaat was het onstaan van slaapsteden.
Tussen 1995 en 2005 ontstaan ook de zogenaamde vinexlocaties.
In het filmpje wordt kort uitgelegd wat deze begrippen inhouden.
Zoek ook twee afbeeldingen op van woningen in een vinexwijk.
Print ze uit of sla ze op in een (Google-)document.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Urbanisatie
De trek van het platteland naar stedelijk gebied.
Suburbanisatie
De trek van dichtbevolkte gebieden naar dunbevolkte gebieden.
Industrialisatie
De omschakeling van het produceren van goederen met de hand naar de productie met machines.
Mechanisatie
Wanneer machines het werk van arbeiders steeds meer overnemen.
Platteland
Gebieden met een lage bebouwingsdichtheid en veel open ruimte.
Agglomeratievorming
Een stad met daaraan vastgegroeide omliggende dorpen en steden.
Megastad
Een stad met meer dan 10 miljoen inwoners.
Segregatie
Bevolkingsgroepen met vergelijkbare afkomst, opleiding en inkomen komen bij elkaar te wonen.
Stadsvernieuwing
Het proces van renovatie en/of nieuwbouw van stedelijke gebieden om de leefbaarheid van het gebied te verbeteren.
Galerijflat
Flatgebouw waarbij langs de afzonderlijke woningen op de bovenverdiepingen een toegangsgalerij loopt.
Portiekflat
Een portiekflat is een flatwoning waarbij de voordeur uitkomt op een gemeenschappelijk afsluitbaar trappenhuis, een centrale hal of een gesloten portiek.
Tuindorpen
Wijken met eengezinswoningen met tuin en openbaar groen, zonder cafe, bioscoop, o.i.d. Dit is om deze wijken fatsoenlijk en burgerlijk te houden.
Woonerf
Een straat of plein(tje) waarbij de nadruk zeer sterk ligt op de verblijfsfunctie: wonen, spelen, wandelen, enzovoort.
Doorgaande wegen zijn er niet. De nadruk ligt op bestemmingsverkeer.
Slaapsteden
Een slaapstad of forensenstad is een stad waarvan het grootste deel van de in deze stad woonachtige bewoners, niet in deze stad werkt en waar het aantal arbeidsplaatsen lager ligt dan het aantal beroepsgeschikten.
Vinexwijken
Grootschalige nieuwbouwwijken dichtbij de stad. Dit om het woon-werkverkeer te bekorten en wat natuur over te houden.
Eindopdracht: Eigen eindproduct
Jullie hebben in de verschillende stappen afbeeldingen verzameld van:
woningen in het oude centrum van een stad;
woningen in een tuindorp;
portiekflats en galerijflats;
woningen in woonerven;
woningen in een vinexwijk.
Met deze afbeeldingen ga je samen met een klasgenoot een eindopdracht maken.
Jullie kunnen bijvoorbeeld een poster maken, maar ook een (memory)spel.
Overleg samen wat jullie het beste bij de eindopdracht vinden passen.
Kijk voor ideeën in de gereedschapskist.
Klaar?
Het eindproduct laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:
de inhoud: het eindproduct laat zien dat er verschillende woningtypen zijn.
de vorm: jullie hebben het eindproduct met zorg gemaakt.
Welkom bij de gereedschapskist. Hier vind je uitleg over alle werkvormen waarmee je je eindproducten maakt. Bij iedere werkvorm staat beschreven hoe je deze uitvoert, kun je inspiratiefilmpjes bekijken en vind je de beoordelingscriteria waaraan jouw product moet voldoen. Ook zie je welke digitale middelen je kunt gebruiken en aan welke vaardigheden je werkt tijdens het maken van je eindproduct. Veel succes!
Terugkijken
Intro
Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
Kun je al een aantal woningtypen onderscheiden?
Kan ik wat ik moet kunnen?
Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
Kun je het verschil tussen urbanisatie en sub-urbanisatie benoemen?
Hoe ging het?
Eindopdracht
Heb je samen met je klasgenoot een geschikte eindopdracht gemaakt?
Hoe verliep jullie samenwerking, waren de taken gelijk verdeeld?
Het arrangement Opdracht: Wonen in de stad is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Deze opdracht hoort bij het thema 'Bevolking en ruimte 2' en is onderdeel van de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Aardrijkskunde voor vmbo12. In deze opdracht wordt de structuur van een stad uitgelegd aan de hand van het voorbeeld van de wijk Tuindorp in Utrecht. Deze wijk transformeerde van arbeiderswoningen naar moderne flats na de jaren 60, wat leidde tot een bespreking van de voor- en nadelen van dit woningtype. De opkomst van woonerfwijken in de jaren 70 en begrippen zoals slaapsteden en Vinexwijken worden eveneens behandeld.
Om de opdracht af te sluiten maak je een eindproduct naar keuze. Veel succes!
Deze opdracht hoort bij het thema 'Bevolking en ruimte 2' en is onderdeel van de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Aardrijkskunde voor vmbo12. In deze opdracht wordt de structuur van een stad uitgelegd aan de hand van het voorbeeld van de wijk Tuindorp in Utrecht. Deze wijk transformeerde van arbeiderswoningen naar moderne flats na de jaren 60, wat leidde tot een bespreking van de voor- en nadelen van dit woningtype. De opkomst van woonerfwijken in de jaren 70 en begrippen zoals slaapsteden en Vinexwijken worden eveneens behandeld.
Om de opdracht af te sluiten maak je een eindproduct naar keuze. Veel succes!
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Tuindorpen
Bijlmer
Slaapsteden en vinexwijken
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.