Introductie
In dit thema staat de Industriële Revolutie centraal. Deze begon in Engeland al in de achttiende eeuw. Van daaruit verspreidde de Industriële Revolutie zich naar het Europese vasteland. In Nederland kwam de industrialisatie pas laat op gang. Dat kwam vooral doordat de landbouw en de handel belangrijke onderdelen waren van de Nederlandse economie.
Door de opkomst van de industrie veranderde de Nederlandse maatschappij. Er werd op een andere manier gewerkt, er ontstonden nieuwe industriesteden en er kwamen meer en goedkopere spullen te koop. Ook de verhoudingen tussen groepen mensen veranderden. In dit thema ga je bekijken hoe de Industriële Revolutie de Nederlandse samenleving veranderde.
Het einddoel van dit thema waar je in deze periode naartoe gaat werken is:
Je kunt uitleggen welke gevolgen de industrialisatie had voor de Nederlandse samenleving.
Opdrachten
Bij dit onderdeel werk je aan de volgende opdrachten:
1. Mindmap industriële revolutie
Voorkennis activeren
2. Wat kan de geschiedenis je leren over vandaag?
Continuïteit en verandering: koppeling industriële revolutie en digitale revolutie
3. Wat kan de geschiedenis je leren over je eigen omgeving?
Geschiedenis van de Brainport Regio
a. Mindmap industriële revolutie
De industriële revolutie is het onderwerp wat in dit thema centraal staat. Voordat je nieuwe kennis op gaat doen over dit onderwerp is het goed om te kijken wat je al weet. Vorig jaar in mavo 2 heb je hier al vanalles over geleerd. Maak de onderstaande opdracht om je geheugen weer even op te frissen.
Stap 1:
Bekijk de volgende video: https://schooltv.nl/video/de-ijzeren-eeuw-de-industriele-revolutie-in-nederland/
Stap 2:
Maak een mindmap over de industriële revolutie. Dit mag in Word of op papier. Probeer zoveel mogelijk op te schrijven. Om je een beetje te helpen kun je nadenken over de volgende vragen:
- Hoe leefden en werkten mensen voor de industriële revolutie?
- Welke uitvindingen werden er in die tijd gedaan?
- Waar gingen mensen wonen en werken?
- Hoe waren de werk- en leefomstandigheden?
- Hoe was de verhouding tussen arm en rijk?
- Welke ideeën waren er op politiek gebied?
- Herken je de volgende begrippen nog: vakbonden, sociale wetten, socialisten, feministen, urbanisatie, enz
Stap 3:
Bekijk je mindmap nog een keer. Je weet nu dat een revolutie een grote verandering is met ingrijpende gevolgen voor de samenleving. Wat zijn volgens jou de meest ingrijpende gevolgen geweest van de industriële revolutie voor de samenleving? Leg uit waarom je dit vindt.
b. Wat kan de geschiedenis je leren over vandaag?
Op dit moment leven wij in een tijd waarin er een ‘digitale revolutie’ plaatsvindt. De digitalisering van onze samenleving zal in de toekomst grote gevolgen hebben voor de manier waarop wij wonen, werken en leven. Vanuit dit oogpunt is dit op bepaalde vlakken vergelijkbaar met de Industriële Revolutie en haar gevolgen.
Je hebt geleerd wat een revolutie is. In deze opdracht ga je kijken naar een soortgelijke ontwikkeling die nu plaatsvindt: de digitale revolutie. Wat verandert er op dit moment in onze samenleving? En welke gevolgen zal dit in de toekomst hebben voor de manier waarop wij leven, wonen en werken?
Stap 1:
Bekijk de volgende video: https://www.youtube.com/watch?time_continue=78&v=FBiClU1l3Yo
Stap 2:
In mavo 2 heb je geleerd welke veranderingen/uitvindingen er voor zorgden dat de industriële revolutie op gang kwam, zoals bijvoorbeeld de stoommachine en verschillende nieuw transportmiddelen. Welke (digitale) uitvindingen/veraderingen zorgen nu voor een grote verandering in onze samenleving? Zoek er vijf.
Stap 3:
Je gaat nu kijken wat deze veranderingen/uitvindingen voor gevolgen hebben voor de manier waarop mensen leven, wonen en werken. Benoem per uitvinding bij stap 2 wat dit heeft veranderd voor mensen of wat dit volgens jou in de toekomst nog gaat veranderen.
Stap 4:
Vind je dat we de digitalisering van onze samenleving een revolutie kunnen noemen? Zie je overeenkomsten met de industriële revolutie? Beargumenteer je antwoord in minimaal 50 woorden.
c. Wat kan de geschiedenis je leren over je eigen omgeving?
Ook in de omgeving waar wij leven heeft de industriële revolutie plaatsgevonden. In Best zijn nog verschilllende gebouwen die ons daaraan herinneren. In deze opdracht je kijken hoe je het proces van industrialisatie terug kunt zien in je eigen omgeving.
Stap 1:
Lees de onderstaande tekst over de industrialisatie van Best tussen 1900 en 2000.
De industrialisatie van Best
Rond het jaar 1900 was Best een plattelandsgemeente met een opkomende industrie. De landbouw was nog erg belangrijk in Best en de meeste mensen waren dus boer van beroep. De vele boerderijen gaven Best een plattelandskarakter. Daarnaast was er ook de opkomende industrie. De mensen die geen boer waren werkten in de boterfabriek, de sigarenfabriek, de steenfabriek en de vele klompenmakerijen.
Best was gelegen aan de steenweg van Den Bosch naar Eindhoven. Er waren verharde wegen richting Oirschot en Sint Oedenrode en dwars door het dorp liep de spoorlijn van Boxtel naar Eindhoven.
De aanleg van het Wilhelminakanaal zorgen voor een nieuwe ontwikkeling in Best. Aan het kanaal werd een betonfabriek opgericht en op de heide ten zuiden van het kanaal kwamen de fabrieksgebouwen en woningen van de Batafabriek. In de periode tussen 1930 en 1960 nam het aantal fabrieken toe. Best veranderde langzaam in een industriële gemeente. Het was een van de sterkst groeiende gemeenten van Zuidoost-Brabant.
De groei leidde tot de bouw van het Batadorp en het Wilhelminadorp. Er kwamen veel mensen van buiten Best in deze nieuwe wijken wonen. Er ontstond daardoor een verschil tussen de oorspronkelijke, vaak boeren, bevolking en de nieuwe bewoners, die grotendeels fabrieksarbeiders waren.
Na 1960 kwamen nieuwe fabriekjes en grote ondernemingen naar Best. Door de snelle toename van het aantal nieuwbouwwijken veranderde Best van een dorp in een verstedelijkte gemeente. Denk bijvoorbeeld aan Hoge Akker, een nieuwbouwwijk in Naastenbest, Kantonier en Salderes.
Stap 2:
Ga op zoek naar een plaats/gebouw in Best of omgeving, dat te maken heeft met de industrialisatie.
Maak hiervan een foto en geef een beschrijving van hetgeen je gekozen hebt.
1. De Industriële Revolutie in Engeland
Leerdoelen
Leerdoelen thema 1: De Industriële Revolutie in Engeland
- Je kunt uitleggen waarom de Industriële Revolutie in Engeland begon.
- Je kunt uitleggen hoe de Industriële Revolutie verliep.
- Je kunt uitleggen wat de agrarische revolutie inhield en welke gevolgen dit had voor de boeren in Engeland.
- Je kunt de oorzaken en gevolgen van de demografische revolutie benoemen.
- Je kunt uitleggen wat de volgende begrippen betekenen: huisnijverheid, mechanisering en urbanisatie.
1a. Agrarische revolutie
Je oefent de historische vaardigheid: continuïteit en verandering
Onderwerp opdracht: de agrarische revolutie
Maak de opdracht in Word.
Leerdoelen:
- Je kunt uitleggen welke veranderingen de agrarische revolutie met zich meebracht.
- Je kunt uitleggen wat dit voor gevolgen had voor de manier waarop mensen woonden, werkten en leefden.
- Je kunt het begrip urbanisatie herkennen en benoemen.
- Je kunt benoemen en beschrijven wat er veranderde en wat er hetzelfde is gebleven na de agrarische revolutie.
Opdracht:
Bij deze opdracht zitten twee afbeeldingen van een dorpje. De link hiervoor staat onderaan deze opdracht. Een afbeelding laat zien hoe het dorpje eruit zag in de middeleeuwen, de andere afbeelding laat zien hoe hetzelfde dorpje eruit zag in de 18e eeuw na de agrarische revolutie. Bekijk beide afbeeldingen goed en lees de bijbehorende stukjes tekst.
- Zoek vijf verschillen tussen het dorpje in de middeleeuwen en het dorpje in de 18e eeuw.
- Kies drie verschillen die in jullie ogen het belangrijkst zijn en leg uit wat deze veranderingen inhielden.
- Is er ook sprake van continuïteit, oftewel kun je ook dingen vinden die hetzelfde zijn gebleven? Schrijf deze op.
- Welke vernieuwingen op het gebied van de landbouw zie je terug in de afbeelding van het dorpje in de 18e eeuw?
- Bekijk nogmaals de afbeelding van het dorpje in de 18e eeuw. Ergens op de afbeelding wordt duidelijk gemaakt dat er in deze tijd sprake was van urbanisatie. Hoe zie je dit terug op de afbeelding?
Afronding:
Sla je opdracht goed op en lever hem in via de ELO.
1b. Demografische revolutie
Je oefent de vaardigheid: onderzoeken en informatie opzoeken
Onderwerp opdracht: de demografische revolutie
Maak van de opdracht een verlag in Word.
Onderaan deze opdracht vind je een voorbeeldverslag waar je alles kunt invullen.
Leerdoelen:
- Je kunt met bewijs aantonen dat de kindersterfte in de zestiende en zeventiende eeuw erg hoog was.
- Je kunt met bewijs aantonen dat de gemiddelde levensverwachting in deze periode erg laag was.
- Je kunt de oorzaken en gevolgen van de demografische revolutie benoemen.
- Je kunt de eerste vijf stappen van het onderzoekend leren zelfstandig doorlopen (zie afbeelding hiernaast).
Opdracht:
Stap 1: introductie
In deze opdracht ga je onderzoek doen naar de periode die voorafging aan de demografische revolutie. In deze tijd (16e en 17e eeuw) groeide de wereldbevolking nauwelijks. De kindersterfte was hoog en de gemiddelde levensverwachting van mensen erg laag. Het is jullie taak om dit met behulp van de juiste informatie aan te tonen en vervolgens een oorzaak te zoeken voor deze situatie. Vervolgens leg je (met behulp van wat je in de les geleerd hebt) uit waardoor de bevolking in de 18e eeuw weer kon groeien.
Stap 2: verkennen
Om aan het einde van jullie onderzoek een goede conclusie te kunnen trekken, is het belangrijk dat je het onderwerp goed verekend. Zorg dat je voor dat jullie aan je onderzoek beginnen, antwoord kunt geven op de volgende vragen:
- Kun je uitleggen wat een demografische revolutie is?
- Welke oorzaken kun je noemen voor het groeien van de bevolking in de 18e eeuw?
- Welke oorzaken kun je noemen voor het dalen van het sterftecijfer in de 18e eeuw?
Zet deze vragen met antwoorden in je verslag bij stap 2.
(Kun je deze vragen nog niet beantwoorden? Vraag je docent om extra uitleg.)
Stap 3: opzetten onderzoek
Een goed onderzoek vergt een goede voorbereiding. Het is daarom belangrijk dat je duidelijk voor ogen hebt wat je wilt gaan onderzoeken en (in dit geval) wat je met je onderzoek wilt gaan aantonen. Omdat jullie deze vaardigheid nog aan het oefenen zijn, krijg je deze onderzoeksvragen van ons.
Met dit onderzoek ga je twee zaken aantonen die te maken hebben met de kindersterfte en de levensverwachting van mensen in de zestiende en zeventiende eeuw. Je gaat namelijk aantonen dat:
- De kindersterfte in de zestiende en zeventiende eeuw erg hoog was.
- De gemiddelde levensverwachting in deze periode erg laag was.
Nu je weet wat je aan wilt tonen met je onderzoek ga je deze twee punten omzetten in onderzoeksvragen.
Opdracht: zet de twee bovenstaande punten om in twee duidelijke onderzoeksvragen. Zet deze in je verslag bij stap 3.
Stap 4: uitvoeren onderzoek
Nu ga je het onderzoek uitvoeren om antwoord te vinden op jullie onderzoeksvragen. Dit doe je als volgt:
a. Hieronder staat een lijstje met vier bekende historische personen. Kies samen één persoon uit aan de hand waarvan jullie je vragen gaan beantwoorden.
1 Filips II (1527-1598);
2 Michiel de Ruyter (1607-1676);
3 Rembrandt van Rijn (1606-1669);
4 Lodewijk XIV (1638-1715).
b. Van de persoon die jullie gekozen hebben ga je de volgende dingen opzoeken op internet (zie een voorbeeld van een uitwerking onderaan deze opdracht):
1. Zoek de namen van de vrouwen waarmee deze persoon een wettig huwelijk had gesloten en zoek van deze vrouwen het geboorte- en sterfjaar op.
2. Reken uit hoe oud deze vrouwen zijn geworden.
3. Zoek de namen van de kinderen die deze persoon heeft gekregen met deze vrouwen. Zoek van deze kinderen ook het geboorte- en sterfjaar op.
4. Reken uit hoe oud deze kinderen zijn geworden. Rond de leeftijden steeds naar boven af in jaren (dus als een kind 2 weken oud is geworden = 1 jaar).
5. Zet al deze mensen in een rijtje onder elkaar en bereken de gemiddelde leeftijd van al deze mensen samen.
Verwerk al deze gegeven in je verslag bij stap 4. LET OP: geef ook aan waar/op welke site je de informatie hebt gevonden.
Stap 5: concuderen
Bij deze laatste stap ga je de conclusie trekken. Op de eerste plaats ga je antwoord geven op je onderzoekvragen.
Als het goed is kun je nu aantonen dat de kindersterfte in deze periode erg hoog was omdat veel kinderen als op jonge leeftijd stierven. Daarnaast heb je nu kunnen zien dat de mensen in die tijd gemiddeld niet zo oud werden.
Vraag a: In mavo 2 en in de lessen van dit jaar heb je geleerd hoe de situatie was waarin mensen in deze periode leefden. Welke oorzaken kun je bedenken voor het feit dat veel mensen al jong doodgingen en de bevolking dus niet veel kon groeien?
Vraag b: Je weet dat er in de 18e eeuw een demografische revolutie plaatsvond. Hoe kon het dat de bevolking in deze tijd wel weer kon groeien? En waarom daalde het sterftecijfer in deze periode zo sterk. Leg dit uit met behulp van wat je in de les hebt geleerd. Je mag hierbij je boek/aantekeningen gebruiken.
Afronding:
Zorg dat je er samen een net verslag van maakt. Jullie leveren de opdacht in via de ELO.
2. De Industriële Revolutie in Nederland
Leerdoelen
Leerdoelen thema 2: De Industriële Revolutie in Nederland
- Je kunt uitleggen hoe de Industriële Revolutie verliep in Nederland.
- Je kunt verklaren waarom de Industriële Revolutie in Nederland later op gang kwam dan in andere Europese landen.
- Je kunt de opkomst en groei van de dienstensector verklaren.
2a. De industriële revolutie in Nederland
Je oefent de historische vaardigheid: oorzaak en gevolg
Onderwerp opdracht: de industriële revolutie in Nederland
Maak de opdracht in Word.
Leerdoelen:
- Je kunt uitleggen hoe de Industriële Revolutie verliep in Nederland.
- Je kunt verklaren waarom de Industriële Revolutie in Nederland later op gang kwam dan in andere Europese landen.
- Je kunt uitleggen waardoor de industrialisatie in Nederland na 1890 in een stroomversnelling kwam.
- Je kunt de opkomst en groei van de dienstensector verklaren.
- Je kunt onderscheid maken tussen oorzaak en gevolg en dit duidelijk maken met voorbeelden.
Opdracht:
In deze opdracht ga je oefenen met de historische vaardigheid oorzaak en gevolg. Dit doe je door stukjes tekst te lezen in je boekje en vervolgens de onderstaande vragen te beantwoorden.
Lees de alinea's: 'Liep Nederland achter?', 'Landbouw in Nederland' en 'Kwaliteitsproducten'.
1. Je hebt gelezen dat Nederland achter liep op andere landen. In de laatste twee alinea's worden hiervoor twee oorzaken gegeven.
a. Leg uit dat de grote werkgelegenheid in de landbouw (dus dat er veel werk was) een oorzaak is voor het feit dat de industriële revolutie in Nederland pas laat op gang kwam.
b. Leg uit dat de manier van werken (in kleinschalige bedrijven) ook een oorzaak vormde voor het feit dat Nederland achter liep op andere landen als het gaat om grootschalige productie in fabrieken.
Lees de alinea 'Leer- en schoenenindustrie'.
2. In deze alinea lees je dat er in 1860 en machine werd uitgevonden waarmee schoenen sneller gemaakt konden worden.
a. Welk gevolg had de invoering van deze machine voor de schoenmakerijen in Noord-Brabant?
b. Welke gevolg had dit voor het werk van de arbeiders?
Lees de alinea 'Philips' en bekijk bron 34 op blz. 22.
3. Philips deed al heel vroeg veel onderzoek naar een betere gloeilamp. Het bedrijf had hiervoor een eigen laboratorium: het Natlab.
a. Leg uit waarom het Natlab een belangrijke oorzaak is geweest van de snelle groei van Philips.
b. Het succes van Philips kent natuurlijk meerdere oorzaken. Welke andere oorzaak kun je geven voor het succes van Philips?
Afronding:
Sla je opdracht goed op en lever hem in via de ELO.
2b. Van ambacht naar stoommachine
Je oefent de vakinhoudelijke leerdoelen.
Onderwerp opdracht: de industriële revolutie in Nederland
Maak de opdracht in Word.
Leerdoelen:
- Je kunt uitleggen hoe de Industriële Revolutie verliep in Nederland.
- Je kunt de opkomst en groei van de dienstensector verklaren.
- Je kunt met voorbeelden uitleggen hoe de arbeidsomstandigheden waren in de tijd van de Industriële revolutie.
Opdracht:
In deze opdracht ga je werken aan de vakinhoudelijke leerdoelen (lesstof) van dit thema. Je doet dit door de onderstaande vragen te beantwoorden in een Word-document.
Onderdeel a:
In het begin van de 19e eeuw stierven steeds minder mensen op jonge leeftijd, waardoor de bevolking kon groeien. Nederlanders leefden langer en gezonder omdat er nieuw, beter en betaalbaar voedsel te krijgen was. Het gevolg van de bevolkingsgroei was dat er meer levensmiddelen nodig waren. In de landbouw moest men wel gebruik gaan maken van machines, om intensiever en efficiënter voedsel te kunnen produceren. Dit had grote gevolgen voor de werkgelegenheid in deze en andere sectoren.
Bekijk de onderstaande tabel. De getallen geven aan hoeveel procent van de beroepsbevolking werkzaam was per sector (landbouw, industrie, diensten). In de bovenste horizontale rij zie je de jaartallen.
|
1860 |
1900 |
1930 |
1960 |
1990 |
Landbouw |
38 |
31 |
21 |
10 |
5 |
Industrie |
26 |
31 |
36 |
40 |
26 |
Diensten |
36 |
38 |
43 |
50 |
69 |
Bron: vijf eeuwen opvoeden in Nederland
Vragen:
1. Is de landouwsector in deze periode gegroeid of gekrompen? Geef hiervoor een verklaring. Tip: gebruik de afbeelding hiernaast.
2. Tussen 1860 en 1960 is de industriële sector gegroeid. Geef hiervoor een verklaring.
3. Ook de dienstensector is in deze periode flink gegroeid. Geef hiervoor een verklaring.
Onderdeel b:
Steeds meer producten werden in fabrieken gemaakt met behulp van machines.
4. Welke gevolgen had dit voor mensen die leefden van de opbrengst van handgemaakte producten? Neem het juist antwoord over in je Word-bestand.
- Ze gingen failliet. Omdat de producten uit fabrieken goedkoper waren dan hun handgemaakte producten konden ze niet meer concurreren.
- Ze besloten vaak, noodgedwongen, om zelf ook in fabrieken te gaan werken.
- Ze verdienden steeds meer geld, omdat niemand producten uit fabrieken wilde kopen.
- Ze schaften zelf thuis grote machines aan, om evenveel producten te kunnen leveren als de fabrieken.
- Er was geen gevolg, ze bleven zelf hun producten maken en hadden er geen last van dat in fabrieken soortgelijke producten werden gemaakt.
Lees op blz. 9 van je boek het stukje 'slechte arbeidsomstandigheden'. Veel mensen waren van het platteland naar de stad getrokken om geld te verdienen in de fabrieken, maar ze kregen maar heel weinig betaald voor het zware werk dat ze deden.
5. Neem het onderstaande schema over in je Word-bestand en vul de juiste gevolgen in.
Kies uit:
Gezinnen leiden een armoedig bestaan - Fabrieksbazen geven lage lonen aan arbeiders - Fabrieksbazen leiden een luxe leven - Er ontstaan arbeiderswijken onder de rook van fabrieken - Vrouwen en kinderen gaan ook werken - Producten zijn goedkoop - Veel ziektes breken uit
Oorzaak |
Gevolg |
Meer dan genoeg arbeiders beschikbaar in de steden |
|
Slechte hygiënische omstandigheden in huizen en fabrieken |
|
Lage lonen voor arbeiders |
|
Weinig geld om het gezin in leven te houden |
|
Gebruik van machines in fabrieken |
|
Mensen wilden dichtbij hun werk wonen |
|
Fabrieksbazen houden zelf een groot deel van de winst |
|
Onderdeel c:
De situatie in de fabrieken was vreselijk voor de arbeiders. Het was zwaar voor het lichaam, zwaar voor de geest, je kreeg weinig loon en er gebeurden veel ongelukken. De ontevredenheid onder de werknemers was dus groot, maar bijna allemaal waren ze te bang om er wat van te zeggen. Wie dat deed raakte misschien wel zijn baan kwijt. Dan was je nog verder van huis!
Een voorbeeld van iemand die wél durfde te protesteren was de Engelsman Ned Ludd. Voordat de industriële revolutie in Nederland op gang kwam, was deze in het Verenigd Koningrijk al een tijd bezig. Ned Ludd was erg populair in de tijd dat hij protesteerde tegen de arbeidsomstandigheden in de fabrieken. Wanneer machines kapot gingen, werd de roddel verspreid dat Ned Ludd langs was geweest. Hij had veel aanhangers, die luddieten werden genoemd. Al deze arbeiders vernielden machines. Soms werd zelfs het Engelse leger ingezet om de wacht te houden en luddieten te bestrijden. Vernieling en sabotage werden zwaar gestraft. Ned Ludd, die door veel arbeiders als held werd beschouwd, werd uiteindelijk in 1830 aan de galg opgehangen.
Ludd protesteerde in zijn land tegen de technologische vooruitgang, want hij vond machines een bedreiging.
6. Op welke manieren kunnen machines volgens jou bedreigend zijn?
Beantwoord de volgende vragen:
- Voor het milieu, omdat ...
- Voor de mensen, omdat...
- Het economische systeem, omdat...
Afronding:
Sla je opdracht goed op en lever hem in via de ELO.
3. De sociale verhoudingen in Nederland
Leerdoelen
Leerdoelen thema 3: De sociale verhoudingen in Nederland
- Je kunt uitleggen hoe de sociale verhoudingen in Nederland veranderden door de Industriële Revolutie.
- Je kunt met voorbeelden uitleggen hoe de arbeidsomstandigheden waren in de tijd van de Industriële revolutie.
- Je kunt uitleggen wat de sociale kwestie inhield.
- Je kunt uitleggen hoe men d.m.v. algemeen kiesrecht, sociale wetten, stakingen en vakbonden een einde probeerden te maken aan slechte werk- en leefomstandigheden van arbeiders.
Bij dit onderdeel werk je aan de volgende opdrachten:
1. Historische vaardigheid: omgaan met bronnen
Onderwerp: arbeidsomstandigheden, sociale kwestie
2. Historische vaardigheid: continuïteit en verandering
Onderwerp: stakingen
3a. Spotprenten
Je oefent de vaardigheid: omgaan met bronnen
Onderwerp opdracht: arbeidsomstandigheden en de sociale kwestie
Maak van de opdracht in Word.
Onderaan deze opdracht vind je een antwoordformulier waar je alles kunt invullen.
Leerdoelen:
- Je kunt een spotprent analyseren met behulp van een spotprentenwijzer.
- Je kunt met voorbeelden uitleggen hoe de arbeidsomstandigheden waren in de tijd van de Industriële revolutie.
- Je kunt uitleggen wat de sociale kwestie inhield.
- Je kunt uitleggen hoe men d.m.v. algemeen kiesrecht, sociale wetten, stakingen en vakbonden een einde probeerden te maken aan slechte werk- en leefomstandigheden van arbeiders.
Opdracht:
Stap 1: vraag aan je docent de spotprentenwijzer
In deze opdracht ga je een tweetal spotprenten analyseren. Een spotprent is een grappige tekening waarin bepaalde eigenschappen van een (historisch) persoon of situatie worden uitvergroot. Eigenlijk is een spotprent een manier om commentaar te geven op een situatie of persoon, niet mer woorden maar met een sterk beeld. Spotprenten verschijnen vaak in kranten en zijn meestal een reactie op de politiek. In je examen wordt vaak gebruik gemaakt van spotprenten en om deze goed te kunnen begrijpen ga je leren hoe je naar zo'n prent moet kijken.
Stap 2: analyseer de spotprenten
Hieronder staan twee spotprenten. Deze ga je analyseren met behulp van de spotprentenwijzer. In het bestand helemaal onder aan deze pagina kun je alle antwoorden invullen.
Spotprent 1:
Getekend door Abert Hahn (socialist) in 1907.
Spotprent 2:
Getekend door Albert Hahn (socialist) in 1903.
Tekst onder deze prent: 'Het hele werk staat stil, als uw machtige arm het wil.'
Afronding:
Sla je opdracht goed op en lever hem in via de ELO.
3b. Stakingen
Je oefent de historische vaardigheid: continuïteit en verandering
Onderwerp opdracht: stakingen
Maak de opdracht in Word.
Leerdoelen:
- Je kunt binnen de gegeven bronnen continuÏteit en verandering herkennen en benoemen.
- Je kunt benoemen en beschrijven wat er veranderde en wat er hetzelfde is gebleven na de agrarische revolutie.
Opdracht:
Je hebt geleerd dat in de 19e eeuw de arbeidsomstandigheden van arbeiders in de farbieken niet goed waren. Het organiseren van stakingen was voor de arbeiders eigenlijk de enige mogelijkheid om hier actief iets tegen te doen. Door te staken wilden de arbeiders de werkgevers dwingen om de werkomstandigheden te verbeteren of de lonen te verhogen. Dit gebeurden vaak in samenwerking met vakbonden.
In onze tijd worden stakingen nog steeds georganiseerd om werkgevers te dwingen de arbeidsomstandigheden te verbeteren. Vaak gaat het hierbij om het verhogen van de lonen of het verlagen van de werkdruk.
In deze opdracht ga je twee stakingen uit de 19e eeuw vergelijken met twee recente stakingen uit deze tijd. Wat zijn de overeenkomsten en de verschillen? Oftewel, is er sprake van continuïteit (wat het zelfde is gebleven) en verandering?
Stap 1: schema's invullen
Om straks te kunnen beoordelen of er sprake is van continuïteit (wat hetzelfde is gebleven) en verandering, gaan we eerst wat zaken op en rijtje zetten om ze goed te kunnen vergelijken.
Onder aan deze pagina staat een link naar een word-bestand. Hierin vind je een schema. Dit schema ga je invullen door een aantal artikelen te lezen. De artikelen staan onder de stakingen. Op deze manier ga je de gegevens over de verschillende stakingen naast elkaar zetten.
Stap 2: beantwoorden van de vragen over continuïteit en verandering
Onder het schema staan een tweetal vragen. Deze ga je beantwoorden met de informatie die je uit de artikelen hebt gehaald.
Afronding:
Sla je opdracht goed op en lever hem in via de ELO.
4. Welvaart voor iedereen
Leerdoelen
Leerdoelen thema 4: Welvaart voor iedereen
- Je kunt uitleggen welke invloed de Tweede Wereldoorlog had op de Nederlandse economie.
- Je kunt uitleggen hoe de Nederlandse economie zich ontwikkelden in de tweede helft van de 20ste eeuw.
- Je kunt benoemen welke voor- en nadelen van de industrialisatie had voor de Nederlandse samenleving.
4a. Tijdlijn
Je oefent de historische vaardigheid: chronologie
Onderwerp opdracht: economie tijdens de Tweede Wereldoorlog
Maak de opdracht op papier.
Leerdoelen:
- Je kunt uitleggen welke invloed de Tweede Wereldoorlog had op de Nederlandse economie.
- Je kunt uitleggen hoe de Nederlandse economie zich ontwikkelden in de tweede helft van de 20ste eeuw.
- Je kunt uitleggen waarom het op sommige momenten goed en op andere momenten niet goed ging met de Nederlanse economie in de twintigste eeuw (contextualiseren).
Opdracht:
Stap 1: vraag aan je docent een tijdlijn.
Deze tijdlijn loopt van 1900 tot nu en geeft de ontwikkeling van de Nederlanse economie weer. Aan jou de taak om uit te leggen waarom het op sommige momenten wel en op andere momenten niet goed ging met de Nederlandse economie.
Stap 2: invullen van de tijdlijn
De tijdlijn maakt een golfbeweging met pieken en dalen. Wanneer er een piek te zien is wil dit zeggen dat het op dat moment heel goed ging met de economie. De dalen geven aan dat het niet goed ging met de economie.
Zet bij elke piek en bij elk dal het juiste jaartal en geef aan waarom het op dat moment juist goed of slecht ging met de Nederlandse economie. Gebruik hierbij je boek en de uitleg van docent.
Afronding:
Je levert de opdracht op papier in bij je docent. Let op: zorg dat je naam erop staat!
Overzicht leerdoelen
Leerdoelen thema 1: De Industriële Revolutie in Engeland
- Je kunt uitleggen waarom de Industriële Revolutie in Engeland begon.
- Je kunt uitleggen hoe de Industriële Revolutie verliep.
- Je kunt uitleggen wat de agrarische revolutie inhield en welke gevolgen dit had voor de boeren in Engeland.
- Je kunt de oorzaken en gevolgen van de demografische revolutie benoemen.
- Je kunt uitleggen wat de volgende begrippen betekenen: huisnijverheid, mechanisering en urbanisatie.
Leerdoelen thema 2: De Industriële Revolutie in Nederland
- Je kunt uitleggen hoe de Industriële Revolutie verliep in Nederland.
- Je kunt verklaren waarom de Industriële Revolutie in Nederland later op gang kwam dan in andere Europese landen.
- Je kunt de opkomst en groei van de dienstensector verklaren.
Leerdoelen thema 3: De sociale verhoudingen in Nederland
- Je kunt uitleggen hoe de sociale verhoudingen in Nederland veranderden door de Industriële Revolutie.
- Je kunt met voorbeelden uitleggen hoe de arbeidsomstandigheden waren in de tijd van de Industriële revolutie.
- Je kunt uitleggen wat de sociale kwestie inhield.
- Je kunt uitleggen hoe men d.m.v. algemeen kiesrecht, sociale wetten, stakingen en vakbonden een einde probeerden te maken aan slechte werk- en leefomstandigheden van arbeiders.
Leerdoelen thema 4: Welvaart voor iedereen
- Je kunt uitleggen welke invloed de Tweede Wereldoorlog had op de Nederlandse economie.
- Je kunt uitleggen hoe de Nederlandse economie zich ontwikkelden in de tweede helft van de 20ste eeuw.
- Je kunt benoemen welke voor- en nadelen van de industrialisatie had voor de Nederlandse samenleving.