Website van mevr. Meure en mevr. Wagemaker

Maatschappijkunde Politiek

Maatschappijkunde Politiek

Politiek

Hoofdstuk 1

§1: Kenmerken van een parlementaire democratie

§1: Kenmerken van een parlementaire democratie

Nederland is een parlementaire democratie. Er zijn kenmerken waaraan je dit kan herkennen. Hieronder staan de belangrijkste op een rij.

 

  • De politieke macht ligt namens de burgers bij het parlement, de volksvertegenwoordiging. Het kabinet of de regering kan ter verantwoording worden geroepen door de volksvertegenwoordiging. Het parlement neemt uiteindelijk de beslissing over een wetsvoorstel.
  • Er zijn vrije en geheime verkiezingen en algemeen kiesrecht. De burgers hebben het recht om vertegenwoordigers in het parlement te kiezen. Verder  hebben zij het recht en de mogelijkheid om op andere wijze invloed uit te oefenen op de politieke besluitvorming.
  • De bevoegdheden en macht van bestuurders en bestuursorganen zijn vastgelegd in de Grondwet.
  • Vertegenwoordigende organen beslissen met meerderheid van stemmen, anders gezegd een besluit is democratisch tot stand gekomen. Er wordt echter in het algemeen rekening gehouden met minderheidsstandpunten.
  • Er is sprake van machtenscheiding:
  • de wetgevende macht - wetgeving is een gezamenlijke activiteit van regering en parlement
  • de uitvoerende macht (regering)
  • de rechterlijke macht.

trias politica

Het is ideaal als de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht optimaal gescheiden zijn, de Trias Politica. In Nederland zijn de wetgevende en uitvoerende macht niet zuiver gescheiden.

  • Er zijn grondrechten in Nederland. Voorbeelden van deze grondrechten zijn vrijheid van meningsuiting, persvrijheid, vrijheid van vereniging en vergadering, van het oprichten van politieke partijen, godsdienstvrijheid, vrijheid van onderwijs, scheiding kerk en staat en recht op privacy.

 

  • Alle burgers zijn voor de wet gelijk. Dit betekent dat er respect is voor minderheden. In Artikel 1 van de Grondwet staat vermeld: ‘allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.

 

parlemantaire democratie

Vragen en antwoorden over de Parlementaire democratie

Trias Politica

§2: Kenmerken van een rechtsstaat

Kenmerken van een rechtsstaat

Naast een parlementaire democratie is Nederland ook een rechtstaat. Dit betekent dat de burgers beschermt worden tegen een te grote overheidsmacht en tegen willekeur van de overheid. Deze rechtsbescherming heeft een aantal kenmerken waaraan je dit kan herkennen.

  • De overheid is gebonden aan de wet. Welk gedrag strafbaar is en hoe crimineel gedrag wordt opgespoord en vervolgd, moet in de wet zijn geregeld. In straf- en procesrecht zijn regels opgenomen, die de burger beschermen tegen willekeur van de overheid. De burger moet weten wat hem te wachten staat bij het plegen van een delict en hij moet erop kunnen rekenen dat hij niet anders zal worden behandeld of worden bestraft dan iemand anders. Er is sprake van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid.
  • Machtenscheiding: de rechter is onafhankelijk van de uitvoerende en wetgevende macht.
  • Grondrechten van de burgers: zij beschermen de individuele vrijheid van de burger. Bijvoorbeeld de rechten van een verdachte.
  • Parlementaire democratie

Kenmerken van een rechtsstaat

§3: Functioneren van een parlementaire democratie

 

§3: Functioneren van een parlementaire democratie

Een parlementaire democratie moet goed werken, anders komt de rechtstaat en de democratie in gevaar. Om goed te functioneren (werken) zijn er een aantal zaken die belangrijk zijn. Hieronder worden een aantal van die zaken genoemd.

  • Verkiezingen voor de Tweede Kamer zijn normaal gesproken om de vier jaar. Hier spelen een aantal factoren een rol bij de besluitvorming van de burgers. Een aantal voorbeelden hiervan staan hieronder opgesomd.  
    • zwevende kiezers
    • peilingen
    • rol van de lijsttrekker
    • kabinetsformatie
    • coalitievorming
    • regeerakkoord
    • parlementair jaar:
  • begroting
  • Miljoenennota
  • Troonrede
  • Prinsjesdag
  • behandeling van de begroting door het parlement.
  • De Tweede Kamer als medewetgever:

Hoe komt een wet tot stand?

  1. Er is een maatschappelijk probleem
  2. Een minister of Tweede Kamerlid maakt een wetsvoorstel
  3. De Tweede Kamer debatteert over het wetsvoorstel
  4. Als Tweede Kamerleden iets willen veranderen (recht van amendement), dan wordt dit voorgesteld
  5. De Tweede Kamerleden stemt over eventuele amendementen en het definitieve wetsvoorstel
  6. De Eerste Kamer stemt over het wetsvoorstel
  7. De koning en de verantwoordelijke minister tekenen het wetsvoorstel
  8. De wet wordt gepubliceerd in de Staatcourant.
  • De Tweede Kamer controleert de regering:
  • recht van interpellatie: de ministers en staatssecretarissen ter verantwoording roepen in een debat
  • recht van enquête: onderzoek instellen door een speciale commissie
  • vragenrecht: het recht om mondelinge en schriftelijke vragen te stellen
  • recht van motie: het recht om een schriftelijke mening te geven over het beleid van een minister
  • budget of begrotingsrecht: de begroting goed- of afkeuren of wijzigen: deze laatste behoort ook tot de wetgevende taak.
  • De ministeriële verantwoordelijkheid:

De bevoegdheden (macht) van de Koning zijn beperkt door de Grondwet (de constitutie). Formeel heeft de Koning geen politieke macht. In een parlementaire democratie zijn de ministers verantwoordelijk voor het beleid en daarom zijn de ministers verantwoordelijk voor wat de Koning zegt en doet in het openbaar. Dit wordt ministeriële verantwoordelijkheid genoemd.

  • Kabinetscrisis:

Als er problemen zijn tussen het parlement en een minister, dan kan dit leiden tot het aftreden van een heel kabinet. Dit noem je een kabinetscrisis

Parlementaire democratie verdeeld over de wereld. Wikipedia
Parlementaire democratie verdeeld over de wereld.

parlementaire democratie

§4: Verschillen tussen een democratische rechtsstaat en een dictatoriaal politiek systeem

§4: Verschillen tussen een democratische rechtsstaat en een dictatoriaal politiek systeem

In een dictatoriaal politiek systeem (dictatuur) heeft een persoon, een aantal personen of één partij de hoogste macht. Er is geen sprake van een parlementaire democratie en een rechtsstaat. Er is een schending van de politieke grondrechten. Als er verkiezingen worden gehouden mag er maar één partij - die van de dictator - meedoen aan de verkiezingen en alleen die partij krijgt toegang tot de massamedia en de middelen om een verkiezingscampagne te voeren. Oftewel, er is sprake van censuur. Censuur is voorafgaand toezicht op de media (geen persvrijheid). Andere partijen, kranten en tv-zenders worden verboden en vervolgd door een  veiligheidspolitie of leger.

Voorbeelden van dictaturen:

  • de rechts-extremistische dictatuur van Hitler in Duitsland.
  • de fascistische dictatuur van Mussolini in Italië in de vorige eeuw.
  • de communistische regimes in China, Cuba en Noord-Korea.
  • (gedeeltelijke) dictatoriaal regimes in verscheidene Afrikaanse, Aziatische en Arabische/ islamitische landen, b.v. het islamitisch regime in Iran.

Hoofdstuk 2

§1: Taken van regering en parlement

§1: Taken van regering en parlement

Het parlement bestaat uit de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. De Tweede Kamer heeft 150 zetels en de Eerste Kamer 75 zetels. De leden van de Tweede Kamer  worden rechtstreeks gekozen door de burgers. De leden van de Eerste Kamer worden indirect gekozen. Zij worden gekozen door de leden van de Provinciale Staten. Dit gebeurt op een ander moment dan de verkiezingen voor de Tweede Kamer.

De Eerste en de Tweede Kamer bestaan uit fracties. Dit is de persoon of dit zijn de  personen van een politieke partij die in de Kamer zit(ten). Een fractie wordt geleid door een fractievoorzitter. In het parlement zitten coalitiepartijen (regeringspartijen) en oppositiepartijen. De leden van de Eerste en Tweede Kamer noemen we volksvertegenwoordigers.

De regering heeft een aantal taken. Voorbeelden hiervan zijn:

  • voorbereiding of bepaling van overheidsbeleid
  • uitvoering van overheidsbeleid
  • de regering komt met wetsvoorstellen, begrotingen, nota's.

Het parlement heeft twee taken waarmee het overheidsbeleid wordt bijgestuurd:

  1. (mede)wetgevende taak
    • stemrecht: wetten goed- of afkeuren
    • recht van initiatief: zelf voorstellen van wetten indienen
    • recht van amendement: recht om wijzigingen op een wetsvoorstel in de te dienen

De Eerste Kamer kan wetsvoorstellen alleen goed- of afkeuren. De Tweede Kamer heeft alle bovengenoemde rechten.

  1. controlerende taak
    • recht van interpellatie: de ministers en/of staatssecretarissen moeten naar het parlement komen om extra informatie te geven of om iets uit te leggen
    • recht van enquête: onderzoek instellen door een speciale commissie
    • vragenrecht: het recht om mondelinge en schriftelijke vragen te stellen aan een minister of staatssecretaris. Zij moeten hier binnen drie weken antwoord op geven
    • recht van motie: het recht om een schriftelijke mening te geven over het beleid van een minister. Als een motie aangenomen is en een minister zich hiervan niets aantrekt, dan kan er een motie van wantrouwen/afkeuren ingediend worden. Als dit gebeurt, dan besluit een minister vaak om ontslag te nemen
    • budget of begrotingsrecht: begroting goed- of afkeuren of wijzigen

taken van het Parlement

regering en parlement + extra

§2: Verhouding tussen regering en parlement

2: Verhouding tussen regering en parlement

Wetsvoorstellen komen meestal van het kabinet en worden door de Tweede Kamer gewijzigd, verworpen of aangenomen. De regering heeft altijd een meerderheid van de volksvertegenwoordiging nodig (Tweede Kamer 76 stemmen en Eerste Kamer 38 stemmen).

De ministers kunnen voortdurend ter verantwoording worden geroepen door de volksvertegenwoordigers (vragenrecht). De ministers hebben een verantwoordingsplicht. Dit is een onderdeel van de ministeriële verantwoordelijkheid.

Het parlement heeft het laatste woord. Niet alleen bij het wel of niet aannemen van wetsvoorstellen, maar het parlement kan ook het vertrouwen (motie van wantrouwen) in de minister opzeggen.

Als de regering zich niets aantrekt van de kritiek van de volksvertegenwoordiging dan kunnen de ministers tot aftreden worden gedwongen. Dit gebeurd als een meerderheid van de Tweede Kamer instemt met een motie van wantrouwen.  

In de praktijk heeft het kabinet vaak meer macht dan het parlement. Machtsmiddelen die het kabinet tot hun beschikking hebben zijn:

  • de steun op de meerderheid van het parlement
  • de beschikbaarheid van deskundige ambtenaren
  • het regeerakkoord (dit kan echter soms ook voor problemen zorgen)
  • dreigen met een kabinetscrisis, oftewel dreigen met het aftreden van een minister of het kabinet.

Coalitiepartijen hebben meer invloed dan de oppositiepartijen. Zij hebben vaak de meerderheid in de Tweede Kamer.

Verhoudingen regering en parlement

coalitie- en oppositiepartijen

§3: de rol die de overheid speelt op de verschillende terreinen

 

 

 

 

 

 

§3: de rol die de overheid speelt op de verschillende terreinen

Tot de overheid behoren onder meer het bestuur van het land, de provincie en de gemeente. Nederland kent dus drie bestuurslagen.

  • Het bestuur van het land (nationaal bestuur) bestaat onder andere uit het gekozen parlement, de regering en de ministeries.
  • Het bestuur van de provincie bestaat onder andere uit de gekozen Provinciale Staten en het College van Gedeputeerden Staten. De Commissaris van de Koning is de voorzitter van het College van Gedeputeerde Staten. De Commissaris van de Koning wordt benoemd door de regering.
  • Het bestuur van de gemeente bestaat uit de gekozen gemeenteraad en het College van Burgemeester en Wethouders (B&W). Het bestuur van de provincie en de gemeente is gebonden aan wetten en besluiten van de landelijke overheid.

De overheid zorgt voor een aantal zaken die van algemeen belang zijn. Voorbeelden hiervan zijn:

  • het garanderen van openbare orde en veiligheid
  • zorgen voor verkeer- en waterwegen
  • zorgen voor gezondheidszorg
  • zorgen voor onderwijs
  • bevorderen van werkgelegenheid
  • garanderen van een minimumniveau van bestaanszekerheid van alle burgers

Verder maakt de overheid beleid voor alle maatschappelijke problemen die op de politieke agenda komen.

Hoe wordt Nederland bestuurd?

§4: Nederland is een constitutionele monarchie

§4: Nederland is een constitutionele monarchie

De Koning is het staatshoofd en hij is lid van de regering. De bevoegdheden/ macht van de Koning is beperkt door de Grondwet. Formeel heeft de Koning geen politieke macht. In een parlementaire democratie zijn de ministers verantwoordelijk voor het beleid en daarom zijn de ministers verantwoordelijk voor wat de Koning zegt en doet in het openbaar. Dit wordt ministeriële verantwoordelijkheid genoemd.

Het staatshoofd overlegt regelmatig met de minister-president en de ministers. De inhoud van al deze gesprekken is geheim. Dit wordt het geheim van het Paleis of het geheim van Noordeinde genoemd.

Een zeer kleine minderheid van de bevolking heeft bezwaren tegen de monarchie en wil een republiek als staatsvorm. In een republiek wordt het staatshoofd, bijvoorbeeld een president, gekozen door de burgers.

De Koning heeft vooral een ceremoniële, symbolische en representatieve functie. Als hoofd van de regering, leest de Koning op Prinsjesdag de troonrede voor. Daarin staan de plannen van de regering voor het komende jaar.

constitutionele monarchie 2

§5: rol van de regering en het parlement:

§5: rol van de regering en het parlement:

De regering en het parlement maken wetten en nemen maatregelen die in het hele land algemeen geldig zijn. De regering bestuurt het land. Het parlement controleert dit bestuur. De minister-president wordt naar voren geschoven door de grootste politieke partij in de coalitie. De regering bestaat uit ministers en de Koning. Het kabinet bestaat uit de ministers en staatssecretarissen.

Kabinetsformatie

Hoofdstuk 3

§1: Links, midden en rechts

partijen Nederland
partijen Nederland
kamerverdeling 2017
kamerverdeling 2017

 

 

 

 

 

 

 

§1: Links, midden en rechts

Politieke partijen en politieke opvattingen zijn op drie manieren te verdelen:

  • links, midden en rechts
  • progressief en conservatief
  • per stroming (liberaal, confessioneel)

Progressief of conservatief?

Progressief betekent vooruitstrevend, op zoek naar vernieuwing en verandering. Progressieven willen dus graag veranderen omdat zij zaken willen verbeteren.

Conservatief betekent vasthouden aan bestaande maatschappelijke toestanden. Conservatieven willen dus weinig veranderingen, vaak omdat zij bang zijn voor negatieve gevolgen.

Kenmerken van links zijn:

  • nadruk op sterke rol overheid om ongelijkheid/ inkomensverschillen te verkleinen; meer oog voor de belangen van lagere inkomensgroepen
  • meer vrijheid van het individu op het gebied van waarden, normen en moraal

Kenmerken van rechts zijn:

  • meer ruimte voor het bedrijfsleven en een kleinere rol van de overheid in de economie. Zij komen meer op voor de belangen van hogere inkomensgroepen
  • normen en goede zeden van de samenleving gaan boven de vrijheid van het individu (b.v. geen homohuwelijk, verbod euthanasie, geen gedoogbeleid drugsgebruik)

Een mogelijke indeling van politieke partijen in de Tweede Kamer van links naar rechts is: Socialistische Partij (SP), GroenLinks, PvdA, D66, Partij voor de Dieren, 50 Plus, ChristenUnie, CDA, SGP, VVD, Partij voor de Vrijheid.

links en rechts

§2: de liberale stroming en bijbehorende partijen

PVV
PVV
VVD
VVD

§2: de liberale stroming en bijbehorende partijen

Het liberalisme heeft een aantal uitgangspunten:

  • individuele vrijheid en individuele rechten – politieke grondrechten – staan centraal
  • andere belangrijke kenmerken van het liberalisme zijn: economische vrijheid, vrijheid om te ondernemen, ruimte voor de markt/ vrije ondernemingsgewijze productie

Bij deze liberale uitgangspunten zijn een aantal belangrijke trefwoorden:

  • particulier initiatief: Dit houdt onder andere in dat er ruimte is voor elke burger om een bedrijf te starten. Verder de mogelijkheid van burgers om verenigingen of stichtingen op te richten die gemeenschappelijke taken verrichten (b.v. op het gebied van de gezondheidszorg, onderwijs, media)
  • relatief kleine rol voor de overheid. Dit wordt ook wel deregulering genoemd
  • uitgaan van de mens als iemand die individuele belangen nastreeft
  • belangrijke taak overheid bij handhaving van openbare orde en defensie

 

Bescherming van de rechtsstaat en het handhaven van een democratisch staatsbestel vormen de onmisbare voorwaarde voor de vrijheidsbeleving van de burgers.

In morele kwesties als abortus en euthanasie leggen de liberalen de nadruk op individuele vrijheid en eigen verantwoordelijkheid. De liberale standpunten in deze kwesties komen overeen met die van de progressieve partijen.

Voorbeelden van liberale partijen:

  • de VVD
  • de Partij voor de Vrijheid

Je kunt D66 ook rekenen tot de liberale partijen. D66 ziet zichzelf als een sociaal-liberale partij. Belangrijke uitgangspunten van D66 zijn ook democratisering van  politiek en samenleving, bestuurlijke vernieuwing bijvoorbeeld gekozen burgemeester, invoeren referendum.

Pphhh zware kost.

§3: de sociaaldemocratische (socialistische) stroming en bijbehorende partijen

Partij van de dieren
Partij van de dieren

§3: de sociaaldemocratische (socialistische) stroming en bijbehorende partijen

 

 

De sociaaldemocratische stroming heeft een aantal uitgangspunten:

  • streven naar gelijkheid, dus streven naar vermindering van bestaande ongelijkheid in de wereld
  • relatief grote rol van de overheid om nadelen van de vrijemarkteconomie te verminderen. Op die manier kan de overheid de ongelijkheid te verkleinen
  • om gemeenschapsgoederen zoals onderwijs, sociale voorzieningen en dergelijke te scheppen

Bij deze sociaaldemocratische uitgangspunten zijn een aantal belangrijke trefwoorden:

  • mensen zijn gelijkwaardig aan elkaar
  • internationale solidariteit. Dat wil zeggen dat ze de verschillen in inkomen,  welvaart, macht willen verkleinen
  • opkomen voor de zwakken in onze samenleving. Dit wil zeggen dat ze de positie van laagste inkomensgroepen willen verbeteren

Voorbeelden van sociaaldemocratische partijen:

  • de PvdA
  • GroenLinks
  • De Socialistische Partij

socialistische partijen

SP spotje

§4: de christendemocratische stroming en bijbehorende partijen

Christelijk democratisch appel
Christelijk democratisch appel

§4: de christendemocratische stroming en bijbehorende partijen

De christendemocratische stroming heeft een aantal uitgangspunten:

  • Bijbelse waarden als naastenliefde en verantwoordelijkheid
  • christelijke geloof als inspiratiebron
  • harmonie en samenwerking tussen diverse organen binnen de overheid en samenleving

Bij deze christendemocratische uitgangspunten zijn een aantal belangrijke trefwoorden:

  • gespreide verantwoordelijkheid bij de inrichting van de samenleving. Christendemocraten willen een rolverdeling van de overheid en burgers die tussen de liberalistische en de socialistische uitgangspunten ligt. De overheid verricht vooral taken die niet door andere organisaties in de samenleving kunnen worden vervuld. Dus bijvoorbeeld wel overheidszorg voor kwetsbare groepen. Daarnaast willen ze zoveel mogelijk overlaten aan maatschappelijke organisaties.
  • Verantwoordelijke samenleving. De christendemocraten willen de   verantwoordelijkheden waar mogelijk in handen van burgers zelf en hun organisaties leggen.
  • Rentmeesterschap. Dit houdt in dat mensen goed beheer voeren over goederen en/of grond, die niet aan de mens zelf toebehoort. De mens heeft de opdracht om rentmeester te zijn over de schepping, die niet het eigendom van de mensen is. De christendemocraten gebruiken dit argument vooral voor behoud en bescherming van het milieu.

Voorbeelden van christendemocratische partijen:

  • het CDA
  • de ChristenUnie
  • de SGP

Christelijke democratische stroming

CDA

§5: de rechts-extremistische stroming

Kenmerken rechts extremistische stroming
Kenmerken rechts extremistische stroming
In Nederland bestaat er geen recht extremistische stroming. In andere landen in de wereld is het in opkomst.
In Nederland bestaat er geen recht extremistische stroming. In andere landen in de wereld is het in opkomst.

§5: de rechtsextremistische stroming

De rechtsextremistische stroming heeft een aantal uitgangspunten:

  • ongelijkwaardigheid met betrekking tot ras (racisme), nationaliteit  (nationalistisch), seksuele geaardheid of sekse
  • centraal leiderschap
  • gerichtheid op geweld
  • vaak sympathie voor (leiders van) het nationaalsocialisme van

Nazi-Duitsland.

Het opduiken van rechtsextremistische denkbeelden en rechtsextremistische geweld zijn vooral waar te nemen in perioden van crisis en werkloosheid. Rechts-extremistische denkbeelden spelen in dergelijke perioden in op angst- en onzekerheidsgevoelens. Als alternatief benadrukken deze groepen een vermeende superioriteit van de eigen groep, eigen volk of natie tegenover andere groepen, volkeren of naties.

Alt-right

rechts extremistische stroming

§6: de ecologische stroming

Groen links en Partij van de dieren.
Groen links en Partij van de dieren.

§6:  de ecologische stroming

De ecologische stroming heeft een aantal uitgangspunten:

  • geen aantasting van natuur en milieu
  • milieuvriendelijk en duurzaam produceren
  • consumeren via mentaliteitsverandering en via overheidsmaatregelen

GroenLinks ziet zichzelf naast een sociaaldemocratische partij ook als een milieupartij. Daarmee behoren ze ook tot de ecologische stroming. Verder behoort de Partij voor de Dieren ook tot de ecologische stroming. De Partij voor de Dieren weigert een positie in te nemen op de links-rechtsschaal, maar wordt vaak tot centrumlinks gerekend.

§ 7: Populisme

§ 7: Populisme

Populisme is een stijl van politiek bedrijven en een manier van communiceren in eenvoudig en vaak overdreven taalgebruik. Populisme betekent: neiging zich te richten naar de massa van de bevolking.

 

Voorbeelden van populistische partijen zijn de PVV en de LPF.

Hoofdstuk 4

§1: de rollen van politieke partijen

Verschillende politieke partijen
Verschillende politieke partijen

§1: de rollen van politieke partijen

Politieke partijen hebben verschillende rollen. Zij proberen op verschillende manieren invloed uit te oefenen op de wetgeving. Hiervoor hebben zij de volgende manieren.

  • politieke partijen proberen via verkiezingen politieke macht te verwerven om hun doelen te bereiken
  • politieke partijen houden zich bezig met de inrichting van de samenleving als geheel en moeten daarbij verschillende belangen/ wensen afwegen
  • zij formuleren partij- en verkiezingsprogramma's waarin ze aangeven welk beleid zij op grond van hun ideeën voorstaan. Zij brengen hun ideeën onder de aandacht van de burgers
  • zij leveren mensen voor politieke functies zoals:
  • Kamerleden,
  • Ministers
  • leden gemeenteraad
  • burgemeesters
  • wethouders
  • leden van de Provinciale Staten
  •  

Gedeputeerde Staten Zuid-Holland

Tekstvak: Gedeputeerde Staten Zuid-Hollandleden van de Gedeputeerde Staten

 

< >zij beslissen wie er op de verkiezingslijsten komen zij oefenen invloed uit op mensen in politieke functies. Politieke partijen onderhouden contacten met hun eigen Kamerleden, hun eigen gemeenteraadsleden, hun eigen leden van het Europees Parlement en bestuurders soms nemen politieke partijen bepaalde standpunten van maatschappelijke groeperingen over, bijvoorbeeld:werkgeverswerknemersmensen met hetzelfde geloof milieuorganisatiesconsumentenorganisatiesboerenorganisaties, enz. Zo vertegenwoordigen zij op dat moment gedeeltelijk

 

de belangen van een organisatie met een maatschappelijk probleem

< >de rol die partijen spelen in de politieke besluitvorming is afhankelijk van de vraag of zij regerings-/ collegepartij of oppositiepartij is. Als regerings-/ collegepartij zijn zij mede verantwoordelijk voor de opstelling van het regeerakkoord of collegeakkoord

rollen politieke partijen rijksoverheid
Nederland is een parlementaire democratie met verschillende politieke partijen. Door mee te doen aan de verkiezingen, hopen de partijen op zo veel mogelijk leden in een volksvertegenwoordiging. Op die manier kunnen zij zo veel mogelijk van hun standpunten verwezenlijken.

§2: de gemeente en het gemeentebestuur

Gemeenteraad van Rotterdam.
Gemeenteraad van Rotterdam.
Wethouders van Rotterdam.
Wethouders van Rotterdam.

§2: de gemeente en het gemeentebestuur

De gemeente is de overheid die voor de burger in zijn directe leefomgeving het meest van belang is. De burger heeft op de volgende manieren te maken met de gemeente:

  • de burger kiest de gemeenteraad
  • is betrokken bij beleidsvorming. Bijvoorbeeld: inspraak
  • is belastingbetaler. Bijvoorbeeld: rioolbelasting
  • is klant van de gemeente. Bijvoorbeeld: voor je paspoort

Het bestuur van de gemeente (gemeentebestuur) bestaat uit de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders (college van B&W) en de burgemeester. Het college van B&W vormt het dagelijks bestuur van de gemeente. Het zorgt voor de voorbereiding van zaken waarover de gemeenteraad moet beslissen en het zorgt ook voor de uitvoering van de gemeenteraadsbesluiten. De gemeenteraad heeft het laatste woord en controleert het college van B&W. Het feit dat de wethouders geen lid meer zijn van de gemeenteraad, zorgt ervoor dat de wethouders goed gecontroleerd worden. De wethouders worden benoemd door de gemeenteraad.

De burgemeester is voorzitter van de gemeenteraad en van het college van B&W. Daarnaast vervult de burgemeester een representatieve functie. Als een nieuwe burgemeester benoemd moet worden komt de gemeenteraad met een voorstel voor een kandidaat. Meestal neemt de minister van Binnenlandse Zaken deze aanbeveling over. Na instemming van de ministerraad en een handtekening van de Koning is de benoeming van een burgemeester een feit. Er is al jaren een discussie over het voorstel de burgemeester te laten kiezen door de burgers van de gemeente of door de gemeenteraad.

De burgemeester is verantwoordelijk voor handhaving van de openbare orde

en voor veiligheid (o.a. bestrijden van rampen) in de gemeente

verschillende bestuurslagen

De drie bestuurslagen van Nederland

Gemeentelijk bestuur van Rotterdam

De gemeenteraad

§3: de provincie en het provinciebestuur

Statenzaal van de provincie Overijssel.
Statenzaal van de provincie Overijssel.
Statenzaal Zuid Holland
Statenzaal Zuid Holland

§3: de provincie en het provinciebestuur

Nederland heeft 12 provincies. Deze provincies hebben hun eigen kenmerken en problemen. Het provinciebestuur houdt zich vooral bezig met ruimtelijke ordening en het milieu. Met ruimtelijke ordening bedoelen we dat de provincie plannen maakt op het gebied van woningen, bedrijven, landbouw of natuurgebieden.

Elk provinciebestuur bestaat uit drie onderdelen.

  • Commissaris van de koning
  • Gedeputeerde Staten
  • De Provinciale Staten

Wij gaan elke vier jaar naar de stembus om de Provinciale Staten te kiezen. Zij controleren de commissaris van de Koning en de Gedeputeerde Staten. Daarnaast stemmen ze over provinciale besluiten. Het aantal leden van de Provinciale Staten verschilt per provincie. Hoe meer inwoners, hoe meer Statenleden. De Provinciale Staten hebben naast het stemmen en controleren nog een belangrijke taak. Zij kiezen namelijk de Eerste Kamer.

De commissaris van de koning wordt officieel benoemd door de koning, maar in de praktijk wordt dit eigenlijk altijd door de minister van buitenlandse zaken gedaan.

De Gedeputeerde Staten worden door de leden van de Provinciale Staten gekozen.

provinciaal bestuur

Statenzaal

Hoofdstuk 5

§1: Politieke besluitvorming

§1: Politieke besluitvorming

In Nederland hebben we een besluitvormingsproces. Het besluitvormingsproces verloopt in vier fasen:

  • fase 1: uiten van wensen en erkennen van wensen als politieke problemen (agendavorming)

Het politieke besluitvormingsproces begint vaak met het ontstaan van wensen en verlangens in de maatschappij of bij het vaststellen van maatschappelijke problemen. Als politici deze wensen of problemen belangrijk genoeg vinden, dan worden het op de politieke agenda geplaatst. Naast burgers, mogen ook politieke partijen en politici met wensen komen in deze fase. We zeggen dan dat het probleem op de politieke agenda is geplaatst.

Om zaken op de politieke agenda te krijgen, proberen burgers, pressie- en belangengroepen de publieke opinie te mobiliseren. Dit houdt in dat je zoveel mogelijk mensen op de hoogte brengt van jouw wens of probleem. Hiervoor kun je gebruik maken van kranten, televisie en sociale media. De massamedia spelen dus een belangrijke rol om problemen en wensen onder de aandacht van politici te brengen. Vaak zetten politici of ambtenaren zelf punten op de politieke agenda.

Sommige pressie- en belangengroepen of media slagen er beter in hun opvattingen, opinies, belangen onder de aandacht te krijgen van politici dan andere. Zij hebben dan een sterkere invloed op het besluitvormingsproces dan andere. Deze wensen moeten leiden tot het nemen van maatregelen door het kabinet of de gemeente.

  • fase 2: vergelijken of afwegen van politieke problemen; bedenken van oplossingen voor politieke problemen of een bepaald politiek probleem

Bestuurders en politici bepalen welke problemen worden aangepakt en welke problemen prioriteit krijgen. Prioriteit houdt datgene in wat voorrang krijgt of hoort te krijgen. Zij komen met voorstellen voor oplossingen van een bepaald probleem.

Als het kabinet of college van B&W met oplossingen voor een bepaald probleem komt, dan is er sprake van beleidsvoorbereiding. Daarbij spelen ambtenaren een belangrijke rol. De lobby van pressie- en belangengroepen richt zich in deze fase vaak op de ambtenaren.

  • fase 3: beslissen over problemen of de besluitvormingsfase

Eerst nemen bewindslieden of bestuurders (ministers, wethouders) een (voorlopig) besluit. Vervolgens komt de volksvertegenwoordiging (het parlement, de gemeenteraad) aan bod. Zij kunnen nog veranderingen aanbrengen als zij dat willen (recht van amendement). De Tweede Kamer heeft daarnaast ook het recht wetsvoorstellen in te dienen (recht van initiatief).

Voordat de volksvertegenwoordiging een definitief besluit neemt, proberen allerlei belangengroepen nog invloed uit te oefenen. Fase 3 is afgerond als de volksvertegenwoordiging de uiteindelijke beslissing heeft genomen. (stemrecht).

  • fase 4: besluiten uitvoeren

Ambtenaren onder verantwoordelijkheid van de minister/ de wethouder moeten de wetten en maatregelen uitvoeren. Daarbij kan het voorkomen dat besluiten soms anders worden opgevat door de verschillende groepen, politici, ambtenaren. Daarom is controle erg belangrijk. Op die manier kun je nog aanpassingen doorvoeren. De vierde fase is afgerond als het besluit is uitgevoerd.

knelpunten politieke besluitvorming.

§2: compromissen

§2: compromissen

Politieke besluiten zijn vaak het gevolg van het sluiten van compromissen. Compromissen zijn overeenkomsten tussen partijen waarbij ieder wat toegeeft. Het sluiten van compromissen is vaak noodzakelijk om tot meerderheidsbesluiten te komen. Een voorbeeld hiervan is de vorming van een coalitie. Geen enkele partij heeft in de Tweede Kamer een meerderheid en geen enkele partij kan dus alleen regeren. Partijen die in de Tweede Kamer samen een meerderheid hebben, streven ernaar om na de verkiezingen van de Tweede Kamer een coalitie te vormen (meerderheidskabinet). Het kabinetsbeleid is het resultaat van het sluiten van compromissen.

Compromissen sgp voorbeeld

§3: ambtenaren

§3: ambtenaren

De besluiten van de landelijke en lokale overheid worden voorbereid en uitgevoerd door ambtenaren. De ministers en wethouders zijn verantwoordelijk voor het handelen van de ambtenaren. Ambtenaren vormen een schakel tussen politiek en burgers. De meeste contacten van burgers met hun gemeente (verzoek om informatie, paspoort afhalen e.d.) zijn contacten tussen burgers en ambtenaren.

Ambtenaren hebben macht vanwege hun specialistische kennis over een bepaald onderwerp en de grote rol die zij hebben bij het formuleren van (wets)voorstellen. Verder hebben ambtenaren ook macht, omdat zij kunnen blijven zitten als politieke organen (bijvoorbeeld Eerste Kamer, Tweede Kamer, gemeenteraad) van samenstelling veranderen. Ambtenaren kunnen invloed uitoefenen op de uitleg van besluiten en de werking ervan.

§4: mogelijkheden individuele burgers

§4: mogelijkheden individuele burgers

Individuele burgers hebben de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de overheid. Dit kunnen zij op een aantal manieren doen, namelijk:

  • zij hebben stemrecht bij verkiezingen voor de gemeenteraad, provinciale staten, Tweede Kamer, Europees parlement
  • zij mogen politieke partijen oprichten
  • zij kunnen lid worden van politieke partij en meedoen in een politieke partij
  • zij kunnen politieke partijen inschakelen
  • zij kunnen actie- of belangengroepen oprichten
  • zij kunnen lid worden van een actie-of pressiegroep
  • zij kunnen deelnemen aan acties van actie- of pressiegroepen
  • zij kunnen een klacht of bezwaarschrift indienen bij de regering, het parlement, het college van B en W, de gemeenteraad
  • zij kunnen een handtekeningenactie houden
  • zij kunnen allerlei vormen van buitenparlementaire actie bijvoorbeeld Greenpeace. Zij overtreden eigenlijk de wet, maar doen dit zonder geweld.
  • zij kunnen persoonlijk contact opnemen met politici bijvoorbeeld een minister, een lid Tweede Kamer, een lid B&W, een raadslid en ambtenaren
  • zij kunnen de media inschakelen oftewel de openbaarheid zoeken
  • zij kunnen klachten over het gedrag van bestuursorganen, van ambtenaren van de rijksoverheid en van de politie melden bij de Nationale Ombudsman
  • zij kunnen gebruik maken van officiële inspraakmogelijkheden tijdens het besluitvormingsproces, bijvoorbeeld tijdens hoorzittingen in de Tweede Kamer en gebruik maken van spreekrecht tijdens vergadering van de gemeenteraad
  • zij kunnen een verzoek indienen om een referendum te houden in de gemeente of het land
  • zij kunnen bij onenigheid met de overheid of de gemeente de rechter inschakelen

§5: kenmerken van belangen- of pressiegroepen

Pressiegroep ANWB
Pressiegroep ANWB
Pressiegroep Amnesty International.
Pressiegroep Amnesty International.

§5: kenmerken van belangen- of pressiegroepen

Bij de individuele mogelijkheden van burgers zijn belangen-, actie- en pressiegroepen genoemd. Deze groepen hebben bepaalde kenmerken, namelijk:

  • die groepen streven bepaalde belangen na
  • ten behoeve van die belangen proberen ze druk uit te oefenen op de politieke besluitvorming mogelijkheden van belangen- of pressiegroepen om invloed uit te oefenen op de politiek:
  • openlijke actie, zoals een demonstratie, blokkades, vastketenen,
  • consumentenstaking: deze acties zijn belangrijk vanwege beïnvloeding

       van de publieke opinie

 

  • overleg in adviesorganen
  • lobbyen. Men spreekt van lobbyen als vertegenwoordigers van pressie- of belangengroepen proberen op een informele manier via direct contact met de politieke besluitvormers beleid in een voor hen gunstige richting te beïnvloeden.  

Voorbeelden van Invloed ANWB (pressiegroep) op de overheid.

Verschil tussen een politieke partij en een belangengroep
Zoek de verschillen

§6: machtsmiddelen die maatschappelijke groepen of organisaties hebben om de politieke besluitvorming te beïnvloeden

§6: machtsmiddelen die maatschappelijke groepen of organisaties hebben om de politieke besluitvorming te beïnvloeden

De ene maatschappelijke groep of organisatie heeft meer machtsmiddelen om de publieke besluitvorming te beïnvloeden. Dit heeft alles te maken met de volgende verschillen:

  • de beschikking over kennis/ deskundigheid
  • de omvang van de groep die zij vertegenwoordigen, oftewel het aantal leden
  • de financiële middelen
  • formele of wettelijke bevoegdheden hebben
  • gezag of charisma van personen/leidinggevende personen
  • de toegang tot de media
  • de toegang tot belangrijke politici of invloedrijke personen in het bestuur van het land of gemeente
  • zitting hebben of deel uitmaken van adviesorganen van het bestuur/ de regering

Machtsmiddelen

Hoofdstuk 6

§1: Nederland en de Europese Unie (EU)

Europese unie logo
Europese unie logo
Landen die bij de EU zijn aangesloten.
Landen die bij de EU zijn aangesloten.

§1: Nederland en de Europese Unie (EU)

Het buitenland oefent op allerlei manieren invloed uit op de besluitvorming en beleid in Nederland. Meest duidelijk is dat te zien bij de Europese Unie.

Oorspronkelijk was de bedoeling om Europa veiliger ('nooit meer oorlog') en welvarender maken door economische samenwerking. Dit startte in 1952 met de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS). In 1957 werd deze samenwerking uitgebreid op economisch gebied. De Europese Economische Gemeenschap (EEG)werd opgericht. In 1992 wilde men dit ook uitbreiden op politiek gebied. Daarom werd de Europese Unie opgericht. De bovengenoemde doelen zijn grotendeels gehaald voor de huidige EU-landen. De doelen - verbetering van stabiliteit en veiligheid en verhogen van de welvaart in Europa - worden ook gesteld ter rechtvaardiging van de uitbreiding van de EU.

Europese unie toen, nu en de toekomst

§2: Europese economische samenwerking

§2: Europese economische samenwerking

Economische samenwerking is de belangrijkste pijler van de EU. Belangrijke kenmerken van deze samenwerking zijn:

  • Binnen EU creëren van gemeenschappelijke markt:
  • vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal en mensen; garanderen van eerlijke concurrentie; gemeenschappelijk landbouwbeleid (o.a. subsidiëring van agrarische producten)

 

Naast economische samenwerking zijn er ook andere vormen van samenwerking. Voorbeelden hiervan zijn:

  • op het gebied van buitenlands beleid (asiel- en integratiebeleid)
  • justitie (b.v. misdaad- en terreurbestrijding)
  • beleid en regelgeving op het gebied van milieu

 

Wikipedia Europese samenwerking
De Europese Unie (EU) is een uit 28 Europese landen bestaand statenverband. De EU vindt haar oorsprong in de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Europese Economische Gemeenschap, in 1958 gevormd door zes landen (België, de Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland). In de jaren erna groeiden de Europese Gemeenschappen in omvang door de toelating van nieuwe lidstaten en in macht door het uitbreiden van hun zeggenschap. Het Verdrag van Maastricht vormde in 1993 de huidige Europese Unie. De laatste aanpassing aan de constitutionele basis was in 2009 met het (in 2007 ondertekende) Verdrag van Lissabon.

§3: Invloed van EU op het Nederlandse beleid en daarmee op het leven van alledag

§3: Invloed van EU op het Nederlandse beleid en daarmee op het leven van alledag

Veel van de nationale wet- en regelgeving is van de EU afkomstig of is in hoge mate door de EU beïnvloed. Als lid van de EU dient Nederland de Europese regels (Europese richtlijnen) om te zetten in Nederlandse wetgeving. Voorbeelden van Europese invloed op sociaal-economisch terrein:

  • algemeen: toename van de welvaart
  • gemeenschappelijke Europese munt, de Euro (anno 2014 in achttien landen: deze landen worden samen de eurozone genoemd). Voordelen:
  • omwisselen van geld op vakantie is niet meer nodig
  • kopen van producten over de grens is gemakkelijker
  • bevordert de handel.

Mede vanwege de Euro dienen de lidstaten zich te houden aan strenge afspraken over de begroting

  • rechten van de consument worden beschermd. Een voorbeeld hiervan is dat de koper van een product heeft het recht op de teruggave, het herstel of de vervanging van goederen met gebreken tot twee jaar na levering
  • in de supermarkt koopt de burger (buitenlandse) producten met de zekerheid dat deze aan uniforme gezondheids- en veiligheidsregels voldoen
  • gelijke rechten mannen en vrouwen: EU regels bepalen dat vrouwen en mannen evenveel loon moeten krijgen voor hetzelfde werk
  • bescherming van milieu. Bijvoorbeeld het voorkomen en of verminderen van verontreiniging van water, bodem en lucht of de bescherming van dieren
  • in 2009 moeten dierproeven om cosmeticaproducten en -ingrediënten te testen tot het verleden behoren. De EU heeft dit in 2003 in een richtlijn bepaald
  • maximumbedragen voor mobiel bellen en internetten in de EU

Voorbeelden van Europese invloed op sociaal cultureel gebied:

  • algemeen: bevordering/ garantie van internationale stabiliteit en veiligheid
  • eerbiedigen van de mensenrechten (onder meer de gelijke rechten van vrouwen) en voldoen aan de voorwaarden van de democratische rechtsstaat. Dit zijn voorwaarden voor de lidstaten en voor de landen die lid willen worden
  • Europees burgerschap: de burgers in de lidstaten hebben speciale rechten. Bijvoorbeeld:
  • het recht om vrij te reizen, wonen en werken binnen de grenzen

    van de EU)

  • Europees burger mag stemmen voor de

    gemeenteraadsverkiezingen in zijn woonplaats ongeacht zijn

    nationaliteit

  • de EU stimuleert dat jongeren makkelijk in het buitenland kunnen studeren en stage kunnen lopen

Bovenstaande voorbeelden worden in het algemeen (maar niet door iedereen) als voordelen gezien van de EU.

Het belang van de Europese Unie
Het belang van de Europese Unie

§4: Politiek - hoe komen de Europese besluiten tot stand? - invloed van de burger

§4: Politiek - hoe komen de Europese besluiten tot stand? - invloed van de burger

Elke vijf jaar worden door de inwoners van de lidstaten de leden van het Europees Parlement gekozen. Het EP vertegenwoordigt de burgers. De Nederlandse kiezers stemmen op Nederlandse kandidaten voor het EP.

Het Europees parlement is te vergelijken met de Tweede Kamer; het parlement beslist (mee) bij wetgeving en controleert de Europese Commissie.

De leden van het EP zijn niet de enigen die meebeslissen over

de wetgeving. De nieuwe wetten moeten ook goedgekeurd worden door de betreffende ministers van regeringen van alle EU- landen bijvoorbeeld de ministers van Economische zaken of van Financiën of van Landbouw en Visserij. De ministers uit de verschillende Europese landen samen noemen we de Raad van Ministers.

De Europese Commissie is het dagelijks bestuur vande EU, te vergelijken met het kabinet in Nederland. Europese Commissie komt met voorstellen voor

nieuwe wetten en maatregelen, voert wetten en maatregelen uit en controleert of de lidstaten de wetten en maatregelen uitvoeren. De burger heeft invloed op de Europese Besluitvorming door te stemmen; via het Nederlandse parlement en door middel van lobbyen.

Niet iedereen is blij met de EU. Hieronder staan voorbeelden van kritiek op de Europese samenwerking met de daarbij behorende problemen.

  • bepaalde groepen en mensen vinden dat de EU te veel de zelfstandigheid

van de afzonderlijke lidstaten beperkt. Hoe meer zaken Europees geregeld worden, hoe minder vrijheid er is voor de landen die lid zijn. Verder moeten de afzonderlijke landen zich te houden aan de wetgeving op EU-niveau

  • voor een aantal mensen is een nadelig punt dat arbeidskrachten uit goedkopere lonenlanden naar Nederland komen en daarmee werklozen of jeugdigen verdringen op de arbeidsmarkt
  • de EU wordt door velen gezien als log en bureaucratisch
  • de moeilijke bestuurbaarheid van een alsmaar groeiende EU
  • er zijn mensen die vinden dat Nederland te veel moet betalen aan de EU
  • er is sprake van onvoldoende democratische controle door de burgers, het Nederlandse parlement en het Europees parlement
  • door de uitbreiding van het aantal lidstaten neemt de invloed van Nederland op de EU af

 

Hoofdstuk 7

§1: knelpunten in het functioneren van het politieke besluitvormingsproces en voorstellen voor verbeteringen

§1: knelpunten in het functioneren van het politieke besluitvormingsproces en voorstellen voor verbeteringen

In Nederland zijn er altijd mensen die niet tevreden zijn of ruimte zien voor verbeteringen. Meningsverschillen over het functioneren van het politiek besluitvormingsproces zijn er voldoende. Voorbeelden van deze meningsverschillen zijn:

  • de politieke besluitvorming in Nederland wordt in toenemende mate bepaald door Europese besluitvorming en regelgeving
  • afstand tussen kiezers en politici, dit blijkt bijvoorbeeld uit:
  • geen interesse bij de burgers in de politiek
  • mensen begrijpen de politiek niet goed
  • burgers vinden dat politici niet goed luisteren naar de

    wensen van de burgers

  • Burgers vinden dat politici hun werk niet goed doen
  • politici weten niet wat er speelt onder de burgers
  • geringe invloed van burgers op de politieke besluitvorming
  • zij hebben geen rechtstreekse invloed op het kabinetsbeleid
  • geen rechtstreekse invloed op de vorming van een kabinet
  • zij hebben geen keus voor een burgemeester

Daar waar problemen zijn, denken mensen ook na over verschillende voorstellen van verbetering. Voorbeelden hiervan zijn:

  • gekozen minister-president
  • gekozen burgemeesters
  • regionale kandidaatstelling parlementariërs
  • referenda houden: kiezers kunnen zich rechtstreeks uitspreken over bepaalde kwesties
  • opnieuw instellen van de stemplicht

§2: voor- en nadelen van een referendum

Stemmen voor een stelling in de Nederlandse maatschappij.
Stemmen voor een stelling in de Nederlandse maatschappij.
Stelling burgers beantwoorden met een ja en een nee.
Stelling burgers beantwoorden met een ja en een nee.

§2: voor- en nadelen van een referendum

 

In de vorige paragraaf werd, als mogelijke oplossing voor de betrokkenheid van de burgers, een referendum genoemd. Een referendum heeft voor- en nadelen. Hieronder worden deze opgesomd:

Voordelen:

  • kiezers hebben direct invloed op het politieke proces
  • verkleining van de kloof tussen kiezers en politici: de burger daadwerkelijk invloed te geven zal het vertrouwen van de burgers in de politiek toenemen
  • van de zijde van de burgers kan de belangstelling voor politieke besluitvormingsprocessen of een bepaald vraagstuk toenemen
  • maatschappelijke groeperingen of burgers die in het parlement of de  gemeenteraad een minderheid hebben, kunnen door een referendum een meerderheid van de burgers achter hun standpunt krijgen
  • door een referendum ontstaat een groter draagvlak voor een politiek besluit

Nadelen:

  • de positie van de volksvertegenwoordiging wordt aangetast. In het Nederlands parlementair stelsel nemen de leden van de Tweede Kamer namens de kiezers beslissingen. Als de kiezers zich direct kunnen uitspreken over bepaalde politieke kwesties, dan wordt de beslissingsbevoegdheid van het parlement minder
  • de politieke besluitvorming wordt vertraagd. Het organiseren van een referendum kost veel tijd
  • tegenstanders wijzen erop dat politieke kwesties vaak te ingewikkeld zijn om door kiezers beoordeeld te kunnen worden
  • er bestaat gevaar voor manipulatie door bijvoorbeeld eenzijdige berichtgeving van de media
  • het leidt tot versnippering van de politieke besluitvorming
  • kiezers stemmen tegen een voorliggend onderwerp of strijdpunt uit ongenoegen over andere zaken: andere zaken die er niet direct betrekking op hebben (denk aan het referendum over de EU-grondwet op 1 juni 2005)
  • burgers moeten kiezen uit ‘ja’ of ‘nee’, men kan niet kiezen uit allerlei variaties

Voor en nadelen referendum

Hoofdstuk 8

§1: functies van de massamedia

Voorbeelden van de functies.
Voorbeelden van de functies.
Voorbeelden van de funcies.
Voorbeelden van de funcies.

§1: functies van de massamedia

 

De massamedia heeft belangrijke functies voor democratische besluitvorming:

  • aandragen van onderwerpen voor de politieke agenda
  • controleren van politici, massamedia als waakhond van de democratie
  • burgers informeren over het overheidsbeleid
  • meningsvorming

Voor de democratie is het belangrijk dat er pluriformiteit in de media is, zodat politieke kwesties van verschillende kanten bekeken kunnen worden.

Naast de democratische functie hebben de media ook een socialiserende functie, omdat waarden en normen (on)bewust worden overgedragen.

Prezi media theorieën. Belangrijk voor je examen.

Opdracht nieuwsselectie
Klik op deze link en maak de opdracht.

Functies van de massamedia

§2: kenmerken maatschappelijke vraagstukken

Hoe herken ik een maatschappelijk probleem?
Hoe herken ik een maatschappelijk probleem?
Voorbeelden van een maatschappelijk probleem.
Voorbeelden van een maatschappelijk probleem.

§2: kenmerken maatschappelijke vraagstukken

Er is sprake van een maatschappelijk vraagstuk als voldaan wordt aan (een deel van) de volgende kenmerken:

  • er moet sprake zijn van een sociaal probleem d.w.z. het gaat om een situatie die veel mensen onwenselijk vinden; die veel mensen in strijd vinden met bepaalde waarden en/ of normen
  • er bestaan meestal verschillende meningen over de oplossing van het probleem; betrokken burgers/ groeperingen hebben vaak verschillende waarden, normen, belangen
  • het moet gaan om een probleem dat door middel van gezamenlijke actie of door de politiek kan worden opgelost. De oplossingen van een maatschappelijk probleem kunnen gedaan worden door acties of maatregelen van maatschappelijke organisaties of door gezamenlijk optreden van burgers. Het probleem kan ook worden aangepakt door de overheid
  • het vraagstuk krijgt de aandacht van de media en het krijgt daardoor de aandacht van de publieke opinie en de overheid. Een (invloedrijke) groep mensen of organisatie brengt het vraagstuk onder de aandacht van de media.

 

Voorbeelden van een maatschappelijke analyse.
Klik op bovenstaande link . Je komt op een website waar je op verschillende linken klikken. Je verschillende maatschappelijke analyses bekijken en gaan onderzoeken.

Opdracht: Hoe herken ik een maatschappelijk probleem?

Hoe herken ik een maatschappelijk vraagstuk?

§3: Invalshoeken maatschappelijk vraagstuk

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Invalshoeken maatschappelijk vraagstuk

  • Sociaal economische invalshoek
  • Sociaal culturele invalshoek
  • Politiek juridische invalshoek
  • Veranderings- en vergelijkende invalshoek

Sociaal economische invalshoek:

Hierbij kijk je naar de belangen van mensen.

  • Speelt de economische situatie een rol bij het probleem?
  • Wat zijn de belangen van de betrokkenen?
  • Welke belangentegenstellingen zijn er?

Sociaal culturele invalshoek:

Bij deze invalshoek spelen de waarden en normen van mensen een belangrijke rol.

  • Welke waarden en normen spelen een rol?
  • Spelen culturele kenmerken van de betrokken een rol bij het probleem? Zo ja welke?

Politiek juridische invalshoek:

Alle maatschappelijke vraagstukken komen uiteindelijk bij de politiek terecht.

  • Hoe gaat de politiek om met deze kwesties en welke compromissen worden er gesloten?
  • Wat heeft de overheid tot nu toe aan het probleem gedaan?
  • Wat vinden de verschillende politieke partijen / stromingen van het probleem?
  • Welke wetsregels bestaan er voor het probleem en welke aanpassingen zijn nodig die voor iedereen acceptabel zijn?

De veranderings- en vergelijkende invalshoek:

Bij deze invalshoek verschillen normen en waarden per:

  • Plaats
  • Tijd
  • Groep
  • Hoe keek men in het verleden tegen een probleem aan?
  • Welke sociale, culturele, politieke en sociaaleconomische veranderingen hebben invloed op het probleem?
  • Hoe kijkt men in andere samenlevingen tegen het probleem aan?

Invalshoeken maatschappelijk vraagstuk

Begrippen en samenvatting

Begrippen:

 

Parlementaire democratie: een land waarin niet de burgers zelf, maar gekozen volksvertegenwoordigers de belangrijkste beslissingen nemen.

Vrije en geheime verkiezingen: je mag zelf beslissen op wie je stemt en je stem is anoniem.

Algemeen kiesrecht: het recht om als burger de volksvertegenwoordigers voor het parlement, de gemeenteraad en het Europees Parlement te kiezen.

Grondwet: hierin staan de belangrijkste rechten en plichten van de burgers precies omschreven, net als de bevoegdheden van de overheid.

Trias Politica: de scheiding van de politieke macht in drie onderdelen (de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht).

Wetgevende macht: stelt wetten vast waaraan burgers en de overheid zich moeten houden.

Uitvoerende macht: zorgt ervoor dat eenmaal goedgekeurde wetten worden uitgevoerd.

Rechterlijke macht: beoordeelt of wetten goed worden nageleefd en doet uitspraak in conflicten.

Grondrechten: de belangrijkste rechten van burgers die in onze samenleving gelden en in de grondwet zijn vastgelegd.

Artikel 1 van de Grondwet: allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld.

Rechtstaat: is een land waar de rechten en plichten van de burgers en van de overheid zijn vastgelegd.

Rechtszekerheid: dat je erop kunt rekenen dat je rechten gerespecteerd en uitgevoerd zullen worden.

Rechtsgelijkheid: elke burger kan erop rekenen dat bij gelijke situaties iedereen hetzelfde wordt behandeld (dus ook bestraft).

Machtenscheiding: zie trias politica

Zwevende kiezers: kiezer die niet bij elke verkiezing op dezelfde partij stemt

Peilingen: tijdens de verkiezingen analyseren commentatoren het debat. Welke partij staat er goed voor? Welke niet?

Lijsttrekker: de persoon die bovenaan een verkiezingslijst staat van een politiek partij

Kabinetsformatie: de onderhandelingen over welke partijen gaan regeren.

Coalitievorming: twee of meer partijen die samen afspraken maken om de regering te vormen

Regeerakkoord: de plannen voor het regeringsbeleid voor de komende jaren.

Miljoenennota: een overzicht van de belangrijkste uitgaven en inkomsten die de regering voor dat jaar verwacht.

Troonrede: bevat de plannen van de regering voor het komende jaar (voorgelezen door het staatshoofd).

Prinsjesdag: derde dinsdag in september. Dag waarop het staatshoofd de troonrede voorleest en de minister van Financiën de miljoenennota presenteert.

Recht van amendement: het recht van de Tweede Kamer om wetsvoorstellen te veranderen.

Staatcourant: officieel dagblad van het Koninkrijk der Nederlanden, waarin allerlei overheidsmededelingen worden gepubliceerd.

Recht van interpellatie: de ministers en staatssecretarissen ter verantwoording roepen in een debat

Recht van enquête: onderzoek instellen door een speciale commissie

Vragenrecht: het recht om mondelinge en schriftelijke vragen te stellen

Recht van motie: het recht om een schriftelijke mening te geven over het beleid van een minister

Budget of begrotingsrecht: de begroting goed- of afkeuren of wijzigen: deze laatste behoort ook tot de wetgevende taak.

Ministeriële verantwoordelijkheid: het kabinet is verantwoordelijk voor het bestuur van ons land en voor alles wat de koning in het openbaar zegt en doet.

Constitutie: Zie grondwet

Kabinetscrisis: het kabinet treedt af na onderlinge problemen of een conflict met de Tweede Kamer.

Dictatoriaal politiek systeem: een land waar de macht in handen van één persoon, een kleine groep mensen of één partij is.

Censuur: controle op voor publicatie bestemde artikelen, televisie uitzendingen, boeken en films.

Parlement: bestaat uit de Eerste en Tweede Kamer.

Fractie: een groep vertegenwoordigers van één politieke partij in een gekozen orgaan.

Fractievoorzitter: voorzitter van de fractie van een politieke partij in de Tweede kamer

Stemrecht: wetten goed- of afkeuren

Recht van initiatief: zelf voorstellen van wetten indienen

Recht van amendement: recht om wijzigingen op een wetsvoorstel in de te dienen

Kabinet: alle ministers en hun staatssecretarissen samen.

Motie van wantrouwen: een Tweede Kamerlid zegt dat hij of zij een minister niet meer vertrouwt en probeert een meerderheid in de Tweede Kamer hiervoor te halen.

Coalitiepartijen: twee of meer partijen die samen de regering vormen.

Oppositiepartijen: de politieke partijen die niet in de regeringscoalitie zitten.

Nationaal bestuur: bestuur van het land

Regering: de ministers samen met de koning, maar zonder de staatssecretarissen.

Ministeries: afdelingen van de regering waar één minister de baas is.

Monarchie: vorm van bestuur met een erfelijke koning aan het hoofd.

Republiek: staatsvorm met gekozen staatshoofd

Ceremoniële functie: taak van de koning bv. gebouwen openen, schepen te water laten gaan, enz.

Symbolische functie: taak van de koning bv. Koningsdag, Prinsjesdag, lintjes uitdelen enz.

Representatieve functie: taak van de koning bv. Gastheer voor bezoeken van buitenlandse staatshoofden, het gezicht zijn van Nederland in het buitenland, enz.

Staatssecretaris: soort hulpminister die verantwoordelijk is voor een deel van het beleidsterrein van een minister.

Stroming: een geheel van ideeën over wat belangrijk is in de maatschappij en hoe mensen het beste met elkaar kunnen samenleven.

Progressief: vooruitstrevend.

Conservatief: behoudend.

Liberalisme: heeft vrijheid en eigen verantwoordelijkheid als belangrijkste uitgangspunten.

Particulier initiatief: initiatieven van burgers, zoals een eigen bedrijf beginnen.

Deregulering: de overheid bemoeit zich zo min mogelijk met de economie en maakt de regels en procedures zo simpel mogelijk.

Abortus: ingreep waarbij een ongeboren kind uit de buik wordt weggehaald

Euthanasie: levensbeëindiging

Sociaaldemocratische stroming: heeft gelijkheid en gelijkwaardigheid als uitgangspunten.

Christendemocratische stroming: heeft het christelijk geloof en de Bijbel als

uitgangspunt.

Rentmeesterschap: mensen moeten zuinig met de aarde omgaan, omdat die door God in ruikleen is afgestaan.

Rechtsextremistische stroming: heeft als uitgangspunt de ongelijkwaardigheid tussen mensen.

Racisme: discriminatie op grond van ras.

Nationalistisch: als je streeft naar meer macht voor je eigen land

Ecologische stroming: heeft als uitgangspunt dat de natuur en het milieu zo min mogelijk aangetast mag worden door de mens.

Populisme: een stijl van politiek bedrijven die de bevolking eenvoudige oplossingen voor complexe problemen voorschotelt.

Verkiezingsprogramma's: Hierin wordt vastgelegd welke ideeën een politieke partij heeft.

Gemeenteraad: het door de burgers gekozen orgaan van de gemeente.

Gemeente: gebied (vaak een stad met omliggende dorpen) dat door een college van

burgemeester en wethouders wordt bestuurd.

College van B&W: bestaat uit de burgemeester en wethouders en is het dagelijks bestuur van de gemeente.

Wethouders: hebben in het college een eigen takenpakket.

Burgemeester: de voorzitter van het college van B en W en de gemeenteraad.

Ruimtelijke ordening: de wetten en regels van de overheid waarmee bepaald wordt op welke manier de ruimte gebruikt mag worden.

Commissaris van de koning: voorzitter van zowel Provinciale Staten als Gedeputeerde Staten.

Gedeputeerde Staten: het dagelijks bestuur van de provincie.

De Provinciale Staten: het door de burgers gekozen orgaan van de provincie. Zij stemmen over provinciale besluiten en hebben een controlerende taak.

Politieke agenda: onderwerpen waarvoor politici met elkaar oplossingen zoeken.

De publieke opinie: de mening van veel mensen over een kwestie.

Massamedia: media die zich met hun communicatieboodschap tot grote groepen mensen tegelijk richten.

Prioriteit: welk probleem wordt als eerste aangepakt?

Compromissen: afspraken waarbij alle partijen een beetje toegeven.

Meerderheidsbesluiten: besluitvorming volgens het democratisch beginsel

Ambtenaren: werken in opdracht van politici aan de voorbereiding en uitvoering van beleid.

Actie-, pressie- of belangengroepen: groepen die bepaalde belangen nastreven en proberen de politieke besluitvorming te beïnvloeden.

Handtekeningenactie: het verzamelen van handtekeningen om steun voor een bepaalde zaak te krijgen

Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS): een gemeenschappelijke markt voor deze grondstoffen, opgericht door zes landen in 1951, had als doel de Europese economie nieuw leven in te blazen.

Europese Economische gemeenschap (EEG): uitbreiding van de EGKS op economisch gebied.

Europees Parlement: beslist (mee) over nieuwe wetten en controleert de Europese Commissie.

Europese Commissie: stelt wetten voor en is verantwoordelijk voor de uitvoering ervan.

Raad van Ministers: bestaat uit ministers uit alle EU-landen en stemt over wetsvoorstellen.

Lobbyen: bij politici steun vragen voor de eigen standpunten.

Referenda: burgers stemmen zelf over een politiek voorstellen.

Pluriformiteit: de aanwezigheid van veel verschillende media

Publieke opinie: de mening die het grootste deel van de bevolking over een kwestie heeft

 

 

Oefenvragen over politiek en beleid

Oefenvragen over Politiek en beleid.

Op de onderstaande link kan je klikken. Dan Krijg he allemaal verschillende leerdoelen te zien. Klik op een van die leerdoelen. Klik op de oefenvragen. Je moet je naam en school invullen voordat je aan de vragen kan beginnen.

Veel succes.

http://www.maatschappijkunde.nl/kerndoelen/politiekenbeleid/