Standaardverslag de negen kamers Isabel van Donzel H5d
De samenvatting
De zeventienjarige Jonas is erg klein van stuk en heeft geen baardgroei. Sinds kort heeft hij ook vreselijke last van hoofdpijn. Op een ochtend, wanneer zijn ouders net op reis zijn, ligt er ineens een groot boek in de woonkamer. Op de eerste bladzijde staat een versje:
‘ Eén kamer is alleen maar schijn
Eén kamer geeft plezier en pijn
Eén kamer eet en laat je eten
Eén kamer speelt met je geweten
Eén kamer valt niet te ontvluchten
Eén kamer zweeft op wolkenluchten
Eén kamer laat de warmte stromen
Eén kamer geeft je toekomstdromen
Eén kamer is nog onbekend
Die zal bepalen wie je bent’ (p. 15).
Het boek gaat over een huis dat spontaan verschijnt en verdwijnt. Alleen ‘wie oog heeft voor het onmogelijke’ (p. 11) kan het zien en ‘wie echt slim en moedig is’ (p. 129) kan het binnengaan. Kort daarna ziet Jonas het huis staan in zijn eigen straat. Voor een van de ramen staat een beeldschoon meisje. Jonas probeert tevergeefs om het huis binnen te komen. Die nacht droomt hij dat hij het meisje spreekt terwijl zij beiden in het ziekenhuis liggen.
In het bos achter het huis ontdekt Jonas een ouderwetse kermis, gebouwd van levensgrote exemplaren van zijn eigen speelgoed. Dankzij een magisch schaalmodel van het huis lukt het Jonas om het echte huis binnen te glippen. De eerste kamer is een exacte replica van zijn eigen woonkamer. Twee acteurs zijn een toneelstuk aan het instuderen waarin ze Jonas’ ouders spelen. Door hun geacteerde gesprekken begrijpt Jonas dat zijn hoofdpijn en korte lichaamsbouw symptomen zijn van een ernstige ziekte. Kwaad en overstuur rent hij weg.
De tweede kamer is een bibliotheek met levende boeken. Jonas raakt verdwaald, maar iemand geeft hem steeds aanwijzingen en helpt hem te ontsnappen aan de maniakale tweeling Edo en Ode, die boeken leugens vinden en Jonas willen opereren ‘om de hersenen te zuiveren’ (p. 79). Zijn helper blijkt Anna te zijn, het meisje dat hij eerder zag. In de derde kamer, de eetzaal, krijgen Anna en Jonas een bedwelmend feestmaal voorgezet. Jonas valt flauw en wordt wakker achter in een auto. Hij moet in de decadente Stad van Goud in de arena gaan vechten. Zijn medegevangene, Wieland, geeft hem een fluitje waarmee hij in de arena de wilde dieren kan kalmeren. Samen ontvluchten ze via het riool. In die sombere catacomben woont een groep mensen die Wieland ooit als kinderen uit de stad hielp ontsnappen. Hun onderaardse theater blijkt de vierde kamer van het huis te zijn, de kelder. Jonas klimt omhoog via een grote stapel door Edo en Ode afgedankte boeken en verlaat het huis.
Thuis neemt Jonas een bad, maar het water voert hem mee naar de vijfde kamer van het huis, de badkamer, waar Anna hem opwacht. De ruimte wordt opnieuw met water gevuld en Anna verdrinkt bijna, maar Jonas reanimeert haar. In de twee tegenover elkaar hangende spiegels beginnen de lange rijen spiegelbeelden van Jonas en Anna te dansen als liefdesparen van verschillende leeftijden, alsof ze hun eigen toekomst weerspiegeld zien. In de zwoele zesde kamer, Anna's slaapkamer, vallen de twee samen in slaap. Het hemelbed verandert in een luchtballon en stijgt op. Anna wijst Jonas op steden ver onder hen, ze vertellen elkaar gedichten en verhalen en kussen elkaar.
Jonas wordt wakker in het ziekenhuis met zijn ouders en zusje aan zijn bed. Hij heeft een zware operatie gehad. In het bed naast hem ligt een ziek ogende Anna te slapen. Die nacht is haar bed leeg. Jonas ontsnapt uit het ziekenhuis. In zijn broekzak vindt hij een sleutel in de vorm van het huis, waarmee hij vanuit zijn eigen woonkamer de zevende kamer van het huis, de stookkamer, binnenkomt. Daar is Anna's vader, een glasblazer. Hij blaast telkens glazen bollen waarin al Jonas’ mogelijke toekomsten te zien zijn. Bollen met gebeurtenissen die door zijn huidige keuzes nooit meer zullen plaatsvinden, spatten vanzelf uiteen. Met behulp van de informatie in de bollen kan Jonas de achtste kamer, de torenkamer, bereiken, waar Anna huisarrest heeft.
Onderweg verandert Jonas in een volwassen man. Ook Anna blijkt tien jaar ouder. Volgens haar zullen ze nu nog ‘lang en gelukkig’ (p. 183) leven en moeten ze door de deur naar de negende kamer gaan, die alleen twee geliefden samen kunnen openmaken. Jonas vraagt haar of ze ziek zijn en eigenlijk nooit volwassen zullen worden, maar Anna wil niet antwoorden. Dan ziet Jonas dat ze haar hand heeft verwond. Hij beseft dat ze doelgericht glazen bollen kapot heeft gemaakt, om zijn pad door het huis te voeren naar dit moment. Ze zit gevangen in het huis en haar enige ontsnappingskans is om met iemand anders de negende kamer binnen te gaan. Jonas voelt zich bedrogen, maar besluit toch om bij haar te blijven. ‘Verhalen wil hij, ook als ze niet waar zijn. Ik ben niet ziek. En Anna houdt van mij, besluit hij’ (p. 192). Hij neemt haar mee terug naar beneden. Het hele huis stort in en ze vluchten net op tijd naar buiten. Het huis verdwijnt, ook uit hun gedachten. Over de negende kamer, de ‘schuilkamer’, zegt het mysterieuze boek: ‘ Ren weg, zo hard als je kunt’ (p. 199).
https://scholen.uittrekselbank.nbdbiblion.nl/detail/569217/de-negen-kamers
overzichtelijke analyse met de belangrijkste elementen uit de verhaalanalyse
onderwerpen
In De negen kamers spelen verbeeldingskracht en de spanning tussen schijn en werkelijkheid een centrale rol. Door de abrupte sprongen tussen Jonas’ ervaringen in het huis en zijn verblijf in het ziekenhuis wordt de vraag opgeroepen of Jonas zich het huis alleen inbeeldt tijdens zijn operatie. ‘Misschien knelde er iets in zijn hoofd, waardoor hij alles anders beleefde. Of hij heeft pijnstillers gekregen, waardoor hij de raarste dromen kreeg’ (p. 161). Met name de scène waarin twee acteurs Jonas’ ouders naspelen benadrukt de dubbelzinnige relatie tussen het huis en Jonas’ normale leven. Ook zijn er andere parallellen tussen Jonas’ belevenissen in het huis en wat er intussen in het ziekenhuis lijkt te gebeuren, zoals de operatie die Edo en Ode op hem proberen te doen en het verdovende effect dat de maaltijd in de eetzaal op hem heeft. Toch blijft onduidelijk hoe de twee belevingswerelden precies met elkaar verbonden zijn.
Verder heeft Jonas zelf een grote fantasie en is hij dol op lezen, wat hem meermalen van pas komt. Het slim manoeuvreren tussen boeken met uitgesproken persoonlijkheden biedt hem een uitweg uit de bibliotheek, en wanneer Wieland zegt ‘Gebruik de verbeelding’ (p. 120), snapt Jonas dat hij boeken moet opstapelen. Wanneer hij Anna's verraad beseft, voelt het alsof het huis hem alles heeft afgenomen, waaronder ‘zijn liefde voor boeken, het vertrouwen op kennis en fantasie’ (p. 191). Zijn tegenstanders, de boekenhaters Edo en Ode, vertegenwoordigen juist het tegendeel van dat vertrouwen.
Het tweede centrale thema in het boek is Jonas’ naamloze, mogelijk dodelijke ziekte. Uit het geacteerde gesprek tussen zijn ouders blijkt dat zijn opa en nichtje er al aan zijn overleden. Jonas’ buurman vertelt hem over twee personen die het huis hebben gezien en kort daarna zijn omgekomen, wat suggereert dat het huis verschijnt aan diegenen die binnenkort zullen sterven. Op het laatst vraagt Jonas: ‘Zijn wij ziek, Anna? (...) Is dat de betekenis van dit huis? Dat we nooit volwassen worden?’ (p. 190) Het huis confronteert hem op verschillende manieren met een toekomst die hij misschien nooit zal meemaken: door de dansende oudere versies van hem en Anna, door de glazen bollen en doordat hij en Anna zelf tijdelijk ouder worden. Wanneer ze samen het huis ontvluchten, komen ze terug in Jonas’ eigen straat. Daardoor blijft de mogelijkheid open dat Jonas naar zijn oude leven kan terugkeren.
Titel en motto’s
De titel De negen kamers verwijst naar de negen kamers van het huis waarin het grootste deel van het verhaal zich afspeelt. Jonas komt door zijn eigen nieuwsgierigheid en later onder invloed van Anna in iedere kamer terecht, behalve de negende. Anna onthult uiteindelijk dat al velen hem zijn voorgegaan: ‘Elke keer als we verhuisd waren, als mijn vader een nieuw huis had gebouwd, was er iemand die alle kamers door moest. (...) Niemand is ooit zo ver gekomen als jij’ (p. 188-189).
Opbouw
De negen kamers bestaat uit twee delen, ‘Het fundament’ en ‘Het huis’, die samen veertien hoofdstukken beslaan. De hoofdstukken in ‘Het huis’ heten allemaal naar één van de kamers. Ook bevatten ze allemaal een passage met een eigen titel, bijvoorbeeld ‘Scène uit een huwelijk’ of ‘Het verhaal van het vuur’. Op de eerste bladzijde van het boek staat het versje over de negen kamers.
Het verhaal wordt in de derde persoon in de tegenwoordige tijd verteld. Het heeft een personaal perspectief: de lezer beleeft alleen Jonas’ gedachten en ervaringen mee. Wanneer Jonas na de vierde kamer even weer thuis is, zijn er bijna vier dagen voorbij gegaan, dus in totaal duurt zijn avontuur waarschijnlijk ongeveer een week. Het verhaal speelt zich af in Jonas’ huis, op zijn school, in het ziekenhuis, in de Kastanjelaan waar hij woont en waar het huis verschijnt, in de tuin en het bos rondom het huis, en ten slotte in acht van de negen kamers van het huis. Sommige kamers omvatten ook de wereld ver daarbuiten: vanuit de eetzaal komt Jonas in de arena, het rioolstelsel en het onderaards theater in de Stad van Goud en met Anna's luchtballon zweeft hij in de lucht boven die stad en vele andere.
De spanning wordt opgebouwd rond de verschillende vragen die het huis oproept. Is het echt of maar een droom? Hoe kan Jonas ontkomen aan de grip die het huis en Anna op hem hebben? Tegelijkertijd vormen Jonas’ ziekte en de dreiging van de dood het kader waarbinnen de lezer alle ontwikkelingen in het huis blijft beleven.
Personages
Jonas’ enige grote passie is lezen. Hij was altijd erg verlegen, maar het huis en de aanblik van Anna bij het raam maken de avonturier in hem wakker. ‘Om mij heen trekt de wereld voorbij (...), maar zelf doe ik niet mee. Ik lees liever boeken. Hij glimlacht weemoedig, want iets zegt hem dat die tijd nu voorbij is’ (p. 29). Toch blijft hem in het huis het gevoel bekruipen dat hij zich willoos laat meeslepen. De reden daarvoor blijkt te zijn dat Anna telkens de nog open liggende toekomst heeft teruggebracht tot één optie. Haar huisarrest ontneemt haar uiteindelijk die invloed, dus in de torenkamer beseft Jonas dat hij weer vrij is. Hij neemt opnieuw zijn lot in eigen handen en gaat met Anna terug de trap af.
Jonas heeft een enorm levendige verbeelding. Zijn gedachten dwalen voortdurend af naar bonte fantasiescenario’s. Bij de biologieles stelt hij zich bijvoorbeeld voor dat de kikkers die ze moeten ontleden zelf in witte jassen rond een operatietafel staan waarop zijn docent ligt vastgebonden. Zijn rijke fantasie biedt ruimte aan de mogelijkheid dat hij het huis minstens gedeeltelijk zelf heeft verzonnen.
Door zijn beproevingen in het huis gaat Jonas anders nadenken over zijn familie. Hij heeft niemand over zijn hoofdpijn verteld en zijn ouders praten ook niet met hem over hun gevoelens. Naarmate Jonas’ angst en onzekerheid toenemen, begint hij sterker te verlangen naar zijn veilige thuissituatie. ‘Het kan weer worden zoals vroeger, toen hij altijd vrolijk was en iedereen hielp. Dan blijven zijn ouders misschien vaker thuis en is er nooit meer ruzie. (...) Hij zal zijn zusje flink verwennen en zijn ouders vertellen van die hoofdpijn’ (p. 124-125).
Anna is mooi, speels, dapper en berekenend. Ze beïnvloedt en verleidt Jonas voor een doel dat ze voor hem verzwijgt. In haar oudere spiegelbeelden in de badkamer ziet Jonas ook ‘haar eenzaamheid en verdriet’ (p. 136-137). Ze leeft al haar hele leven met haar vader in het huis. ‘Mijn vader is zo handig. Misschien heeft hij mij zelf op een druilerige zondagmiddag in elkaar geknutseld’ (p. 86). Eerst ging Anna steeds naar een andere school, maar inmiddels mag ze niet meer naar buiten. ‘Mijn vader is geen makkelijke man. (…) Alles moet altijd gaan zoals hij dat wil. Maar hij is gek op mij en hij helpt me en beschermt me’ (p. 144).
Anna probeert de bezoekers van het huis door alle kamers naar de negende kamer te loodsen. Ze wil daar koste wat het kost naartoe, omdat ze daar zal leren wie ze is. ‘Ik heb mijn moeder niet gekend. Mijn vader negeert me. Ik heb geen familie, geen vrienden, ik kom het huis niet uit. Als ik in de spiegel kijk, zie ik een volslagen onbekende. (...) Heb je enig idee hoe afschuwelijk het is om hier te leven, jaar in jaar uit (...), zonder te weten waar het allemaal toe dient?’ (p. 187-189).
Taal en stijl
De negen kamers is geschreven in een beeldende stijl met bloemrijke metaforen. Jonas’ hoofdpijn wordt bijvoorbeeld omschreven als ‘een sluipwesp die zich in zijn hoofd genesteld heeft en voortdurend onverwachte steken toebrengt’ (p. 12). De toverachtige omgevingen waar Jonas doorheen dwaalt, hebben veel beweeglijke elementen en soms hoort Jonas muziek. Daardoor werkt het geheel op de lezer in als een film met special effects. Voorbeelden zijn het mechanisch uitklapbare plafond op de eerste verdieping, de wenteltrap die in een zweefmolen verandert, en de versieringen in de hal: ‘Statig zwemt de vis voorbij en verdwijnt vervolgens in de diepte. Geen mozaïeksteentje is verschoven; ze veranderden alleen van kleur, net als de pixels op een computerscherm. (...) Af en toe maakt een vogel zich los van zijn ondergrond, fladdert van het tapijt weg, zoekt een plekje op een andere geweven tak en versmelt dan weer met het wandkleed’ (p. 46-47).
De negen kamers maakt veel gebruik van intertekstualiteit, dat wil zeggen verwijzingen naar andere boeken en verhalen. Dit gebeurt expliciet door het noemen van titels, bijvoorbeeld ‘ De avonden, Het proces, Max Havelaar’ (p. 76); door directe citaten, bijvoorbeeld ‘denkend aan Holland zie ik brede rivieren’ (p. 27) uit ‘Herinnering aan Holland’ van Hendrik Marsman (ook geparodieerd op p. 126); en door het opnemen van een bestaand verhaal in het hoofdverhaal, namelijk de opvoering van De kersentuin van Tsjechov in het riooltheater. Daarnaast bevatten zowel de stijl als de inhoud van het boek talloze impliciete verwijzingen. De woordgrapjes van Edo en Ode komen bijvoorbeeld overeen met die in Hugo Brandt Corstius’ Opperlandse Taal- en Letterkunde; Wieland, die met zijn fluit ‘ratten’ (p. 96) bedwingt en kinderen redt, lijkt sterk op de Rattenvanger van Hamelen uit het gelijknamige sprookje. Ook Anna en haar vader, die haar in een torenkamer opsluit, maar wel hoopt haar ooit ‘een koninkrijk te kunnen bieden’ (p. 167), doen denken aan sprookjesfiguren zoals Raponsje.
Verder bevat het boek meerdere originele gedichten en losstaande verhalen, die de andere personages aan Jonas vertellen, zoals het levensverhaal van de dwerg op de kermis, de voorgeschiedenis van de Stad van Goud en het verhaal van Mira en de vier windgoden.
https://scholen.uittrekselbank.nbdbiblion.nl/detail/569217/de-negen-kamers
informatie over de schrijver
Ik heb al sinds ik klein was overal en altijd getekend: op stoepen, op schoolbankjes, op papieren tafelkleden in restaurants en op het gips van een vriendje met een gebroken been. Later tekende ik voor het schoolblad en nog later voor het universiteitsblad toen ik econometrie studeerde.
Na mijn studie heb ik jarenlang voor een reclamebureau gewerkt, waar we
computerspellen en websites maakten. Maar het liefst maak ik tekeningen voor
kinderboeken.
In 2016 verscheen mijn eerste roman, De negen kamers, die genomineerd is
voor de Dioraphte Literatour Prijs 2017.
Elodie is mijn grote liefde, we wonen in Heiloo en samen hebben we drie prachtige kinderen.
http://www.pprauwerda.nl/nl/overmij.php
eigen mening
ik vond de negen kamers een heel erg leuk boek. Het was niet zo serieus als andere boeken die ik gelezen heb. Maar dat het wat meer fantasy achtig was. Ook las het boek heel makkelijk. Er waren weinig moeilijke woorden en je kon er snel door heen. er waren soms alleen wel lastige metaforen en zo maar die begreep je ook wel als je verder las. Verder vond ik het ook heel fijn dat er veel beschreven werd zo kan je gemakkelijk een beeld creëren en dat vind ik persoonlijk wel heel prettig. Ook waren er heel veel personages maar ze waren allemaal heel anders qua karakter en dat vond ik ook wel heel leuk. Het enige nadeel vond ik dat het verhaal een beetje verwarrend is. Je weet nu niet wat echt is en wat niet. Of hij het verhaal voor zich ziet door zijn ziekte en welke ziekte hij nu had. Kortom na het lezen had ik echt nog best veel vragen en dat vind ik nooit zo fijn. Ik vind het fijner als er een gesloten einde is zodat je het voor jezelf ook een soort van kan afsluiten. Maar buiten dit om vond ik het een super leuk boek om te lezen en ik raad hem zeker aan.