de hemel van Heivisj Benny Lindelauf

standaardverslag de hemel van heivisj Isabel van Donzel H4c

 

 

Samenvatting

Het is 1938 als Fing Boon haar verhaal begint. Fing is het oudste meisje in een groot en arm gezin. Met haar zusjes Muulke en Jes, haar vier oudere broers, hun vader en oma Mei woont ze in Negen Open Armen: een krakkemikkig huis dat een eind buiten een Zuid-Limburgs stadje staat. Fing krijgt de kans om door te leren voor lerares, iets wat voor kinderen uit arme gezinnen destijds niet vanzelfsprekend was. Ze komt in aanmerking voor een zogenoemde steunplaats, maar de koppige oma Mei weigert armenhulp te accepteren. Zo valt Fings droom om lerares te worden in duigen. Ze moet gaan werken voor de vrouw van de ‘Sigarenkeizer’: een belangrijke en vooraanstaande man in het stadje. Aangezien de vrouw Duits is, wordt ze ‘de Pruusin’ genoemd. Fing krijgt betaald om licht huishoudelijk werk te doen, maar vooral om Liesl, het eigenaardige en mysterieuze nichtje van de Pruusin, gezelschap te houden.

Aanvankelijk denkt Fing nog dat ze een deel van de opleiding tot lerares zelf bij elkaar kan sparen. Twee gebeurtenissen maken dat echter onmogelijk. Liesl komt erachter dat Fing betaald wordt om haar vriendin te zijn en chanteert haar daarmee door ‘je wordt er toch voor betaald’ als argument te gebruiken. Ze eist bijvoorbeeld dat ze met Muulke en Jes mag spelen en in Negen Open Armen mag komen logeren. Ook steelt ze spullen van de huishoudster van de Pruusin, waarna ze de schuld in Fings schoenen schuift. De relatie tussen de twee meisjes verslechtert zodanig dat Fing wordt ontslagen. Ondertussen breekt de Tweede Wereldoorlog uit en komt dromen van een toekomst op een tweede plaats te staan. Overleven om überhaupt nog een toekomst te hebben is belangrijker.

Lange tijd gelooft Fing dat je ‘als je je ogen een beetje dichtknijpt (...) zo langs een oorlog heen [kunt] kijken’ (p. 183). Al snel raakt ze toch op verschillende manieren bij de oorlog betrokken. Ze krijgt een nieuwe betrekking als huishoudster bij mejuffrouw Vroon, die nationaalsocialistische sympathieën heeft en een foto van Hitler op haar dressoir heeft staan. En bij mejuffrouw Vroon in huis woont meester Govaerts, een lid van de Nationaal Socialistische Beweging (NSB), oftewel een Zwartjas.

Inmiddels is Fing veertien en krijgt ze voor het eerst verkering. Dat is al verwarrend genoeg, maar dat wordt nog lastiger als haar vriendje Filip fout blijkt te zijn. Hij sluit zich aan bij de Jeugdstorm en denkt en doet dingen waarmee Fing het niet eens is. Steeds vaker moet Fing haar eigen positie bepalen in een oorlog die in de loop van de tijd duidelijker zichtbaar en sterker voelbaar wordt.

De Pap – zoals vaders in het Limburgse dialect worden genoemd – en de vier broers worden opgepakt en naar Duitsland gestuurd om daar te werken. Een hele tijd horen de achterblijvers niets van hen. Totdat meester Govaerts ervoor zorgt dat ze zo nu en dan brieven kunnen sturen, die soms beantwoord worden. De oorlog komt voor Fing nog dichterbij wanneer ze erachter komt dat oma Mei in de kelder iemand verborgen houdt die Fing maar al te goed kent: Liesl. Zij blijkt, net als de Pruusin die op transport naar een concentratiekamp wordt gezet, Joods te zijn. Negen Open Armen kan niet lang een onderduikadres zijn voor Liesl: er worden in het huis Duitsers ingekwartierd. Liesl moet dus elders in veiligheid worden gebracht. Fing besluit het meisje zonder dat iemand ervan weet weg te brengen naar de smid, die Liesl verder kan helpen. Daar aangekomen gaat het mis: Fing, Liesl en de smid worden betrapt door een aantal Zwartjassen, onder wie Filip. Hij neemt het voor Fing op, maar de situatie loopt toch uit de hand. De schuur van de smid, waarin iedereen zich bevindt, moet vanwege overkomende vliegtuigen worden verduisterd. In de schuur staat ook Heivisj, het paard van de smid. Heivisj raakt door het donker in paniek en loopt in volle vaart tegen de achterwand van de schuur aan, die omvalt. Fing en Liesl kunnen zo ontsnappen en verstoppen zich in een oude mijngang. Daar vertellen ze elkaar om rustig te blijven verhalen. Liesl vertelt aan Fing haar levensverhaal. Over hoe en waarom ze naar Limburg kwam. En over hoe ze haar familie opgepakt zag worden en zelf gespaard bleef doordat haar zus haar als pop verkleedde en opdroeg stil te blijven zitten. Fing blijkt maar weinig te weten van de Liesl die ze dacht te kennen.

Fing en Liesl worden in de mijngang gevonden door Bèr, een jongen uit het dorp. Liesl wordt alsnog naar een veilige plek gebracht en Fing moet een aantal weken in bed herstellen. Haar rechteroog raakte tijdens de vlucht uit de schuur gewond. Ze kan er niet meer mee zien en krijgt een kunstoog. Ook Negen Open Armen is geschonden. Op de avond dat Fing Liesl wegbracht, werd het huis getroffen door een luchtaanval van de Engelse soldaten. Fings verhaal heeft een open einde: de drie zussen en oma Mei verlaten Negen Open Armen en lopen weg zonder achterom te kijken – in het ongewisse over wat er gaat gebeuren, over hoe het verder gaat met de Pap en de broers en over hoe het Liesl zal vergaan.

http://uittrekselbank.nbdbiblion.nl/uittrekselbank/abonnee/detail?tek_id=295624

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Overzichtelijke analyse met de belangrijkste elementen uit de verhaalanalyse

 

Onderwerp

De hemel van Heivisj is het verhaal van Fing: zij groeit van een braaf, vrij naïef meisje uit tot een jonge volwassen vrouw, die zelf belangrijke keuzes maakt en verantwoordelijkheid neemt. Het verhaal over Fings volwassenwording bevat veel 'eerste keren'. Zo wordt Fing voor het eerst ongesteld en krijgt ze haar eerste vriendje. Fings ontwikkeling loopt parallel aan het vorderen van de Tweede Wereldoorlog: de waanzin van de oorlog en de onzekerheid waarmee oorlog gepaard gaat, worden weerspiegeld in Fings gedrag, haar handelingen en haar gevoelens. Fing bevindt zich in het schemergebied tussen goed en kwaad en moet daarbinnen haar eigen weg vinden. Door de oorlog groeit Fing bovendien sneller op. De oorlog leert haar dat de wereld niet onschuldig en mooi is, maar hard en wreed kan zijn.

Familiebanden spelen een belangrijke rol in het verhaal. Fing, Muulke en Jes zijn enorm aan elkaar gehecht. Haar zusjes zijn voor Fing het allerbelangrijkste. De oorlog rukt de familie uit elkaar. Zowel letterlijk, wanneer de Pap en de vier broers in Duitsland moeten gaan werken, als figuurlijk: Fing en Muulke komen door botsende opvattingen over de oorlog tegenover elkaar te staan. Muulke brengt verzetskrantjes rond, terwijl Fing omgaat met NSB'ers en dat leidt tot onenigheid.

 

Titel en motto’s

Heivisj is de naam van het Belgische trekpaard waar de dorpssmid Naas Hermes voor zorgt. Jarenlang werkte Heivisj in de mijnen om karren vol steenkool door aardedonkere gangen te trekken. Tot de dag dat een verzorger hem met een puntige stok vooruit probeerde te duwen en Heivisj in paniek over de man heenliep. Sindsdien is Heivisj panisch voor het donker. De smid ontfermt zich op een bijzondere manier over het paard: hij zet altijd een aantal kaarsen neer in de schuur, zodat Heivisj licht in het duister ziet en rustig blijft. 'Het enige wat dat paard nodig heeft, (...) is een hemel waar hij naar kan opkijken' (p. 282).

Heivisj betekent in het Zuid-Limburgse dialect dat de familie Boon spreekt 'naar huis', maar het wordt ook wel gebruikt in de betekenis van 'thuis'. Het paard zorgt er aan het einde van het verhaal voor dat Fing kan ontsnappen en uiteindelijk terug kan keren naar huis, hoewel er van Negen Open Armen dan niet veel meer over is. De hemel van Heivisj slaat dus op het verhaal over Heivisj, maar verwijst ook (en misschien vooral) naar het hemelse gevoel dat een thuis kan geven. Een thuis waar de mensen zijn die Fing liefheeft boven alles en iedereen en waar ' net als in Heivisj' schuur ' het licht heerst, ondanks het duister dat door verdriet en oorlog kan ontstaan.

Het verhaal begint met het hoofdstuk 'In de Hemel' (p. 15) Hier is de 'Hemel' de zolderverdieping van de school, waar de kamer van de directrice is. De nadruk ligt op de onaantastbare positie van de directrice die vanuit deze hooggelegen plaats beslissingen neemt.

 

 

Opbouw

Het verhaal is opgedeeld in vijf delen, die door middel van jaartallen zijn afgebakend. Elk deel heeft een titel (1938-1939: Een Gouden Toekomst, 1939-1940: Fings oorlog, 1940-1941: Gods bakplaat, 1941-1942: De hemel van Heivisj, 1942-1943: De schat van de linde). De delen zijn op hun beurt weer verdeeld in korte, eveneens getitelde, hoofdstukken. Het verhaal wordt achteraf en chronologisch verteld. Lindelauf maakt geregeld gebruik van terugblikken en vooruitwijzingen. Hij creëert spanning in die vooruitwijzingen door te spelen met de kennis van de lezer: Fing weet vaak al wat er gaat gebeuren, terwijl de lezer nog onwetend is. Een voorbeeld staat op pagina 333: 'Het zou de laatste keer zijn dat ik ze zo zou zien'.

De verleden tijd waarin het verhaal wordt verteld, wordt een aantal keer vervangen door de tegenwoordige tijd. Bijvoorbeeld op het moment dat Fing en Liesl gesnapt worden bij de smid of wanneer Liesl haar verhaal vertelt. Het versterkt bij de lezer het gevoel van direct meeleven met de gebeurtenissen. Het moment waarop Liesl haar verhaal vertelt, is bovendien de enige keer dat er vanuit Liesl, en niet vanuit Fing, verteld wordt.

Voor in het boek staat een kaartje van de omgeving rond het Zuid-Limburgse stadje. Daarop zijn alle belangrijke locaties in het boek getekend, zoals Negen Open Armen, het huis van mejuffrouw Vroon en de oude mijngang. Ook is op de tekening te zien hoe dicht Fings omgeving bij Duitsland ligt. Het stadje ligt vlakbij de grens met Duitsland.

 

Personages

Fing wordt door Muulke ook wel 'de Heilige Boon' genoemd, omdat ze zo braaf is. Ze is serieus en heeft veel gevoel voor verantwoordelijkheid, haalt goede cijfers op school en raakt nooit in de problemen. Tenminste, voordat de oorlog begint. Als haar droom om lerares te worden in duigen valt en Fing bij de Pruusin gaat werken, wordt ze minder braaf en toont ze haar nukkige en roekeloze kant. Aan het begin van het verhaal zit Fing in het laatste jaar van de basisschool, aan het einde is ze bijna achttien.

Muulke is een jaar jonger dan Fing en 'een onhandelbare wildebras' (p. 70), die altijd op zoek is naar avontuur. Ze kan haar geluk niet op als de oorlog uitbreekt: eindelijk wat spanning en sensatie. Het typeert de onstuimige Muulke dat ze klein verzetswerk doet. In dat werk komen namelijk twee kanten van Muulke samen: enerzijds de brutale, onverschrokken Muulke en anderzijds de zorgzame Muulke, die niet tegen onrecht kan en wil helpen.

Jes is het jongste zusje. Ze heeft een 'zwervel': een loszittende ruggenwervel. Om te voorkomen dat ze scheefgroeit en haar longen doorboord worden, moet ze een zogeheten rechthouder dragen. Jes is de meest kwetsbare: iedereen ontfermt zich over haar en houdt haar in de gaten. In het begin accepteert ze alle verboden die ze krijgt opgelegd zonder al te veel gemor, maar Jes wordt steeds minder volgzaam en blijkt uiteindelijk ijzersterk en eigengereid te zijn.

Oma Mei voedt, na de vroege dood van de moeder, de zusjes en hun broers op en houdt het gezin draaiende. Ze is daadkrachtig en heel streng, maar rechtvaardig. De meisjes zeggen geregeld dat ze haar haten, onder meer vanwege alle vervelende klusjes die ze hen te doen geeft. Maar oma Mei geeft de meiden nog iets anders: ze brengt plezier en troost als verhalenvertelster van de familie.

Liesl is het personage dat het meest te verbergen heeft. Ze is jengelig, manipulatief, verwend en gemeen. De Pruusin laat het prachtigste speelgoed en tientallen taartjes aanrukken, maar niets is goed genoeg voor Liesl. Aan het einde van het verhaal wordt er een duidelijke verklaring gegeven voor dat verwende gedrag: Liesl is in werkelijkheid Leeba, een getraumatiseerd en eenzaam Joods meisje.

 

Taal en stijl

Benny Lindelauf heeft een beeldende stijl. De lezer kan zich goed een voorstelling maken van de plaatsen en gebeurtenissen in het verhaal en meeleven met de personages.

De auteur speelt via de taal een spel met de lezer. Uitdrukkingen die niet lijken te kloppen, zoals Liesl die zegt 'Ik zeg toch nóóit niks, of wel soms?' (p. 132), kloppen toch. Want Liesl praat haar mond inderdaad wél met opzet voorbij. En een 'fout' aan het begin van het verhaal over de Amazone die in Afrika zou liggen, is geen fout, maar heeft een functie in het verhaal. De lezer moet herhaaldelijk zijn verwachtingen over wat er gebeurt bijstellen.

Lindelauf plaatst schijnbaar terloopse opmerkingen en details zó dat ze een symbolische betekenis krijgen. Fing krijgt bijvoorbeeld op de dag dat ze voor het eerst gaat werken een kop koffie van oma Mei. Koffie mocht ze eerst nooit drinken, dat was 'voor de groten' (p. 86). Hij smaakt bitter. Vervolgens gaat de auteur in op Fings ervaringen in haar eerste dienstweek en daarna staat er op pagina 97: 'Het weekeinde was voorbij voor ik het in de gaten had. Toen ik de volgende ochtend koffie kreeg voorgezet was hij al minder bitter. En tegen de derde week proefde ik het niet eens meer.' Zo valt de steeds minder bitter smakende koffie samen met het feit dat Fing accepteert dat ze moet werken in plaats van door kan leren.

De familie Boon spreekt het Zuid-Limburgse dialect dat in de buurt van Sittard wordt gesproken. De auteur gebruikt Limburgse woorden in de dialogen, die daardoor nog realistischer worden. Ook Duitse en Jiddisje woorden komen voor. Achter in het boek staat een verklarende woordenlijst.

 

 

Informatie over de schrijver

Benny Lindelauf werd geboren op 15 december in 1964. Het was die nacht zo bitter koud dat hij gehuld werd in een babypakje gemaakt van watten. Niet dat het veel hielp, vanaf die dag was hij een hartgrondige koukleum.

Benny groeide op in Sittard, een ‘middenkind’ ingeklemd tussen zijn drie jaar oudere zus en drie jaar jongere broer. Iedereen dacht vroeger dat hij een meisje was, iets dat hij zich de ene keer graag liet aanleunen en waar hij de andere keer woedend over kon worden. Hij hield van in bomen klimmen en hutten bouwen, maar was tegelijkertijd een leeskind. Hij las het plaatselijke nonnenbibliotheekje volledig aan flarden.

In die tijd had je nog jongens en meisjesboeken en de nonnen zagen er scherp op toe wie wat las. Ze probeerden Benny uitsluitend jongensboeken te laten lezen, iets wat hij braaf opvolgde, met als enige doel dat hij daarna ook meisjesboeken mocht lezen. Pitty, de Olijke Tweeling, Belinda. Hij las ze allemaal. Tegen zoveel leeswoede konden de nonnen niet op, uiteindelijk berustten ze erin.Die boeken waren overigens niet zijn enige bron van verhalen. Benny’s oma en haar zussen waren grote vertellers. Als zij aan het woord waren, kon je een speld horen vallen. Benny luisterde ademloos. Sommige verhalen kwamen tientallen keren voorbij. Nu zijn de meeste uit zijn geheugen verdwenen, maar de sfeer waarmee de verhalen in de kamer bleven hangen, het doorschuifspel van wie wat nog wist en wie de waarheid sprak, de lucht blauw van de rook, dat staat hem nog haarscherp voor ogen. De weerslag van die verhalen kun je vinden in de boeken ‘Negen Open Armen’ en ‘De Hemel van Heivisj.’

De middelbare school was een ramp. Pas op de Mikojelacademie (S.P.H) wist hij zijn richting te vinden. De school was een soort van experiment. Studenten kregen vier jaar lang les in allerlei creatieve vakken. Het was de bedoeling dat Benny daarna sociaal werker werd, maar hij had de smaak van al die expressie zo te pakken dat hij aansluitend de theaterschool in Amsterdam bezocht. Daar deed hij de opleiding docent dansexpressie. Toen hij daarmee klaar was, ging hij weer niet doen waar hij voor opgeleid was. In plaats daarvan speelde en danste hij in een aantal (jeugd)theaterproducties. Ondertussen bleef hij schrijven. Overal en altijd. Soms schreef hij als een voorstelling nog bezig was en hij achter het decor zat te wachten tot hij op moest. Hij ging naar Scriptplus in Amsterdam, waar cursussen in schrijven gegeven werden. Hij kreeg les van Beatrijs Nolet, Claire Hülsenbeck en Joke Linders. Wat een feest! In 1998 kwam zijn eerste boek uit: ‘Omhoogvaldag.’

Inmiddels is er een heleboel tijd verstreken. Benny schrijft nog steeds. Van alle dingen die hij gedaan en uitgeprobeerd heeft, blijkt hij hier het beste in te zijn. Benny woont in Rotterdam samen met zijn man Guido. Ze hebben een huisje dat zo klein is dat, wanneer ze iets cadeau krijgen, iets anders de deur uitmoet. Gelukkig hebben ze een dakterras. Daar bouwde de man van Benny ooit een schrijfhuisje, maar dat waaide weg. In 2005 kochten ze een stokoude schuur in Catalonie, midden in de natuur met 5 hectare grond. Dat is inmiddels een huis geworden waar hij vaak is. Het huis is van dikke gestapelde stenen, dus wegwaaien zal het niet gauw… Benny zorgt samen met zijn man regelmatig voor Daan, hun Maandagkind.

http://www.bennylindelauf.com/biografie/

mijn mening

 

Toen ik begon met lezen snapte ik vrij weinig van het boek. Maar toen ik een paar hoofdstukken had gelezen begon ik het meer te snappen. Ook begon ik het steeds leuker te vinden maar toch kreeg ik wel een paar vragen zoals: waarom Liesl zo apart doet en wat nou allemaal de bedoeling is van de pruusin. Het leuke van het boek vond ik wel dat die vragen wel echt lang onbeantwoord waren. Ook vond ik het heel leuk dat je echt een hele lange tijd een bepaald persoon volgt en je ziet dan ook Fing in dit geval heel erg veranderen en erg volwassen worden. Maar niet alleen bij de hoofdpersoon zie je dat maar ook bij bijvoorbeeld haar zusjes Muulke en Jes. Nog een positief ding van het boek vond ik is dat je heel erg veel personages leert kennen waardoor je meer in het boek wordt meegesleurd. Waarbij ik dat ook erg vond is dat er een plattegrond voor aan het boek staat met alle belangrijke locaties en er worden ook best veel verschillende worden uit het Duits, Limburgs dialect en het Joods worden gebruikt.

Ook had ik een paar nadelen. Het grootste nadeel vond ik dat het boek erg dik is. En op een gegeven moment vind ik het dan een beetje langdradig worden vooral omdat er ook best veel hoofdstukken zijn waarin voor mij gevoel niet zo veel gebeurt maar ook wel belangrijk zijn om het verhaal te volgen. En dan had ik nog een klein nadeeltje. en dat houd in dat de titel ik een niet heel erg op de hoofdzaak van het boek vind slaan. Want Heivisj is naar mijn idee een minder belangrijk deel van het verhaal dan wat Fing meemaakt.