Planning
PTA
Lesmateriaal
Les 1
Financieel Management en Financiële Planning

Wat houden de bovengenoemde termen in en wat is het verschil tussen beide termen ?
Waarom is dit onderwerp belangrijk ?
Hoe zien de komende 10 weken er uit betreffende dit vak ?
Opdrachten:
Je gaat zelf een (hoveniers) bedrijf starten. Denk realistisch na wat je daarvoor nodig hebt en hoe je deze bedrijfsmiddelen gaat financieren. Bedenk dan ook dat je aan promotie moet doen, de juiste kleding moet hebben en tal van andere zaken waar je in eerste instantie geen rekening hebt gehouden.
Na de tekst op pagina's 3, 4 en 5 te hebben doorgenomen, maak je:
1. Een fictieve Balans. Op deze Balans staan de activa die je bezit aan de debet kant en de middelen om deze activa te financieren aan de creditkant.
2. Reken je voor jezelf uit wat je uurtarief moet zijn als je Bruto € 2000,- / maand wil gaan verdienen. Let hierbij ook op vakantiegeld !
3. Een fictieve Exploitatie rekening
Les 2
Balans
Vorige week hebben we nut en noodzaak van een Balans besproken. 3 leerlingen vertellen over het gesprek dat ze met hun stagebieder hebben gevoerd over dit onderwerp.
LET OP:
- Het betreft gevoelige informatie, ga hier integer mee om !
Begrippen:
Bezittingen (activa)
De bezittingen worden in drie groepen verdeeld.
Vaste activa – Vaste activa: de duurzame productiemiddelen. Dit zijn middelen die meerdere productieprocessen meegaan of langer dan een jaar gebruikt worden. Voorbeelden zijn: grond, gebouwen, machines, werktuigen en inventaris.
Vlottende activa – Vlottende activa: de vlottende productiemiddelen. Dit zijn middelen die slechts één productieproces meegaan of die in één keer verbruikt worden. Voorbeelden zijn: de voorraden (brandstof, perstouw, zaaizaad) en de vorderingen (debiteuren).
Liquide middelen – Liquide middelen: de geldmiddelen. Dit zijn de tegoeden uit de kas (contant geld) en/of de saldo’s op de bank.
Schulden (passiva)
Het totale vermogen wordt onderverdeeld in ‘eigen vermogen’ en ‘vreemd vermogen’. Het vreemd vermogen wordt weer onderverdeeld in twee groepen.
Eigen vermogen Het eigen vermogen wordt gebruikt voor de financiering en als buffer in slechte jaren. Het eigen vermogen is het vermogen wat de eigenaar(s) in het bedrijf heeft gestort of in de loop van de jaren heeft verdiend met het bedrijf. Het eigen vermogen kan ook dalen als er verlies is gemaakt. Het eigen vermogen is een schuld van het bedrijf aan de eigenaar(s), hoe hoger het eigen vermogen, hoe beter.
Lang vreemd vermogen – Vreemd vermogen op lange termijn: dit is geld dat geleend is en dat door het bedrijf meer dan één jaar gebruikt kan worden. Dit geld hoeft niet binnen het jaar terugbetaald te worden. Voorbeelden van vreemd vermogen op lange termijn zijn hypotheekleningen, bankleningen, familieleningen en leasing.
Kort vreemd vermogen – Vreemd vermogen op korte termijn: dit is geld dat geleend is en dat het bedrijf minder dan één jaar mag gebruiken. Dit geld moet dus binnen een jaar terugbetaald worden. Voorbeelden van vreemd vermogen op korte termijn zijn: het bankkrediet, de te betalen rekeningen (crediteuren), de belastingdienst of schulden aan het personeel (denk aan opgebouwd vakantiegeld)
Inleiding
Eén van de twee onderdelen van de jaarrekening is de balans. De balans van een bedrijf geeft aan waarin het geld geïnvesteerd is (de investeringsbalans) en hoe er voor deze investeringen betaald is (financieringsbalans). Zoals bij alle economische balansen, moet ook deze altijd in evenwicht zijn. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd wat er allemaal opgenomen moet worden op de investerings – en financieringsbalans
Op de investeringsbalans staan alle bezittingen (activa) van een bedrijf. Om een duidelijk beeld te krijgen maken we onderscheid tussen verschillende soorten activa.
Vaste activa De vaste activa. Dit zijn productiemiddelen die duurzaam bestemd zijn om de onderneming te dienen en waarover risico wordt gelopen. Duurzaam wil zeggen dat het productiemiddel langer dan één productieproces moet meegaan. En het risico wat wordt gelopen wil zeggen dat de waardeveranderingen ten laste komen van de onderneming.
Voorbeelden van vaste activa zijn bedrijfsgebouwen en –terreinen, machines, auto’s of computers
Immateriële vaste activa Een aparte categorie van bezittingen zijn de niet-materiële bezittingen, bezittingen die je niet fysiek hebt. Voorbeelden zijn fosfaatrechten, productierechten, software of goodwill. Goodwill geeft een beeld van de waarde bovenop de activa, die in de loop van de tijd gecreëerd is door het krijgen van een goed imago en een klantenbestand. Goodwill is alleen van toepassing bij de overname van een bedrijf. Deze hebben wel een waarde, moeten dus terug komen op de balans en er kan ook over worden afgeschreven.
Vlottende activa De vlottende activa. Dit zijn productiemiddelen die in minder dan een jaar omgezet worden (of kunnen worden) in geld. Voorbeelden van vlottende activa zijn voorraden en debiteuren.
Geld wat in de kas zit of op de bank staat (de zogenoemde liquide middelen) hoeft uiteraard niet meer in geld omgezet te worden omdat het al geld is. Meestal worden deze onder de vlottende activa ingedeeld, maar het komt ook voor dat de liquide middelen als aparte categorie op de balans staat.
Fig. 2.1 Investeringsbalans

Er zijn verschillende manieren om de bezittingen van paragraaf 3.1 te financieren. Er wordt onderscheid gemaakt tussen drie verschillende soorten financiering (passiva).
Eigen vermogen Dit is het saldo van alle activa min de schulden. Als het bedrijf alle bezittingen verkoopt tegen de balanswaarde en vervolgens de schulden aflost blijft het eigen vermogen over. Dat is het geld wat van de eigenaars van de onderneming is. Dit bestaat uit geld wat in het begin van de onderneming geïnvesteerd is of in de loop van de jaren verdiend is.
Achtergestelde lening Als bekenden geld beschikbaar stellen voor jouw onderneming noemen we dat achtergesteld vermogen. Dit heet achtergesteld omdat bij een faillissement de verstrekker van de achtergestelde lening als laatste in de rij staat om het geld terug te krijgen. Bij de beoordeling door een bank of er een lening gegeven kan worden kan dit helpen het risico voor de bank te verkleinen en dus de lening of het rentepercentage gunstig uit te laten vallen. Bij deze beoordeling ziet de bank de achtergestelde lening als onderdeel van het eigen vermogen.
Lang vreemd vermogen Wanneer tussen geldgever en geldnemer is afgesproken dat de geldnemer langer dan één jaar over het vermogen mag beschikken is er sprake van lang vreemd vermogen.
Voorbeelden van lang vreemd vermogen zijn een hypotheeklening en een banklening van meer dan één jaar.
Kort vreemd vermogen Kort vreemd vermogen wilt zeggen dat de schuld binnen een jaar afgelost moet worden of bij een doorlopend krediet kunnen worden.
Voorbeelden van kort vreemd vermogen zijn crediteuren en rekening courant krediet.
.
Fig. 3.2 Financieringsbalans

Les 3
De exploitatierekening
Een exploitatierekening, ook wel winst- en verliesrekening of resultatenrekening genoemd, is een overzicht van de opbrengsten en de kosten over een vaste periode, meestal een jaar. In figuur 1.2 staat een voorbeeld van een exploitatierekening. Elke exploitatierekening begint met de opbrengsten waarna alle kosten inzichtelijk gemaakt worden. Elk bedrijf is vrij om de kosten zo precies mogelijk weer te geven. Hoe preciezer, hoe meer werk, maar dan kan je natuurlijk wel een betere analyse maken. Er staan een aantal nieuwe begrippen in die in hoofdstuk 4 verder uitgelegd worden.
Nettowinst Het verschil tussen de opbrengsten en de kosten noem je de nettowinst of fiscale bedrijfswinst.
Als je van een bedrijf de exploitatierekening van meerdere jaren met elkaar vergelijkt, kun je achterhalen waar zich mogelijk problemen (gaan) voordoen. Bij veel Hoveniersbedrijven stijgen de arbeids- en machinekosten sterker dan de opbrengsten.
3.1 Opbrengsten
Lees de tekst uit de reader door.
Welke Opbrengsten kun jij opsommem die jouw (ex) stagebedrijf kan gegereren ?
Vergelijk jouw opsomming met datgene wat jouw stagebieder je kan vertellen.
3.2 Kosten
Lees de tekst uit de reader door.
Welke Kosten kun jij opsommem die jouw (ex) stagebedrijf genereerd ?
Vergelijk jouw opsomming met datgene wat jouw stagebieder je kan vertellen. Je zult verbaasd zijn van het aantal en hoeveelheid kosten. Het zijn vaak ook zaken waar je in eerste instantie niet bij stil staat.
Het uurloon is een belangrijke opbrengstenpost.
Hoe wordt dit uurloon bepaald ? Welke kosten worden hierin opgenomen ?
Bespreek dit met je stagebieder.
Les 4
De Exploitatierekening
3.3 Resultaat
3.4 Afschrijvingen
Les 5
SWOT
Waar staan de letters SWOT voor ?
4.1 Financiële analyse
Les 6
SWOT
4. SWOT: 4.2 Marktanalyse,
4.2.1. Kennis van de Branche,
4.2.2. Omgevingsanalyse
|
Les 7
SWOT
4. SWOT:
4.2 Marktanalyse,
4.2.3. Doelgroepenanalyse,
4.2.4. Marketingmix,
4.2.5. Concurrentieanalyse
|
Les 8
Les 9
Afronden en Inleveren Portfolio
Les 10. Toetsing