Leeslogboek havo 4 - 2018/2019 - kopie 1

Leeslogboek havo 4 - 2018/2019 - kopie 1

Algemeen

Planning schooljaar 2018 - 2019

In havo 4 ga je 6 boeken lezen. Bij elk boek update je het leeslogboek

Hieronder vind je een schema met deadlines. Wanneer je dit schema volgt, weet je zeker dat je tijd genoeg hebt om alle boeken te lezen en je leeslogboek tijdig bij te werken. Je docent zal aangeven wanneer zij de leeslogboeken bekijkt. Op deze momenten kun je feedback ontvangen over de gelezen boeken en over de inhoud van je leeslogboek.

 

Leeslogboek starten       zorg dat je leeslogboek uiterlijk vrijdag 31 augustus gemaakt is
Boek 1                            periode 1 - vrijdag 12 oktober
Boek 2                            periode 2 - vrijag 23 november
Boek 3                            periode 2 - vrijdag 11 jaunuari
Boek 4                            periode 3 - vrijdag 22 februari
Boek 5                            periode 3 - vrijdag 5 april
Boek 6                            periode 4 - vrijdag 17 mei
Leeslogboek compleet   periode 4 - vrijdag 14 juni

Voorwaarden boekkeuzes

In havo 4 ga je 6 boeken lezen. Geef altijd aan je docent door welk boek je gaat lezen. Op deze manier kan de docent
tijdig adviseren om eventueel een ander boek te kiezen.

De boeken op je leeslijst moeten aan een aantal eisen voldoen:
- De boeken moeten oorspronkelijk in de Nederlandse taal zijn geschreven. Dus geen vertaalde werken.
- Je leeslijst mag 1 literaire thriller bevatten.
- Er moet een ontwikkeling zichtbaar zijn in het niveau van de boeken die je leest.
Gebruik hiervoor http://www.lezenvoordelijst.nl/zoek-een-boek/nederlands-15-tm-19-jaar/

Lezen voor de lijst
Op de website Lezen voor de lijst vind je 6 verschillende leesniveaus (http://www.lezenvoordelijst.nl/zoek-een-boek/nederlands-15-tm-19-jaar/home/leesniveaus) Probeer te bepalen welk niveau bij de start van havo 4 het beste bij jou past. Probeer om in havo 4 in elk geval één boek van een hoger niveau te lezen. Bij het mondeling in havo 5 komt de ontwikkeling ook ter sprake. Wil je een boek lezen dat je niet terug kunt vinden op Lezen voor de lijst? Overleg dan met je docent over het niveau van het boek.

Instructie leeslogboek

Hoe moet je leeslogboek eruit zien?

Je leest in havo 4 in totaal zes boeken. Bij elk boek moet je je leeslogboek updaten. Maak de opdracht in Wikiwijs en niet via een bestand als bijlage!

 

Bij elk gelezen boek moet er een reflectie terug te vinden zijn in je leeslogboek. Hiervoor moet je de volgende stappen doorlopen:

1. Zorg er eerst voor dat je een eigen Wikiwijspagina aanmaakt. De instructie die je stap voor stap uitlegt hoe dit moet, vind je in de studiewijzer.
2. De gemaakte opdrachten moeten direct zichtbaar zijn. Dat betekent dat je de teksten typt in Wikiwijs of kopieert vaunit Word. Je mag geen Worddocument toevoegen als bijlage!
3. Geef op het tabblad  'boekenoverzicht' een volledig overzicht van de gelezen boeken. Zo kun je in één oogopslag zien welke boeken je gelezen hebt. Noteer van elk boek: de titel, de auteur, het niveau van het boek en het aantal sterren dat je het boek zou geven. Hierbij geldt dat 5 sterren maximaal is. Houd dit overzicht up-to-date!
2. Voor elk boek gebruik je vervolgens een tabblad waar je een verwerkingsopdracht maakt bij het gelezen boek. De opdrachten waar je uit kunt kiezen, vind je bij het tabblad 'opdrachten'. Je mag hierbij natuurlijk werken met afbeeldingen als je wilt!
3. Aan het begin en aan het einde van het schooljaar ontvang je van je docent nog overige opdrachten die je bij het tabblad 'overige opdrachten' moet uitvoeren.
 

Tussentijdse 'beoordeling'
Wanneer je docent tussentijds je leeslogboek bekijkt, zal hij/zij letten op de volgende aspecten:

- Kwaliteit: heb je de juiste opdrachten gekozen die passen bij jouw visie op het gelezen boek? Heb je ook niet altijd de makkelijkste weg gekozen?
- Ontwikkeling: is er in de gelezen boeken een ontwikkeling in niveau waar te nemen? Zoek je uitdaging en ontwikkeling in de boeken die je leest?
- Volledigheid: geeft je opdracht een volledig beeld van jouw visie op het gelezen boek?
- Taalgebruik: heb je niet te veel spel- en taalfouten gemaakt?

Je krijgt feedback van je docente zodat je eventueel de gemaakte opdrachten kunt aanpassen. Natuurlijk kun je de feedback altijd gebruiken bij de komende opdrachten.

 

Een Wikiwijspagina maken

Je gaat je leeslogboek maken in je eigen Wikiwijspagina. Je hebt hiervoor deze Wikiwijspagina nodig. Deze ga je kopiëren naar je eigen Wikiwijsaccount. Daar kun je de pagina wijzigen door steeds je eigen verwerkingsopdrachten toe te voegen.
Hoe je deze Wikiwijspagina naar je eigen account kunt kopiëren, vind je hier

 

 

Verwerkingsopdrachten

In je leeslogboek is het van belang dat je bij elk gelezen boek vooral aangeeft wat je ervan vond en waarom. Je kunt hierbij kiezen uit een aantal vaste opdrachten of je maakt een eigen verslag waarin de voor jou belangrijkste informatie is opgenomen.

Neem bij elk boek sowieso op: titel - auteur
Op deze manier is het voor jouzelf en voor je docent direct duidelijk over welk boek het verslag gaat.

 

Je mag bij elk boek kiezen uit onderstaande verwerkingsopdrachten:

Standaardverslag

Het standaardverslag bestaat uit de volgende onderdelen:
- samenvatting van het boek
- overzichtelijke analyse met de belangrijkste elementen uit de verhaalanalyse
- informatie over de schrijver
- je eigen mening over het gelezen boek
Bij deze opdracht geldt dat je alle informatie (met uitzondering van je eigen mening) letterlijk van internet mag overnemen. Vermeld in dat geval bij elk onderdeel de gebruikte bron. Wees kritisch in de bronnen die je gebruikt. Jij bent verantwoordelijk voor de kwaliteit van de verwerkingsopdracht.

Recensieopdracht

Schrijf een recensie waarin je elementen uit de samenvatting, de analyse, de schrijversinformatie en je eigen mening combineert. Let hierbij op het volgende:
- Je schrijft de recensie voor iemand die het boek niet gelezen heeft. Laat de lezer van de recensie dus eerst kennismaken met het boek. Vertel kort waar het over gaat / neem een stukje uit het boek letterlijk over. Maak de lezer nieuwsgierig naar het verhaal
- Vertel in de kern meer over de analyse en de schrijver. Combineer deze informatie met je eigen mening. Leg dus steeds uit wat jij ergens van vindt.
- In het slot geef je je eindoordeel. Je vertelt wat je uiteindelijk ‘over-all’ van het boek vond. Je geeft een tip aan mogelijke lezers of reageert op de verwachting die je had voordat je ging lezen.
- Je recensie krijgt een passende en pakkende titel. Dat kan een quote zijn uit het boek, het mag al iets zeggen over je eindoordeel. Als het maar origineel is en de aandacht trekt.
- Markeer in je recensie de zinnen / zinsdelen waarin je je eigen mening verwoordt.

 

Opdracht van Lezen voor de Lijst

Maak de opdrachten die op de site www.lezenvoordelijst.nl horen bij jouw boek. Als er bij jouw boek opdrachten horen op verschillende niveaus, kies dan de opdracht die het beste bij jou past. Neem bij de uitwerking van de opdracht telkens de opdracht over en het bijbehorende antwoord. Geef tot slot kort aan waarom je voor deze opdracht gekozen hebt.

 

Juryrapport

Je doet alsof het boek dat je hebt gelezen is ingezonden voor een landelijke boekenwedstrijd. Bij deze wedstrijd ben je als jurylid op zoek naar het beste Nederlandstalige boek. Om dit beste boek te kunnen kiezen, moet je eerst bepalen aan welke eisen het moet voldoen. 2 eisen zijn al bekend, namelijk: - het boek moet een verrassend einde hebben EN - de titel moet perfect de strekking van het verhaal weergeven.
Wat ga jij als jurylid op papier zetten:
- Je vult de gegeven eisen aan met 3 eigen eisen waarvan jij vindt dat het beste boek daaraan moet voldoen. Geef ook een korte motivatie / verantwoording bij elke eis: waarom vind je deze eis belangrijk?
- Uiteindelijk heb je een lijst van 5 eisen verzameld die je nu moet gaan koppelen aan het gelezen boek. Dit doe je door bij elke eis een omschrijving te geven van jouw boek. Dus bijvoorbeeld: heeft het boek een verrassend einde? Waarom wel of waarom niet? De antwoorden hoeven niet altijd positief te zijn.
- De laatste stap is bepalen of jouw boek het beste Nederlandstalige boek is. Dit doe je door een conclusie te schrijven bij de 5 eisen. Je geeft een korte samenvatting van jouw bevindingen en komt tot een eindoordeel. Dit eindoordeel hoeft niet altijd positief te zijn!

 

Brief van de uitgever

Bij deze opdracht kruip je in de huid van de uitgever. Je doet je alsof het boek dat je gelezen hebt, nog niet is uitgegeven.
Stel je voor: je werkt bij een uitgeverij. De schrijver van jouw boek komt binnen met zijn verhaal en vraagt of jij het werk wilt uitgeven. Je bent best enthousiast, maar je ziet nog wel ruimte voor verbeteringen. Je besluit om jouw reactie op papier te zetten en naar de schrijver te sturen.
De opdracht:
- Schrijf een brief aan de schrijver. Je begint natuurlijk met een korte inleiding.
- Vervolgens geef je jouw persoonlijke oordeel over het boek. Het is jouw oordeel, dat betekent dat het zowel positief als negatief kan zijn.
- Daarna ga je aangeven waarom je op dit moment het boek nog niet wilt uitgeven. Je geeft 3 elementen waarvan je vindt dat deze aangepast moeten worden en waarom. Denk bij elementen aan de theorie van verhaalanlyse.
- Als je hebt aangegeven wat je aangepast wilt hebben en waarom, ga je de schrijver advies geven in hoe hij/zij het moet aanpassen. Je hebt hier als uitgever natuurlijk een visie in. Dus: wat zou de schrijver moeten doen om ervoor te zorgen dat je het boek wel uitgeeft.
- Je rondt de brief netjes af.

 

Brief aan de uitgeverij

Stel je voor: het werk dat je gelezen hebt, heb je zelf geschreven. Je blijkt over bijzonder schrijftalent te beschikken. Het verhaal is nog niet gepubliceerd, maar je wilt graag dat een uitgeverij het uit gaat geven. Je besluit een uitgeverij te schrijven om je verhaal te promoten!
- Je schrijft een brief aan een uitgeverij. Ga eerst eens op zoek naar bestaande uitgeverijen en kies een geschikte uit voor jouw boek.
- Je introduceert jezelf als schrijver en je vertet kort waarom je deze brief schrijft.
- In de kern introduceer je het verhaal. Je geeft informatie over de titel, het thema, het plot en het perspectief.
- Je legt uit voor welk publiek jouw boek geschikt is. Koppel dit aan de niveaus van Lezen voor de Lijst en leg uit waarom dit het geschikte publiek is.
- Rond je brief netjes af.

Beoordeling

Algemeen

In havo 4 ben je verantwoordelijk voor het eerste deel van je leeslogboek. Aan het einde van het schooljaar moeten er 6 boeken terug te vinden zijn in je logboek. Je docent zal tussentijds aangeven wanneer zij de leeslogboeken bekijkt. In havo 5 vul je het leeslogboek aan met nog 4 boeken. Aan het einde van havo 5 vindt tot slot het mondeling plaats over de 10 gelezen boeken. Voor dit mondeling krijg je een cijfer. Het leeslogboek dat je in havo 4 hebt opgebouwd wordt beoordeeld met een cijfer. Dit cijfer is onderdeel van het PTA van Nederlands.


Tussentijdse 'beoordeling'
Wanneer je docent tussentijds je leeslogboek bekijkt, zal ze letten op de volgende aspecten:

- Kwaliteit: heb je de juiste opdrachten gekozen die passen bij jouw visie op het gelezen boek? Heb je ook niet altijd de makkelijkste weg gekozen?
- Ontwikkeling: is er in de gelezen boeken een ontwikkeling in niveau waar te nemen? Zoek je uitdaging en ontwikkeling in de boeken die je leest?
- Volledigheid: geeft je opdracht een volledig beeld van jouw visie op het gelezen boek?
- Taalgebruik: heb je niet te veel spel- en taalfouten gemaakt?

Je krijgt feedback van je docente zodat je eventueel de gemaakte opdrachten kunt aanpassen. Natuurlijk kun je de feedback altijd gebruiken bij de komende opdrachten.

Boeken

Boekenoverzicht

boek 1= het gouden ei van Tim Krabbe.

het gouden ei is een niveau 3 boek

Ik zou dit boek 3 van de 5 sterren geven.

boek 2= alles wat er was van Hannah Bervoets.

Alles wat er was is een niveau 4 boek.

Ik zou dit boek 4 van de 5 sterren geven.

boek 3= de hemel van heivisj van Benny LIndelauf.

De hemel van heivisj is een niveau 3 boek.

Ik zou dit boek 3 van de 5 sterren geven.

boek 4= lieveling van KIm van Kooten

Lieveling is een niveau 2 boek.

Ik zou dit boek 4 van de 5 sterren geven.

boek 5= twee koffers vol van Carl Friedman

Twee koffers vol is een niveau 3 boek.

ik zou dit boek 2 van de 5 sterren geven 

boek 6= weg van Jowi Schmitz

weg is een niveau 2 boek

Ik zou dit boek 5 van de 5 sterren geven.

boek 7= de negen kamers van Peter-Paul Rauwerda

de negen kamers staat niet op lezen voor de lijst maar is goedgekeurd door mijn Nederlands docent

ik zou dit boek 4 van de 5 sterren geven

boek 8= de tweeling van Tessa de Loo

de tweeling is een niveau 3 boek

ik zou de tweeling 3 van de 5 sterren geven

boek 9= bezonken rood van Jeroen Brouwers

bezonken rood is een niveau 4 boek

ik zou bezonken rood 4 van de 5 sterren geven

boek 10= de kleine Johannes van Frederik van Eeden

de kleine Johannes is een niveau 4 boek

ik zou de kleine Johannes 4 van de 5 sterren geven

het gouden ei Tim Krabbe

standaardverslag het gouden ei Isabel van Donzel H4c

 

Samenvatting Het Gouden Ei

 

Rex Hofman en Saskia Ehlvest zijn op weg naar hun vakantiebestemming aan de Middellandse Zee. Op een gegeven moment stopt Rex bij een benzinestation aan de Autoroute om te tanken. Saskia gaat naar het benzinestation om wat blikjes drinken te halen. Rex wacht buiten en maakt een foto. Hij denkt terug aan 3 jaar geleden. Toen gingen ze voor het eerst op vakantie en kwamen ze zonder benzine te staan. Saskia had drie uur in de auto moeten wachten en was toen erg in paniek geweest. Ze moest toen denken aan haar droom. In die droom zat ze opgesloten in een gouden ei dat door de ruimte zweefde.

Rex wacht buiten al een tijdje op haar. Hij wordt ongerust omdat Saskia nog steeds niet terug is gekomen. Hij besluit haar te gaan zoeken in het benzinestation. Niemand heeft Saskia gezien, ze is spoorloos verdwenen.

Raymond Lemorne is altijd al een vreemd figuur geweest. Toen hij 16 jaar oud was sprong hij van een flatgebouw af, om te voelen of hij de mogelijkheid had om te springen. Eenentwintig jaar later kwam er weer zo´n soort idee in hem op. Hij was leraar Scheikunde, was gelukkig getrouwd en hij had twee dochters. Op een dag redde hij toevallig een klein meisje dat bijna verdronk. Na dit toeval vroeg Raymond zich af of hij ook in staat was om een misdaad te plegen. Hij besluit het te proberen en begint met de voorbereidingen van de perfecte misdaad. Eerst bouwt hij een vakantiehuisje, waar hij zijn slachtoffer in zou kunnen opsluiten. Ook maakt hij een pot chloroform waarmee hij zijn slachtoffer bewusteloos kan maken. Hij koopt een oud matras en een pistool. Dan begint hij met het echte werk. Het oefenen en voorbereiden van de moord zelf. Eerst wil hij kijken hoe het is om te moorden. Dit doet hij door twee kampeerders dood te schieten die op zijn grasveldje waren gaan staan.

Zijn plan was om bij een tankstation langs de Autoroute, met zijn ene arm in een mitella, aan een buitenlandse vrouw te vragen of zij hem wilde helpen bij het aankoppelen van zijn aanhangwagentje. Dan zou hij haar bewusteloos maken met behulp van het chloroform. Hij oefent dit plan een paar keer en als hij eenmaal klaar is om het te proberen, heeft hij gelijk beet. Saskia spreekt hem aan, omdat ze geïnteresseerd is in de sleutelhanger met de letter R, die hij bij zich heeft. Op dat moment is Saskia verloren.

Acht jaar nadat Saskia spoorloos is verdwenen, vraagt Rex tijdens een vakantie in Italië zijn huidige vriendin Lieneke ten huwelijk. Een gewonnen badmintonwedstrijd gaf daarvoor de doorslag. De verdwenen Saskia blijft toch een rol spelen in de relatie van Rex en Lieneke.
’s Nachts heeft Rex een enge nachtmerrie over het gouden ei. Dezelfde droom als die van Saskia indertijd.

Eenmaal terug gekomen uit Italië, begint Rex een zoektocht naar Saskia. Er komen weinig reacties op de advertenties die hij in Franse kranten had laten plaatsen. Op 1 reactie na. Deze reactie was afkomstig van Raymond Lemorne. Hij komt naar Amsterdam om Rex aan te bieden al zijn vragen te beantwoorden. Er was wel één voorwaarde. Rex moest hetzelfde ondergaan als wat Saskia had moeten doorstaan.

Rex herkent Lemorne nog wel. Hij herinnerde hem als de man met de mitella. Rex stemt toe en weet dat hij daarmee zijn doodvonnis tekent.
Rex en Raymond rijden naar het benzinestation. Hier moet Rex koffie met een slaapmiddel drinken. Hij valt langzaam in een diepe slaap, terwijl Lemorne vertelt wat er met Saskia is gebeurd. Toen Rex wakker werd, lag hij op een matras in een doodskist.

Lieneke zoekt Rex, maar ze komt erachter dat hij spoorloos verdwenen is. Van Saskia en Rex is nooit meer iets vernomen.

https://educatie-en-school.infonu.nl/samenvattingen/3138-samenvatting-en-gegevens-over-het-boek-het-gouden-ei.html

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Overzichtelijke analyse met de belangrijkste elementen uit de verhaalanalyse

 

Onderwerpen

Het toeval speelt een grote rol in dit boek; meer dan eens wordt verwezen naar de toevalligheden die zich soms in het leven voordoen en waarvoor geen enkele verklaring lijkt te bestaan. Een goed voorbeeld hiervan is het badminton-partijtje dat Rex en Lieneke, zijn nieuwe vriendin, spelen tegen enkele Franse toeristen. Rex is zich ten volle bewust van de gekke score: 'Het werd 15-15 en 16-16; alsof ze een dubbelgesternte waren geworden zweefde de ploegen samen een steeds hoger uitslag in. (...) 18-18, 19-19, 22-22, het was volkomen belachelijk, maar het leek of er niets aan te doen was. (...) 25-25, zou een dergelijke stand ooit eerder zijn voorgekomen? Het was griezelig, alsof het toeval een loopje met ze nam (...)'. (p. 37-38). Dat geloof in vreemde toevalligheden manifesteert zich bij Saskia in bijgeloof: zij heeft geluksgetallen, begraaft muntjes en probeert een interpretatie te geven aan die gewoontes, alsof ze de toekomst wil lezen: 'Hij telde; het was de achtste paal van het einde van het hek. Er kwam een glimlach op zijn gezicht: acht was haar geluksgetal. Rozen waren het mooist als het er acht waren en ze vond het jammer dat hij niet een jaar jonger was - dan zouden ze acht jaar schelen'. (p. 12).

Het toeval is een van de meest mysterieuze aspecten van het leven en door de confrontatie ermee, durft Rex sommige dingen te gaan interpreteren, terwijl hij weet hoe onzinnig dat is: 'Verder stonden er alleen cijfers op, altijd dezelfde: 75.07.29., met puntjes ertussen alsof iemand bang was dat je er geen datum in zou zien. Die scheelde een dag met haar verdwijning -het was het telefoonnummer van het publiciteitsbureau dat die muren verhuurde'. (p. 78). Hij probeert later ook de namen van Sandra en Saskia op onnavolgbare wijze te interpreteren en ziet overal boodschappen: 'Op een blocnotevelletje schreef hij de namen Saskia en Sandra onder elkaar. Evenveel letters. Zelfde initiaal. Zelfde tweede letter, zelfde zesde letter. Als je de gelijke letters wegstreepte bleef er over: NDR en SKI. Rex keek er een tijdje naar en schreef toen: DR.NIKS. En daarna: KIND R&S.' (p. 83). Lemorne, die minutieus zijn plan heeft voorbereid, laat de selectie van het slachtoffer gedeeltelijk aan het toeval over. Maar ook hij ontkomt niet aan de grotere impact van het toeval: de dingen gebeuren niet zoals hij het zo zorgvuldig had gepland en eigenlijk is het 'stom geluk' dat hij erin slaagt Saskia te ontvoeren.

Titel en motto’s

Het Gouden Ei refereert aan een droom die Saskia had in haar jeugd: 'Toen ze klein was had ze eens gedroomd dat ze opgesloten zat in een gouden ei dat door het heelal vloog. Alles was zwart, er waren niet eens sterren, ze zou er altijd in moeten zitten en ze kon niet doodgaan. Er was maar één hoop. Er vloog nog zo'n gouden ei door de ruimte, als ze tegen elkaar botsten zouden ze allebei vernietigd zijn, dan was het afgelopen. Maar het heelal was zo groot!' (p. 12). De twee gouden eieren zijn echter ook symbool voor de relatie tussen Rex en Saskia; ze pesten elkaar namelijk veel en hebben soms een heuse haat-liefde verhouding. Nochtans zitten ze daar niet erg mee, misschien gaan ze er wel vanuit dat dat erbij hoort: 'Dat kinderachtige geruzie, daarin uitte zich juist hun verbondenheid, ze gaven zich er aan over om te voelen hoeveel ze van elkaar hielden...' (p. 10). Het is duidelijk dat Saskia voor Rex de ware is en zijn grootste verlangen is werkelijk één te zijn met haar (p. 13). Het is ook een typische droom over gevoelens van eenzaamheid en claustrofobie en als Saskia verdwenen is, voelt Rex zich, paradoxaal genoeg, inniger met haar verbonden: 'Het was alsof hij voelde wat zij nu voelde - de angst en de eenzaamheid van het gouden ei, en alsof daarmee zijn wens eindelijk in vervulling was gegaan: één met haar worden'. (p. 25). In het tweede hoofdstuk heeft Rex zelf de droom over het gouden ei. Later zal blijken dat je dat als een voorspellende droom kan interpreteren. Uiteindelijk wacht hem namelijk hetzelfde lot als Saskia. Opnieuw een paradox: de twee gouden eieren zijn gebotst, ze delen nu hun lot en misschien - zo leek de droom te suggereren - is dat de beste oplossing.

Opbouw

Het boek telt vijf hoofdstukken, een indeling die enigszins refereert aan de structuur van de Griekse tragedie. De eerste vier hoofdstukken zijn ongeveer gelijk in lengte, het laatste is een soort nawoord van de verteller. De gruwel speelt zich af in hoofdstuk 1, wanneer we Rex en Saskia volgen en in hoofdstuk 3, waar we Lemorne volgen. Hoofdstuk 2 lijkt een rustmoment in de roman; het biedt ruimte voor Rex' overpeinzingen en onderbouwt psychologisch zijn vernieuwde ijver in het zoeken naar Saskia en - ongewild - zijn eigen ondergang. Hoewel erg eenvoudig, is het verhaal toch hecht onderbouwd. Krabbé, een meer dan verdienstelijk schaakspeler, weet dat aan een schaakmat ingewikkelde combinaties ten grondslag liggen, maar weet ook dat die zich dikwijls pas achteraf manifesteren. Het hele verhaal wordt bovendien verteld door een auctoriële verteller die zeer afstandelijk en objectief de gebeurtenissen registreert. Wat de ruimte betreft, is het Total-benzinestation het belangrijkste element. Daar verdwijnt Saskia en daar moet Rex naartoe om het raadsel op te lossen; een regelrechte cirkelbeweging dus. Die wordt geëxpliciteerd door een parallel: de tweede rit van Rex - met Lemorne - naar Frankrijk waarbij sommige aspecten terugverwijzen naar die eerste rit, bijvoorbeeld de muntjes die Saskia en hij hadden begraven. De plaatsen die Lemorne aandoet verdienen ook aandacht. Er is een scherp contrast tussen zijn gezinsleven - in zijn gewone huis - en zijn plannen en daden in het buitenhuisje. Dat huisje verwordt van icoon van lieflijkheid tot een oord van griezeldaden. Lemorne bestrijkt met zijn Autoroute-abonnement ook alle Franse snelwegen. Zijn beslissing om van benzinestations zijn jachtterrein te maken, was een goede vondst van de auteur: 'En ineens zag Lemorne hoe elegant deze oplossing was: niet alleen zou hij in de benzinestations duizenden buitenlandse vrouwen vinden, ieder uur nieuwe, maar ze waren daar ook als zodanig herkenbaar door de nummerborden van hun auto's.' (p. 59).De gebeurtenissen spelen zich af, gespreid over een periode van verscheidene jaren. Saskia's verdwijning is omgerekend ergens gesitueerd in het midden van de jaren '70, de moord op Rex acht jaar later. In het hoofdstuk dat aan Lemorne is gewijd, is het tijdsverloop iets grilliger: in een lange flash-back gaan we terug tot 1950, toen hij 16 jaar was, blijven even hangen in 1971, om dan vanaf 1974 systematisch zijn plannen te volgen die hij enkele jaren later (een dag vroeger of later dan 29 juli 1975) kan concretiseren in de moord op Saskia. Dat is dus een erg elliptische tijdsbeleving, die zorgt voor een behoorlijke vaart in het verhaal, waarbij nog eens versneld wordt - als een onomkeerbare vaart van het noodlot - in de passages van de twee misdaden.

 

Personages

Krabbé zet ook enkele boeiende personages neer. Rex is een erg tragische figuur: hij koestert een grote liefde voor Saskia, maar kan die niet altijd goed uiten. Pas na haar verdwijning wordt, door de mate waarin hij haar mist, duidelijk hoezeer ze verbonden waren. Zijn tragiek ligt niet alleen in het feit dat hij Saskia verliest, maar vooral dat hij de oplossing van het raadsel pas krijgt door er met zijn leven voor te betalen. Vreemd - maar door de opbouw van het boek erg overtuigend (en bovendien heel romantisch) - is dat hij niet twijfelt aan Lemornes voorstel: het raadsel heeft tenslotte acht jaar lang zijn leven beheerst. Lemorne is eigenlijk het interessantste personage. Hij is uiteraard licht krankzinnig, maar het lugubere zit juist in het feit dat hij zo niet overkomt. Hij is de brave huisvader, de intelligente leraar met - als wetenschapper - een grote drang naar experiment. Meer dan eens krijg je ook het gevoel (wat hij zelf ook heeft) dat de dingen buiten hem om gebeuren: 'Hoe kreeg de man wiens voorbereidingen hij stap voor stap naspeelde zijn slachtoffer in het huisje?' (p. 54). Een erg gevaarlijke situatie, omdat dat gelijk staat aan het ontkennen van eigen verantwoordelijkheid en hem letterlijk gewetenloos maakt. Lemorne schakelt zijn geweten uit. Dat contrasteert met Rex, die in het begin van het verhaal foute gedachten heeft over Saskia, maar ze weet te verdringen als zijn geweten in opstand komt. Rex reageert zoals de gemiddelde mens: hij laat zijn geweten toe om zijn taak te volbrengen en handelt daarnaar. Lemorne heeft die controle uitgeschakeld. Zonder bijgedachte, zonder emotie, gebruikt hij alle informatie en situaties die zich voordoen en integreert ze in zijn voorbereiding en meesterplan: de kennis dat het gegil van zijn dochters niet ver genoeg reikt bijvoorbeeld of het lumineuze idee dat hij krijgt door zijn verjaardagscadeau. Het kilst komt hij over bij de moord op de twee jonge toeristen. Die ziet hij slechts als een onderdeel en een oefening van zijn echte plan. Voor hem is de voorbereiding en planning een spel waarvan de afloop fataal zal zijn. Het is echter des te zinlozer, omdat hij met zijn activiteiten niets te winnen heeft. Als hij uiteindelijk Rex voorstelt om hem alles te verklaren, wil hij diens leven in de plaats. Dat zijn duivelse trekken.

 

Taal en stijl

'Het Gouden Ei' is eigenlijk een gruwelverhaal dat niet in de geijkte stijl is gegoten; dat is het originele en het verrassende van dit boek. De onderkoelde, afstandelijke stijl van de verteller is daar de oorzaak van. Krabbé heeft ook een sober-realistische aanpak gehandhaafd en suggereert meer dan dat hij vertelt. Net als Lemorne speelt de auteur een spel, door vooruitwijzingen, woordspelletjes (p. 83) en dubbele bodems. De tweede rit naar Frankrijk houdt bijvoorbeeld duidelijk reminiscenties in aan de eerste. Enkele vooruitwijzingen: op een bepaald ogenblik krijgt Lemorne een sleutelhanger met een R cadeau van zijn kinderen; die zal hij later misbruiken om Saskia mee te lokken (zij wou hem kopen voor Rex); Lemorne komt al in beeld tijdens de eerste rondblik van Rex als hij denkt Saskia kwijt te zijn, alleen besteed je als lezer dan nog geen aandacht aan de man met de mitella. Met Saskia's lievelingscijfer 8 speelt Krabbé ook een spel: hij laat het regelmatig opduiken, onder meer op p. 82 ("8000 gulden", "zeven achtste"), de acht jaar die verstrijken tussen de twee moorden, enz.. Saskia's geluksgetal blijkt in grote mate een ongeluksgetal; dat is nu juist het horror-aspect van het boek: Krabbé keert de dingen om en put uit de alledaagsheid om griezeleffecten te bereiken.

 

http://uittrekselbank.nbdbiblion.nl/uittrekselbank/abonnee/detail?tek_id=360654

 

 

 

 

 

 

 

Informatie over de schrijver

 

Hans Maarten Timotheus (Tim) Krabbé (Amsterdam, 13 april 1943) is een Nederlands schrijver en schaker. Naast romans schreef hij verschillende boeken over zijn twee grootste passies: schaken en wielrennen.

Familieleden en opleiding

Krabbé stamt uit een creatieve familie. Zijn vader Maarten Krabbé en grootvader Hendrik Maarten Krabbé waren bekende kunstschilders. Zijn broer Jeroen Krabbé is acteur, regisseur en kunstschilder, zijn halfbroer Mirko Krabbé is multimediakunstenaar en ontwerper en zijn moeder, Margreet Reiss (1914-2002), was filmvertaalster en schrijfster.

Hij voltooide in 1960 de HBS-B aan het Spinoza Lyceum in Amsterdam en studeerde enige tijd psychologie aan de Universiteit van Amsterdam. Krabbé is getrouwd geweest met Liz Snoijink, met wie hij een zoon heeft. Naast schrijven en schaken heeft hij wat geacteerd (onder andere in het satirische VARA-programma Hadimassa).

Citaat: 'Iedereen heeft een leeftijd die hij zijn hele leven is. Toen we het daar in gezelschap eens over hadden, riep iemand tegen mij: "Jij bent dertien." Ik vond dat een ongelooflijk compliment. In m’n hart ben ik ook hoogstens dertien; dat moet wel duidelijk maken wat ik van m'n eigen karakter vind.' (HP/De Tijd, 15-2-1991).

Schrijver

Krabbé was aanvankelijk vooral actief als journalist (onder andere voor Vrij Nederland). Na enige inspanningen werd 'H.M.T.K.' redacteur van het studentenweekblad Propria Cures, waarvan hij ook al gastredacteur was geweest. Al snel werd hij schrijver van beroep. Sinds 1967 leeft hij van de pen. In dat jaar debuteerde hij met De werkelijke moord op Kitty Duisenberg. Het boek is nooit herdrukt.

In januari 1977 stapte hij op bij opinieweekblad De Tijd, nadat een column van hem over minister Dries van Agt en diens beleid inzake de filmkeuring geweigerd werd. In de column schreef hij onder meer: "Van Agt is een manke kraanvogel op zijn eerste dansles".[1]

Krabbé liet zich voor zijn literaire werk inspireren door Willem Frederik Hermans. In meerdere boeken komt de semi-journalistieke stijl van de nieuw-realisten terug. Anderzijds kan een deel van Krabbé's werk ook neoromantisch genoemd worden. Een voorbeeld hiervan is Kathy’s dochter. Zijn romans zijn in zestien talen vertaald. In totaal schreef hij 28 boeken. Vier boeken zijn verfilmd. Zijn grootste succes is Het Gouden Ei, dat gaat over de zoektocht van een man naar het lot van zijn vriendin nadat die spoorloos verdwijnt bij een Frans benzinestation. De verfilming door George Sluizer onder de titel Spoorloos won in 1988 het Gouden Kalf voor de beste Nederlandse film. De film wordt nog steeds vertoond in Amerika. In 1993 werd daar een remake gemaakt onder de titel The Vanishing.

De Grot werd in 2001 verfilmd door Martin Koolhoven, die daarmee een Gouden Kalf won. Voor beide films schreef Krabbé zelf het scenario. Met zijn roman Vertraging won hij in 1995 de Gouden Strop. Toch wil Krabbé niet als misdaadauteur worden beschouwd. Bij de aanvaarding van de prijs maakte de schrijver duidelijk dat hij niets met misdaadromans te maken heeft of wil hebben, dat Vertraging geen misdaadboek is en dat hij de prijs alleen aanvaardde vanwege de spanning die het boek oproept.

Krabbé's genres zijn: poëzie, roman, novelle, korte verhaal, column, essay en biografie. Krabbé is de auteur van het 74ste Boekenweekgeschenk, Een Tafel vol Vlinders, dat in de Boekenweek van 2009 verscheen.

 

https://nl.wikipedia.org/wiki/Tim_Krabb%C3%A9

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Mening over het gouden ei

 

Ik vond Het Gouden Ei een heel goed en spannend boek. Je komt er pas helemaal op het einde achter wat er nou echt gebeurd is met Saskia. Doordat het zo lang spannend blijft, wil je door blijven lezen. Dat maakt het ook een erg goed boek.

Ik vond het boek ook erg makkelijk om te lezen, omdat er weinig moeilijke woorden in zitten. Als ze er in zaten, waren ze of niet belangrijk voor het verhaal, of het waren Franse woorden die je dan kon opzoeken.

Ik had eigenlijk maar een nadeel over het boek: ik vind het einde heel erg kort. De verdwijning van Saskia wordt wel erg uitgebreid verteld,  wat ook wel heel fijn was zodat je je erg goed in kon leven. Ook het hoofdstuk dat Rex met Lieneke op vakantie was, is ook erg uitgebreid. Daarna kwam het hoofdstuk over Lemorne en dat was ook erg uitgebreid. Dit vond ik ook wel heel goed, omdat je meer te weten komt over hoe gestoord hij eigenlijk is en hoe hij te werk is gegaan. Het laatste hoofdstuk gaat over Rex die meer probeert uit te zoeken over Saskia. Ik vond dit dan weer heel kort geschreven, wat ik erg jammer vond. Verder vond ik het wel echt een heel mooi boek.

Ik vond het vooral heel mooi dat Rex moest en zou weten wat er gebeurd is met Saskia en daar zijn leven voor opoffert.

Ook vond ik het erg bizar om te lezen dat iemand als Lemorne meerdere kanten kan hebben. Aan de ene kant is hij gewoon een leuke docent en vader. Aan de andere kant is het een psychopathische moordenaar.

alles wat er was Hanna Bervoets

standaardverslag alles wat er was Isabel van Donzel H4c

 

 

De samenvatting

Merel is tv-redactrice en op een normale zondagmiddag in het jaar X willen ze in een schoolgebouw een wetenschappelijk programma opnemen, waarin het kind Joeri een hoofdrol zal spelen. Hij is een erg slim wiskundejongetje (maar niet hoogbegaafd). De opnames zijn nog maar net begonnen, als er een enorme knal buiten klinkt. Op last van de autoriteiten moet iedereen blijven zitten waar hij zit. Merel zit vanaf dat moment met nog zeven anderen opgesloten in het gebouw waar een ondoordringbare dikke mist omheen hangt. Niemand weet wat er exact aan de hand is, maar ze besluiten de instructies op te volgen en te blijven zitten waar ze zitten. De opladers van de mobiele telefoons liggen helaas thuis, internet ligt er natuurlijk ook uit, maar er is voorlopig water, de elektriciteit doet het en er is genoeg leesvoer aanwezig in de klaslokalen en de schoolbibliotheek .

Merel vindt bij een rondgang door de school een agenda van een meisje, dat Melissa heette. Die agenda gaat ze min of meer als dagboek gebruiken om de dagen van elkaar te kunnen onderscheiden. Boven alle hoofdstukken staat dan ook vermeld welke dag het is dat de mensen in het schoolgebouw zitten. Een van de acht, de  cameravrouw Lotteke, is al heel snel verdwenen. De andere zeven zijn Merel, Barry en Leo (die van de televisiezijde komen) Natalie en haar zoon, de 8-jarige Joeri, Kaspar (de onderwijzer van Joeri) en Kalyem (de conciërge van de school). Ze besluiten de lokalen zo te verdelen dat iedereen een andere kamer heeft. Ze hebben helemaal geen contact met de buitenwereld en ze vragen zich natuurlijk wel af wat er buiten is gebeurd. Leo is populair onder de bewoners. In het begin draait alles om het jongetje Joeri dat het leven in de brouwerij brengt. Hij zorgt dat er gespeeld wordt. Maar gaandeweg komen er spanningen onderling. Dat heeft bijvoorbeeld te maken met het verdelen van voedsel en de behoefte aan seks. Op dag 21 vindt Merel een buisje waarin medicijnen hebben gezeten voor iemand die onder grote psychische spanningen lijdt. Ze vertelt dat wel tegen Barry, die een van haar beste collega’s  is. Dan valt de elektriciteit uit, wat ook weer voor spanningen zorgt. Om de seksuele spanning te verminderen masturbeert Merel bij erotische fantasieën, want seks is onder dergelijke omstandigheden een middel tot ontspanning. Natalie brengt daarom vaak de nachten door in het lokaal van Kasper, de onderwijzer van Joeri. Joeri voelt zich dan buitengesloten door twee mensen uit zijn directe omgeving (zijn moeder en zijn meester) en zoekt zijn toevlucht tot Merel. Ze begrijpt later dat hij dit doet om zijn moeder een beetje jaloers te maken. Hij vraagt Merel met hem het mattenspel te spelen. Daarbij glijdt hij met een mat van de trappen in de school. Maar wanneer Merel eindelijk daarin toestemt, gaat het goed mis. Joeri dondert van de trap en het ziet er akelig uit. Zijn arm heeft een open , gecompliceerde breuk en daarin begint later koudvuur te komen. De arm wordt zwart en moet worden geamputeerd. Dat doet Kaspar met het keukenmes. Merel veegt de bloedvlek van de trap, maar vindt meteen een nieuw kokertje van medicijnen. Natalie is woedend vanwege het gebeurde, maar eigenlijk is ze zelf ook een beetje schuldig door ‘s nachts naar Kaspar te gaan.

Natalie en Kaspar nemen het besluit het schoolgebouw te verlaten. Ze dragen Joeri met zich mee, wanneer ze vertrekken. Leo zegt dat Joeri zo koud was toen hij vertrok, dat hij vermoedt dat het jongetje dood was. Dat gebeurt allemaal omstreeks de dagen 50 tot en met 55. Een dag later hebben Merel en Leo voor de eerste keer seks met elkaar. De dagen daarna gebeurt dat weer, maar Merel zorgt ervoor dat ze altijd vroeg weer weggaat bij Leo, want ze wil niet dat de anderen iets merken.  Wanneer ze elke vierde nacht wil overslaan met seks en ze langs zijn lokaal loopt, hoort ze twee mannen hijgen. Leo en Barry hebben dan ook seks met elkaar.

Op dag 72 is het 12 november en dat is de verjaardag van Merel. Ze wordt 29 jaar. Kaylem nodigt haar uit in zijn lokaal: ze krijgt als cadeau een ketting die hij zelf gemaakt heeft. Hij vertelt haar over zijn verleden als vluchteling. De dagen vliegen voorbij. Merel heeft steeds seks met Leo. Ze heeft een vreemd soort buikpijn. De lezer vermoedt op dat moment wel dat ze zwanger zal zijn. Dat verhoogt ook de onderlinge spanningen, want Barry weet er intussen van. Hij was er immers ook gebrand om Leo te veroveren. Maar hij ziet nu in dat dit waarschijnlijk onmogelijk is. Hij wil dan niet verder leven en weigert te eten en te drinken. Merel verzorgt hem nog een tijdje. Leo verdenkt Barry ervan de man van de pillen te zijn. Merel krijgt een geschreven brief van Barry: hij wil niet verder leven. Hij zegt dat hij nooit pillen heeft geslikt. Hij vertelt dat hij Leo ook een brief geschreven heeft. Merel kient het zo uit dat ze de brief van Barry aan Leo ontfutselt terwijl hij onder de douche staat. In de brief deelt Barry aan Leo mee dat hij verliefd op hem is, maar dat hij begrijpt dat hij voor Merel kiest. Daarmee is het doel in zijn leven voorbij. Als lezer voorvoel je dat hij de lust om te leven verloren heeft en zal sterven.

Merel is intussen zwanger: dat kan alleen van Leo zijn en in haar dagboek richt ze zich nu tot “je”, met wie ze meer dan waarschijnlijk haar ongeboren kind bedoelt. Die wil ze voor later vertellen wat er allemaal gebeurd is.

Barry sterft en het lijkt erop dat Kaylem hem een handje heeft geholpen. Merel is enkele dagen niet goed bij bewustzijn en als ze wakker wordt, blijkt dat Kaylem en Leo begonnen zijn aan de fastfoodmaaltijd-Barry. Ze zijn aan zijn benen begonnen. Deze vorm van kannibalisme komt natuurlijk wel eens meer voor bij mensen onder extreme omstandigheden (vgl. de beruchte vliegramp in de Andes in de film Alive). Kaylem is de initiatiefnemer. Volgens Leo smaakt het vlees hetzelfde als de Peruaanse cavia die hij ooit eens voorgezet heeft gekregen. Merel neemt later wraak door Kaylem te wurgen met de ketting die ze ooit van hem had gekregen voor haar verjaardag. En omdat het voedsel na al die dagen natuurlijk  op is, beginnen ze ook te knagen aan het vlees van Kaylem. Het is allemaal heel luguber.

In een van de laatste dagboekhoofdstukken beklemt Leo dat hij in North Dakota verslaafd is geraakt aan de pillen. Hij had vijf kokers bij zich toen hij in het schoolgebouw aankwam. Hij vertelt aan Merel dat hij de school moet verlaten, omdat hij “hulp” moet halen, omdat anders Merel, de baby en hijzelf het allemaal niet zullen overleven. In het laatste dagboekverhaal geeft Merel aan dat Leo acht dagen daarvoor vertrokken is en dat ze sindsdien niets meer van hem heeft vernomen. Ze bekent dat ze nu alle pillen in een keer geslikt heeft: ze droomt nu min of meer van een reis naar North Dakota met haar (ongeboren) dochtertje.

Een bizar einde van het verhaal. Waarschijnlijker is dat ze in het schoolgebouw zal zijn omgekomen en dat anderen haar dagboekaantekeningen zullen hebben gevonden.

https://www.scholieren.com/boek/12490/alles-wat-er-was/zekerwetengoed

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

overzichtelijke analyse met de belangrijkste elementen uit de verhaalanalyse

onderwerpen

Alles wat er was is een post apocalyptische psychologische roman, die draait om de vraag wat er gebeurt als alles wat er was, er na 'de knal' (onder andere p. 15) niet meer is. Wat doen de overlevenden in zo'n situatie? Hoe overleven zij? Welke hoop koesteren zij nog?

De roman laat zien wat mensen doen in een extreme situatie, waarin zij voor lange tijd in een totaal isolement zijn beland, toont welke gedragsveranderingen er plaatsvinden en hoe illusies langzaam uitdoven.

'Alles wat insluit, sluit uit. Dat weet iedereen' (p. 188). Het opgesloten zitten in een schoolgebouw houdt in dat mensen buitengesloten zijn: afgesneden van de wereld waarvan ze eens deel uitmaakten, onwetend of er nog andere overlevenden zijn en of ze ooit gered worden. Maar ook binnen het gebouw worden mensen buitengesloten: de tv-ploeg komt steeds meer tegenover Kaspar en Natalie te staan; Natalie sluit haar zoon Joerie uit door haar relatie met Kaspar; Barry raakt geïsoleerd door zijn hopeloze liefde voor Leo en diens relatie met Merel; Kaylem wordt door iedereen buitengesloten, mede omdat hij een vluchteling is en alleen Engels spreekt.

De spanningen tussen de geïsoleerde, angst, jaloezie, wantrouwen, leugens, manipulaties, honger, nemen gaandeweg zulke extreme vormen aan, dat sommigen volledig ontsporen, zich overgeven aan kannibalisme of zelfmoord plegen.

De geïsoleerde vallen terug op oerinstincten. Op de eerste plaats: de wanhopige drang om te overleven, voedsel te vinden, actief te blijven. Op de tweede plaats: behoefte aan intimiteit, seks en liefde. Merel gelooft niet in romantische liefde, maar benadert liefde wetenschappelijk, ze ziet het als een chemisch proces in de hersenen, vergelijkbaar met verslaving (p. 237-238).

 

Titel en motto’s

De romantitel slaat op de situatie vóór de knal, op 'de oude situatie' (onder andere p. 30, 236). Verschillende keren blikt Merel terug naar die oude tijd. Toen was 'alles er nog' (p. 22), scheurde je blaadjes van een kalender voor weer een nieuwe dag (p. 30), geloofde je in de kracht van internet, verstuurde je berichtjes, bekeek je foto's en filmpjes, smachtte je 'steeds vaker naar andere zaken' (p. 32), reden er auto's, ruisten bomen, krijsten vogels (p. 45), was iedereen 'met de toekomst bezig. Altijd. Overal' (p. 116).

Toch zijn Merels gedachten aan 'alles wat er was' verre in de minderheid vergeleken met haar gedachten over de 'nieuwe' situatie, waarin alles op z'n kop is gezet en normen en waarden drastisch zijn veranderd (zie ook de paragraaf 'Thematiek').

 

 

Opbouw

De roman telt vijf niet-genummerde en titelloze delen, die zijn gemarkeerd door een grafisch rechthoekig zwart-witkader met een wisselend aantal binnen kaders. Zulke kaders sieren ook de romanomslag. Opmerkelijk is dat het kader van het laatste deel geen binnen kader heeft, alleen maar leeg wit is daarbinnen: een symbool voor Merels uitzichtloze isolement.

In deze vijf delen staan de dagboeknotities van Merel, niet-chronologisch, beginnend met 'DAG 91' en eindigend met 'DAG 145'. Omwille van de overzichtelijkheid zetten we de verschillende dagen in de vijf delen wél chronologisch:
- eerste deel, p. 5-54: dag 5, 7, 11, 13, 91, 92, 95;
- tweede deel, p. 55-119: dag 21, 22, 23, 24, 29, 31, 93, 96, 105, 136;
- derde deel, p. 121-174: dag 41, 50, 53, 54, 55, 57, 94, 107;
- vierde deel, p. 175-248: dag 70, 72, 79, 84, 98, 99, 100, 101, 102, 103, 104, 106, 129, 135;
- vijfde deel, p. 249-284: dag 97, 108, 109, 110, 111, 115, 118, 120, 124, 130, 131, 132, 145.

Opmerkelijk is dat er slechts 52 beschreven dagen zijn (circa 36%), dat de dagen alleen in het derde deel chronologisch staan (Merel is dan nog redelijk stabiel), dat ze sterk wisselen van lengte (soms enkele regels, soms bijna tien pagina's, misschien door Merels wisselende stemmingen) en naar het einde toe steeds korter, fragmentarischer en chaotischer worden (parallel lopend met haar toenemende verwarring). Ook valt op dat er enkele series van aaneengesloten dagen worden beschreven, waarop steeds een belangrijke gebeurtenis centraal staat: dag 21 t/m 24 (over medicijnenkokertjes); dag 53 t/m 55 (over Joeri's ongeluk); 98 t/m 104 (over Barry's laatste dagen); dag 108 t/m 111 (over moord op Kaylem); dag 130 t/m 132 (drie luchtige gesprekjes tussen Merel en Leo).

Voor de chaotische structuur zijn drie verklaringen: Merels desoriëntatie, haar wild bladeren in de agenda, waardoor blaadjes naar het plafond schieten (dag 105), en Kaylems scheuren en schudden van de blaadjes (dag 110).

Er is een belevende ik-verteller (Merel), die doorgaans in de onvoltooid verleden tijd haar dagboekrelaas doet. Ze richt zich tot een denkbeeldige 'je', haar toekomstig kind, voor het eerst op dag 91, als ze weet dat ze zwanger is (van Leo): 'Ik had het net over vakantie. Misschien begrijp jij dat niet' (p. 9). Door haar steeds toenemende verwarring is het vertelperspectief niet betrouwbaar: bepaalde gebeurtenissen kunnen hallucinaties zijn.

Een jaartal wordt niet genoemd. De vertelde tijd is 145 dagen. Merel merkt op dag 72 op dat het 12 november is en ze jarig is. Hieruit kan worden afgeleid dat dag 1 op 2 september valt en dag 145 op 24 januari. Vanwege de genoemde moderne communicatiemiddelen (Facebook, iPad, Twitter) gaat het om een actueel verhaal.

Ook de locatie wordt vaag gehouden: er is sprake van 'een' schoolgebouw, 'ergens' in Nederland. Er is sprake van een belangenruimte: acht mensen zijn opgesloten in een volledig van de buitenwereld afgesloten ruimte, die als een 'snelkookpan' gaat broeden en gisten.

 

 

Personages

Achternamen van de acht personages worden niet genoemd. Merel (28) is tv-presentatrice. Ze is verwekt door het zaad van een donorvader. Haar moeder is bewust ongehuwd en pleegt zelfmoord. Merel is aanvankelijk een nuchtere, stabiele, zelfbewuste vrouw, maar valt gaandeweg ten prooi aan de extreme omstandigheden, gaat hallucineren en pleegt uiteindelijk zelfmoord (hoewel ze zwanger is). Volgens Natalie houdt Merel zich teveel afzijdig, heeft ze geen mening, verstopt ze emoties, is ze maar bezig met schrijven terwijl ze van wezenlijke zaken niets weet (p. 154).

Leo is een intelligente, sportieve, populaire, charismatische tv-presentator. Hij is een ex-topbasketballer, heeft als model in homobladen gestaan, en stelt in zijn vrije tijd bundels met Amerikaanse korte verhalen samen. Hij is sociaal, lijkt de meest stabiele, volgt elke dag in het schoolgebouw zo veel mogelijk vaste patronen, maar speelt volgens Merel een rol (p. 78) en blijkt zijn evenwicht vooral aan kalmeringspillen te danken te hebben. Hij is bepaald niet trouw (vrijt zowel met Barry als met Merel) en deinst er niet voor terug om het kannibalisme te organiseren. Volgens Natalie is Leo een narcist (p. 155).

Barry is tv-redacteur, een aardige, sociaal voelende homoseksueel, met een hopeloze liefde voor Leo. Volgens Natalie is Barry louter charmant, schattig en grappig, een hypocriete allemansvriend (p. 155-156).

Natalie is de moeder van de achtjarige Joerie. Hoewel ze getrouwd is met Erik, gaat ze vreemd met Kaspar, terwijl ze weet dat ze daardoor Joerie buitensluit. Ze observeert scherp, wat blijkt uit haar visie op Leo, Barry en Merel (p. 154-155).

Joeri is landskampioen op de landelijke Rekenbiënnale. Hij is volgens Merel geen wonderkind: zijn vader heeft hem iedere dag getraind met vier uur hoofdrekenen.

Kaspar is de onderwijzer van Joerie. Hij ergert zich zichtbaar aan de volgens hem te veel lanterfantende Leo en Barry en probeert met praktische zaken (zoals reparaties en voedselschema's) het hoofd te bieden aan de slechte omstandigheden.

Kaylem (28) is conciërge en schoonmaker. Hij is gevlucht uit een niet met naam genoemd land, is via Frankrijk in Nederland terechtgekomen en heeft veel hinder ondervonden van discriminatie. Artisticiteit houdt hem op de been: muziek, zingen en kettingen maken.

 

Taal en stijl

De stijl is vlot en sober. In een interview ( De Twentsche Courant Tubantia, 2 februari 2013) merkt de auteur in dit verband op: 'Niet oppervlakkig, maar simpel. Geen tierlantijnen. Met weinig woorden veel zeggen. Dat vind ik mooi. Ik wil ook toegankelijk zijn. Ik wil niet dat mijn lezers verstrikt raken in de taal.'

Dat 'sobere' blijkt vooral uit wat Merel, de vertelster, niet zegt, waardoor er voor de lezer genoeg te raden overblijft, zoals: wat heeft de knal veroorzaakt, zijn zij de enige overlevenden, hoe gaat het verder met degenen die het gebouw verlaten, in welke mate zijn Kaylem en Leo schuldig aan het kannibalisme, en hoe loopt het af met Merel en haar ongeboren kind?

Merel formuleert haar gedachten graag in aforismen, zoals: 'Het gaat er niet om wat je doet. Het gaat er om wat mensen geloven dat je doet' (p. 26); 'Je merkt pas wat afwijkt wanneer je weet wat normaal is' (p. 67).

Ondanks (dankzij?) de 'kaalheid' vallen creatieve vergelijkingen op. Zo begint Merel dag 106 met een plastische beschrijving van haar vrucht: 'Vannacht had je tentakels: al je noppen kleefden aan me, mijn maagwand werd er rood van. Even zat je vastgezogen, een zeester aan aquariumglas. Toen gleed je plots omhoog, via mijn buik mijn slokdarm in. Ik zag het in de spiegel, een bobbel boven mijn ribbenkast,: een slang die zijn prooi verorbert, ik de kousenbandslang, jij de muis, ik slikte je alleen niet in, maar uit. En stikte zowat toen je mijn keel bereikt had' (p. 247).

Spanning speelt een grote rol. Die wordt bereikt door het prikkelen van de nieuwsgierigheid van de lezer (zie hierboven), het beschrijven van spannende gebeurtenissen (knal, tegenslagen, kannibalisme, zelfmoord) en de structuur (het door elkaar husselen van de dagen).

Tot slot noemen we de columnachtige observaties van Merel over bijvoorbeeld het belang van internet, sociale media, liefde, BN'ers en populariteit.

http://uittrekselbank.nbdbiblion.nl/uittrekselbank/abonnee/detail?tek_id=437671

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Informatie over de schrijfster

Bervoets volgde een bacheloropleiding Media en Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam, met als specialisatie Televisie en Populaire Cultuur. In 2008 voltooide zij vervolgens een duale Master Journalistiek en Research, eveneens aan de Universiteit van Amsterdam.

Tijdens haar studie schreef Hanna Bervoets filmrecensies en korte columns over het Amsterdamse uitgaansleven voor stadsmagazine NL20. Sindsdien publiceert zij in verschillende media, waaronder Elsevier, NRC, de Volkskrant, De Correspondent en Das Magazin.

In 2009 verscheen Bervoets debuutroman Of Hoe Waarom (uitgeverij L.J. Veen), waarvoor ze in datzelfde jaar de ScriptPlus HvA Debutant van het Jaar-prijs won.

Tussen 2009 en 2015 had Bervoets een vaste column in Volkskrant Magazine. Haar columns werden gebundeld in de boeken Leuk zeg doei (2010), Opstaan, aankleden, niet doodgaan (2013) en En alweer bleven we ongedeerd (2015).

In 2010 schreef Hanna Bervoets in opdracht van de Haagse toneelgroep Firma MES haar eerste toneelstuk: Roes.

In 2011 publiceerde Bervoets haar tweede roman, Lieve Céline, waarvoor zij de Opzij Literatuurprijs ontving. Ook schreef zij dat jaar het scenario voor de televisiefilm Bowy is binnen.

Haar derde roman Alles Wat Er Was verscheen januari 2013 en werd genomineerd voor de Opzij Literatuurprijs 2013. In oktober 2014 verscheen haar vierde roman Efter. Efter werd genomineerd voor de BNG Bank Literatuurprijs 2014 en behaalde de longlist voor de Libris Literatuur Prijs en de Gouden Boekenuil. In januari 2016 verscheen Ivanov[1], waarvoor Bervoets de BNG Bank Literatuurprijs won. Het jaar daarop verscheen haar zesde roman: Fuzzie[2].

In 2017 ontving Bervoets de Frans Kellendonk-prijs voor haar gehele oeuvre[3].

In 2018 ging haar tweede avondvullende toneelstuk CarryMe in première[4].

 

https://nl.wikipedia.org/wiki/Hanna_Bervoets

 

 

 

 

 

 

Eigen mening

 

Ik vond het boek alles wat er was een heel erg leuk, spannend maar ook een verwarrend boek. Ik vond het een leuk boek, omdat er veel spanning in zat zoals het ongeluk van Joerie en wat er daarna met hem gebeurde. Maar bijvoorbeeld ook met de doosjes pillen. daar kom je ook pas bij een van de laatste hoofdstukken achter. Aan de andere kant vond ik het boek ook erg verwarrend en dat heeft een paar redenen: Als eerste vond ik het erg verwarrend dat de dagen door elkaar heen liepen en dat zorgde ervoor dat ik een beetje gedesoriënteerd raakte van wat nou wanneer is gebeurd, Ten tweede vond ik dat sommige dingen die er verteld werden dat ze heel moeilijk, vaag en apart verteld werden. En dat zorgde ervoor dat ik er soms niet heel erg veel van begreep. Toen ik het boek uit had heb ik op internet een paar samenvattingen gelezen en toen pas viel eigenlijk alles op zijn plek en begreep ik de meeste dingen wel. Maar toch blijven sommige dingen nu nog steeds een raadsel bijvoorbeeld: wat die knal nou was, of Joerie inderdaad al overleden was, wat er gebeurd is met de mensen die naar buiten zijn gegaan en wie dan Merel en haar dagboek heeft gevonden. Doordat het verwarrend was kon je je wel beter in leven in de situatie. Want als je niet weet wat wanneer gebeurt en hoeveel dagen je al opgesloten zit lijkt het me dat je zelf ook gedesoriënteerd raakt. Ik vind dat de schrijfster een heel erg goed boek heeft geschreven wat gewoon eigenlijk pas klopt als je het uit hebt en het even op je hebt laten doordringen. Ik zou het boek ook zeker aanraden, omdat het een heel leuk boek is en ook anders als andere boeken. En ik denk dat de meeste mensen het ook wel leuk vinden omdat er heel veel verschillende onderwerpen voor komen.

de hemel van Heivisj Benny Lindelauf

standaardverslag de hemel van heivisj Isabel van Donzel H4c

 

 

Samenvatting

Het is 1938 als Fing Boon haar verhaal begint. Fing is het oudste meisje in een groot en arm gezin. Met haar zusjes Muulke en Jes, haar vier oudere broers, hun vader en oma Mei woont ze in Negen Open Armen: een krakkemikkig huis dat een eind buiten een Zuid-Limburgs stadje staat. Fing krijgt de kans om door te leren voor lerares, iets wat voor kinderen uit arme gezinnen destijds niet vanzelfsprekend was. Ze komt in aanmerking voor een zogenoemde steunplaats, maar de koppige oma Mei weigert armenhulp te accepteren. Zo valt Fings droom om lerares te worden in duigen. Ze moet gaan werken voor de vrouw van de ‘Sigarenkeizer’: een belangrijke en vooraanstaande man in het stadje. Aangezien de vrouw Duits is, wordt ze ‘de Pruusin’ genoemd. Fing krijgt betaald om licht huishoudelijk werk te doen, maar vooral om Liesl, het eigenaardige en mysterieuze nichtje van de Pruusin, gezelschap te houden.

Aanvankelijk denkt Fing nog dat ze een deel van de opleiding tot lerares zelf bij elkaar kan sparen. Twee gebeurtenissen maken dat echter onmogelijk. Liesl komt erachter dat Fing betaald wordt om haar vriendin te zijn en chanteert haar daarmee door ‘je wordt er toch voor betaald’ als argument te gebruiken. Ze eist bijvoorbeeld dat ze met Muulke en Jes mag spelen en in Negen Open Armen mag komen logeren. Ook steelt ze spullen van de huishoudster van de Pruusin, waarna ze de schuld in Fings schoenen schuift. De relatie tussen de twee meisjes verslechtert zodanig dat Fing wordt ontslagen. Ondertussen breekt de Tweede Wereldoorlog uit en komt dromen van een toekomst op een tweede plaats te staan. Overleven om überhaupt nog een toekomst te hebben is belangrijker.

Lange tijd gelooft Fing dat je ‘als je je ogen een beetje dichtknijpt (...) zo langs een oorlog heen [kunt] kijken’ (p. 183). Al snel raakt ze toch op verschillende manieren bij de oorlog betrokken. Ze krijgt een nieuwe betrekking als huishoudster bij mejuffrouw Vroon, die nationaalsocialistische sympathieën heeft en een foto van Hitler op haar dressoir heeft staan. En bij mejuffrouw Vroon in huis woont meester Govaerts, een lid van de Nationaal Socialistische Beweging (NSB), oftewel een Zwartjas.

Inmiddels is Fing veertien en krijgt ze voor het eerst verkering. Dat is al verwarrend genoeg, maar dat wordt nog lastiger als haar vriendje Filip fout blijkt te zijn. Hij sluit zich aan bij de Jeugdstorm en denkt en doet dingen waarmee Fing het niet eens is. Steeds vaker moet Fing haar eigen positie bepalen in een oorlog die in de loop van de tijd duidelijker zichtbaar en sterker voelbaar wordt.

De Pap – zoals vaders in het Limburgse dialect worden genoemd – en de vier broers worden opgepakt en naar Duitsland gestuurd om daar te werken. Een hele tijd horen de achterblijvers niets van hen. Totdat meester Govaerts ervoor zorgt dat ze zo nu en dan brieven kunnen sturen, die soms beantwoord worden. De oorlog komt voor Fing nog dichterbij wanneer ze erachter komt dat oma Mei in de kelder iemand verborgen houdt die Fing maar al te goed kent: Liesl. Zij blijkt, net als de Pruusin die op transport naar een concentratiekamp wordt gezet, Joods te zijn. Negen Open Armen kan niet lang een onderduikadres zijn voor Liesl: er worden in het huis Duitsers ingekwartierd. Liesl moet dus elders in veiligheid worden gebracht. Fing besluit het meisje zonder dat iemand ervan weet weg te brengen naar de smid, die Liesl verder kan helpen. Daar aangekomen gaat het mis: Fing, Liesl en de smid worden betrapt door een aantal Zwartjassen, onder wie Filip. Hij neemt het voor Fing op, maar de situatie loopt toch uit de hand. De schuur van de smid, waarin iedereen zich bevindt, moet vanwege overkomende vliegtuigen worden verduisterd. In de schuur staat ook Heivisj, het paard van de smid. Heivisj raakt door het donker in paniek en loopt in volle vaart tegen de achterwand van de schuur aan, die omvalt. Fing en Liesl kunnen zo ontsnappen en verstoppen zich in een oude mijngang. Daar vertellen ze elkaar om rustig te blijven verhalen. Liesl vertelt aan Fing haar levensverhaal. Over hoe en waarom ze naar Limburg kwam. En over hoe ze haar familie opgepakt zag worden en zelf gespaard bleef doordat haar zus haar als pop verkleedde en opdroeg stil te blijven zitten. Fing blijkt maar weinig te weten van de Liesl die ze dacht te kennen.

Fing en Liesl worden in de mijngang gevonden door Bèr, een jongen uit het dorp. Liesl wordt alsnog naar een veilige plek gebracht en Fing moet een aantal weken in bed herstellen. Haar rechteroog raakte tijdens de vlucht uit de schuur gewond. Ze kan er niet meer mee zien en krijgt een kunstoog. Ook Negen Open Armen is geschonden. Op de avond dat Fing Liesl wegbracht, werd het huis getroffen door een luchtaanval van de Engelse soldaten. Fings verhaal heeft een open einde: de drie zussen en oma Mei verlaten Negen Open Armen en lopen weg zonder achterom te kijken – in het ongewisse over wat er gaat gebeuren, over hoe het verder gaat met de Pap en de broers en over hoe het Liesl zal vergaan.

http://uittrekselbank.nbdbiblion.nl/uittrekselbank/abonnee/detail?tek_id=295624

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Overzichtelijke analyse met de belangrijkste elementen uit de verhaalanalyse

 

Onderwerp

De hemel van Heivisj is het verhaal van Fing: zij groeit van een braaf, vrij naïef meisje uit tot een jonge volwassen vrouw, die zelf belangrijke keuzes maakt en verantwoordelijkheid neemt. Het verhaal over Fings volwassenwording bevat veel 'eerste keren'. Zo wordt Fing voor het eerst ongesteld en krijgt ze haar eerste vriendje. Fings ontwikkeling loopt parallel aan het vorderen van de Tweede Wereldoorlog: de waanzin van de oorlog en de onzekerheid waarmee oorlog gepaard gaat, worden weerspiegeld in Fings gedrag, haar handelingen en haar gevoelens. Fing bevindt zich in het schemergebied tussen goed en kwaad en moet daarbinnen haar eigen weg vinden. Door de oorlog groeit Fing bovendien sneller op. De oorlog leert haar dat de wereld niet onschuldig en mooi is, maar hard en wreed kan zijn.

Familiebanden spelen een belangrijke rol in het verhaal. Fing, Muulke en Jes zijn enorm aan elkaar gehecht. Haar zusjes zijn voor Fing het allerbelangrijkste. De oorlog rukt de familie uit elkaar. Zowel letterlijk, wanneer de Pap en de vier broers in Duitsland moeten gaan werken, als figuurlijk: Fing en Muulke komen door botsende opvattingen over de oorlog tegenover elkaar te staan. Muulke brengt verzetskrantjes rond, terwijl Fing omgaat met NSB'ers en dat leidt tot onenigheid.

 

Titel en motto’s

Heivisj is de naam van het Belgische trekpaard waar de dorpssmid Naas Hermes voor zorgt. Jarenlang werkte Heivisj in de mijnen om karren vol steenkool door aardedonkere gangen te trekken. Tot de dag dat een verzorger hem met een puntige stok vooruit probeerde te duwen en Heivisj in paniek over de man heenliep. Sindsdien is Heivisj panisch voor het donker. De smid ontfermt zich op een bijzondere manier over het paard: hij zet altijd een aantal kaarsen neer in de schuur, zodat Heivisj licht in het duister ziet en rustig blijft. 'Het enige wat dat paard nodig heeft, (...) is een hemel waar hij naar kan opkijken' (p. 282).

Heivisj betekent in het Zuid-Limburgse dialect dat de familie Boon spreekt 'naar huis', maar het wordt ook wel gebruikt in de betekenis van 'thuis'. Het paard zorgt er aan het einde van het verhaal voor dat Fing kan ontsnappen en uiteindelijk terug kan keren naar huis, hoewel er van Negen Open Armen dan niet veel meer over is. De hemel van Heivisj slaat dus op het verhaal over Heivisj, maar verwijst ook (en misschien vooral) naar het hemelse gevoel dat een thuis kan geven. Een thuis waar de mensen zijn die Fing liefheeft boven alles en iedereen en waar ' net als in Heivisj' schuur ' het licht heerst, ondanks het duister dat door verdriet en oorlog kan ontstaan.

Het verhaal begint met het hoofdstuk 'In de Hemel' (p. 15) Hier is de 'Hemel' de zolderverdieping van de school, waar de kamer van de directrice is. De nadruk ligt op de onaantastbare positie van de directrice die vanuit deze hooggelegen plaats beslissingen neemt.

 

 

Opbouw

Het verhaal is opgedeeld in vijf delen, die door middel van jaartallen zijn afgebakend. Elk deel heeft een titel (1938-1939: Een Gouden Toekomst, 1939-1940: Fings oorlog, 1940-1941: Gods bakplaat, 1941-1942: De hemel van Heivisj, 1942-1943: De schat van de linde). De delen zijn op hun beurt weer verdeeld in korte, eveneens getitelde, hoofdstukken. Het verhaal wordt achteraf en chronologisch verteld. Lindelauf maakt geregeld gebruik van terugblikken en vooruitwijzingen. Hij creëert spanning in die vooruitwijzingen door te spelen met de kennis van de lezer: Fing weet vaak al wat er gaat gebeuren, terwijl de lezer nog onwetend is. Een voorbeeld staat op pagina 333: 'Het zou de laatste keer zijn dat ik ze zo zou zien'.

De verleden tijd waarin het verhaal wordt verteld, wordt een aantal keer vervangen door de tegenwoordige tijd. Bijvoorbeeld op het moment dat Fing en Liesl gesnapt worden bij de smid of wanneer Liesl haar verhaal vertelt. Het versterkt bij de lezer het gevoel van direct meeleven met de gebeurtenissen. Het moment waarop Liesl haar verhaal vertelt, is bovendien de enige keer dat er vanuit Liesl, en niet vanuit Fing, verteld wordt.

Voor in het boek staat een kaartje van de omgeving rond het Zuid-Limburgse stadje. Daarop zijn alle belangrijke locaties in het boek getekend, zoals Negen Open Armen, het huis van mejuffrouw Vroon en de oude mijngang. Ook is op de tekening te zien hoe dicht Fings omgeving bij Duitsland ligt. Het stadje ligt vlakbij de grens met Duitsland.

 

Personages

Fing wordt door Muulke ook wel 'de Heilige Boon' genoemd, omdat ze zo braaf is. Ze is serieus en heeft veel gevoel voor verantwoordelijkheid, haalt goede cijfers op school en raakt nooit in de problemen. Tenminste, voordat de oorlog begint. Als haar droom om lerares te worden in duigen valt en Fing bij de Pruusin gaat werken, wordt ze minder braaf en toont ze haar nukkige en roekeloze kant. Aan het begin van het verhaal zit Fing in het laatste jaar van de basisschool, aan het einde is ze bijna achttien.

Muulke is een jaar jonger dan Fing en 'een onhandelbare wildebras' (p. 70), die altijd op zoek is naar avontuur. Ze kan haar geluk niet op als de oorlog uitbreekt: eindelijk wat spanning en sensatie. Het typeert de onstuimige Muulke dat ze klein verzetswerk doet. In dat werk komen namelijk twee kanten van Muulke samen: enerzijds de brutale, onverschrokken Muulke en anderzijds de zorgzame Muulke, die niet tegen onrecht kan en wil helpen.

Jes is het jongste zusje. Ze heeft een 'zwervel': een loszittende ruggenwervel. Om te voorkomen dat ze scheefgroeit en haar longen doorboord worden, moet ze een zogeheten rechthouder dragen. Jes is de meest kwetsbare: iedereen ontfermt zich over haar en houdt haar in de gaten. In het begin accepteert ze alle verboden die ze krijgt opgelegd zonder al te veel gemor, maar Jes wordt steeds minder volgzaam en blijkt uiteindelijk ijzersterk en eigengereid te zijn.

Oma Mei voedt, na de vroege dood van de moeder, de zusjes en hun broers op en houdt het gezin draaiende. Ze is daadkrachtig en heel streng, maar rechtvaardig. De meisjes zeggen geregeld dat ze haar haten, onder meer vanwege alle vervelende klusjes die ze hen te doen geeft. Maar oma Mei geeft de meiden nog iets anders: ze brengt plezier en troost als verhalenvertelster van de familie.

Liesl is het personage dat het meest te verbergen heeft. Ze is jengelig, manipulatief, verwend en gemeen. De Pruusin laat het prachtigste speelgoed en tientallen taartjes aanrukken, maar niets is goed genoeg voor Liesl. Aan het einde van het verhaal wordt er een duidelijke verklaring gegeven voor dat verwende gedrag: Liesl is in werkelijkheid Leeba, een getraumatiseerd en eenzaam Joods meisje.

 

Taal en stijl

Benny Lindelauf heeft een beeldende stijl. De lezer kan zich goed een voorstelling maken van de plaatsen en gebeurtenissen in het verhaal en meeleven met de personages.

De auteur speelt via de taal een spel met de lezer. Uitdrukkingen die niet lijken te kloppen, zoals Liesl die zegt 'Ik zeg toch nóóit niks, of wel soms?' (p. 132), kloppen toch. Want Liesl praat haar mond inderdaad wél met opzet voorbij. En een 'fout' aan het begin van het verhaal over de Amazone die in Afrika zou liggen, is geen fout, maar heeft een functie in het verhaal. De lezer moet herhaaldelijk zijn verwachtingen over wat er gebeurt bijstellen.

Lindelauf plaatst schijnbaar terloopse opmerkingen en details zó dat ze een symbolische betekenis krijgen. Fing krijgt bijvoorbeeld op de dag dat ze voor het eerst gaat werken een kop koffie van oma Mei. Koffie mocht ze eerst nooit drinken, dat was 'voor de groten' (p. 86). Hij smaakt bitter. Vervolgens gaat de auteur in op Fings ervaringen in haar eerste dienstweek en daarna staat er op pagina 97: 'Het weekeinde was voorbij voor ik het in de gaten had. Toen ik de volgende ochtend koffie kreeg voorgezet was hij al minder bitter. En tegen de derde week proefde ik het niet eens meer.' Zo valt de steeds minder bitter smakende koffie samen met het feit dat Fing accepteert dat ze moet werken in plaats van door kan leren.

De familie Boon spreekt het Zuid-Limburgse dialect dat in de buurt van Sittard wordt gesproken. De auteur gebruikt Limburgse woorden in de dialogen, die daardoor nog realistischer worden. Ook Duitse en Jiddisje woorden komen voor. Achter in het boek staat een verklarende woordenlijst.

 

 

Informatie over de schrijver

Benny Lindelauf werd geboren op 15 december in 1964. Het was die nacht zo bitter koud dat hij gehuld werd in een babypakje gemaakt van watten. Niet dat het veel hielp, vanaf die dag was hij een hartgrondige koukleum.

Benny groeide op in Sittard, een ‘middenkind’ ingeklemd tussen zijn drie jaar oudere zus en drie jaar jongere broer. Iedereen dacht vroeger dat hij een meisje was, iets dat hij zich de ene keer graag liet aanleunen en waar hij de andere keer woedend over kon worden. Hij hield van in bomen klimmen en hutten bouwen, maar was tegelijkertijd een leeskind. Hij las het plaatselijke nonnenbibliotheekje volledig aan flarden.

In die tijd had je nog jongens en meisjesboeken en de nonnen zagen er scherp op toe wie wat las. Ze probeerden Benny uitsluitend jongensboeken te laten lezen, iets wat hij braaf opvolgde, met als enige doel dat hij daarna ook meisjesboeken mocht lezen. Pitty, de Olijke Tweeling, Belinda. Hij las ze allemaal. Tegen zoveel leeswoede konden de nonnen niet op, uiteindelijk berustten ze erin.Die boeken waren overigens niet zijn enige bron van verhalen. Benny’s oma en haar zussen waren grote vertellers. Als zij aan het woord waren, kon je een speld horen vallen. Benny luisterde ademloos. Sommige verhalen kwamen tientallen keren voorbij. Nu zijn de meeste uit zijn geheugen verdwenen, maar de sfeer waarmee de verhalen in de kamer bleven hangen, het doorschuifspel van wie wat nog wist en wie de waarheid sprak, de lucht blauw van de rook, dat staat hem nog haarscherp voor ogen. De weerslag van die verhalen kun je vinden in de boeken ‘Negen Open Armen’ en ‘De Hemel van Heivisj.’

De middelbare school was een ramp. Pas op de Mikojelacademie (S.P.H) wist hij zijn richting te vinden. De school was een soort van experiment. Studenten kregen vier jaar lang les in allerlei creatieve vakken. Het was de bedoeling dat Benny daarna sociaal werker werd, maar hij had de smaak van al die expressie zo te pakken dat hij aansluitend de theaterschool in Amsterdam bezocht. Daar deed hij de opleiding docent dansexpressie. Toen hij daarmee klaar was, ging hij weer niet doen waar hij voor opgeleid was. In plaats daarvan speelde en danste hij in een aantal (jeugd)theaterproducties. Ondertussen bleef hij schrijven. Overal en altijd. Soms schreef hij als een voorstelling nog bezig was en hij achter het decor zat te wachten tot hij op moest. Hij ging naar Scriptplus in Amsterdam, waar cursussen in schrijven gegeven werden. Hij kreeg les van Beatrijs Nolet, Claire Hülsenbeck en Joke Linders. Wat een feest! In 1998 kwam zijn eerste boek uit: ‘Omhoogvaldag.’

Inmiddels is er een heleboel tijd verstreken. Benny schrijft nog steeds. Van alle dingen die hij gedaan en uitgeprobeerd heeft, blijkt hij hier het beste in te zijn. Benny woont in Rotterdam samen met zijn man Guido. Ze hebben een huisje dat zo klein is dat, wanneer ze iets cadeau krijgen, iets anders de deur uitmoet. Gelukkig hebben ze een dakterras. Daar bouwde de man van Benny ooit een schrijfhuisje, maar dat waaide weg. In 2005 kochten ze een stokoude schuur in Catalonie, midden in de natuur met 5 hectare grond. Dat is inmiddels een huis geworden waar hij vaak is. Het huis is van dikke gestapelde stenen, dus wegwaaien zal het niet gauw… Benny zorgt samen met zijn man regelmatig voor Daan, hun Maandagkind.

http://www.bennylindelauf.com/biografie/

mijn mening

 

Toen ik begon met lezen snapte ik vrij weinig van het boek. Maar toen ik een paar hoofdstukken had gelezen begon ik het meer te snappen. Ook begon ik het steeds leuker te vinden maar toch kreeg ik wel een paar vragen zoals: waarom Liesl zo apart doet en wat nou allemaal de bedoeling is van de pruusin. Het leuke van het boek vond ik wel dat die vragen wel echt lang onbeantwoord waren. Ook vond ik het heel leuk dat je echt een hele lange tijd een bepaald persoon volgt en je ziet dan ook Fing in dit geval heel erg veranderen en erg volwassen worden. Maar niet alleen bij de hoofdpersoon zie je dat maar ook bij bijvoorbeeld haar zusjes Muulke en Jes. Nog een positief ding van het boek vond ik is dat je heel erg veel personages leert kennen waardoor je meer in het boek wordt meegesleurd. Waarbij ik dat ook erg vond is dat er een plattegrond voor aan het boek staat met alle belangrijke locaties en er worden ook best veel verschillende worden uit het Duits, Limburgs dialect en het Joods worden gebruikt.

Ook had ik een paar nadelen. Het grootste nadeel vond ik dat het boek erg dik is. En op een gegeven moment vind ik het dan een beetje langdradig worden vooral omdat er ook best veel hoofdstukken zijn waarin voor mij gevoel niet zo veel gebeurt maar ook wel belangrijk zijn om het verhaal te volgen. En dan had ik nog een klein nadeeltje. en dat houd in dat de titel ik een niet heel erg op de hoofdzaak van het boek vind slaan. Want Heivisj is naar mijn idee een minder belangrijk deel van het verhaal dan wat Fing meemaakt.

lieveling Kim van Kooten

standaardverslag lieveling Isabel van Donzel H4c

 

 

Samenvatting

Samenvatting

Puck vertelt over haar jeugd met haar moeder en de nieuwe man van haar moeder. Hoe ouder ze wordt, hoe meer zij en de lezer begrijpen van wat die man met haar doet. Het verhaal is samengevat in de volgorde van de hoofdstukken maar niet alle hoofdstukken komen aan bod.

 

1975

De zwarte auto

Puck is wordt vijf jaar maar haar moeder Patricia heeft geen tijd om te zingen of voor een cadeau want ze worden opgehaald door een man in een zwarte auto. Pucks moeder noemt de man ‘Pikkedoos’, hij heet Ludovicus. Later blijkt dat ze had gereageerd op een vacature voor een schoonmaker die deze man gezet had en dat ze toen een relatie hebben gekregen (tenminste, dat zegt ze).

 

Het bruine kasteel

De man rijdt hen naar een groot huis waar ze met zijn allen zullen wonen. Puck is niet heel enthousiast maar de man koopt haar om met allerlei cadeaus. Puck noemt de man ‘ome meneer’. ’s Avonds doet hij haar in bad.

 

Oppelsop

Puck en haar moeder ontmoeten de dochter, Wil, en kleindochter, Guusje, van de man. Het is een ijzig bezoek. Zijn dochters man werkt in zijn vouwwagenfabriek (Liberty). De man wast iedere zondag, woensdag en vrijdag Pucks haar.

 

Fijner dan dit wordt het niet

De man en Puck voeren een gesprek: hij zegt dat haar moeder en zij alleen mogen blijven omdat zij zo lief is. Hij wil dat ze hem ‘papa’ noemt, want haar echte vader wil haar papa niet meer zijn. Als hij haar veiligheidsgordel los maakt, zit hij met zijn hand in haar broek.

 

Een achterdeurtje

Oma Crooswijk komt op bezoek in het grote huis en vertelt haar dochter dat ze haar ex gesproken heeft. Hij wilde Puck zien maar de man geeft hem geld om uit de buurt te blijven. Oma Crooswijk bekijkt het hele huis en ontdekt een kluis in de werkkamer. ’s Avonds weet de man precies waar ze geweest is en wat ze meegenomen heeft.

 

Liberty de Luxe

Puck zit bij Guusje in de klas en moet een spreekbeurt geven over het werk van haar vader waar Guusje de hele tijd doorheen schreeuwt, omdat hij haar opa is. Uiteindelijk schreeuwt Guusje dat Pucks moeder een hoer is.

 

Something in the way he moves

Vandaag trouwen Pucks moeder en de man, die er duidelijk geen zin in heeft. Hij weigert het pak aan te trekken dat ze voor hem gekocht heeft en is vergeten getuigen te regelen dus haar moeder sleept twee mensen uit het stadhuis mee. Als de man ze weer thuis heeft afgezet en naar zijn werk gaat, knipt haar moeder Pucks haar af.

 

1977

Hut

Puck probeert de man zo veel mogelijk te ontlopen. Als hij haar kamer in komt, verstopt ze zich in de diepe kast en ze probeert steeds met haar moeder mee het huis uit te gaan. Als hij dat door heeft, wordt hij boos op haar.

 

Lou Loene

Pucks moeder is met haar uitbundige kleren een bijzondere verschijning op het schoolplein. Aan een winkelmeisje vertelt ze dat haar man haar nooit aanraakt.

 

Lieveling

Puck mag een liedje zingen tijdens het eten. Ze doet dat graag want ze eet liever niet. Ze moet haar bord meenemen naar zijn werkkamer en als ze klaar is, moeten haar haren gewassen worden. Ze zegt voor de eerste keer dat ze dat na zwemmen zelf al gedaan heeft. De man wordt boos.

 

Zondag familiedag

Tante Hannie, oom Joop en hun drie kinderen komen langs. Oom Joop bekijkt alle spullen en wordt door de man in de gaten gehouden. Puck moet de kinderen mee naar haar kamer nemen waar ze beginnen te schelden op elkaar en alles slopen. De man komt binnen en stuurt iedereen het huis uit. ’s Avonds doet hij haar in bad, droogt haar af met zijn handen, stopt zijn vingers bij haar naar binnen en ze moet hem pijpen. Ze probeert een plek in haar hoofd te vinden waar het rustig is, als hij haar meeneemt naar de slaapkamer. Die nacht belt ze haar meester, ook al weet ze dat het gesprek op band wordt opgenomen. Ze wil aan hem  vragen of het normaal is wat de man met haar doet. Als hij aan de telefoon komt, hangt ze weer op.

 

Diner dansant

Het is Kerst en ze gaan met zijn drieën naar een restaurant in Rotterdam waar onder andere Lee Towers optreedt. Pucks moeder wil dansen, maar de man wil niet dus uiteindelijk danst ze met Puck. Ze heeft veel gedronken en misdraagt zich, dus de man haalt haar van de dansvloer af en ze gaan naar huis.

 

1980

Hopend op uw begrip

Puck is ziek thuis, ze heeft hoge koorts, maar omdat dat betekent dat de man de hele dag met haar bezig is, wil ze de volgende dag weer naar school. Eigenlijk is ze nog te ziek, maar haar moeder is met zichzelf bezig en Puck laat haar een briefje schrijven voor gym. De man is teleurgesteld. Ze is te vroeg op school en bedenkt dat ‘het’ tegenwoordig altijd kan gebeuren en dat ze ’s nachts haar kamer niet meer uit wil, omdat hij met haar mee de slaapkamer in komt, als ze hem tegenkomt. Daarom plast en poept ze in haar wasbak. Toen ze een keer een nachtmerrie had gehad en bij haar moeder in bed wilde, tilde de man haar naast haar en legde steeds haar hand op zijn piemel. Uiteindelijk kwam hij klaar en Puck huilde maar haar moeder merkte niets.

 

Een casuele aangelegenheid

Puck gaat met haar moeder winkelen en als haar moeder terug naar de auto loopt, volgehangen met tassen, struikelt ze. Ze blijft op het zebrapad liggen, maakt er een heel drama van en Puck moet de man bellen om hen op te halen. Als ze verband moet halen voor haar moeders knieën, neemt ze maandverband of tampons mee omdat ze niet weet wat dat is. Vervolgens demonstreert de man bij haar wat ze daarmee moet doen.

 

Badmuts

De man wordt tijdens het eten vaak boos op Puck en geeft haar dan een klap. Ze voelt het niet omdat ze in haar hoofd verdwijnt.

 

1983

Genieten

Puck is twaalf jaar, valt steeds flauw en omdat ze weinig tot niets eet, moet ze naar de dokter. Hij denkt dat ze anorexia heeft maar Puck zegt niet dat ze haar dunheid mooi vindt. Uiteindelijk denkt hij dat ze gewoon heel moe is en in de vakantie maar eens goed moet uitrusten en genieten. Ze gaan met de caravan naar Frankrijk.

 

Hoe het is

Op vakantie wil de man iedere dag. Hij doet het als Pucks moeder naar het zwembad vertrokken is. Puck is doodmoe van haar ‘binnen- en buitenpuck’. Als haar moeder een keer terugkomt voor geld, roept Puck haar moeder maar ze lijkt het niet te horen. Ze heeft dan ook al veel wijn op. Op een nacht wordt Puck wakker van het geschreeuw van haar moeder en de man en haar moeder loopt schreeuwend de camping op. Puck moet haar halen van de man. Pucks moeder zegt dat Puck er geen idee van heeft wat ze doormaakt.

 

Derrick heeft het gedaan

De man en Puck halen Chinees en komen daar Wil en Guusje tegen. Wil is gescheiden van haar man. De man maakt vervelende opmerkingen over geld en het intellect van Guusje en ze vertrekken weer. Puck rent hen achterna en zegt tegen Wil dat het niet goed gaat met haar moeder. Wil suggereert dat Puck de hele dag toneel speelt.

 

Maybe not now

Puck zit op de middelbare school en gaat ’s middags naar meester Hofslot en zijn vrouw die een baby hebben gekregen. Als de meester zegt dat hij vroeger wel eens dacht dat ze het thuis moeilijk had, moet Puck huilen maar mevrouw Hofslot zegt in het Engels dat het nu niet het moment is en Puck gaat weg.

 

1984

Meester Hofslot

Puck is veertien jaar en is bij gym uit de touwen gevallen omdat ze niet eet en ondervoed is en heeft haar scheenbeen gebroken. Ze komt in het ziekenhuis te liggen waar ze nog steeds niet wil eten en op een gegeven moment niets meer zegt. De man komt langs en steekt zijn hand bij haar naar binnen. Als haar psychiater Gijs zegt dat ze pas weer mensen mag zien als ze een bakje vla opgegeten heeft, is dat voor haar een reden om niet te eten. Het werkt want de man wordt niet binnengelaten. Meester Hofslot kan wel naar binnen komen. Als psychiater Gijs hem weg wil sturen, eet Puck de vla op. Dan vertelt ze haar oude meester wat er aan de hand is.

 

Plan de kampanje

De dokters worden ingelicht en de meester gaat met haar moeder praten. Haar moeder is ‘er helemaal stuk van’. Puck gaat met haar moeder mee naar huis en de man is nog drie dagen in Polen dus ze hebben drie dagen om hun spullen te pakken en een logeerplek te zoeken.

 

De situatie

Pucks oma heeft tante Hannie en oom Joop ingeschakeld en er komen ook twee vrienden van oom Joop langs. Als Pucks oma ze vertelt wat er aan de hand is – ‘Meneertje Keggelaar is kinderpedofiel gebleken’ -, wordt er met bierflesjes gegooid. De dokters hadden voor Puck opgeschreven welke stappen er gezet moesten worden maar de familie trekt haar eigen plan. Pucks moeder staat erbij en kijkt ernaar en probeert aandacht voor haar verdriet te krijgen van een van de vrienden van oom Joop.

 

Naar de overkant en terug

Puck moet van haar oma aan de overkant aangifte gaan doen zodat haar zoon en zijn vrienden het huis leeg kunnen halen. Puck vertelt haar verhaal uiteindelijk aan de commissaris. Er ontstaat een naar gesprek over wat er allemaal wanneer gebeurd is. Als Puck terugkomt in het huis, is het leeg en beklad. Met veel geweld wordt ook de kluis nog opengebroken maar daar zit geen geld in maar honderden foto’s die de man van Puck gemaakt heeft tijdens het misbruik. Pucks moeder heeft wel twee ton bij de bank kunnen opnemen en iedereen gaat ervandoor met zijn eigen buit.

 

Wat de natuur ons geeft

Puck en haar moeder wonen al drie dagen in een hotel. Op een nacht neemt haar moeder een makelaar, Ewout, mee naar de kamer. Die laat hen de volgende dag enkele huizen zien. Puck wil het laatste huis maar haar moeder vindt het niet sjiek genoeg en wil het niet bekijken. Puck gaat alleen met de makelaar naar binnen en laat moeder met het geld achter. Als ze weer buiten komen, is haar moeder verdwenen. Uiteindelijk vindt Puck haar in een van haar favoriete winkels, ze is haar hond dan kwijtgeraakt. Nu is haar moeder welwillender en wil het huis kopen.

 

Over de rand

Puck is verliefd op Tim maar hierdoor zit  de man veel in haar hoofd. Haar moeder heeft moeite met het leven. Ze wonen zonder tafel, stoelen of bedden. Ze eten iedere dag McDonald’s. Haar oma komt iedere week langs voor tweehonderd gulden en zegt bedreigd te worden door oom Joop die ook meer geld wil. De man heeft op het politiebureau uitleg moeten geven maar heeft alles ontkend. Omdat hij zelf geen aangifte heeft gedaan van diefstal en vernieling vindt oma dat ze het maar zo moeten laten.

 

Vaak

Pucks moeder lijkt gek te worden. Ze geeft ook te veel geld uit.

 

Oog om oog

Oom Joop is Puck gevolgd vanaf het schoolplein – er had een foto van haar in de krant gestaan –, dringt hun huis binnen en neemt geld mee uit de sporttas. Puck heeft nu alleen nog de foto’s en duizend gulden.

 

Je weet maar nooit

Een week voor Kerst is het geld op en Puck heeft honger. Haar moeder danst naakt met brandende kaarsen voor het raam en wordt afgevoerd door de politie.

 

Het voorstel

Pucks moeder is al drie weken weg en het water en gas zijn afgesloten. Puck ligt op een vies matras als haar oma ineens voor haar neus staat. Ze zegt dat ze haar moeder heeft gesproken en dat ze naar huis mag. Als haar moeder inderdaad thuis komt, is het weerzien ongemakkelijk. Oma neemt ze mee naar de snackbar en vertelt ze haar plan.

 

Hij

Puck, haar moeder en oma ontmoeten de man en zijn advocaat. Hij is mager en heeft Parkinson. Waarschijnlijk heeft oma beloofd dat Patricia de aangifte intrekt in ruil voor geld. Patricia moet iets ondertekenen. Zowel zij als de man hebben medelijden met zichzelf. Puck zit erbij en zegt niets.

 

De zwarte auto

Puck en haar moeder staan op de stoep voor de flat. Ze hebben net als eerder niets om mee te nemen en worden opgehaald door een zwarte auto.

https://www.scholieren.com/verslag/zekerwetengoed/lieveling-kim-van-kooten

 

 

overzichtelijke analyse met de belangrijkste elementen uit de verhaalanalyse


Thematiek

Er is sprake van een relatie tussen een oudere man en een jong meisje: de man ziet Puck liever dan haar moeder met wie hij getrouwd is, hij heeft seks met haar en wordt boos als zij zich van hem los probeert te maken. In de ogen van de man zal er sprake zijn van liefde, zij is zijn lieveling. In de ogen van Puck en de lezer is er duidelijk sprake van misbruik.

 

Titelverklaring

Letterlijk slaat 'Lieveling' op de titel van een lied van Wim Sonneveld dat Puck aan tafel zingt. Ze houdt van zingen maar ze doet het vooral om tijd te rekken: zolang ze zingt, hoeft ze niet te eten, want als haar eten op is, moet ze met de man mee.

Het lied gaat over een man die denkt aan alle meiden die hij niet heeft kunnen krijgen, omdat hij vast zat aan zijn vrouw. Eigenlijk wil hij wel van zijn vrouw af, maar hij noemt haar wel 'lieveling'. De man in het boek is ook niet blij met zijn nieuwe vrouw, de moeder van Puck, en hij is duidelijk bij haar, zodat hij iets kan beginnen met Puck, die wel zijn 'lieveling' is. Hij zegt ook tegen haar dat hij alleen maar samen met haar moeder is vanwege haar, waardoor hij Puck ook de verantwoordelijkheid geeft voor het leven van haar moeder: als Puck niet accepteert wat de man wil, dan verlaat hij haar moeder en haar en eindigt hun luxe leventje (materieel gezien). Dat hij Puck ziet als zijn lieveling terwijl hij allerminst lief is voor haar, is de figuurlijke betekenis van de titel.

 

Structuur & perspectief

Het boek is verdeeld in de volgende delen: 1975, 1977, 1980, 1983 en 1984. In 1975 komen Puck en haar moeder bij de man te wonen. Vanaf 1977 is het duidelijk dat de man Puck misbruikt. In de jaren '80 begint het op te vallen dat er iets met Puck is: ze is te mager en veel ziek. In 1984 komt het misbruik uit maar er volgt geen echte oplossing. De delen zijn weer verder verdeeld in hoofdstukken met titels (zie samenvatting).

Het verhaal lijkt chronologisch te verlopen maar de hoofdstukken zijn niet chronologisch opgebouwd: die beginnen bijvoorbeeld met de belangrijkste gebeurtenis en vertellen dan hoe dat zo gekomen is. Zo begint het hoofdstuk 'Een casuele aangelegenheid' met de man die bij Puck voordoet hoe ze een tampon inbrengt en pas daarna wordt verteld hoe de man op dat idee kwam.

Het verhaal wordt verteld door een ik-verteller: Puck. Je leest de gebeurtenissen dus uit het oogpunt van een jong meisje en dat maakt het misbruik des te shockerender. Als Puck vijf jaar oud is, dan snapt ze bijvoorbeeld niet wat de man precies doet en noemt ze hem nog 'onhandig'. Als lezer heb je wel al door wat er gebeurt. Puck wordt echter snel oud en twee jaar later noemt ze het misbruik min of meer bij de naam. Een kenmerk van het ik-perspectief is dat je goed met de verteller kunt meeleven. Je kunt je inderdaad goed inleven in de wereld die Puck beschrijft maar ze wordt nergens emotioneel. Ze beschrijft geen verdrietige of boze gevoelens, maar zegt bijvoorbeeld dat ze in haar hoofd een rustig plekje opzoekt om aan te kunnen wat de man met haar gaat doen. Ook hierdoor maken de gebeurtenissen nog meer indruk.

 

Personages

Puck

Aan het begin van het boek is Puck vijf jaar oud en aan het einde veertien. Als ze eenmaal doorheeft wat de man met haar doet, schaamt ze zich daarvoor en wil ze alles koste wat het kost geheim houden, waardoor ze zichzelf eigenlijk in zichzelf opsluit. Als Guusje bijvoorbeeld door haar spreekbeurt heen gilt, is ze bang dat Guusje ervan op de hoogte is, maar 'gelukkig' zegt ze alleen maar dat haar moeder een hoer is. Ze eet bijna niets meer en zoekt een rustig plekje in haar hoofd om zich te verstoppen, als de man met haar bezig is. Zo wordt ze twee verschillende Pucks: een binnen- en een buiten-Puck. Daar wordt ze moe en uiteindelijk ziek van. Tijdens de scenes waarin ze over haar misbruik vertelt, eerst aan de leraar en later aan de commissaris, en de binnen-Puck dus naar buiten laat gaan, voel je hoe moeilijk en verschrikkelijk dat voor haar is. De man vindt haar mooi en slim: hij kan beter met haar praten dan met haar moeder en zij lijken op elkaar volgens hem. Puck is ook erg loyaal: ze houdt ook haar mond om het luxe leventje dat haar moeder leidt, niet te beëindigen en ze wordt nooit boos op haar moeder, hoe blind en lomp zij zich ook gedraagt.

Ludovicus

Pucks moeder noemt hem 'Pikkedoos' en hij lijkt op Derrick. Hij is eigenaar van een vouwwagenbedrijf. De man is erg oud en op een gegeven moment verft Pucks moeder zijn haren zwart en dat maakt hem nog enger. Aan een winkelmeisje vertelt ze dat hij haar nooit aanraakt, maar Puck raakt hij dus wel aan. Hij manipuleert haar: hij zegt dat ze niet bij hem mogen blijven, als zij niet met elkaar op kunnen schieten en als Puck opstandig is, zich bijvoorbeeld verstopt of zegt dat haar haar al gewassen is, dan wordt hij boos op haar en slaat haar zelfs. Hij onderneemt geen actie als ze aangifte gedaan heeft en zijn huis leeg en beklad terugvindt, maar volgens zijn advocaat is hij er wel ziek van geworden.

Patricia

Simpele vrouw uit Rotterdam die veel om luxe en uiterlijk vertoon geeft. Ze toupeert haar haar en draagt bijvoorbeeld kniehoge witte laarzen met hoge hakken onder een minirokje met 'aplikaatsies'. Puck is een dochter uit een eerder huwelijk. Ze is trots op haar man met geld, zeker tegenover haar familie. Ze zegt de man ontmoet te hebben, toen ze reageerde op zijn advertentie waarin hij om een schoonmaakster vroeg. Ze lijdt wel onder het feit dat hij haar nooit aanraakt en gaat steeds meer drinken. Dat hij Puck wel aanraakt, lijkt ze niet te zien, vooral omdat ze erg met zichzelf bezig is. Als de man Puck bijvoorbeeld misbruikt in de tent tijdens de vakantie en zij de tent binnenkomt, roept Puck haar en hoort ze niets. Als uitkomt dat Puck door de man misbruikt is, heeft ze ook vooral medelijden met zichzelf. Uiteindelijk kan ze het leven zonder de man niet aan en wordt steeds gekker. Ze zorgt niet goed voor Puck en zichzelf en komt tijdelijk in een inrichting terecht.

 

Stijl

Over de stijl zegt het literaire weblog Tzum bij monde van Lucas Zandberg het volgende: 'De personages, met name de asociale Rotterdamse familie van Pucks moeder, zijn vaak zo eendimensionaal dat het karikaturen zijn. Dat is soms grappig, vooral in het geval van de platte Oma Crooswijk en in de dialogen van Pucks moeder. Na een tijdje wordt het gebrek aan ontwikkeling van dergelijke personages vermoeiend, want Van Kooten blijft hangen in Flodder-achtige slapstick. [...] Lieveling leest in grote lijnen erg lekker weg, dat zeker. Het begin, waarin Puck en haar moeder op de auto van de toekomstige kindermisbruiker staan te wachten, is goed neergezet en is zelfs intrigerend. Maar een willekeurig exemplaar van Mijn geheim bij de tandarts leest natuurlijk ook lekker weg en is misschien net zo intrigerend. Het niveau van de eerste hoofdstukken wordt niet volgehouden. Vooral tegen het einde wordt het aanvankelijk strak gecomponeerde verhaal steeds rommeliger. Ook de dialogen lijken steeds langer en alledaagser te worden.'

https://www.scholieren.com/verslag/zekerwetengoed/lieveling-kim-van-kooten

 

 

informatie over de schrijver

Van Kooten werd geboren in Purmerend en groeide op in Hilversum. Zij is de dochter van Kees van Kooten en Barbara Kits. Haar broer is acteur en zanger Kasper van Kooten.

 

Ze begon aan een studie scenarioschrijven aan de Filmacademie, maar stopte daarmee reeds snel, nog tijdens de propedeuse.

 

Na een toevallige ontmoeting met regisseur Robert Jan Westdijk maakte Van Kooten haar debuut als actrice in diens debuut Zusje (1995). Films als Jezus is een Palestijn (met haar toenmalige vriend Hans Teeuwen), Mariken en Phileine zegt sorry volgden.

 

Het scenarioschrijven pakte ze weer op, toen Theo van Gogh haar vroeg voor Blind date (1996). Ze heeft zich gespecialiseerd in het uitwerken van karakters en levensechte dialogen. Ook heeft ze het theaterstuk Absent Friends (1974) van Alan Ayckbourn vertaald voor het Nationale Toneel in Verre vrienden (2010).

 

Naast haar werk als actrice en scenariste, was Van Kooten actief als recensente bij en presentatrice van het filmprogramma Stardust van de VPRO.

 

Ze is getrouwd met de acteur Jacob Derwig, met wie ze samen een zoon en een dochter heeft. Van Kooten en Derwig leerden elkaar kennen op de set van de televisieserie De acteurs, waarin telkens wisselende acteurs door Van Kooten geschreven teksten speelden.

https://nl.wikipedia.org/wiki/Kim_van_Kooten

 

 

mening over het boek

 

Ik vond lieveling een van de heftigste boeken die ik denk ik ooit gelezen heb, omdat Het over een heel heftig onderwerp ging en het verhaal mij heel erg aangreep. Ik heb het boek wel heel snel uitgelezen omdat ik wilde weten hoe het af zou lopen en of puck een beter leven zou krijgen.

Ik heb het boek in een paar les uren uitgelezen omdat het zo een meeslepend verhaal is. Ik vond het boek soms wel lastig om te lezen, omdat er best veel woorden gebruikt werden met een Rotterdams accent wat ik soms niet echt begreep. Ondanks dat was het wel makkelijk te lezen want er werden niet heel veel hele lastige worden gebruikt.

Verder vond ik het wel een mooi boek om te lezen alleen snap ik het einde nog steeds niet. Het einde is een beetje vaag en ik kan eigenlijk ook nergens vinden wat er mee bedoelt wordt dus dat vind ik wel heel jammer, want ik weet nou nog steeds niet wat er met Puck en haar moeder is gebeurt en waar ze heen zijn gegaan.

Ik zou lieveling alleen niet nog een keer lezen, omdat het niet echt bepaald een vrolijk boek is om even voor je ontspanning of zo te lezen, maar ik ben wel blij dat ik het  een keer heb gelezen.

 

 

 

 

 

 

 

 

twee koffers vol Carl Friedman

standaardverslag twee koffers vol Isabel van Donzel H4c

 

Samenvatting

De ik-persoon, Chaja, denkt in dit verhaal terug aan haar studententijd in de jaren zestig. Ze is dan twintig en studeert in Antwerpen filosofie. Ze woont op een armelijke etage en werkt om die te betalen 's ochtends bij een bloemisterij en 's middags bij de familie Kalman als oppasmeisje. Ze moet dan op de vijf maanden oude tweelingzusjes Tzivja en Esja passen en op Simcha, een vierjarig jongetje. Simcha is een heel ernstig en lief jochie dat nog niet zindelijk is. Hij wordt door zijn broertjes en vader gepest omdat hij anders is dan zij. Maar Chaja geeft juist het meeste om hem omdat hij zo anders is dan zijn broertjes, heel ernstig. Chaja gaat altijd met hem en zijn twee zusjes wandelend naar de eendenvijver waar Simcha helemaal veranderd. Daar praat hij honderd uit en de eendjes zijn voor hem iets machtigs. Het liefst zou hij ook een eendje zijn, hij kwaakt zelfs al. De relatie tussen Chaja en haar ouders is heel anders dan in de meeste families. Met haar moeder kan ze niet goed praten omdat haar moeder de oorlogsherinneringen weg wil stoppen. Ze praat er niet graag over, daarom richt ze zich op de oppervlakkige dingen in het leven zoals haar eigengebakken cake en dergelijke. Haar vader is juist op zoek naar het verleden. In de oorlog heeft hij twee koffers begraven met spullen. Nu is hij al een tijd op zoek naar die jeugdherinneringen. Hij zoekt de koffers overal terwijl hij ze hoogstwaarschijnlijk niet meer terug kan vinden. Chaja heeft daar veel bewondering voor en ze ziet het als een heldhaftige daad. Haar moeder denkt daar heel anders over en zij vindt het maar onzin waar haar man mee bezig is. Zij denkt dat hij gek aan het worden is. Chaja werkt bij de familie Kalman met veel plezier, alleen ze kan hun streng orthodoxe manier van leven niet zo goed begrijpen. Ze accepteren alles van iedereen en er is nooit enige opstand. Mevrouw Kalman neemt alles gewoon aan en leeft met eeuwenoude tradities. Er is tussen hen geen enkel contact, mevrouw Kalman ziet haar bijna niet staan omdat voor haar de regels nakomen belangrijker is. Meneer Kalman ziet haar al helemaal niet staan. In zijn ogen is Chaja een ongehoorzaam wezen dat met haar onorthodoxe kleding en levenswijze niets waard is. De conciërge in de flat bij de familie Kalman is een Jodenhater en hij moppert altijd op de kinderen van de familie Kalman en op haar. Chaja accepteert dat niet en wanneer hij haar uitscheldt gaat ze er altijd recht tegen in. Ondertussen is Chaja vaak bezig met de bijbel en het proberen te begrijpen van God. Ze leest boeken van wetenschappers en ze praat met meneer Apfelschnitt maar ze komt er niet uit. Ze snapt steeds minder van God. Ze heeft zoveel twijfels over Zijn bestaan. Met al die vreselijke gebeurtenissen op aarde en al die haat, hoe is het dan mogelijk dat er een God is. Hij zou dat toch moeten voorkomen. Antwoorden op haar levensvragen vindt ze niet. Op een middag besluit ze om naar de Schelde te gaan en daar schrijft ze een ' brief ' aan Einstein. Daar zegt ze hem dat ze niets van de wetenschap begrijpt en zeker niet het bestaan van God. Ze spreekt haar verbazing uit over alle wetenschappers die niet meer weten dan zij. Maar een antwoord krijgt ze niet. Verder komt ze ook nog met Sophie, een medestudente in een discussie. Sophie praat over Joden alsof ze niets waard zijn en dat betekent het einde van hun contact. De relatie tussen Simcha en Chaja wordt steeds beter. Evenals de verstandhouding tussen mevrouw Kalman en Chaja. Mevrouw Kalman ziet dat het goed gaat met Simcha en dat is toch een beetje haar zorgenkind. Hier tegenover staat dat meneer Kalman het allemaal maar niets vindt. Wanneer ze weer naar de eendenvijver zijn geweest en terugkomen wil de conciërge in een woede-uitbarsting het handje van Simcha tussen de liftdeur stoppen. Daar wordt Chaja zo boos om dat zij hem wegtrekt en daarbij zijn jas scheurt. Daar wordt de conciërge zo boos om, dat hij de boel blokkeert voor haar en eist dat ze hem geld geeft voor de jas die zij kapot gemaakt heeft. Dat doet Chaja niet en ze vlucht door het raam. Ze mag dan van mevrouw Kalman een week niet meer komen, volgens haar kunnen ze dan allebei even afkoelen. Chaja zit dagen thuis en verveelt zich erg, ze mist Simcha. Wanneer ze dan eindelijk weer naar Simcha mag en zichzelf heeft opgetut komt meneer Apfelschnitt haar vertellen dat Simcha overleden is. Hij is verdronken in de eendenvijver. Chaja gaat naar de familie Kalman om hen te condoleren maar dat wordt niet zo op prijs gesteld. Meneer Kalman geeft haar de schuld van het overlijden van zijn zoon. Chaja vraagt zich af of dat ook zo is en ze beseft dat haar enige schuld zou kunnen zijn dat ze van hem gehouden had. Chaja is maanden verdrietig en besluit te stoppen met haar studie en verder te gaan met Natuurkunde. Haar vader is blij met die beslissing en betaalt voortaan haar kamerhuur.

https://www.scholieren.com/verslag/boekverslag-nederlands-twee-koffers-vol-door-carl-friedman-57752

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Overzichtelijke analyse met de belangrijkste elementen uit de verhaalanalyse

 

Onderwerpen

Net als in Friedmans debuut 'Tralievader' staat enerzijds het trauma van oorlogsslachtoffers centraal, zoals de vader van de ik-figuur, en anderzijds het onvermogen van de anderen om de gevoelens van een kampslachtoffer te begrijpen. In een interview met Frits Abrahams (NRC Handelsblad 1992) formuleert Carl Friedman het thema van haar werk als volgt: 'Het gaat (...) niet eens zozeer om de verhalen uit het kamp, die sober en bijna authentiek zijn. Het gaat eigenlijk ook niet om de problematiek van de 'tweede generatie', al is dat het gegeven. Wat de lezer veel harder treft is het besef dat het verleden van de ander al moeilijk doordringbaar is, maar dat de werkelijkheid van een kampervaring ontoegankelijk is en tegelijkertijd ieders heden met rafels omhangt.'Chaja's vader wil het vooroorlogse verleden terugvinden door de twee koffers te zoeken, die hij in het begin van de oorlog heeft begraven. Carl Friedman zegt in het interview dat haar vader in 'een situatie van permanente schizofrenie'leefde. Enerzijds stond hij in de gewone wereld (hij werkte bij Philips), anderzijds leefde hij thuis via zijn verhalen in het oorlogsverleden. De anderen konden hem nooit bereiken. Friedman: 'Als je hem tijdens het vertellen had proberen te troosten, zou hij bang van je zijn geworden. Als je hem onderbrak, of liet merken dat je wist wat er zou komen (...), werd hij nerveus.' Tegen haar moeder zei Carl Friedman eens dat de oorlog voor vader pas afgelopen zou zijn, als hij zou worden 'ondergespit.' Chaja's moeder probeert het verleden te ontkennen door zich op alledaagse zaken te storten zoals het praten over een cake. Ze ergert zich aan haar man, die in de koffers dierbare foto's hoopt terug te vinden: 'Wat denk je op die foto's te ontdekken? Een mens is wie hij is, niet wie hij is geweest.'Net als in 'Tralievader' koestert de ik-figuur de meeste sympathie voor haar vader. Ook zij, een oorlogsslachtoffer van de tweede generatie, worstelt met haar verleden, waarbij komt dat ze in het verhaalheden geconfronteerd wordt met haar joodse afkomst. Degene die de herinnering aan vervolging en concentratiekampen het best heeft verwerkt, is de oude meneer Apfelschnitt. Sinds hij besloten heeft een vrome jood te zijn (vlak na de oorlog), is zijn leven in balans en kan hij rustig over het verleden praten.

Het antisemitisme speelt als motief een belangrijke rol in deze novelle. De meest grove uitingen van jodenhaat komen uit de mond van de conciërge (bijvoorbeeld 'Die rotjoden! Ze zouden graag zien dat de hele stad naar hun pijpen danst!'). Ook Chaja's studievriend blijkt te discrimineren (bijvoorbeeld 'Tegen jou heb ik niets,' zei ze. 'Ik heb alleen een hekel aan het soort joden dat bij het Centraal Station rondhangt. Ze klitten daar bij elkaar, met die idiote hoeden op en ze praten de hele dag over niets anders dan geld.'). Marx spreekt van 'de jood', alsof er maar eentje bestond, en noemt hem 'een sluw en onbetrouwbaar wezen, dat de onhebbelijkheden in zich verenigde van allen die hem met hun dodelijke haat achtervolgden'. In het park vindt Chaja alle banken met anti-joodse leuzen beschilderd. Maar joden onderling discrimineren ook. Dit blijkt uit de wrede opmerkingen van de vader en zijn oudste zoontjes, waarvan Simcha het slachtoffer is.

Het zoeken naar de joodse identiteit door Chaja speelt ook een belangrijke rol. Hoewel ze kritiek heeft op het onverdraagzame, starre gedrag van orthodoxe joden zoals de Kalmans, is het duidelijk dat zij zich steeds meer joods gaat voelen. Joodse gebruiken worden uitvoerig en met sympathie beschreven, zoals de voorbereidingen op het paasfeest.

Ten slotte noemen we het (on)geloof in God als motief. In tegenstelling tot meneer Kalman en haar vader vindt Chaja dat er geen God kan bestaan die gruwelijke daden van de mens zoals in oorlogstijd kan tolereren. Zij denkt dat de mensen een God hebben gemaakt en uit gewoonte tot Hem praten en Hem toezingen. Toch is zij niet tevreden met een halsstarrig atheïsme, zij blijft zoeken naar de zin van het leven (haar naam betekent in het Hebreeuws: 'zij leeft'). Als de marxisten en de filosofen haar geen antwoorden kunnen geven, zal zij via de studie natuurkunde een verklaring voor de zin van het bestaan proberen te vinden (slotpassage boek).

 

Titel en motto’s

Als de moeder van Chaja zegt: 'Hij denkt dat die koffers hem terug kunnen geven wat de oorlog kapot heeft gemaakt', spreekt ze zich eindelijk tegenover haar dochter uit over rol van de oorlog in het leven van haar en haar man. Tegelijk geeft ze met dit zinnetje een verklaring van de titel van deze novelle.

 

Opbouw

SUBGENRE

 

Op grond van de geringe omvang van het werk, de weinige personages en de aanwezigheid van één verhaallijn (verhouding Chaja-Simcha), is 'Twee koffers vol' eerder een novelle dan een roman. Omdat de ontwikkeling van de eigen identiteit een grote rol speelt, kunnen we spreken van een 'Bildungsnovelle'. Chaja zoekt naar houvast in haar leven, vindt dat niet in haar boeken, niet bij haar moeder, maar eerder bij haar vader en meneer Apfelschnitt. Simcha boeit haar vanwege zijn onschuld, zijn kinderlijke, vanzelfsprekende affectie voor eendjes én vanwege het feit dat zijn leven net als het hare op een keerpunt staat: als vierjarige moet hij worden ingewijd in de strenge joodse leer.

 

OPBOUW, VERTELLERSSTANDPUNT, TIJD, RUIMTE

 

De novelle is opgebouwd uit 21 ongenummerde korte hoofdstukken en heeft een simpele, cyclische structuur. Uit de eerste en laatste passages wordt duidelijk dat de ik-figuur vanuit het heden terugblikt naar het verleden (vision par derrière). De ik-figuur, Chaja, kijkt terug naar haar eenentwintigste levensjaar, dat blijkbaar bepalend is geweest voor haar ontwikkeling. Het grootste gedeelte van het werk is chronologisch verteld. Het lijkt erop dat de ik-figuur op het moment dat ze iets beschrijft niet méer weet dan de lezer. Dit vertellersstandpunt noemen we een vertellend-ik perspectief (vision avec). Via flashbacks wordt het oorlogsverleden van Chaja's vader en meneer Apfelschnitt onthuld .'Twee koffers vol' is scènisch geschreven: de voornaamste verhaallijn (de ontwikkeling in de verhouding tussen Chaja en Simcha) wordt vaak onderbroken door gesprekken met meneer Apfelschnitt, haar ouders of Sophie. Op de beginzinnen na, die het verhaalheden aanduiden, is het werk in de onvoltooid verleden tijd geschreven. Door het bestuderen van de foto wordt de herinnering van Chaja geactiveerd ('Ik was toen twintig jaar en studeerde filosofie' ...). Naar de dood van Simcha wordt tweemaal vooruitgewezen (flashforwards). Eenmaal door de jongen zelf (hij zegt tegen Chaja: 'Kwaken kan ik al, ik moet alleen nog leren zwemmen.') en eenmaal in een elke nacht terugkerende droom van Chaja, waarin de jongen door vuur wordt verteerd, terwijl hij blijft kwaken.

De ruimte speelt soms een rol in het werk. Van belang zijn: het huis van de Kalmans (lift,portiersloge, onbewoonde tweede etage met kapotte huisraad), het park met de vijver en de eendjes (Simcha wordt daar een ander mens), het joden getto in Antwerpen en de etage die Chaja heeft gehuurd in een verwaarloosd huis tegenover het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten.

 

Taal en stijl

Friedmans woordkeus is onnadrukkelijk, nergens streeft ze naar mooischrijverij of effectbejag. In recensies wordt haar bondige Marga Minco-achtige stijl geprezen, die nooit een teveel aan sentiment toelaat. Tegen Abrahams verklaart ze deze stijlkeuze als volgt: 'De oorlog vaart er alleen maar wel bij als je grote woorden en holle frasen gebruikt. Het is een door en door smerig bedrijf, daar moet je niet bloemrijk over doen.' Zij beschrijft ernstige, tragische zaken soms bewust lichtvoetig, wat een humoristisch effect heeft. Gesprekken met de heer Apfelschnitt en de passage waarin de democratiseringsgolf aan de universiteit wordt beschreven, worden daardoor vermakelijk om te lezen. Vermakelijk is ook de opmerking van mevrouw Goldblum, die haar kinderloosheid als volgt verklaart: 'Majn man, majn man, haj kent dat koenstje niet!' Vooral Chaja's brief aan Einstein is verrassend door de humor. Een passage hieruit: 'Jammer dat u dood bent (...) Als u nog leefde zou u hier met mij in het gras kunnen zitten. Wanneer u dat tenminste zou willen, wat niet erg waarschijnlijk is. Ik heb voor mijn natuurkunde nooit meer gehaald dan een zeven.'

http://uittrekselbank.nbdbiblion.nl/uittrekselbank/abonnee/detail?tek_id=360623

 

 

 

informatie over de schrijver

Carl Friedman, pseudoniem van Carolina Klop (Eindhoven, 29 april 1952) is een Nederlandse schrijfster.

 

Zij debuteerde in 1991 met de alom geprezen novelle Tralievader. Hiervan verschenen inmiddels vertalingen in het Duits (Vater, eine Erzählung, 1993), Engels (Nightfather, 1994), Italiaans (Come siamo fortunati, 1997), Frans (Mon père couleur de nuit, 2001) en Spaans (Al otro lado de la alambrada, 2001). Voorts werd het boek verfilmd door Danniel Danniel, de film werd in 1997 uitgezonden door de NPS.

 

In 1993 verscheen de roman Twee koffers vol. Opnieuw volgden vertalingen, in het Duits (Zwei Koffer, 1996), Engels (The shovel and the loom, 1996), Frans (Une histoire perdue, 2003) en Russisch (Dva tsjemodana vospominani, 2004) en een verfilming, ditmaal door Jeroen Krabbé‚ onder de titel Left Luggage (1998). Friedmans derde boek, De grauwe minnaar, verscheen in 1996. Deze bundel bestaat uit drie lange verhalen en werd door de Raad voor Cultuur genomineerd voor de Europese literatuurprijs 1997 (Aristeionprijs) en in 1998 voor de Prix des Ambassadeurs, een prijs toegekend door een aantal in Nederland geplaatste Franssprekende ambassadeurs. Een Duitse vertaling verscheen in 1997 (Der graue Liebhaber), een Engelse in 1998 (The Grey Lover) en een Italiaanse in 2001 (L'amante biglio).

 

Friedman woont en werkt in Amsterdam. Zij schreef wekelijks een column, aanvankelijk in Trouw en vanaf 2002 in Vrij Nederland. In 2001 verscheen een bundeling van haar columns uit Trouw onder de titel Dostojevski’s paraplu, in 2004 gevolgd door een tweede bundeling van haar columns, nu ook uit Vrij Nederland: Wie heeft de meeste joden.

 

Voor haar werk ontving de schrijfster in januari 2004 de E. du Perronprijs 2003 van de gemeente Tilburg en de letterenfaculteit van de Universiteit van Tilburg.

 

Lange tijd beweerde Carolina Klop dat zij opgegroeid was in een joods milieu en deed zij voorkomen in interviews en persberichten van haar uitgever, dat haar boeken een sterk autobiografisch gehalte hadden. Dit bleek in 2005 echter allemaal op een leugen gebaseerd te zijn. Klop groeide immers op in een katholiek gezin.[1] Haar broer Geert Klop bevestigde dit.[2] Na de onthullingen over haar ware achtergrond verslapte de aandacht voor het werk van de schrijfster. Ze stopte met haar columns en publiceerde evenmin nieuwe boeken.

https://nl.wikipedia.org/wiki/Carl_Friedman

mening over het boek

 

ik vond twee koffers vol tot nu toe het minst leuke boek. Dit vond ik ten eerste omdat het best lastig geschreven was. Er stonden veel moeilijke woorden in en ook best veel filosofische stukken tekst die ik niet of bijna niet begreep. Daarnaast begreep ik soms de verhaallijn niet helemaal maar dat kan ook liggen aan het feit dat er best veel tijd tussen het lezen zat. En als laatste begreep ik niet wat het doel van het verhaal nu was. Maar toen ik een paar boekverslagen van andere had gelezen begreep ik het wel wat meer.

Toch vond ik het onderwerp van het boek wel heel interessant. Vooral om te zien hoe al die verschillende personages om gaan met hun oorlogsverleden. Ik vond dat deel van de verhaallijn dan eigenlijk leuker/ interessanter dan de verhaallijn van Simcha en Chaja. Alhoewel ik het ook wel bizar vond om te lezen dat 20 jaar na de oorlog de joden nog steeds als minder beschouwd werden.

Uiteindelijk vond ik het boek wel oke om te lezen ik had alleen meer verwacht dat heel de verhaallijn over die 2 koffers ging.

weg Jowi Schmitz

standaardverslag weg Isabel van Donzel H4c

 

Samenvatting

Robin is een ‘eerstegraads’ probleemgeval. Zijn vader heeft zijn moeder doodgeslagen. Aan die moord is het

nodige voorafgegaan blijkens een uitspraak van Robin. ‘Wij doen elkaar pijn

niet omdat we dat willen, maar om wie we zijn’ (p. 27).2 Wanneer Robin verongelukt, vertrekt Anna op eigen houtje. Ze trekt de wereld in omdat ze vrij wil zijn. Vrij van haar ouders, van de talloze pleegkinderen die haar ouders om zich heen verzameld hebben en van de vele huisregels. Ze kruipt in de huid van Robin door zijn jas aan te trekken en zijn naam aan te nemen. Zo probeert ze ook zijn dapperheid te lenen. Ze legt 1500 kilometer af in de vrachtwagen van de buitenissige Mammita en komt terecht in Barcelona. Daar sluit ze zich aan bij een aantal straatartiesten onder leiding van Barry, zelfbenoemde ‘Koning van de straat’. Barry benoemt Robin/Anna tot zijn schildknaap. Een jonge kauw, ook een kind dat zijn familie mist, biedt haar troost. Een oproep van Robin/Anna aan haar ouders om haar uit Barcelona op te halen, wordt niet gehonoreerd. Dat, de dood van Barry, en de ontvangst van een postuum verjaardagscadeautje van Robin, geven Anna inzicht in haar eigen drijfveren én die van haar moeder. Dat geeft haar de moed haar eigen naam Anna weer aan te nemen en het leven zelfstandig tegemoet te treden.

https://lezenslust.nl/wp-content/uploads/2017/11/Literatuur-zonder-leeftijd-103_Weg-Jowi-Schmitz.pdf

 

 

Overzichtelijke analyse van de belangrijkste elementen uit de verhaalanalyse

Personages

Schmitz lijkt sowieso goed te zijn in het neerzetten van levendige karakters. Al gelijk in de eerste alinea weet ze iemand te omschrijven aan wie je per direct een hekel hebt. Robin is een asociale, onbeschaafde hangjongere. Maar hij heeft wel Anna gevormd tot wie ze is. Hij heeft in de korte tijd dat ze samen waren, haar een beter, maar vooral avontuurlijker mens gemaakt. Dankzij hem wil ze weg uit de kille leegheid van haar thuis en de wereld in. Ze loopt weg, en ontwikkeld zich tot een prachtige jonge vrouw. En dat allemaal dankzij het rotjoch Robin. Onderweg ontmoet Anna meerdere bijzondere mensen, van wie ze onbewust belangrijke levenslessen leert. Dankzij hen en hun eigenaardigheden leert ze zichzelf beter kennen, maar leert ze ook anderen beter te begrijpen.

https://www.boekenbijlage.nl/ya-boek-weglopen-ijzersterke-personages/

 

opbouw en schrijfstijl

Weg is opgebouwd uit eenendertig korte, getitelde hoofdstukken. De titels van de hoofdstukken reflecteren de complexe inhoud van de roman. Deze verwijzen afwisselend naar betekenisvolle beeldspraak (‘Krassen op de plaat’,p. 55), observaties van Anna (‘Bh-rollades’, p. 69), gebeurtenissen (‘Jarig inde kast’, p. 77), een personage (‘De parkwachter’, p. 111) of een levenswijsheid (‘Het gaat altijd om de liefde’, p. 203). Deze hoofdstuktitels zijn niet alle relevant. ‘Bh-rollades,’ bijvoorbeeld, verwijst naar drie dikke, toevallige passanten onderweg. ‘Van achteren hadden hun bh’s rollades van hun ruggengemaakt’ (p. 75). Deze grappige observatie dekt nauwelijks de inhoud van het desbetreffende hoofdstuk, waarin onder meer het belang wordt uitgelegd van de blauwe stuiterbal waar Robin voortdurend mee speelde. Hij heeft een vergelijkbare stuiterbal in de kist van zijn moeder achtergelaten, als metafoor voor het stukje van hemzelf dat met haar is gestorven. ‘Je scheurt als iemand doodgaat’ (p. 69). Met meer recht had dit hoofdstuk ‘De blauwe stuiterbal’ kunnen heten. 186Het afsluitende dankwoord van de auteur biedt een gedeeltelijke verklaring voor de complexiteit van Weg. ‘Ik heb zes jaar aan dit boek gewerkt en het bestond uit vele verhalen. Totdat er langzaam maar zeker dit ene verhaal uit naar voren kwam. Als beeldhouwen’ (zp). Vooruitlopend op het eindoordeel zou iets meer ‘hakken en schuren’ de roman goed hebben gedaan. De observaties en flashbacks van Anna stuiteren heen en weer tussenheden en verleden, zoals de stuiterbal van Robin. De taal stuitert eveneens door snelle dialogen en korte zinnen, vaak in spreektaal. Ook de gedachten van Leopold in de gelijknamige roman, van Vera de ik-figuur in Kus van je zus, en van Olivia in Ik heet Olivia springen voortdurend terug in de tijd. Deze snelle wisselingen leveren spanning op. Ze maken nieuwsgierig naar wat zich in het verleden heeft afgespeeld. Waardoor is er verwijdering ontstaan inde onderlinge relaties tussen deze kinderen en hun ouders?

https://lezenslust.nl/wp-content/uploads/2017/11/Literatuur-zonder-leeftijd-103_Weg-Jowi-Schmitz.pdf

 

informatie over de schrijver

Jowi Schmitz schrijft behalve journalistieke artikelen ook boeken, zowel voor volwassenen als voor kinderen. Ze begon met twee romans voor volwassenen Leopold en Kus van je zus (bij uitgeverij Cossee) en publiceerde in 2012 haar eerste kinderboek.

Ik heet Olivia en daar kan ik ook niks aan doen (uitgeverij Lemniscaat) werd bekroond met de Vlag en Wimpel en de Duitse Luchs Preise.

Een jaar later verscheen de kinderthriller Schat onder de stad (uitgeverij Leopold). Vervolgens schreef ze het boek Te vroeg geboren. Dagboek over mijn zoon, bekroond met de Inktslaafliteratuurprijs 2014 (uitgeverij Cossee), en Nooit nooit nooit meer aan de wal, (Lemniscaat) een non-fictieboek over de bijzondere bootbewoners van Amsterdam, omdat ze zelf ook op een boot woont.

Ze maakte twee Avi boekjes (7+) op rijm, over het jongetje Stan dat bevriend raakt met een bende rovers (Uitgeverij Kluitman). En vorig jaar verscheen haar Young Adult boek, over een meisje dat wegloopt om de vrijheid te veroveren; Weg.

Verder heeft ze aangeboren discipline, twee kinderen (wat dus enorm handig is) en heel veel toekomstdromen, die allemaal iets met schrijven te maken hebben. Ze woont op een boot bovenop de Piet Heintunnel en de lente maakt dat ieder jaar weer de moeite waard.

http://jowischmitz.nl/home/

 

 

mening over het boek

ik vond weg het leukste boek wat ik dit jaar heb gelezen. Ik vond het zo leuk dat ik het echt in 1 a 2 weken heb uitgelezen. Ik vond het zo leuk omdat het over een meisje ging die ongeveer mijn leeftijd had en je jezelf daar dan een beetje mee kan identificeren. Ik vond het ook een super leuk boek omdat er ook spanning in voor kwam en daar houd ik persoonlijk wel van. Ook bevatte het boek heel weinig lastige woorden wat ook wel fijn is, want dan lees je er makkelijker door heen. aan het boek vond ik ook heel leuk dat de hoofdpersoon letterlijk en figuurlijk een reis maakt letterlijk omdat ze van Nederland naar Barcelona reist en figuurlijk omdat je haar echt ziet veranderen van een stil jong meisje naar een zowat volwassen stoere vrouw die nergens bang voor is. Het einde vond ik aan de ene kant heel leuk omdat je er van uit kan gaan dat ze gewoon haar eigen ding gaat doen en zich niks meer van haar ouders aan gaat trekken. Aan de andere kant had ik toch stiekem gehoopt dat haar ouders haar op kwamen halen en alles goed af zou lopen. Ik vond het gebruik van flashbacks in het boek een hele goede toevoeging en leuk om te lezen omdat je zo nog meer te weten komt over Anna en haar ouders en hoe haar leven eruit zag voor ze weg ging lopen. Kortom ik vond het een super leuk boek en ik heb er eigenlijk niks negatiefs op aan te merken.

de negen kamers Peter-Paul Rauwerda

Standaardverslag de negen kamers Isabel van Donzel H5d

 

De samenvatting

De zeventienjarige Jonas is erg klein van stuk en heeft geen baardgroei. Sinds kort heeft hij ook vreselijke last van hoofdpijn. Op een ochtend, wanneer zijn ouders net op reis zijn, ligt er ineens een groot boek in de woonkamer. Op de eerste bladzijde staat een versje:

Eén kamer is alleen maar schijn
Eén kamer geeft plezier en pijn
Eén kamer eet en laat je eten
Eén kamer speelt met je geweten
Eén kamer valt niet te ontvluchten
Eén kamer zweeft op wolkenluchten
Eén kamer laat de warmte stromen
Eén kamer geeft je toekomstdromen
Eén kamer is nog onbekend
Die zal bepalen wie je bent
’ (p. 15).

Het boek gaat over een huis dat spontaan verschijnt en verdwijnt. Alleen ‘wie oog heeft voor het onmogelijke’ (p. 11) kan het zien en ‘wie echt slim en moedig is’ (p. 129) kan het binnengaan. Kort daarna ziet Jonas het huis staan in zijn eigen straat. Voor een van de ramen staat een beeldschoon meisje. Jonas probeert tevergeefs om het huis binnen te komen. Die nacht droomt hij dat hij het meisje spreekt terwijl zij beiden in het ziekenhuis liggen.

In het bos achter het huis ontdekt Jonas een ouderwetse kermis, gebouwd van levensgrote exemplaren van zijn eigen speelgoed. Dankzij een magisch schaalmodel van het huis lukt het Jonas om het echte huis binnen te glippen. De eerste kamer is een exacte replica van zijn eigen woonkamer. Twee acteurs zijn een toneelstuk aan het instuderen waarin ze Jonas’ ouders spelen. Door hun geacteerde gesprekken begrijpt Jonas dat zijn hoofdpijn en korte lichaamsbouw symptomen zijn van een ernstige ziekte. Kwaad en overstuur rent hij weg.

De tweede kamer is een bibliotheek met levende boeken. Jonas raakt verdwaald, maar iemand geeft hem steeds aanwijzingen en helpt hem te ontsnappen aan de maniakale tweeling Edo en Ode, die boeken leugens vinden en Jonas willen opereren ‘om de hersenen te zuiveren’ (p. 79). Zijn helper blijkt Anna te zijn, het meisje dat hij eerder zag. In de derde kamer, de eetzaal, krijgen Anna en Jonas een bedwelmend feestmaal voorgezet. Jonas valt flauw en wordt wakker achter in een auto. Hij moet in de decadente Stad van Goud in de arena gaan vechten. Zijn medegevangene, Wieland, geeft hem een fluitje waarmee hij in de arena de wilde dieren kan kalmeren. Samen ontvluchten ze via het riool. In die sombere catacomben woont een groep mensen die Wieland ooit als kinderen uit de stad hielp ontsnappen. Hun onderaardse theater blijkt de vierde kamer van het huis te zijn, de kelder. Jonas klimt omhoog via een grote stapel door Edo en Ode afgedankte boeken en verlaat het huis.

Thuis neemt Jonas een bad, maar het water voert hem mee naar de vijfde kamer van het huis, de badkamer, waar Anna hem opwacht. De ruimte wordt opnieuw met water gevuld en Anna verdrinkt bijna, maar Jonas reanimeert haar. In de twee tegenover elkaar hangende spiegels beginnen de lange rijen spiegelbeelden van Jonas en Anna te dansen als liefdesparen van verschillende leeftijden, alsof ze hun eigen toekomst weerspiegeld zien. In de zwoele zesde kamer, Anna's slaapkamer, vallen de twee samen in slaap. Het hemelbed verandert in een luchtballon en stijgt op. Anna wijst Jonas op steden ver onder hen, ze vertellen elkaar gedichten en verhalen en kussen elkaar.

Jonas wordt wakker in het ziekenhuis met zijn ouders en zusje aan zijn bed. Hij heeft een zware operatie gehad. In het bed naast hem ligt een ziek ogende Anna te slapen. Die nacht is haar bed leeg. Jonas ontsnapt uit het ziekenhuis. In zijn broekzak vindt hij een sleutel in de vorm van het huis, waarmee hij vanuit zijn eigen woonkamer de zevende kamer van het huis, de stookkamer, binnenkomt. Daar is Anna's vader, een glasblazer. Hij blaast telkens glazen bollen waarin al Jonas’ mogelijke toekomsten te zien zijn. Bollen met gebeurtenissen die door zijn huidige keuzes nooit meer zullen plaatsvinden, spatten vanzelf uiteen. Met behulp van de informatie in de bollen kan Jonas de achtste kamer, de torenkamer, bereiken, waar Anna huisarrest heeft.

Onderweg verandert Jonas in een volwassen man. Ook Anna blijkt tien jaar ouder. Volgens haar zullen ze nu nog ‘lang en gelukkig’ (p. 183) leven en moeten ze door de deur naar de negende kamer gaan, die alleen twee geliefden samen kunnen openmaken. Jonas vraagt haar of ze ziek zijn en eigenlijk nooit volwassen zullen worden, maar Anna wil niet antwoorden. Dan ziet Jonas dat ze haar hand heeft verwond. Hij beseft dat ze doelgericht glazen bollen kapot heeft gemaakt, om zijn pad door het huis te voeren naar dit moment. Ze zit gevangen in het huis en haar enige ontsnappingskans is om met iemand anders de negende kamer binnen te gaan. Jonas voelt zich bedrogen, maar besluit toch om bij haar te blijven. ‘Verhalen wil hij, ook als ze niet waar zijn. Ik ben niet ziek. En Anna houdt van mij, besluit hij’ (p. 192). Hij neemt haar mee terug naar beneden. Het hele huis stort in en ze vluchten net op tijd naar buiten. Het huis verdwijnt, ook uit hun gedachten. Over de negende kamer, de ‘schuilkamer’, zegt het mysterieuze boek: ‘ Ren weg, zo hard als je kunt’ (p. 199).

https://scholen.uittrekselbank.nbdbiblion.nl/detail/569217/de-negen-kamers

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

overzichtelijke analyse met de belangrijkste elementen uit de verhaalanalyse

onderwerpen

In De negen kamers spelen verbeeldingskracht en de spanning tussen schijn en werkelijkheid een centrale rol. Door de abrupte sprongen tussen Jonas’ ervaringen in het huis en zijn verblijf in het ziekenhuis wordt de vraag opgeroepen of Jonas zich het huis alleen inbeeldt tijdens zijn operatie. ‘Misschien knelde er iets in zijn hoofd, waardoor hij alles anders beleefde. Of hij heeft pijnstillers gekregen, waardoor hij de raarste dromen kreeg’ (p. 161). Met name de scène waarin twee acteurs Jonas’ ouders naspelen benadrukt de dubbelzinnige relatie tussen het huis en Jonas’ normale leven. Ook zijn er andere parallellen tussen Jonas’ belevenissen in het huis en wat er intussen in het ziekenhuis lijkt te gebeuren, zoals de operatie die Edo en Ode op hem proberen te doen en het verdovende effect dat de maaltijd in de eetzaal op hem heeft. Toch blijft onduidelijk hoe de twee belevingswerelden precies met elkaar verbonden zijn.

Verder heeft Jonas zelf een grote fantasie en is hij dol op lezen, wat hem meermalen van pas komt. Het slim manoeuvreren tussen boeken met uitgesproken persoonlijkheden biedt hem een uitweg uit de bibliotheek, en wanneer Wieland zegt ‘Gebruik de verbeelding’ (p. 120), snapt Jonas dat hij boeken moet opstapelen. Wanneer hij Anna's verraad beseft, voelt het alsof het huis hem alles heeft afgenomen, waaronder ‘zijn liefde voor boeken, het vertrouwen op kennis en fantasie’ (p. 191). Zijn tegenstanders, de boekenhaters Edo en Ode, vertegenwoordigen juist het tegendeel van dat vertrouwen.

Het tweede centrale thema in het boek is Jonas’ naamloze, mogelijk dodelijke ziekte. Uit het geacteerde gesprek tussen zijn ouders blijkt dat zijn opa en nichtje er al aan zijn overleden. Jonas’ buurman vertelt hem over twee personen die het huis hebben gezien en kort daarna zijn omgekomen, wat suggereert dat het huis verschijnt aan diegenen die binnenkort zullen sterven. Op het laatst vraagt Jonas: ‘Zijn wij ziek, Anna? (...) Is dat de betekenis van dit huis? Dat we nooit volwassen worden?’ (p. 190) Het huis confronteert hem op verschillende manieren met een toekomst die hij misschien nooit zal meemaken: door de dansende oudere versies van hem en Anna, door de glazen bollen en doordat hij en Anna zelf tijdelijk ouder worden. Wanneer ze samen het huis ontvluchten, komen ze terug in Jonas’ eigen straat. Daardoor blijft de mogelijkheid open dat Jonas naar zijn oude leven kan terugkeren.

Titel en motto’s

De titel De negen kamers verwijst naar de negen kamers van het huis waarin het grootste deel van het verhaal zich afspeelt. Jonas komt door zijn eigen nieuwsgierigheid en later onder invloed van Anna in iedere kamer terecht, behalve de negende. Anna onthult uiteindelijk dat al velen hem zijn voorgegaan: ‘Elke keer als we verhuisd waren, als mijn vader een nieuw huis had gebouwd, was er iemand die alle kamers door moest. (...) Niemand is ooit zo ver gekomen als jij’ (p. 188-189).

Opbouw

De negen kamers bestaat uit twee delen, ‘Het fundament’ en ‘Het huis’, die samen veertien hoofdstukken beslaan. De hoofdstukken in ‘Het huis’ heten allemaal naar één van de kamers. Ook bevatten ze allemaal een passage met een eigen titel, bijvoorbeeld ‘Scène uit een huwelijk’ of ‘Het verhaal van het vuur’. Op de eerste bladzijde van het boek staat het versje over de negen kamers.

Het verhaal wordt in de derde persoon in de tegenwoordige tijd verteld. Het heeft een personaal perspectief: de lezer beleeft alleen Jonas’ gedachten en ervaringen mee. Wanneer Jonas na de vierde kamer even weer thuis is, zijn er bijna vier dagen voorbij gegaan, dus in totaal duurt zijn avontuur waarschijnlijk ongeveer een week. Het verhaal speelt zich af in Jonas’ huis, op zijn school, in het ziekenhuis, in de Kastanjelaan waar hij woont en waar het huis verschijnt, in de tuin en het bos rondom het huis, en ten slotte in acht van de negen kamers van het huis. Sommige kamers omvatten ook de wereld ver daarbuiten: vanuit de eetzaal komt Jonas in de arena, het rioolstelsel en het onderaards theater in de Stad van Goud en met Anna's luchtballon zweeft hij in de lucht boven die stad en vele andere.

De spanning wordt opgebouwd rond de verschillende vragen die het huis oproept. Is het echt of maar een droom? Hoe kan Jonas ontkomen aan de grip die het huis en Anna op hem hebben? Tegelijkertijd vormen Jonas’ ziekte en de dreiging van de dood het kader waarbinnen de lezer alle ontwikkelingen in het huis blijft beleven.

Personages

Jonas’ enige grote passie is lezen. Hij was altijd erg verlegen, maar het huis en de aanblik van Anna bij het raam maken de avonturier in hem wakker. ‘Om mij heen trekt de wereld voorbij (...), maar zelf doe ik niet mee. Ik lees liever boeken. Hij glimlacht weemoedig, want iets zegt hem dat die tijd nu voorbij is’ (p. 29). Toch blijft hem in het huis het gevoel bekruipen dat hij zich willoos laat meeslepen. De reden daarvoor blijkt te zijn dat Anna telkens de nog open liggende toekomst heeft teruggebracht tot één optie. Haar huisarrest ontneemt haar uiteindelijk die invloed, dus in de torenkamer beseft Jonas dat hij weer vrij is. Hij neemt opnieuw zijn lot in eigen handen en gaat met Anna terug de trap af.
Jonas heeft een enorm levendige verbeelding. Zijn gedachten dwalen voortdurend af naar bonte fantasiescenario’s. Bij de biologieles stelt hij zich bijvoorbeeld voor dat de kikkers die ze moeten ontleden zelf in witte jassen rond een operatietafel staan waarop zijn docent ligt vastgebonden. Zijn rijke fantasie biedt ruimte aan de mogelijkheid dat hij het huis minstens gedeeltelijk zelf heeft verzonnen.
Door zijn beproevingen in het huis gaat Jonas anders nadenken over zijn familie. Hij heeft niemand over zijn hoofdpijn verteld en zijn ouders praten ook niet met hem over hun gevoelens. Naarmate Jonas’ angst en onzekerheid toenemen, begint hij sterker te verlangen naar zijn veilige thuissituatie. ‘Het kan weer worden zoals vroeger, toen hij altijd vrolijk was en iedereen hielp. Dan blijven zijn ouders misschien vaker thuis en is er nooit meer ruzie. (...) Hij zal zijn zusje flink verwennen en zijn ouders vertellen van die hoofdpijn’ (p. 124-125).

Anna is mooi, speels, dapper en berekenend. Ze beïnvloedt en verleidt Jonas voor een doel dat ze voor hem verzwijgt. In haar oudere spiegelbeelden in de badkamer ziet Jonas ook ‘haar eenzaamheid en verdriet’ (p. 136-137). Ze leeft al haar hele leven met haar vader in het huis. ‘Mijn vader is zo handig. Misschien heeft hij mij zelf op een druilerige zondagmiddag in elkaar geknutseld’ (p. 86). Eerst ging Anna steeds naar een andere school, maar inmiddels mag ze niet meer naar buiten. ‘Mijn vader is geen makkelijke man. (…) Alles moet altijd gaan zoals hij dat wil. Maar hij is gek op mij en hij helpt me en beschermt me’ (p. 144).
Anna probeert de bezoekers van het huis door alle kamers naar de negende kamer te loodsen. Ze wil daar koste wat het kost naartoe, omdat ze daar zal leren wie ze is. ‘Ik heb mijn moeder niet gekend. Mijn vader negeert me. Ik heb geen familie, geen vrienden, ik kom het huis niet uit. Als ik in de spiegel kijk, zie ik een volslagen onbekende. (...) Heb je enig idee hoe afschuwelijk het is om hier te leven, jaar in jaar uit (...), zonder te weten waar het allemaal toe dient?’ (p. 187-189).

Taal en stijl

De negen kamers is geschreven in een beeldende stijl met bloemrijke metaforen. Jonas’ hoofdpijn wordt bijvoorbeeld omschreven als ‘een sluipwesp die zich in zijn hoofd genesteld heeft en voortdurend onverwachte steken toebrengt’ (p. 12). De toverachtige omgevingen waar Jonas doorheen dwaalt, hebben veel beweeglijke elementen en soms hoort Jonas muziek. Daardoor werkt het geheel op de lezer in als een film met special effects. Voorbeelden zijn het mechanisch uitklapbare plafond op de eerste verdieping, de wenteltrap die in een zweefmolen verandert, en de versieringen in de hal: ‘Statig zwemt de vis voorbij en verdwijnt vervolgens in de diepte. Geen mozaïeksteentje is verschoven; ze veranderden alleen van kleur, net als de pixels op een computerscherm. (...) Af en toe maakt een vogel zich los van zijn ondergrond, fladdert van het tapijt weg, zoekt een plekje op een andere geweven tak en versmelt dan weer met het wandkleed’ (p. 46-47).

De negen kamers maakt veel gebruik van intertekstualiteit, dat wil zeggen verwijzingen naar andere boeken en verhalen. Dit gebeurt expliciet door het noemen van titels, bijvoorbeeld ‘ De avonden, Het proces, Max Havelaar’ (p. 76); door directe citaten, bijvoorbeeld ‘denkend aan Holland zie ik brede rivieren’ (p. 27) uit ‘Herinnering aan Holland’ van Hendrik Marsman (ook geparodieerd op p. 126); en door het opnemen van een bestaand verhaal in het hoofdverhaal, namelijk de opvoering van De kersentuin van Tsjechov in het riooltheater. Daarnaast bevatten zowel de stijl als de inhoud van het boek talloze impliciete verwijzingen. De woordgrapjes van Edo en Ode komen bijvoorbeeld overeen met die in Hugo Brandt Corstius’ Opperlandse Taal- en Letterkunde; Wieland, die met zijn fluit ‘ratten’ (p. 96) bedwingt en kinderen redt, lijkt sterk op de Rattenvanger van Hamelen uit het gelijknamige sprookje. Ook Anna en haar vader, die haar in een torenkamer opsluit, maar wel hoopt haar ooit ‘een koninkrijk te kunnen bieden’ (p. 167), doen denken aan sprookjesfiguren zoals Raponsje.

Verder bevat het boek meerdere originele gedichten en losstaande verhalen, die de andere personages aan Jonas vertellen, zoals het levensverhaal van de dwerg op de kermis, de voorgeschiedenis van de Stad van Goud en het verhaal van Mira en de vier windgoden.

https://scholen.uittrekselbank.nbdbiblion.nl/detail/569217/de-negen-kamers

 

 

informatie over de schrijver

Ik heb al sinds ik klein was overal en altijd getekend: op stoepen, op schoolbankjes, op papieren tafelkleden in restaurants en op het gips van een vriendje met een gebroken been. Later tekende ik voor het schoolblad en nog later voor het universiteitsblad toen ik econometrie studeerde.

Na mijn studie heb ik jarenlang voor een reclamebureau gewerkt, waar we
computerspellen en websites maakten. Maar het liefst maak ik tekeningen voor
kinderboeken.
In 2016 verscheen mijn eerste roman, De negen kamers, die genomineerd is
voor de Dioraphte Literatour Prijs 2017.

Elodie is mijn grote liefde, we wonen in Heiloo en samen hebben we drie prachtige kinderen.

http://www.pprauwerda.nl/nl/overmij.php

 

eigen mening

ik vond de negen kamers een heel erg leuk boek. Het was niet zo serieus als andere boeken die ik gelezen heb. Maar dat het wat meer fantasy achtig was. Ook las het boek heel makkelijk. Er waren weinig moeilijke woorden en je kon er snel door heen. er waren soms alleen wel lastige metaforen en zo maar die begreep je ook wel als je verder las. Verder vond ik het ook heel fijn dat er veel beschreven werd zo kan je gemakkelijk een beeld creëren en dat vind ik persoonlijk wel heel prettig. Ook waren er heel veel personages maar ze waren allemaal heel anders qua karakter en dat vond ik ook wel heel leuk. Het enige nadeel vond ik dat het verhaal een beetje verwarrend is. Je weet nu niet wat echt is en wat niet. Of hij het verhaal voor zich ziet door zijn ziekte en welke ziekte hij nu had. Kortom na het lezen had ik echt nog best veel vragen en dat vind ik nooit zo fijn. Ik vind het fijner als er een gesloten einde is zodat je het voor jezelf ook een soort van kan afsluiten. Maar buiten dit om vond ik het een super leuk boek om te lezen en ik raad hem zeker aan.

de tweeling Tessa de Loo

Standaardverslag de tweeling Isabel van Donzel H5

 

 

Samenvatting

Deel 1: 'Interbellum'

De vierenzeventigjarig Lotte bevindt zich in het Thermaal Instituut te Spa voor een kuur tegen artrose. De kuur is een geschenk van haar kinderen. Tijdens de middagrust wordt ze wakker van een stevige Duitse dame van haar eigen leeftijd, eveneens een artroselijdster. Ze ergert zich aan de luidruchtigheid van de vrouw en aan het feit dat het een Duitse is. Desondanks antwoordt ze de vrouw in het Duits dat zij vlekkeloos spreekt aangezien ze in Duitsland geboren is. Het blijkt dat de dames tweelingzussen zijn die op hun zesde jaar uit elkaar zijn gehaald. Anna reageert spontaan en enthousiast op het weerzien met haar zus. Lotte is gereserveerd en reageert met verwijten aan het adres van de Duitsers die zes miljoen joden vermoord hebben en de wereld in een oorlog hebben gedompeld. Anna verhaalt van de vernederingen en armoede van de Duitsers na de Eerste Wereldoorlog en herinnert Lotte eraan dat ook zij als Duitse geboren is. Lottes woede ebt langzamerhand weg.

De beelden van hun prille jeugd te Keulen komen boven. Hun moeder werkte aan de kassa van 'Die Hoffnung', een winkel van een socialistische coöperatie. Zij stierf aan borstkanker toen de meisjes drie waren. Hun vader had toen al tuberculose. Drie jaar later stierf ook hij.

Lotte, ook besmet met tbc, ging met tante Elisabeth naar Nederland om in het Gooi te worden ondergebracht bij het gezin van de zoon van tante Elisabeth, de familie Rockanje. Vader Rockanje had een moeilijk karakter. Hij was liefhebber van klassieke muziek en aanhanger van het communisme. In de periode dat Lotte moest genezen van de tuberculose, schreef ze veel brieven naar Anna, maar Anna kreeg die nooit in handen. Nadat ze was genezen, groeide Lotte op als een Nederlands meisje. Tijdens een strenge winter vol ijspret kwam ze onder het ijs terecht en werd met veel moeite tot leven gewekt. Sedertdien had ze moeite met praten. Zingen ging haar beter af; ze mocht meezingen in het radiokinderkoor. Later kwam ze in een meisjeskoor en kreeg ze zangles en een piano om zichzelf te begeleiden. Haar (stief)vader belette haar vaak het spelen door tijdens haar spel zijn befaamde grammofoon aan te zetten. Ook tegenover zijn vrouw en overige kinderen gedroeg bij zich erg tiranniek. Als gevolg van een ongeluk zweefde hij geruime tijd tussen hemel en aarde. Hij herstelde in de tijd van toenemende internationale spanningen. Hij schimpte op de Duitsers en Lotte trok zich dit aan, zich realiserend dat ook zij een Duitse was, evenals de moeder van haar stiefvader. In het geheim had ze gespaard om naar Duitsland te gaan om daar Anna op te zoeken. Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog verhinderde aanvankelijk dit plan.

Anna ging naar haar grootvader op een boerderij aan de Lippe. Grootvader wilde Lotte er niet bij omdat ze ziek was en dus duur en niet geschikt als werkkracht. Bij grootvader woonde ook oom Heinrich die, evenals haar overleden vader, meer interesse in boeken had dan belangstelling voor de boerderij. Ook was er tante Liesl, die vreselijk hard werkte.

De overgang van de stad naar het platteland was erg groot voor Anna. Ze moest naar de rooms-katholieke kerk, waar Alois Jacobsmeyer pastoor was. Enkele jaren later stierf grootvader en ging tante Liesl het klooster in na een kortstondige kuise verhouding met Leon Rosenbaum, die tot niets leidde vanwege Leons joodse afkomst. Anna had zich inmiddels aangepast aan het boerenleven en dacht dat Lotte haar was vergeten. Uit balorigheid trouwde oom Heinrich met Martha Hohnekop, de oudste dochter van een kastelein. Martha was lui en bracht veel kinderen ter wereld. Het werk kwam op Anna neer, waardoor ze niet naar het gymnasium kon. Op haar zestiende zag ze bij de smid een krant met een foto van Hitler en hoorde voor het eerst van de nazibeweging. Er ontstond vriendschap tussen Anna en de smid, die lid was van de NSDAP. Oom Heinrich was tegen Hitler en ook tegen deze vriendschap en mishandelde Anna vreselijk. Er moest een dokter aan te pas komen, die constateerde dat haar baarmoeder door de mishandeling was gedraaid. Pastoor Jacobsmeyer zorgde ervoor dat ze uit huis werd gehaald en onderdak kreeg in een klooster om er op krachten te komen. Kort daarna was Hitler kanselier geworden en zag ze in het dorp bij het klooster voor het eerst de hakenkruisvlag. Nadat ze was aangesterkt, keerde ze terug naar het dorp. Daar was veel veranderd. Velen waren lid geworden van de SA en veel klasgenootjes van Anna waren bij de Hitlerjugend of Bund Deutsche Mädel (BDM). Pastoor Jacobsmeyer raadde Anna aan ook bij de BDM te gaan om te voorkomen dat het anders helemaal een naziclub zou worden.

Kort daarna stelde Jacobsmeyer haar in staat in Keulen een opleiding tot dienstmeisje/huishoudster voor de betere standen te volgen. Toen zij op haar eenentwintigste meerderjarig werd, moest ze een verklaring ondertekenen over het voogdijschap van haar oom over haar. Ze ondertekende zonder het stuk te lezen. In het stuk stond dat haar oom jaarlijks verklaard had dat Anna zwakzinnig was. De rechter zou er kort nadien reden in zien een procedure te beginnen om haar te laten steriliseren. Door de mishandelingen van oom Heinrich was ze echter al onvruchtbaar geworden. Kordaat optreden van Anna voorkwam die sterilisatie. Inmiddels was ze in dienst van de familie Stolz, waar de vrouw des huizes een dwangmatige regelmaat had ingesteld. Deze dwangmatigheid kon Anna niet lang verdragen. Ze nam ontslag en kwam in dienst van een adellijke familie die er in de buurt van Keulen een groot huis en veel personeel op nahield. Het was aanvankelijk een rustig bestaan dat Anna er als kamermeisje van Gräfin von Falkenau leidde. Ze bracht veel tijd door in de bibliotheek.

Deel 2: 'Oorlog'

Lotte wist via haar grootmoeder (tante Elisabeth) het adres van Anna te achterhalen. Inmiddels was het oorlog, maar toch kreeg Lotte een visum en ging tegen het einde van 1939 naar Keulen om er met Anna de jaarwisseling door te brengen. Lotte verwachtte veel van de ontmoeting, maar het werd een desillusie. Anna sloot zich geheel van Lotte af en vluchtte in het werk. Diep teleurgesteld keerde Lotte terug naar Nederland.

Anna bleef achter met zelfverwijt; ze begreep niet waarom ze haar zus zo koel en afwijzend had behandeld. Het had er mee te maken dat Lotte erg op hun vader leek en in niets herinnerde aan het zesjarige meisje van wie ze eens was gescheiden. Tijdens een dansavond ontmoette Anna in het tot danszaal omgebouwde casino van haar jeugd de uit Wenen afkomstige dienstplichtig soldaat Martin Grosalie.

Er ontstond een verhouding die zich aanvankelijk zou uiten in wederzijdse brieven, aangezien Martin werd verplaatst van het ene naar het andere front. Na de Poolse veldtocht genoten ze samen van enkele dagen vakantie in de Eiffel, maar toen de eerste bommen op Keulen vielen, moest Martin weer naar Polen. De familie waar Anna werkte, was naar het buitenhuis in Oost-Pruisen gegaan. Anna volgde hen na de winter van 1940/41. Eind oktober 1941 had Martin verlof en hij stelde haar voor te trouwen in Wenen. Het huwelijk kon echter geen doorgang vinden. Anna maakte wel kennis met de enigszins gestoorde moeder van Martin en met zijn vader.

Terug bij haar werkgever moest ze mee verhuizen naar een ander landhuis in de buurt van Berlijn waar Anna de leiding kreeg van de huishouding, met personeel dat bestond uit Poolse en Russische krijgsgevangenen. Ze slaagde erin het vervallen huis bewoonbaar te maken en de ouderwetse huishouding te stroomlijnen. Een jaar later had Martin weer verlof en trouwden ze alsnog in Wenen. Niet lang daarna werd Martin in de buurt van Berlijn gedetacheerd en zagen ze elkaar elk weekend. Na een onderofficierscursus te hebben gevolgd, kreeg hij verlof en verbleven ze korte tijd in Wenen. Nadat haar werkgever was verongelukt bij een vliegtuigongeluk werd het landgoed bij Berlijn het decor voor het beramen van de mislukte aanslag op Hitler door Von Stauffenberg en de zijnen in de zomer van 1944.

Martin kwam bij de Waffen-SS en adviseerde Anna naar Wenen te gaan; de Russen zouden spoedig in Pruisen zijn. Met verdriet nam ze afscheid van de familie waar ze meer dan vijf jaar had gewerkt. In Wenen kreeg ze het bericht dat Martin was gesneuveld in de Eiffel. Na een periode van depressies hielp de sociale dienst van de SS haar er weer een beetje bovenop en zorgde voor werk in een veldlazaret, dat door nonnen werd geleid. Ze werkte zonder zich rust te gunnen. Bij een bombardement werd haar woning in Wenen verwoest. De Russen waren in aantocht en het veldhospitaal werd ontruimd, en met bussen en een Donauschip vertrokken patiënten en verpleegsters noordwaarts.

Lotte leerde in de eerste maanden van de oorlog de conservatoriumstudent David de Vries kennen die haar aan de piano begeleidde. Ze zeilden en schaatsten samen, maar voor er iets definitiefs uit hun verliefdheid kon groeien, werd David opgepakt door de Duitse politie en naar het kamp Buchenwald gestuurd. De joodse familie Frinkel dook bij de (stief)ouders van Lotte onder. Vader Frinkel en zijn zoon David speelden viool. Daarna volgden nog andere onderduikers. Lotte had geweigerd zich bij de Kultuurkamer aan te melden en mocht niet meer optreden met haar koor. Ze hielp haar (stief)moeder in het zich door onderduikers uitbreidende gezin. Moeder Rockanje werd geopereerd en kreeg extra bonnen om na de operatie aan te sterken. Het egoïstische gezinshoofd gebruikte de bonnen voor zichzelf, kocht er brood en roomboter voor en at het alleen op. Na ontdekking eiste Lotte de resterende bonnen op voor haar moeder. Ze kreeg de bonnen, maar hij wist haar diep te kwetsen: 'na al die jaren... nog steeds een echte moffin. ' (blz. 277).

Van een paragnost had ze inmiddels begrepen dat David deVries een vreselijke dood moest zijn gestorven. In het laatste oorlogsjaar, toen de voedselsituatie nijpend was, nam ook Lotte deel aan hongertochten naar het platteland met alle 'avonturen' vandien. Vlak voor het einde van de oorlog trouwde ze met de vioolbouwer Ernst Goudriaan, een van de vele onderduikers in het gezin Rockanje.

Deel 3: 'Vrede'

Anna

De komst van de Amerikanen maakte een einde aan de oorlog. Het veldhospitaal kwam onder Amerikaans toezicht. Na een korte gevangenschap werd Anna in september 1945 vrijgelaten. Na omzwervingen besloot ze in de kinderbescherming haar toekomst te zoeken. Ze werd aangenomen voor de opleiding omdat ze verklaard had zelf als kind problemen te hebben gehad. Voordat ze naar de opleiding vertrok, bezocht ze het graf van Martin. Ze kreeg er te horen hoe Martin gesneuveld was. Toen enkelen van zijn manschappen appels wilden plukken, had hij aan hun wens gevolg gegeven en had de vrachtwagen waarin ze zaten, halt laten houden. Een verdwaalde granaat maakte toen een einde aan zijn leven.

Haar opleiding in de kinderbescherming was in een klooster in de nabijheid van de boerderij waar ze was opgegroeid. Het kwam tot een afrekening met tante Martha. Oom Heinrich was als een wrak uit Rusland teruggekeerd.

Ze ging ook naar Nederland om Lotte op te zoeken. Lotte wilde echter niet met haar praten, dat wil zeggen: Lotte wilde geen Duits met Anna praten. Het bezoek werd dan ook een grote teleurstelling. Een andere teleurstelling was dat het graf van Martin werd ontruimd en dat, zonder haar iets te vragen, zijn gebeente werd bijgezet in een anoniem soldatengraf.

Lotte beleefde de komst van de geallieerden en zag hoe de Duitsers werden afgevoerd. De onderduikers verlieten het huis en moeder Rockanje kwam in het ziekenhuis terecht; de opgekropte spanningen van de laatste jaren eisten hun tol. Ernst kreeg een baan in Den Haag, waar Lotte en hij gingen wonen. Ernst ging totaal op in zijn werk, Lotte was erg eenzaam. Haar zangstem was verdwenen. Ze leefde alleen voor de zorg voor haar kinderen.

Na een van de vele gemeenschappelijke diners, met verhalen over dood en begrafenissen, eindigen de gesprekken van de tweeling. De zussen gaan ieder naar hun eigen kamer in de veronderstelling dat zij de volgende dag verder zullen gaan met het elkaar vertellen van het verleden. Als Lotte de volgende dag haar modderbad neemt, wordt ze gewaarschuwd dat de vrouw met wie ze de laatste tijd omging was overleden aan een hartaanval. Een vrouw met een wit schort vroeg Lotte: 'weet U of ze familie had?... U was tenslotte haar vriendin... ' 'Nee... ' zei Lotte 'Ik ben... ze is mijn zuster. '

https://scholen.uittrekselbank.nbdbiblion.nl/detail/296035/de-tweeling

overzichtelijke analyse met de belangrijkste elementen uit de verhaalanalyse

Thematiek

'Wanneer zij tweeën, tegelijk geboren uit dezelfde moeder, liefgehad door dezelfde vader, er niet in zouden slagen over domme, door de geschiedenis opgeworpen hindernissen heen te stappen, wie zou daar dan wel toe in staat zijn? Wat was het toekomstperspectief van de wereld als zelfs zij tweeën, die werden geacht mild te zijn in hun ouderdom, niet eens dat ene steentje konden werpen?' (p. 429).Dit citaat vat de thematiek van de roman beknopt samen. In de figuren van de twee zusters wordt de problematische verhouding tussen de buurlanden Nederland en Duitsland weergegeven. De roman stelt het onbegrip centraal, de onwil tot begrip en vergeving. Lotte en Nederland, zo stelt de schrijfster, hebben nooit begrip kunnen opbrengen voor het wedervaren van de gewone Duitsers in de oorlog. De antipathieke houding ten opzichte van Duitsland, vooral in de hand gewerkt door de hongersnood in de oorlog en de deportatie van een groot deel van de goed geïntegreerde joodse gemeenschap in Nederland, heeft vergeving decennialang in de weg gestaan. De Loo is uit op begrip, eventueel zelfs op verzoening, en probeert daartoe het 'Wir haben es nicht gewusst' in te kleuren, tastbaar te maken via een persoonlijk relaas. Anna verpersoonlijkt alle gewone Duitsers die tijdens de oorlog willens nillens achter de Führer en zijn regime aanliepen, omdat ze geen andere keuze hadden. De Loo ontneemt op die manier de Nederlanders hun zekerheden: niet alle Duitsers zijn slecht, zo blijkt. De scheiding van een tweeling is uiteraard een uitstekend symbool voor de scheiding van de twee landen die een zo historische band hebben: van oorsprong allebei Duits en steeds verder uiteen gegroeid zonder nog veel contact te wensen.
Centraal in de roman staat natuurlijk de Tweede Wereldoorlog. Veel genoegzaam bekende gebeurtenissen passeren de revue: Hitlers machtsovername, de Blitzkrieg en inval in Polen en andere landen, de hongerwinter in Nederland, het Oostfront, Stalingrad, de langzaam doorsijpelende informatie over de vernietigingskampen enz. De oorlog is slechts de achtergrond waartegen zich het leven van de gewone mensen afspeelt, zowel in Duitsland als in Nederland. De oorlogsgebeurtenissen worden ook vanuit dat standpunt bekeken.

Structuur en techniek

De roman valt uiteen in drie grote delen: 'Interbellum', 'Oorlog' en 'Vrede - après le deluge encore nous', die louter tijd aanduidend zijn wat betreft de verhaalde gebeurtenissen. Het tijdsverloop overspant inderdaad ongeveer zeventig jaar, vanaf 1922 tot de jaren '90. De tijdsstructuur is vrij eenvoudig. Alles verloopt strikt chronologisch, maar dan wel op twee tijdsniveaus: dat van het heden, wanneer de zussen op hoge leeftijd in Spa elkaar hun verhaal vertellen, en dat van de oorlogsgebeurtenissen in Nederland en Duitsland. Tussen die twee niveaus wordt voortdurend heen en weer geswitcht. Het vertelstandpunt is dat van een auctoriële verteller die alle gebeurtenissen - zowel in heden als verleden - objectief registreert, waarbij beurtelings Lotte en Anna aan bod komen. De week in Spa, het vertelmoment, is wat teleurstellend. Er gebeurt absoluut niets en het is een puur literair-technische kwestie dat de dames daar überhaupt enige tijd moeten doorbrengen. Ze komen niet verder dan wat wandelen, gebak eten of dineren. De situering van die verhaallijn, in Spa, is niet toevallig: het Belgische kuuroordstadje is niet alleen neutraal terrein voor een ontmoeting als deze, het is ook symbolisch geladen. Er werden namelijk verscheidene slagen uitgevochten tussen de geallieerden en het Duitse leger. De streek - zo blijkt ook in de roman - staat vol oorlogsmonumenten. De eigenlijke gebeurtenissen grijpen natuurlijk plaats in Duitsland en Nederland. Daarbij gaat de meeste aandacht uit naar Duitsland. Lotte heeft een vrij beperkte leefwereld: vrij veilig thuis bij haar familie, af en toe een uitje om voedsel te zoeken enz. Anna heeft een ruimer bereik. In het spoor van haar wedervaren doorkruist de lezer bijna heel Duitsland, komt in Pruisen en in Wenen. De mobiliteit van Anna heeft vaak te maken met haar sociale promoties: van slavenarbeid op de boerderij schopt ze het tot een verantwoordelijke functie bij de kinderbescherming. Wat de karakterisering betreft, wordt het snel duidelijk dat Anna en Lotte in feite 'vehikels' zijn voor de ideeën van de schrijfster. Daarom missen ze psychologische diepgang. Slechts door de aard van de verhaalde gebeurtenissen zijn ze te onderscheiden, niet door hun stijl of karakter. Het valt ook snel op dat Anna de meeste ruimte toebedeeld krijgt, Lotte vormt slechts een tegengewicht. De tegenstelling tussen de tweeling is ook wel erg groot en zelfs wat overdreven zwart-wit gesteld. Zo wordt de inleving erg gemakkelijk gemaakt, maar de echtheid lijdt eronder. De Loo wil begrip voor het lot van Anna en de Duitsers, en wie zou er geen begrip tonen voor een personage dat alle kwalen van Egypte over zich heen lijkt te krijgen en daar nog als sterke vrouw uit komt? Even de tegenstellingen op een rijtje: Anna is Duitse (toch nog steeds de agressors in de oorlog), ze komt terecht in een boerenmilieu, met fascistische sympathieën, ze dient een adellijke familie en trouwt met een SS'er. Lotte daarentegen is Nederlandse geworden, in een communistisch en progressief gezin, dat joodse en andere onderduikers helpt en bovendien is haar joodse vriend vergast. De extreme politieke incorrectheid van Anna, haar totaal verkeerde premissen en uitgangssituatie, staan wel borg een schrijverstruc: als zij toch menselijk blijkt te zijn, voortdurend eerlijk en oprecht is wanneer haar onrecht wordt aangedaan en zij haar medemensen helpt, dan verdient ze begrip. De dames incarneren de gevoelens van twee naties, wat noodgedwongen moet leiden tot vereenvoudiging en veralgemening in hun denken. Men kan rustig stellen dat Lotte wil HATEN en Anna wil OVERTUIGEN. Geen van beiden slaagt in haar opzet; Anna stuit voortdurend op de afwijzingen van Lotte, terwijl die op het einde ondanks zichzelf zegt: '(...) ik ben... ze is mijn zuster' (p. 435) Dat is alvast een erkenning die ze vijftig jaar heeft uitgesteld, wat je kan interpreteren als een vrij positief einde. De voortdurende afstandelijkheid van Lotte ten opzichte van evenzovele facetten van het 'Wir haben es nicht gewusst' en haar principiële onverzoenbaarheid zorgt voor permanent gekibbel, een structureel procédé dat telkens andere anekdotes en oorlogsherinneringen inleidt: '"En de joden," zei ze fel, "de verdwijningen, de Kristallnacht...?" (...) "Hör mal, jij kunt al deze vragen stellen omdat je weet wat er allemaal gebeurd is. Wij wisten nog niet waar het toe zou leiden, dus we stelden die vragen niet." (...) "Wir hab es nicht gewusst... dàt horen we al zo lang." (...)"Jullie wijzen maar, met je beschuldigende vinger," zei Anna bits, "dat doen jullie nu al vijfenveertig jaar, dat is maar makkelijk."' (p. 146). Soms geeft de auteur Anna's relaas een provocatief karakter, bijvoorbeeld als ze enkele voordelen van het nazi-regime opsomt: '"De industrie floreerde. De jeugd hing niet rond op straat - ze zaten bij de Hitler-Jugend en kwamen fris en vrolijk op school. Ze volgden een vooropleiding voor de militaire dienst, zodat ze later goeie soldaten werden (...) Het was een ordelijke, schone, fantastische wereld."' (p. 144).

Taal en stijl

De Loos taalgebruik staat bij recensenten en critici meer dan eens ter discussie. Sommigen vinden dat ze arm en gezocht proza schrijft. Anderen, net als de meeste lezers, vinden dat haar boeken vlot en helder lezen. Hoewel in het algemeen vrij sober, bezondigt ze zich wel af en toe aan al te gedetailleerde beschrijvingen, zodat het verhaal soms gebukt gaat onder een teveel aan informatie: 'Vanuit een Friedrichiaanse behoefte aan symmetrie was in het midden van de voorgevel een uitbouw aangebracht met een trap, die breed en uitnodigend begon maar zich versmalde tot aan de dubbele voordeur. Aan weerszijden schraagden vierkante pilaren een timpaan; daarboven was in reliëf het familiewapen afgebeeld (...)' (p. 227). De keuze van haar adjectieven of vergelijkingen zijn al eens apart: 'Lotte, opgeslokt door de moloch van het huishouden, kwam niet meer aan schuldgevoelens toe. Eindeloos roeren in gargantueske pannen met karnemelkse pap (...)' (p. 272).

https://scholen.uittrekselbank.nbdbiblion.nl/detail/360669/de-tweeling

 

informatie over de schrijver.

 

Na haar eindexamen op de middelbare school te Oss studeerde Tessa de Loo aan de Universiteit Utrecht Nederlandse taal- en letterkunde. Ze verhuisde naar de Achterhoek en ging als lerares Nederlands aan de slag. Na een tussenstop in Amsterdam verhuisde ze naar Portugal, waar ze tot op heden woont en werkt.

Tessa de Loo debuteerde in 1983 met de verhalenbundel De meisjes van de suikerwerkfabriek. Het boek beleefde meer dan twintig drukken en werd bekroond met twee debuutprijzen. In 1993 verscheen haar grote roman De Tweeling. Het verhaal over twee zussen in de Tweede Wereldoorlog werd in 24 talen vertaald en in 2002 verfilmd door Ben Sombogaart. Haar nieuwste roman Liefde in Pangea verscheen 14 februari 2017.[1]

https://nl.wikipedia.org/wiki/Tessa_de_Loo

 

mening over het boek

ik vond de tweeling een heel mooi boek. Ik vond het zo mooi omdat je het verhaal over Anna en Lotte vanaf twee kanten bekijkt. Vanaf de Nederlandse en Duitse kant bekijk je de oorlog en zo zie je ook de verschillen en vooroordelen tussen Nederland en Duitsland. Aan het begin van het boek merk je dat vooral Lotte niks met Anna te maken wil hebben maar hoe verder het boek loopt merk je dat de twee steeds meer naar elkaar toe groeien. Ik kwam niet zo gemakkelijk door het boek heen. ik denk dat het vooral kwam door het taalgebruik. Soms vond ik het taalgebruik namelijk best wel lastig. Ook moest ik soms weer even omschakelen of het nou over Anna’s of Lottes jeugd ging. Als ik dat eenmaal even door had ging het lezen ook weer gemakkelijker. Ik vond vooral het einde van het boek heel erg mooi dat Lotte hardop zegt dat Anna haar zus is. Hiermee zegt ze eigenlijk dat ze het allemaal geaccepteerd heeft en dat ze trots is dat Anna haar zus is. Kortom ik vond het dus een heel mooi verhaal maar ik vond soms het taalgebruik en het omswitchen van Anna naar Lotte wel soms lastig.

bezonken rood Jeroen Brouwers

Standaardverslag bezonken rood Isabel van Donzel H5d

 

 

 

De samenvatting

De eerste bladzijde van 'Bezonken rood' is een losse, inleidende pagina die eindigt met de zin: 'Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt' (p. 7). Daarmee bedoelt de auteur dat in zijn leven alles met alles samenhangt. Zijn levensloop bestaat uit een reeks lotgevallen die niet los van elkaar denkbaar zijn en elkaar op een bijzondere manier bepalen. Dat 'bewijst' Jeroen Brouwers ook in deze roman. Vanuit dat perspectief probeert hij bovendien een antwoord te vinden op de vraag: 'Hoe komt het dat ik ben zoals ik ben?' (p. 19).De directe aanleiding tot het schrijven van 'Bezonken rood' was het overlijden van zijn moeder. Op dinsdagochtend 27 januari 1981 werd zij, 72 jaar oud, dood aangetroffen op de vloer van haar kamer in het bejaardenhuis waar zij woonde. Brouwers wilde aan de nagedachtenis van zijn moeder een novelle wijden van ongeveer vijftien pagina's. Onder het schrijven dijde de novelle uit tot een roman van 130 pagina's. De verhouding van moeder en zoon is een haat-liefde-relatie. Jeroen Brouwers wil met 'Bezonken rood' zijn moeder gedenken, die hem in het Jappenkamp heeft leren lezen, onder andere met behulp van het boekje 'Daantje gaat op reis' van Leonard Roggeveen (p. 12). Dat boekje kreeg hij op 30 april 1945, op zijn vijfde verjaardag (p. 87). Daar is hij haar blijvend dankbaar voor, zoals hij er ook met genegenheid aan terugdenkt hoe zij in de kampjaren (1942-1945) het schaarse voedsel uit haar mond spaarde om hem in leven te houden. Maar zijn moeder is ook de vrouw die hem heeft verraden en in de steek gelaten. Vanaf zijn tiende jaar is hij ondergebracht in rooms-katholieke jongensinternaten. Hij voelde zich verbannen en verstoten. Ook in 'Bezonken rood' - evenals in vroeger en later werk - speelt deze 'oerervaring' een grote rol. Toen zijn moeder hem voor het eerst bij zo'n pensionaat afleverde en zich naar hem vooroverboog voor een afscheidskus, gleed de voile van de rand van haar hoed voor haar gezicht, als een traliewerk tussen hem en haar. Hij ziet in terugblik dit voorval als tekenend voor de rest van zijn leven: 'Het traliewerk tussen mij en het verraderlijke vrouwendom is nooit meer opgetrokken' (p. 30).De auteur wil dan ook niet dat zijn naam vermeld staat in de rouwadvertentie. De crematie woont hij niet bij. Van haar nagelaten bezittingen wenst hij niets te ontvangen. Maar wel laat hij zich door anderen de crematieplechtigheid van minuut tot minuut en tot in alle details vertellen (en met kleurenfoto's illustreren). Zelf doet hij er in zijn roman minutieus verslag van. Bijna de helft van 'Bezonken rood' wordt gevuld met de beschrijving van Brouwers' jeugdervaringen in het Japanse interneringskamp Tjideng. Drie jaar lang verbleef hij in dit vrouwenkamp, waarin ook de jongens beneden de leeftijd van tien jaar waren opgesloten. Onder leiding van de beruchte kampcommandant Kenintji Sone - in 1946 als oorlogsmisdadiger geëxecuteerd - is Tjideng het zwaarste interneringskamp in het toenmalige Nederlands-Indië geweest (p. 21).De stenen huizen in Tjideng, een Europese buitenwijk van Batavia/Jakarta, waren volgepakt met duizenden vrouwen en kinderen. Elke vierkante meter vloeroppervlak was een kostbare verworvenheid. De kleuter Jeroen bewoonde met zijn moeder, zijn grootmoeder en zijn zusje een deel van een keuken. Zijn moeder sliep op de aanrecht, zijn grootmoeder op een plank die de ruimte tussen aanrecht en vloer halveerde, Jeroen en zijn zusje bivakkeerden onder die plank op de grond. Het typeert de tot het uiterste beperkte en benauwende levenssfeer van het interneringskamp. De kampervaringen vormen de meest schrijnende en aangrijpende gedeelten van de roman. Beeldend en indringend beschrijft Brouwers de vernederingen en mishandelingen door de Japanners: de eindeloze appèls in de brandende zon; het onberekenbare en onheilspellende gedrag van de 'maanzieke' kampcommandant, nu eens paraderend op zijn paard, dan weer dronken zwaaiend met zijn sabel of lijfstraffen uitdelend met een stok of rotanzweep. Het laat zich denken dat het meemaken van zoveel gruwelijks voor een drie- tot vijfjarig kind een traumatische ervaring oplevert, die levenslang sporen nalaat. De steeds terugkerende confrontatie met de dood is een ander element van verschrikking. Zijn vriendinnetje Nettie Stenvert sterft onder zijn ogen en wordt, bedekt met zilverpapier, in een theekist begraven. Ziek en uitgehongerd als ze is, wordt zijn grootmoeder nog naar de appèls vervoerd, op een strijkplank met twee rolschaatsen eronder. Al spoedig overlijdt zij, op de plank vlak boven hem, door totale uitputting. 'Voordat ik kon lezen wist ik alles omtrent dood,- het behoorde tot de vanzelfsprekendheden van mijn kleuterjaren in die mate geconfronteerd te worden met dood dat ik niet anders wist dan dat er geen enkele gemoedsaandoening bij werd gevoeld, geen angst, geen verdriet, geen afkeer.' (p. 43).Een dramatisch hoogtepunt in de kampellende vormt de beschrijving van de straf die Sone de geïnterneerden oplegt nadat de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki zijn gevallen. Drie dagen krijgen de vrouwen en kinderen niets te eten. Nog erger: ze moeten een grote kuil graven. Daarin worden de door het Rode Kruis gestuurde hulpgoederen gestort en verbrand. En als climax wordt Jeroens moeder, die probeerde in haar kleren wat rijst voor haar kinderen te smokkelen, door Sone persoonlijk in elkaar geslagen. Een cruciale jeugdervaring: 'Mijn moeder was de mooiste moeder, op dat moment hield ik op van haar te houden.' (p. 21, 119). 'Vanaf dat moment ben ik verdwaald. Mijn afkeer van het leven en mijn verlangen om er niet te zijn.' (p.119).
Voor veel lezers zullen de beschreven kampervaringen zeker de meest indrukwekkende romanfragmenten vormen. Toch zou het eenzijdig zijn 'Bezonken rood' louter te typeren als roman over het Jappenkamp. Vanuit de idee, dat 'niets bestaat dat niet iets anders aanraakt', komen ook andere levensperioden aan bod. Een maand voor het sterven van zijn moeder heeft de 'ik' opnieuw Liza ontmoet, een vriendin met wie hij zes à zeven jaar tevoren een kortstondige liefdesrelatie heeft gehad. In de dagen tussen het sterven en de crematie van zijn moeder is hij in gedachten voortdurend met haar bezig. Telkens vervloeien de herinneringsbeelden van de moeder en Liza (b.v. p. 59, 66). In fragmenten wordt de hele liefdesaffaire van vroeger verteld. Met een sterk accent op de botte, nonchalante manier waarop hij haar in de steek heeft gelaten. Maar: 'Tot de vanzelfsprekendheden van mijn kleuterjaren behoorde het besef dat vrouwen pakken rammel moesten krijgen of op andere manieren moesten worden gefolterd of gestraft.' (p. 73).Ook de jaren in de jongensinternaten, de relatie met zijn vrouw en de geboorte van hun kind, een walgelijk tuinfeest waarop hij zich zeer seksistisch gedraagt: het is allemaal in de roman verweven. Zo heeft Jeroen Brouwers met 'Bezonken rood', net als met verscheidene andere romans, weer een deel van zijn levensverhaal vastgelegd; zijn autobiografie is verder aangevuld. Om een lievelingsterm van hem zelf te gebruiken: er is weer een deel van zijn leven 'geboekstaafd'.

 

https://scholen.uittrekselbank.nbdbiblion.nl/detail/360586/bezonken-rood

 

 

overzichtelijke analyse met de belangrijkste elementen uit de verhaalanalyse

Thematiek

Zoals bij Jeroen Brouwers leven en werk een onverbrekelijke eenheid vormen, zo vormt ook zijn totale oeuvre een sterke eenheid, gedragen door één thematiek. Uiteraard krijgt die thematiek in de verschillende romans specifieke accenten. In 'Bezonken rood' vermeldt Brouwers als centrale thema's van zijn werk: 'Leven, liefde, literatuur en dood' (p. 40). Die aanduiding is echter rijkelijk globaal. Geschreven naar aanleiding van de dood van zijn moeder, is het boek primair ontsprongen aan de haat-liefdeverhouding tot haar. 'Mijn moeder was de mooiste moeder' (p. 21, 119) staat tegenover 'Naar de hel met haar. Ik bedoel: naar de hel met alle moeders.' (p. 34). En zoals de moeder komt te staan voor alle moeders, zo komt Liza te staan voor alle geliefden. Hij ervaart 'de' vrouw, op grond van zijn levensverhaal, als verraderlijk en onbetrouwbaar. Hij voelt zich onmachtig om met welke vrouw dan ook een duurzame liefdesrelatie aan te gaan. De onmacht om lief te hebben leidt tot levensangst. Een eerder citaat sprak al van afkeer van het leven en verlangen er niet meer te zijn (p. 119). Maar de dood boezemt evenzeer angst in. De levens- en doodsangst, de neiging tot destructie, leiden tot een diep doorleefd isolement. In die belevingswereld vallen internering en internaat samen tot vormen van gevangenschap en gewelddadige onderdrukking. Het leven is slechts wachten op bevrijding. Zwalken en dolen ten gevolge van steeds verstoorde of niet-mogelijke communicatie. In 'Bezonken rood' wordt dat onder meer gesymboliseerd door een reeks mislukkende telefoongesprekken. Het zogenaamde verkeerd-verbonden-motief is een van de opvallendste motieven in de roman. In de volwassen levensfase wordt het isolement vaak gesymboliseerd door de mist. Telkens weer wordt de 'ik' beschreven, staande voor een raam, terwijl buiten dikke mist hangt. Daardoor ziet hij zichzelf gespiegeld, een spiegelmotief dat fundamentele vragen oproept: Wie ben ik? En wat is werkelijkheid en wat is geen werkelijkheid? Naast angst, isolement, onwil en onmacht om lief te hebben, zijn schuldgevoel en wroeging belangrijke thema's. Ook dat wortelt in de kampervaringen. De 'ik' heeft als kleuter nieuwsgierig toegekeken bij mishandelingen, soms zelfs schaterend gelachen bij vernederingen die vrouwen moesten ondergaan. Werkeloos of geamuseerd toekijken bij zulke wandaden maakt medeplichtig. In terugblik bezorgt het hem in allerlei situaties wroeging,- wroeging 'om de alles begerig in zich opnemende kleuter die ik ben geweest' (51). Het is wel duidelijk dat de kernthema's van 'Bezonken rood' horen bij een uitgesproken pessimistisch levensgevoel.

Titel en motto's

De titel staat in directe relatie tot de kampperiode: het rood van de tropenzon die ondergaat, het rood van het bloed dat hij heeft zien vloeien, en van de bol in de Japanse vlag. Het herinneringsbeeld is bezonken, mede dank zij het schrijfproces. Het is helder zichtbaar, maar moet verder niet worden beroerd. Zo blijft het liggen op de bodem van de ziel.

Opbouw

Structuur en techniek

'Bezonken rood' is een hecht gecomponeerde roman. Na een losse, inleidende pagina telt het boek zestien hoofdstukken van ongelijke lengte. Zij zijn ongenummerd en dragen geen titel. Het is niet zo dat elk hoofdstuk min of meer chronologisch een bepaald afgerond verhaalgedeelte bevat. Integendeel. Het bijzondere van de compositie schuilt juist hierin, dat kampervaringen en latere lotgevallen in de verschillende hoofdstukken zijn verweven. Van die constructie, dat netwerk van verwijzingen, gaat de sterke suggestie uit dat er niets in het leven van Jeroen Brouwers heeft kunnen gebeuren, of het hangt, achteraf gezien, met andere levensfeiten samen. Al die verhalen maken deel uit van de autobiografie, waarin de vertellende 'ik' ons laat delen. Daarmee is niet gezegd dat de roman puur autobiografisch is. Feiten en fantasie zijn vermengd. Brouwers zelf gebruikt voor zijn romans graag de term 'autobiografische fictie'. Mede daardoor bereikt de auteur dat zijn roman het verhaal of de anekdote overstijgt en levensvragen op een algemener plan aan de orde stelt. Voor  de beoordeling van Brouwers' verteltechniek is het nodig te weten dat hij veel waarde hecht aan het begrip 'octaviteit'. De term komt in 'Bezonken rood' voor het eerst voor in de openingszin van het vijfde hoofdstuk. Na een kampervaring volgt de ontvangst op het jongensinternaat, getypeerd met de woorden: 'Hetzelfde verhaal nu, in een ander octaaf.' (p. 30).Het begrip 'octaviteit' heeft Brouwers ontleend aan het werk van Harry Mulisch. In zijn boek 'De compositie van de wereld' vertelt Mulisch een jeugdervaring: hij slaat twee pianotoetsen aan, een octaaf, en doorziet dan opeens: het is hetzelfde en niet hetzelfde. Men kan wel zeggen dat octaviteit het belangrijkste structuurprincipe is van 'Bezonken rood'. Telkens keert dit terug: situaties uit verschillende perioden lijken sprekend op elkaar, herhalen zich. Na de internering het internaat, voor en na Liza talloze kortstondige relaties, alle verlopend volgens hetzelfde patroon. Expliciet verwijst Brouwers naar Mulisch tegen het eind van de roman: 'Toen ik om 15.00 uur mijn horloge, dat ik in de stilte kon horen tikken, voor mijn gezicht bracht en ik vol mist stroomde en mij indacht hoe het lichaam van mijn moeder weer werd wat het twee- à drieënzeventig jaar tevoren ook al was,- 'hetzelfde' en gelijkrijd 'niet-hetzelfde', zo is de wereld gecomponeerd,- toen gebeurde er: NIETS.' (p. 124).Zoals Brouwers octaviteit hanteert, wordt het een zeer geladen begrip: het suggereert de nooit eindigende obsessie van het verleden.

Taal en stijl

 

Schrijven is voor Jeroen Brouwers levensnoodzaak. Voor hem geldt: de schrijver die zijn ambacht serieus neemt, tracht met het oneindig gevarieerde instrument van de taal inzicht te krijgen in de 'condition humaine' en daardoor met name in de eigen levenssituatie. De anekdotische levensfeiten leveren daartoe in eerste instantie het materiaal. Maar het is nodig de diepere verbanden te zien, de samenhangen in beeld te brengen. De beste romans van Jeroen Brouwers - en daartoe behoort 'Bezonken rood' stellig - leveren daarom unieke en geraffineerd gecomponeerd collages van verhalen, droomnotities, ingelaste vooruit- en terugblikken, visioenen, aanroepingen en bespiegelingen. Al die elementen worden geïntegreerd tot een boeiende evocatie van een innerlijke wereld. Brouwers' schrijfstijl is daarop afgestemd. Hij schrijft beeldend en flitsend, telkens verspringend, vol fantasie en rijk aan plastiek. Zijn stijl is gedreven en meeslepend: de auteur suggereert dat hij met zijn boek onder grote druk staat. Het hanteren van de octaviteit leidt in 'Bezonken rood' tot een groot aantal letterlijke en variërende herhalingen. Vooral de ontleningen aan de kerkelijke liturgie werken suggestief. Telkens worden verhaalfragmenten onderbroken door de aanroeping 'Laat ons bidden' en door gedeelten uit een bekende Marialitanie. Uit die zogenaamde litanie van Loreto wordt op acht plaatsen in 'Bezonken rood' geciteerd (p. 18/19, 40, 65, 79, 96, 114, 118, 126). Maar Brouwers voegt ook tweemaal eigen elementen toe (p. 114, 118). Deze stilistische vondsten verlenen de roman als geheel trekken van een requiem, een rouwklacht: om het verlies van de vrouw die hem baarde en om het Indië van 'tempo doeloe', het verloren kinderparadijs.

https://scholen.uittrekselbank.nbdbiblion.nl/detail/360586/bezonken-rood

 

informatie over de schrijver

 

Jeroen Brouwers is het vierde kind van Jacques Theodorus Maria Brouwers (1903-1964) en Henriëtte Elisabeth Maria van Maaren (1908-1981). Later werd nog een broertje geboren. Zijn vader werkte als boekhouder bij een architectenbureau.

Na de Japanse invasie begin 1942 en de capitulatie van het KNIL werd zijn vader overgebracht naar een krijgsgevangenkamp in de buurt van Tokio. Brouwers belandde met zijn grootmoeder Elisabeth Henrica Pos (1885-1945), zijn moeder en zus eerst in het Japanse interneringskamp Kramat. Na een paar maanden werden ze overgeplaatst naar het kamp Tjideng, in een buitenwijk van Batavia. Zijn grootouders hebben de kampen niet overleefd. Hij schreef in 1981 over deze Japanse bezetting van Indonesië een boek Bezonken rood, vertaald in 1988 in het Engels als Sunken Red[1]. Zijn jeugd in Indonesië speelt ook een rol in zijn romans Het verzonkene en De zondvloed. Deze drie romans zijn later in één band uitgebracht.

Na de oorlog werd het gezin herenigd en verhuisde naar Balikpapan (Borneo, het huidige Kalimantan).

Mevrouw Brouwers repatrieerde in 1947 met haar kinderen per schip naar Nederland. In 1948 kwam ook Brouwers' vader naar Nederland.

Tot 1950 woonde Brouwers thuis bij zijn ouders. Van zijn tiende tot zijn zestiende werd hij in diverse rooms-katholieke pensionaten in onder andere Limburg ondergebracht. De reden was dat hij een onhandelbaar kind zou zijn dat na de vrijheid van Indië niet kon wennen aan het Hollandse keurslijf. Ook deze internaats- en kostschoolervaringen bij onder andere Jongenspensionaat 'St. Maria Ter Engelen' Bleijerheide van de broeders Franciscanen te Bleijerheide verwerkte hij in zijn werk, zoals in zijn roman Het Hout (2014), waarvoor hij de ECI Literatuurprijs ontving.

Zijn ouders waren inmiddels verhuisd naar Delft. Daar haalde Jeroen Brouwers in 1955 het MULO-diploma.

Na enkele maanden te hebben gewerkt bij een bank op de afdeling effecten vervulde hij van 1958-1961 de militaire dienst. Hij zwaaide af als kwartiermeester der Speciale Diensten: Marine Inlichtingen Dienst (MARID). Na zijn dienstplicht ging hij in 1961 in Nijmegen als leerling-journalist werken bij het krantenconcern De Gelderlander. Hij maakte tevens deel uit van de redactie van het soldatenblad Salvo.

In 1962 werd hij aangenomen bij de Geïllustreerde Pers in Amsterdam. Hij werd lid van de redactie van het blad Romance (later Avenue). Van 1964 tot 1976 werkte Brouwers in Brussel als redactie-secretaris en later als (hoofd)redacteur bij de Uitgeverij Manteau. Van 1968 tot 1971 woonde hij met zijn eerste vrouw Nel Berns en twee zoons Daan Leonard (1965-2006) en Pepijn (1968) in Vossem. In 1970 heeft hij een verhouding met de tien jaar jongere Anne Walravens. De zelfmoord van Anne in 1973 is een sleutelmoment in het werk en leven van Brouwers. In Huize Krekelbos te Rijmenam (Bonheiden) schrijft hij zijn oermanuscript, waaruit hij later vele romans haalt. Dit oermanuscript is later uitgekomen als In het midden van de reis door mijn leven.

Na onenigheid met directeur Julien Weverbergh nam Brouwers ontslag bij Uitgeverij Manteau. Hij ging zich geheel aan het schrijven wijden. Na een periode in Warnsveld (bij Zutphen) betrok hij huize Louwhoek in Exel, in de buurt van Lochem. In 1979 huwde hij Josefine Meijer, in 1980 werd hun dochter Anne geboren.

In 1991 vestigde Brouwers zich, na zijn scheiding van Josefine, op een woonboot in Uitgeest. In augustus 1993 verhuisde hij naar Zutendaal in Belgisch-Limburg. Deze woning had hij reeds in 1990 aangekocht. Het huis lag echter in een natuurgebied en werd als zodanig niet als een verblijfadres erkend, waardoor Brouwers officieel nog steeds in Maastricht gedomicilieerd was. Op 8 april 2011 deed de rechtbank in Tongeren uitspraak dat Brouwers vier jaar de tijd had om de woning te slopen.[2] Sinds 2017 woont hij in Lanaken.[3]

Brouwers werd in 1992 opgenomen in de Orde van de Vlaamse Leeuw, en is sinds 1993 Ridder in de Belgische Kroonorde.

In 2007 kende de Taalunie aan Brouwers de Prijs der Nederlandse Letteren toe. Hij accepteerde eerst de prijs, maar weigerde deze later, omdat het bijbehorende geldbedrag van 16.000 euro volgens hem niet in overeenstemming was met het prestige van de prijs. Zo leverde alleen een debuutprijs bijvoorbeeld al 15.000 euro op, terwijl de Prijs der Nederlandse Letteren een oeuvreprijs is.[4][5] In dezelfde maand nam Brouwers de Tzumprijs voor de beste literaire zin van 2007 in ontvangst, waaraan een geldbedrag van 52 euro was verbonden. Ook ontving hij in 2007 de cultuurprijs van de gemeente Zutendaal, waaraan geen geldbedrag was verbonden. In 1993 kreeg hij voor zijn hele oeuvre de Constantijn Huygens-prijs , toen 10.000 gulden waard en in november 2015 voor zijn roman Het hout de ECI Literatuurprijs groot 50.000 euro. Van Het hout verscheen in 2018 een toneelbewerking.

In 2018 werd aan hem door de Radboud Universiteit Nijmegen een eredoctoraat toegekend.[6]

https://nl.wikipedia.org/wiki/Jeroen_Brouwers

 

mening over het boek

ik vond bezonken rood een erg aangrijpend boek. De gebeurtenissen in het boek worden allemaal heel precies beschreven en omdat ik eigenlijk nauwelijks iets af wist over de jappenkampen maakte het voor mij nog extra aangrijpend. Verder vond ik het wel een lastig boek om te lezen, omdat er heel veel flashbacks door elkaar een liepen en er soms ook moeilijke woorden in gebruikt werden. Maar buiten dat vond ik het wel een leuk boek om te lezen, ik was ook wel blij dat het niet zo dik was anders was het verhaal denk ik te langdradig geworden. En zou je denk ik ook de essentie van het boek missen.

de kleine Johannes Frederik van Eeden

Standaardverslag de kleine Johannes Isabel van Donzel H5d

 

De samenvatting

De kleine Johannes woont in een groot huis in de duinen, samen met zijn vader, zijn kat Simon en zijn hond Presto. Hij hoopt dat er ooit een wonder zal gebeuren. Johannes is bij zonsondergang altijd graag bij een vijver. De wolken om de zon lijken dan een gang naar een andere wereld die hij graag zou bezoeken. Op een avond vaart Johannes met een bootje naar het midden van de vijver. Dan komt uit de wolkgrot een gedaante gevlogen: de elf Windekind. Windekind wil Johannes' vriend worden als Johannes het bestaan van Windekind geheim houdt. Johannes belooft dat. Windekind vertelt dat de zon de vader is van zowel Johannes als Windekind, leert hem de taal van planten en dieren, maakt hem klein en neemt hem mee op reis. Ze bezoeken een krekelklas. Daar hoort Johannes dat dieren de mensen schadelijk vinden. Daarna komt hij op een groot bal in een konijnenhol. Oberon, de koning van de elfen, geeft hem een gouden sleuteltje dat op een verloren gouden kistje moet passen. Johannes moet om de dansers lachen. Windekind neemt hem mee voor hij de gasten nog meer kan beledigen. Een glimworm vertelt hen vervolgens het verhaal van zijn bruid die door mensen is meegenomen. Daarna valt hij tegen een konijn aan in slaap.
's Ochtends gelooft Johannes eerst niet wat hij heeft meegemaakt, tot hij het gouden sleuteltje nog blijkt te hebben. Op school kan hij zijn nieuwe kennis niet voor zich houden en hij krijgt straf. Een muisje waarschuwt hem om niet met zijn kennis te koop te lopen. Ook Windekind waarschuwt hem. Hij doet dit door het verhaal van twee meikevers te vertellen. Een jonge meikever vraagt een oudere kever naar de zin van het bestaan. De oudste antwoordt: eten, want als je genoeg gegeten hebt, word je opgehaald en naar het grote huis gebracht. De jongste heeft geen geduld en vliegt er zelf heen. Windekind weigert het slot te vertellen. In plaats daarvan helpt hij Johannes om het gouden sleuteltje veilig te verbergen.
Enige tijd later komt Windekind Johannes voorgoed halen. Johannes moet dan wel vergeten dat hij een mens is. Dan zal hij gelukkig kunnen leven. Johannes belooft dat. Op hun tocht komen ze een Vrede-mier tegen. Die vertelt dat zijn volk binnenkort de dertiende kolonie Strijd-mieren gaan uitroeien, omdat die denken dat zíj Vrede-mieren zijn. Direct daarna zien Johannes en Windekind een groep mensen die er een dagje op uit gaan. De dieren en zelfs de wolken verjagen hen, omdat zij niet in de natuur passen. Johannes vindt dit wreed. Windekind vertelt dan het eind van het verhaal van de meikever: die wordt gevangen en aan een touwtje geprikt. Ook vertelt hij dat God een kleine petroleumlamp is die verbleekt naast de zon.
In de herfst ontmoet Johannes Wistik, de wijste kabouter. Die zegt dat elke diersoort een eigen boekje heeft, maar dat er ook een boekje moet zijn dat iedereen groot geluk en vrede brengt. Deze nieuwe kennis maakt Johannes erg nieuwsgierig. Hij wil het boekje gaan zoeken. Windekind vindt dat Wistik maar wat beweert. Veel mensen hebben met hem gesproken en die blijven daarna ontevreden, altijd op zoek. Toch gaat Johannes opnieuw met de kabouter praten. Nu vertelt deze dat mensen het gouden kistje hebben en de elfen de gouden sleutel. Alleen in een lentenacht kan het kistje gevonden worden en een roodborstje weet de weg. Johannes raakt opgewonden, want hij heeft de sleutel. Hij gaat Windekind zoeken, maar voor het eerst heeft Johannes weer een mensenstem. De elf komt dan ook niet. Vol verdriet loopt Johannes een huis binnen dat in de buurt staat. Daar wordt hij liefdevol opgenomen. Hij blijft er de hele winter. Zodra het lente wordt, hoopt Johannes dat Windekind weer terugkomt. In plaats daarvan vindt hij Robinetta, een meisje dat een roodborstje bij zich heeft. Ze worden verliefd en gaan samen veel wandelen, waarbij Johannes vertelt van zijn tochten in de natuur. Hij noemt Windekinds naam niet. Dan komt Wistik vragen wanneer Johannes naar het boekje op zoek gaat. Hij vertelt er Robinetta over, die belooft te helpen. Tijdens het gesprek laat hij per ongeluk de naam Windekind vallen. De vogels en planten reageren verschrikt en praten daarna niet meer met hem.
De volgende dag brengt Robinetta Johannes bij haar vader. Die leest hem voor uit de bijbel. Johannes reageert teleurgesteld: dit is het mensenboek, niet het echte boekje. De vader stuurt hem weg en verbiedt Robinetta om met zo'n oneerbiedige jongen om te gaan. Buiten staat Wistik op hem te wachten. Ze proberen de sleutel te halen, maar Johannes kan die niet vinden. Dan komt Pluizer, een zwart vleermuisachtig wezen, naar hem toe. Die vertelt Johannes dat Wistik en Windekind niet bestaan en dat Johannes een mens is en geen elf. Hij brengt Johannes naar de grote stad en stelt hem voor aan Hein, de Dood. Daarna brengt hij Johannes naar dokter Cijfer. Deze is net bezig het konijn te ontleden in wiens hol Johannes naar het bal is geweest. Pluizer verleidt Johannes om dokter Cijfer te helpen. In een lange tocht door de stinkende stad laat Pluizer aan Johannes de treurige mensen zien. Zij hebben niets om naar uit te kijken. Ze komen bij een groot bal dat op het eerste gezicht kan wedijveren met dat in het konijnenhol. Johannes vindt met name één vrouw erg mooi. Maar Pluizer laat zien dat iedereen alleen maar doet alsof, niemand heeft echt plezier. Om te bewijzen dat hij alles kan wat Windekind kon, maakt Pluizer Johannes ook klein en gaat met hem op visite bij de insecten. Ze gaan onder de grond, waar Pluizer een worm beveelt om voor hen een gang te maken.
Ze komen in een bedompte ruimte die een doodkist blijkt te zijn. Johannes herkent de mooie vrouw van het bal. Dat is mogelijk omdat Pluizer de niet-tijdgebonden waarheid kan laten zien. Na een tocht door vele kisten komen ze uiteindelijk in de doodkist van Johannes zelf terecht. Zodra hij zichzelf herkent, ligt hij in zijn kist en kan zich niet meer bewegen. De volgende dag wordt Johannes wakker in bed met Pluizer aan zijn voeteneinde. Die doet eerst alsof hij van niets weet, maar later op straat wijst hij iemand aan in wiens kist ze die nacht zijn geweest. Johannes blijft in de stad en leert bij dokter Cijfer over de vergankelijkheid en onvolmaaktheid van de natuur. Het is de bedoeling dat hij overal (ook van zijn gevoelens) cijfers maakt, dat is de enig mogelijke bevrediging. Als hij Robinetta op een dag op straat ziet, blijkt zij ook maar een gewoon meisje.
Johannes leert zo lang, dat het op een gegeven moment weer lente wordt. Pluizer vertelt hem dat de zon maar een kaars is waarachter het ook weer donker is. Als Johannes dan de mensen van de eerste lentezon ziet genieten, begint hij hard te huilen. Hij heeft medelijden met ze. Dan mag hij met Pluizer en dokter Cijfer mee naar zijn vader. Achter hen ziet hij een lange gestalte lopen: de Dood komt ook. In het huis ligt Johannes' vader op sterven. Johannes spreekt nog tegen hem, maar zijn vader zegt niets meer terug. Pluizer wil de vader dan gaan ontleden. Dat gaat Johannes te ver en er ontstaat een worsteling. Johannes wint en Pluizer verdwijnt in het niets. Volgens de Dood komt hij ook nooit meer terug als hij eenmaal is weerstaan. Johannes begint op zijn vaders bed te huilen. Als hij weer opkijkt is de Dood weg en zonnestralen breken de kamer in. Hij hoort een stem 'Zonnezoon' zeggen. Het is Windekind. Johannes loopt naar buiten en Windekind vliegt weg, voor hem uit. Johannes gaat achter hem aan tot hij bij de zee komt. Daar gaat Windekind aan boord van een schip waar de Dood al in zit.
Terwijl Johannes staat te kijken, komt er een gedaante over de golven aangelopen. Het is een mens met zeer weemoedige blik. Johannes wil hem 'God' noemen, maar de naamloze vindt dat een slechte en misbruikte term. De naamloze vertelt dat hij degene was die Johannes deed huilen om de mensen. Hij geeft hem de keuze tussen meegaan met Windekind en de Dood (bij wie Johannes een bestaan vol wonderen en waarheid kan hebben) of bij hem en de mensen in de duisternis blijven. Johannes voelt zo'n liefde voor de mensen en deze persoon, dat hij besluit te blijven.

https://scholen.uittrekselbank.nbdbiblion.nl/detail/360619/de-kleine-johannes

overzichtelijke analyse met de belangrijkste elementen uit de verhaalanalyse

thematiek

In dit boek staat de manier waarop een kind opgroeit tot volwassene centraal. Daarbij vindt de idealistische Van Eeden dat mensen meer respect voor de natuur moeten hebben, en zich meer naar haar voorbeeld moeten gaan gedragen. Dit komt op twee manieren naar voren.

Ten eerste zijn de personen vrijwel allemaal allegorieën op gevoelens waarmee kinderen te maken krijgen als ze opgroeien. Windekind staat voor de wonderen van de natuur waar kinderen zich mee omringd voelen. Hieruit ontstaat een vorm van nieuwsgierigheid naar het hoe en waarom van alles (wistik).Deze nieuwsgierigheid kan doorslaan naar een pessimistisch wereldbeeld waarin zelfs mensen alleen maar radertjes zijn (pluizer); hierbij lijkt de harde wetenschap (dokter Cijfer) behulpzaam te zijn. Door deze krachten gaat zelfs de liefde (Robinetta) ten onder. De enige manier om uit deze spiraal te komen is door iets van de kinderlijke verwondering terug te vinden. Pas dan krijgt het gevoel nuttig te kunnen zijn voor de medemens (de naamloze) de kans.

Ten tweede geeft Van Eeden een aantal levenslessen ten beste over de manier waarop een volwassene zich hoort te gedragen. Zowel in de verhalen over het vuurvliegje en over de meikever als in het fragment van de picknick zien we een waarschuwend vingertje: de mens is te ver verwijderd van de natuur. Ook de waanzin van de oorlog wordt in de scène met de Vrede-mier duidelijk gemaakt. In de lessen van Windekind over de zon als onze vader geeft Van Eeden zijn visie op het christelijk geloof weer. Dat De Naamloze geen God genoemd wil worden, is daar ook een duidelijk teken van. De mens moet zich meer naar de natuur richten en niet een mensenboekje achterna lopen.

Opbouw

Het verhaal begint met een alwetende verteller die ons een waargebeurd sprookje aankondigt. Daarna beschrijft hij het dagelijks bestaan van Johannes. Zodra het werkelijke verhaal zich gaat ontwikkelen, kruipt Van Eeden helemaal in zijn hoofdpersoon: bijna het hele boek is geschreven vanuit Johannes. Het fragment waarin Johannes bij de vader van Robinetta komt, is daar een mooi voorbeeld van. Johannes kijkt schuchter rond waardoor de lezer veel moet reconstrueren om een beeld te krijgen van de gebeurtenissen. De alwetende verteller komt hier en daar weer even naar voren. Aan het begin van een paar hoofdstukken brengt hij de actie weer op gang en ook aan het slot van het boek is de verteller aan het woord: hierin kondigt hij aan dat een eventueel nieuw verhaal over Johannes geen sprookje meer zal zijn; Johannes heeft de 'magische' leeftijd achter zich gelaten. De verteller zegt dat zijn verhaal veel weg heeft van een sprookje. Maar daar valt inhoudelijk wel wat op af te dingen. Johannes is vrij passief terwijl een sprookjesprins zich doorgaans van zijn sterkste kant zal laten zien. En het eind van het verhaal is minder optimistisch dan het standaard 'en hij leefde nog lang en gelukkig'.

 

Taal en stijl

De vertelstijl van 'De kleine Johannes' sluit wel goed aan bij een sprookje. Deze verhaalvorm heeft een lange verteltraditie en Van Eedens woordkeus is erg vlot, het hele boek laat zich makkelijk voorlezen. Ook het spreken van planten en dieren, en uiteraard ook het denken van kachels, is sprookjesachtig. Opvallend is dat de spreekstijlen van de zeer verschillende personages weinig variëren. Van Eeden concentreert zich op de boodschap die de personages uitdragen. De manier waarop ze praten, is niet onderscheidend. Het effect hiervan is dat alle personages bij hun introductie neutraal op de lezer overkomen. Dit heeft een duidelijke functie. De personages zijn immers allegorieën op ontwikkelingsfasen bij mensen. Van Eeden wil deze noodzakelijke stappen niet mooier of lelijker maken dan ze zijn. Pluizer heeft bijvoorbeeld ook een grappig aspect: hij gaat steeds op zijn hoofd staan om de wereld eens op een andere manier te bekijken.

https://scholen.uittrekselbank.nbdbiblion.nl/detail/360619/de-kleine-johannes

 

informatie over de schrijver

Frederik van Eeden was de zoon van de amateur-plantkundige Frederik Willem van Eeden en groeide op in een milieu waarin kunst en wetenschap een belangrijke rol speelden. In 1878 ging hij medicijnen studeren in Amsterdam. In 1886 promoveerde Van Eeden en vestigde hij zich te Bussum als huisarts, maar hij specialiseerde zich al snel geheel in de psychotherapie. In 1887 stichtte hij met de Goese huisarts Albert van Renterghem een praktijk voor psychoanalyse in Amsterdam, waaruit hij zich na twee jaar weer terugtrok.

In het begin van de jaren tachtig speelde Van Eeden een belangrijke rol in het studentenleven in Amsterdam en publiceerde hij zijn eerste artikelen en blijspelen. Hij werd lid van de letterkundige vereniging Flanor en richtte in 1885 met Frank van der Goes, Willem Kloos, Willem Paap en Albert Verwey het tijdschrift De Nieuwe Gids op, dat de spreekbuis van de Beweging van Tachtig zou worden.

De Tachtigers zetten zich af tegen de "domineespoëzie", die populair was in de tweede helft van de negentiende eeuw. Van Eeden leverde een groot aandeel in de Grassprietjes van Cornelis Paradijs (1885), met een voorwoord van Sebastiaan Slaap (= Willem Kloos) en van P.A. Saaije Azn. (pseudoniem van Arnold Aletrino). In deze beroemde pastiche op het werk van dichters als Nicolaas Beets, J.J.L. ten Kate, E. Laurillard en J.P. Hasebroek, werd ook de reputatie afgebroken van Hendrik Tollens, die als de nationale dichter werd beschouwd. In honderd jaar verschenen van deze bundel tien drukken.

De eerste afleveringen van De Nieuwe Gids bevatten delen van het door Van Eeden geschreven allegorische sprookje De kleine Johannes, dat in 1887 in boekvorm werd uitgegeven en dat in 1892 door Anna Fles in het Duits werd vertaald. In 1894 trad hij uit de redactie van De Nieuwe Gids. De nadruk die de Tachtigers legden op de esthetiek als drijvende factor (l'art pour l'art) sloot bij nader inzien niet blijvend aan bij zijn levensvisie.

Op 15 april 1886 trouwde Frederik van Eeden met Martha van Vloten. Ze kregen twee zoons. Ze scheidden op 29 juli 1907. Over het leven en de dood van zijn zoon Paul, die in 1913 op 24-jarige leeftijd aan tbc overleed, schreef hij het boek Paul's ontwaken.[1] Op 21 augustus 1907 hertrouwde hij met Geertruida Woutrina (Truida) Everts (1873-1952), lid van de familie Everts, met wie hij eveneens twee zoons kreeg.

In 1900 verscheen zijn psychologische roman Van de koele meren des doods, die sindsdien vele malen herdrukt is. Hierin stelt Van Eeden de helende waarde van religie en psychotherapie tegenover de fatalistische opvattingen van de naturalistische auteurs.[2]

Rond 1900 ontwikkelde hij zich in anarchistische richting. Hij was bevriend met de in Londense ballingschap verblijvende Rus Peter Kropotkin. De kolonie Walden in Bussum was een poging zijn maatschappelijke opvattingen concrete gestalte te geven. Dit experiment van 1898 tot 1907 is voor de ontwikkeling van het socialisme in Nederland van betekenis geweest.

In zijn latere leven hield Van Eeden zich hoe langer hoe meer bezig met significa en spiritisme. In 1897 verscheen zijn Redekunstige grondslag van verstandhouding, dat wel wordt beschouwd als eerste Nederlandse geschrift op het gebied van de significa.[3] Hij behoorde in 1916 tot de oprichters van de Internationale School voor Wijsbegeerte in Amersfoort, die in zijn ogen een centrum ‘ter verdieping van levens- en wereldbeschouwing’ moest worden. Daarbij was de leer van de significa, in het bijzonder de betekenis van de taal voor de menselijke verstandhoudingen, voor hem een belangrijke inspiratiebron. Hij onderhield in die tijd nauw contact met de grondlegger Victoria Lady Welby. Tevens onderhield hij intensieve briefwisselingen met Sigmund Freud waarin deze stelde dat de Eerste Wereldoorlog het bewijs leverde dat zijn psychoanalyse het bij het rechte eind had terwijl Eeden via een open brief zijn Weense vriend ervan beschuldigde dat de Duitsers geen recht hadden om het volkenrecht te schenden.

Op 18 februari 1922 trad Frederik van Eeden op 61-jarige leeftijd toe tot de Rooms-Katholieke Kerk na een bekeringsperiode die sinds 1919 had geduurd. Hij ontving in de Sint-Paulusabdij der Benedictijnen te Oosterhout het sacrament van het heilig doopsel, in aanwezigheid van zijn literaire vrienden schrijver Pieter van der Meer de Walcheren (zelf bekeerling) en de priester en hoogleraar Jac. van Ginneken S.J. Zijn doopnamen waren Fredericus Paulus, mede naar zijn jong overleden zoon.[4][5] Van Eeden is begraven op de RK Begraafplaats in Bussum.

https://nl.wikipedia.org/wiki/Frederik_van_Eeden_(schrijver)

Eigen mening

ik vond de kleine Johannes een erg leuk boek. Het boek deed mij heel erg denken aan een sprookje en dat vond ik heel erg leuk. Het boek was wel in erg oud Nederlands geschreven dus dat was op het begin wel even lastig, maar hoe verder ik las kon ik er beter over heen lezen.  Ik vond het oud Nederlands ook een leuk effect geven, omdat het daardoor nog meer op een sprookje leek.

Op het begin snapte ik niet zo goed waar de schrijver nou naar toe wilde. Toen ik het boek uit had gelezen en er wat over op het internet had gezocht begreep ik er wel meer van. Ik vond het ook wel heel mooi om te zien dat Johannes op het laatst zijn jeugd achter zich laat en de volwassenheid tegemoet gaat.

Overige opdrachten

Wat is je startpositie?

Aan het einde van havo 5 moeten jullie een mondeling examen afleggen over 10 gelezen boeken. Deze boeken lees je in havo 4 en havo 5.

Het is natuurlijk niet zo dat je pas in havo 4 begint met lezen. Jullie hebben allemaal al eerder boeken gelezen. De één misschien wat meer boeken dan de ander. De één leest alleen, omdat het moet, terwijl de ander ook voor zijn of haar ontspanning leest.

Eén van de doelen die we in havo 4 en 5 met lezen hebben, is dat je je ontwikkelt op het gebied van literatuur. Je gaat nog beter ontdekken welk type boek past bij jou en waarom. Aan het einde van havo 5 moet je een beargumenteerde mening kunnen geven over gelezen boeken.

We hebben dus een doel in havo 5, maar om een doel te hebben, moet je ook weten waar je gestart bent. Daarom de volgende opdracht voor jullie:
Denk eens terug aan de boeken die je gelezen hebt. Denk je dat dit literatuur of lectuur is? Wat is eigenlijk het verschil tussen literatuur en lectuur? Beantwoord de vorige vragen en verwerk je antwoorden in een goedlopend geheel.
Kies één van de boeken uit die je recentelijk gelezen hebt. Welk boek kies je en waarom? Raad je mensen dit boek aan of juist niet? En waarom? Beantwoord ook deze vragen en verwerk de antwoorden in een goedlopend geheel.

Plak je antwoorden hieronder

 

  • Het arrangement Leeslogboek havo 4 - 2018/2019 - kopie 1 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Isabel van Donzel Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2020-02-19 10:53:18
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    HAVO 4;
    Leerinhoud en doelen
    Nederlands; Literatuur;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    20 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    havo4, havo5, leeslogboek, literatuur, nederlands

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Musters, Marloes. (z.d.).

    Leeslogboek havo 4 - 2018/2019

    https://maken.wikiwijs.nl/127670/Leeslogboek_havo_4___2018_2019

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.