Les 6, Van Gogh, Verf
Het gebruik van verf is al heel erg oud. Het begon in de oudheid met eenvoudige muurschilderingen. Vele eeuwen later leidde deze muurschilderingen tot de Rembrandts en de Van Goghs, die nu in onze musea hangen. Voor schilderingen heb je verf nodig. In de oudheid ontdekte men dat je met fijngemalen aarde, gemengd met beenderlijm, afbeeldingen kon maken op rotsen. Dat was de eerste verf. Deze manier van verf maken is door de eeuwen heen verder ontwikkeld. Men ontdekte in de loop van de tijd steeds meer pigmenten en ook steeds meer manieren om ze te maken. Waarschijnlijk heb je zelf, of iemand in je familie, ook wel eens verf gebruikt. Om het huis te schilderen, je haar te verven, je fiets een kleurtje geven… Wat je waarschijnlijk niet weet, is de hoeveelheid technologie die achter een tube of blikje verf schuil gaat.
Dan volgt de vraag: Wat is verf eigenlijk?
Als je die opzoekt, kom je erachter dat verf niet meer is dan een mengsel van een pigment met een bindmiddel en eventueel een oplosmiddel (verdunningsmiddel). In plaats van een pigment wordt in sommige verven een kleurstof gebruikt. Olieverf werd en wordt door kunstschilders graag gebruikt, kunstschilders, zoals Rembrandt en Van Gogh. Olieverf is een veelzijdige verf waarbij je olie als bindmiddel gebruikt. Je kunt er zowel transparant als dekkend mee schilderen. Je kunt in dunne gladde lagen schilderen, maar ook met zichtbare dikke verfstreken, waarvan de impastotechniek een extreem voorbeeld is. Je kunt een schilderij nog dagenlang bewerken omdat de olieverf een lange droogtijd heeft.
Verf
Kleurstoffen
Om materialen te kleuren, worden pigmenten en kleurstoffen gebruikt.
Kleurstoffen zijn meestal van organische herkomst en lossen op in water. Je kunt er gekleurde inkt mee maken of je kunt er je kleding mee kleuren. Een kleurstof hecht aan het te kleuren deel. Over het algemeen zijn kleurstoffen slecht tot matig lichtecht, maar de kleuren zijn vaak wel heel intens en gloedvol. Een voorbeeld van een kleurstof is indigo, deze wordt veel voor het kleuren van spijkerbroeken gebruikt.
Pigmenten
Als je in de natuur loopt, zie je een enorme variatie aan kleur. Kleuren van dieren, planten, aarde en stenen. Die kleuren ontstaan meestal door de aanwezigheid van pigmenten. Elk pigment heeft een eigen specifieke kleur.
Een pigment is een poeder dat uit kleine, onoplosbare, sterk gekleurde korrels bestaat. Het wordt pas verf als je het mengt met een bindmiddel.
Geschiedenis van pigmenten
Het gebruik van pigmenten is al heel erg oud. Ongeveer 350.000 jaar geleden gebruikte men al okerpigmenten. Vooral in de schilderkunst worden pigmenten veel gebruikt. Tot vroeg in de 19e eeuw moesten schilders zelf mineralen en andere materialen vermalen om aan hun pigment te komen, om er vervolgens verf van te kunnen maken. Tegenwoordig worden veel pigmenten synthetisch geproduceerd. We kunnen de pigmenten onderverdelen in groepen, al naar gelang waar ze vandaan komen. Grofweg zijn er twee groepen: de organische pigmenten, meestal afkomstig van planten en dieren, en de anorganische pigmenten, die vind je voornamelijk in mineralen.
Eigenschappen van pigmenten
Elk pigment is anders. Als je bepaalde pigmenten wilt gebruiken in verf, is het handig als je weet wat de eigenschappen van dat pigment zijn. Het zou toch zonde zijn als je schilderij anders uitpakte dan jij in gedachte had, omdat de betreffende pigmenten anders reageren dan je dacht.
Een aantal belangrijke eigenschappen van pigmenten:
▪Lichtechtheid
Veel pigmenten vervagen, worden donkerder of veranderen van kleur onder invloed van licht. Dat komt doordat UV-licht genoeg energie bezit om chemische bindingen te verbreken en daardoor moleculen te veranderen. Verandering van chemische structuur betekent ook verandering in het vermogen om licht te absorberen in het zichtbare deel van het spectrum. De consequentie hiervan is verlies van kleur (vervagen) of verandering van kleur.
▪Oplosbaarheid in het bindmiddel
Een pigment moet ‘olieproof’ zijn, het mag dus niet in de olie oplossen.
Een schilderij is meestal opgebouwd uit meerdere verflagen. Als een pigment oplost in de olie, zal het ook oplossen in de olie van de onder- of bovenliggende verflagen. Je krijgt dan ongewenste kleurmengingen. Dit proces wordt ook wel het ‘bloeden’ van een schilderij genoemd. Vooral organische pigmenten kunnen dit verschijnsel vertonen.
▪Dekkend vermogen, transparantie
De doorzichtigheid is afhankelijk van de golflengte van het licht dat een pigment kan absorberen.
Hoe dichter deze golflengte bij de golflengte van UV-licht ligt, des te doorzichtiger zal de verf zijn.
▪Grootte van de korrels
De grootte van de korrels is verantwoordelijk voor de verstrooiing van het terugkomende licht. Voor een optimale verdeling van de pigmentdeeltjes in het bindmiddel moeten de deeltjes zo klein mogelijk zijn.
▪Chemische reactiviteit, de inertheid
Sommige pigmenten zijn niet bruikbaar onder bepaalde condities, omdat ze reageren met andere pigmenten of stoffen in de lucht.
Voorbeeld: Verf met loodzouten kun je beter niet gebruiken in ruimtes waar waterstofsulfide (H2S) in de lucht zit. Deze reageren met elkaar onder de vorming van het zwarte loodsulfide (PbS). De verf zal dus donkerder worden.
Organische pigmenten
Van oorsprong zijn de organische pigmenten meestal afkomstig van planten en dieren en ze werden vooral in het verleden veel gebruikt. Sinds de opkomst van de chemische industrie (ongeveer 1950) worden deze organische pigmenten ook synthetisch geproduceerd. Organische pigmenten zijn opgebouwd uit koolstofverbindingen. Organische pigmenten hebben vóór- en nadelen:
Voordeel: intense, warme kleuren.
Nadelen: niet permanent, zijn niet stabiel, vervagen, zijn niet lichtecht
- veel moeite voor weinig pigment
- je krijgt niet altijd dezelfde kleur, deze kan iets afwijken.
Bindmiddel
Een bindmiddel is een vloeistof die ervoor zorgt dat de pigmentkorrels aan elkaar blijven kleven, en ook aan de drager. Verschillende soorten verf hebben verschillende bindmiddelen nodig (zie afbeelding).
Het bindmiddel vormt een beschermend laagje om de pigmentkorrel en treedt ook op als smeermiddel: de pigmentkorrels kunnen makkelijk over elkaar glijden. Tijdens het fijnwrijven van de pigmentkorrels met wat lijnolie, wordt het oppervlak van het pigment bedekt met een dunne oliefilm, daardoor kunnen de pigmentkorrels goed over elkaar schuiven tijdens het opbrengen. De olie vult ook de lege ruimtes tussen de korrels. Bevat het mengsel te weinig olie dan zullen niet alle korrels aan elkaar kleven. Na droging zal de verflaag makkelijk poederig worden en loslaten.
Olieverf heeft olie als bindmiddel, meestal wordt hier lijnolie voor gebruikt. Lijnolie is een plantaardige, drogende olie, die wordt gewonnen door het uitpersen van lijnzaad. Lijnzaad zijn de zaden van de vlasplant (figuur 57). De vezels van de vlasplant worden verwerkt tot linnen dat voor het schildersdoek wordt gebruikt.
Oplosmiddel
Oplosmiddel wordt aan verf toegevoegd om de verf, als die te dik is, een beetje te verdunnen. De verf wordt hierdoor beter verwerkbaar. Tijdens het droogproces verdampt het oplosmiddel en blijft de verf op de drager achter. Als oplosmiddel wordt meestal terpentijn gebruikt, niet te verwarren met terpentine. Terpentijn is een vloeibare hars die wordt gewonnen uit naaldbomen (figuur 56 ), terpentine wordt uit aardolie gewonnen. Met terpentine kun je wel prima je kwasten schoonmaken en het is een stuk goedkoper dan je kwasten reinigen met terpentijn.
Verf kun je ook verdunnen met lijnolie.
verdunnen met terpentijn magere verf (droogt sneller, door verdamping) verdunnen met lijnolie vette verf.
Dit is handig om te weten als je gaat schilderen. Als je meerdere lagen over elkaar schildert, gebruik je altijd vette verf bovenop de magere verf. Vette verf heeft een langere droogtijd dan magere verf. Als je het andersom doet gaat je magere verflaag scheuren.
Droogproces
De droogtijd is afhankelijk van de temperatuur, het type olie dat is gebruikt, de dikte van de verflaag, de lichtintensiteit en de aanwezigheid van bepaalde pigmenten.
Zelf verf maken
Heel veel dingen om je heen zijn geverfd, zoals muren, je fiets, T-shirts, schilderijen en ga zo maar door. Er zijn ook veel soorten verf op de markt. Een muur bijvoorbeeld heeft een ander soort verf nodig dan je fiets en die heeft weer een ander soort verf nodig dan een schilderij. Verf voor een schilderij kun je heel eenvoudig zelf maken.
Ei-tempera is hier een voorbeeld van.
Het woord tempera komt van het Latijnse temperare dat mengen betekent. In West-Europa is het temperarecept voor het eerst rond 1390 opgeschreven door Cennino Cennini in zijn boek 'Il Libro del l'Arte'. Steeds vaker werd olie door de tempera heen gemengd, en men vermoedt dat zo de olieverf is uitgevonden. Sinds de uitvinding van olieverf heeft de temperaverf vanaf de late middeleeuwen veel terrein verloren. Het werd tijdens de Renaissance nog wel vaak voor de onderschilderingen gebruikt. Temperaverf is vrij dof, het krijgt pas glans als er een waslaag of vernislaag op aangebracht wordt. De temperaverf wordt aangebracht op een witte ondergrond van krijt of gips.
Ei-tempera is een emulsie.
Een emulsie is een mengsel van twee niet in elkaar oplossende vloeistoffen, die onder normale omstandigheden geen stabiel en homogeen mengsel vormen. Om toch een stabiel en homogeen mengsel te krijgen is een emulgator nodig.
Een emulgator is een stof die helpt bij het mengen van twee vloeistoffen die normaal niet stabiel mengbaar zijn, zoals water en olie.
Als extra kan het onderdeel van de verrijkingsklassen toegevoegd worden over olie en water.
Eventueel aanvullen met het maken van tovenaarsolie,( wel erg eenvoudig.)
Hoe werkt een emulgator? We weten allemaal dat vet en water elkaar ‘afstoten’. Doordat vet en water elkaar ‘afstoten’ valt een emulsie zonder emulgator makkelijk uit elkaar: hij ontmengt spontaan. Een emulgator is een stof die de oppervlaktespanning van een vloeistof kan verlagen, waardoor twee stoffen kunnen mengen die anders niet stabiel mengen. De emulgator (figuur 59) bestaat uit een deel dat van vet houdt (apolair) en een deel dat van water houdt (polair). Hij bevindt zich op de grenslagen tussen de waterige stof en de vettige stof. Mayonaise is een voorbeeld van een emulsie. Water en azijn zijn waterig, plantaardige olie is vet. Als natuurlijke emulgator wordt in mayonaise eigeel gebruikt. Bij het maken van ei-temperaverf wordt ook eigeel als emulgator gebruikt. Eén van de emulgatoren in eigeel is lecithine. Om bederf van de tempera tegen te gaan, wordt soms azijn aan de emulsie toegevoegd.
Verderop staan de recepten voor ei-temperaverf en olieverf.
Mengen van verf
In de middeleeuwen waren maar weinig pigmenten beschikbaar. Om toch meer kleuren te kunnen gebruiken ging men de kleuren mengen. Dat kun je op een bord of zoiets doen. Traditioneel gebeurt het op een ‘palet’ (figuur 60). Dat is een dunne houten plank (ovaal of rechthoekig) met een gat erin voor de duim. Op de rand van het palet breng je de kleuren aan in kleine dotjes. Op de rest van het palet kun je de kleuren dan mengen. Van Gogh had ook een palet met zijn eigen favoriete kleuren.