Thema 5: Kracht en bewegen

Thema 5: Kracht en bewegen

Kracht en bewegen

Inleiding

Dit thema “Kracht en bewegen” staat in het teken van sport. In sport zie je vele voorbeelden van beweging. Denk bijvoorbeeld aan een stuiterende basketbal, een vliegtuig dat een looping maakt of een schaatser die over het ijs scheert. Deze bewegingen lijken op het eerste gezicht heel verschillend. Al deze verschillende bewegingen voldoen echter aan een beperkt aantal natuurwetten.

Met een aantal natuurkundige principes is een enorme verscheidenheid aan beweging in onze wereld te verklaren, van het serveren van een tafeltennisbal tot een synchroonsprong van de duikplank.

Dit thema “Kracht en bewegen” staat in het teken van sport. Je gaat leren over de onderwerpen druk, hefboom, snelheid en veiligheid.

Wat weet ik al?

Zoek voorbeelden in de sport waaraan je moet denken bij de onderwerpen druk, hefboom, snelheid en veiligheid.
Geef voor elk van deze onderwerpen één of meerdere voorbeelden.

Verwerk je voorbeelden op een manier naar keuze.
Bijvoorbeeld op een poster, maar je mag ze ook verwerken in bijvoorbeeld een gedicht.
Wees gerust creatief.

Je voert deze opdracht uit in tweetallen.
Besteed hier een lesuur aan.

Je wordt als volgt beoordeeld:

  Goed Voldoende Beginner
Druk Je geeft meerdere voorbeelden waaruit blijkt dat je een duidelijk beeld hebt van druk in de sport. Je geeft een voorbeeld waaruit blijkt dat je een duidelijk beeld hebt van druk in de sport. Uit je voorbeeld blijkt niet duidelijk wat je beeld is van druk in de sport.
Hefboom Je geeft meerdere voorbeelden waaruit blijkt dat je een duidelijk beeld hebt van hefbomen in de sport. Je geeft een voorbeeld waaruit blijkt dat je een duidelijk beeld hebt van hefbomen in de sport. Uit je voorbeeld blijkt niet duidelijk wat je beeld is van hefbomen in de sport.
Snelheid Je geeft meerdere voorbeelden waaruit blijkt dat je een duidelijk beeld hebt van snelheid in de sport. Je geeft een voorbeeld waaruit blijkt dat je een duidelijk beeld hebt van snelheid in de sport. Uit je voorbeeld blijkt niet duidelijk wat je beeld is van snelheid in de sport.
Op tijd Je hebt de opdracht te vroeg ingeleverd. Je hebt de opdracht op tijd ingeleverd. Je hebt de opdracht te laat ingeleverd.
Presentatie Uit de presentatie blijkt dat je je uiterste best hebt gedaan. Uit de presentatie blijkt dat je redelijk je best hebt gedaan. Uit de presentatie blijkt niet dat je je best hebt gedaan.

Wat ga ik leren?

Aan het eind van dit thema kan ik:

  • beschrijven hoe druk ontstaat vanuit de werking van krachten.
  • de werking van een hefboom uitleggen.
  • beschrijven hoe krachten het bewegen van voorwerpen beïnvloeden.
  • de rol van krachten bij veiligheidsmaatregelen beschrijven.

Wat ga ik doen?

  Onderdeel Beschrijving Tijd in uren
  Inleiding   1
Druk Je verklaart waarom het makkelijker is om met een fatbike door het zand te fietsen dan met een racefiets 2
Hefboom Je onderzoekt en verklaart bij welke instelling van de voor- en achterderailleur een fiets het lichtst trapt 2
Snelheid Je legt een parcours met de fiets af en maakt hier een filmpje van 3
Veiligheid Je ontwerpt een constructie om te voorkomen dat een ei vanaf 4 meter hoogte kapot valt 3
  Afsluiting   1
      Totaal: 12

 

Zo werkt het

Iconen

Binnen het thema worden de volgende iconen gebruikt:

Werk je alleen of samen met een klasgenoot?
Hoelang ben je ongeveer met de opdracht bezig?
Gebruik je logboek bij deze opdracht.

 

Logboek

Binnen het dit thema werk je met een logboek.
Dit logboek is als Googledocument beschikbaar.

De opdrachten in het logboek maak je in tweetallen.

Om het logboek in te kunnen vullen, maak je een kopie van het Googledocument en plaats je het in je eigen Google-omgeving. Aan het eind van het thema deel je het logboek met je docent.

Ga naar: Logboek 'Kracht en bewegen' - Googledoc

Opdrachten

Druk

Druk

Inleiding

Blaise Pascal
Ik leefde in de 17e eeuw in Frankrijk. In die tijd vond een wetenschappelijke revolutie plaats. Ik heb belangrijke bijdragen geleverd aan de wiskunde en vond de eerste mechanische rekenmachine uit.

In mijn tijd werd voor het eerst ontdekt dat we leven in een zee van lucht. En dat deze enorme hoeveelheid lucht een grote druk op ons uitoefent. Bij een proef in Duitsland werden twee losse halve bollen tegen elkaar aangehouden waarna de ruimte erbinnen vacuüm werd gezogen. Zestien paarden bleken niet in staat om de helften weer uit elkaar te trekken. Hiermee werd aangetoond dat de lucht om ons heen een enorme druk uitoefent.

Al snel werd er een apparaat ontwikkeld waarmee die luchtdruk gemeten kon worden: een barometer.

Ik ontwierp een experiment die ons beeld van onze atmosfeer volkomen veranderde. Ik stelde voor, om met een barometer de luchtdruk aan de voet van een berg te meten, en om vervolgens de druk te meten aan de top van de berg. Wat bleek? Hoe hoger je komt, hoe lager de luchtdruk is. Hieruit blijkt dat de atmosfeer eindig is. Door de luchtdruk te meten kon ik het gewicht van de kolom lucht berekenen die op ons rust. Een gigantisch gewicht.

Dankzij dit werk is de eenheid van druk naar mij vernoemd: de pascal.


Meer weten over de proef met de halve bollen?
Bekijk het volgende filmpje:

Wat ga ik leren?

Leerdoelen

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • twee situaties waarin van druk sprake is met elkaar vergelijken en aan de hand van het verschil in de kracht en oppervlakte tussen beide situaties uitleggen of de druk in de ene situatie groter, kleiner of gelijk is aan die van de andere situatie.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
  Activiteit
Waarnemen Ik kijk naar verschillende soorten fietsbanden en zie dat er op verschillende soorten ondergrond andere fietsbanden worden gebruikt.
Verklaren Ik verklaar waarom er verschillende soorten fietsbanden worden gebruikt.
Theorie Ik bestudeer de theorie over druk en kracht.
Verwerken Ik beantwoord de verwerkingsvragen.
Terugkijken Ik kijk terug op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht staat ongeveer 2 uur.

Aan de slag

Stap 1: Waarnemen

Maak de opdracht.

Stap 2: Verklaren

Je zag dat er bij het fietsen gebruik wordt gemaakt van een dikkere band als de ondergrond waarop gefietst wordt, zachter is. Op het harde asfalt wordt van dunne banden gebruik gemaakt. En een fiets die op het mulle zand van het strand gebruikt wordt heet niet voor niets een fatbike.

Stap 3: Theorie

Een kracht kan een druk uitoefenen. De grootte van de druk die een kracht uitoefent, is afhankelijk van de oppervlakte waarop de kracht werkt.

Als een kracht werkt op een klein oppervlak is de druk groter dan als dezelfde kracht werkt op een groter oppervlak.

Een voorbeeld:


Deze schaatser en skiër wegen ongeveer evenveel. De zwaartekracht op de schaatser en skiër is dus ongeveer even groot. De oppervlakte waarop deze kracht werkt is bij de schaats van de schaatser kleiner dan bij de ski van de skiër. De druk van de schaatser op het ijs is dus groter dan de druk van de skiër op de sneeuw.

Met een woordformule kun je druk beschrijven als:

\(\text{druk} = \frac{\text{kracht}}{\text{oppervlakte}}\)

Stap 4: Verwerken

Maak de vragen.

Stap 5: Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Voor de opdracht staat ongeveer 2 uur.
    Ben je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig geweest?
  • Waarnemen
    Kun je nu uitleggen waarom je bij 'Waarnemen' naar de verschillen tussen de breedte van fietsbanden hebt gekeken?
  • Verklaren
    Was het gemakkelijk om de waarneming te verklaren?
  • Theorie
    Kun je de woordformule om druk te beschrijven noemen?
    Kun je de woordformule ook uitleggen?

Hefboom

Hefboom

Inleiding

Archimedes
“Geef mij een plaats om te staan en ik beweeg de aarde” Archimedes

Ik ben Archimedes. Ik woon in Syracuse in 220 v. Chr. Ik ben later wereldberoemd geworden als groots wiskundige. Ook bedacht ik veel oorlogstuig.

Zo verbeterde ik de kracht en nauwkeurigheid van het artilleriewapen de katapult. Dit kon ik doen doordat ik begreep hoe met een kleine kracht een hele grote kracht gemaakt kan worden. Het geheim? Een hefboom.

Als de hefboom maar lang genoeg is, en het draaipunt slim geplaatst is, kan er een enorme kracht opgebouwd worden. Zó groot zelfs, dat als ik een plaats had om te staan en een zeer lange hefboom, ik met alleen mijn spierkracht zelfs de aarde zou kunnen bewegen.


Wil je weten hoe? Dat leer je in deze opdracht.

Wat ga ik leren?

Leerdoelen

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • in een schematische afbeelding van een hefboom uitleggen wat het gevolg is van een verandering in de lengte van een arm voor de grootte van de krachten.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
  Activiteit
Waarnemen Ik kijk naar een tandwielen bij de trapper en het achterwiel van een racefiets of mountainbike.
Verklaren Ik verklaar waarom het aantal tandwielen op mijn voorblad invloed heeft op de manier van trappen.
Theorie Ik bestudeer de theorie over hefbomen en tandwielen.
Verwerken Ik beantwoord de verwerkingsvragen.
Terugkijken Ik kijk terug op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht staat ongeveer 3 uur.

Aan de slag

Stap 1: Waarnemen

Maak de opdracht.

Stap 2: Verklaren

Een fiets trapt het zwaarst als de ketting bij de tandwielen bij de trappers (het voorblad) om het grootste tandwiel ligt en bij de tandwielen bij het achterwiel (het achterblad) om het kleinste tandwiel.

Verklaar hoe dit komt. Beperk je hierbij tot het voorblad. Je hoeft dus alleen naar het voorblad te kijken.

  • Maak gebruik van de begrippen draaipunt, armen en krachten.
  • Maak een tekening waarin je het draaipunt, de armen en de krachten aangeeft. Teken de trappers hierbij in de horizontale positie.

TIP: Bekijk eventueel deze tips
Bij de versnellingen van een fiets wordt gebruik gemaakt van het principe van de hefboom. Met een hefboom kan een kleine kracht worden omgezet in een grote kracht. Bij een hefboom is steeds sprake van een draaipunt, van een korte arm en een lange arm.

Bekijk de volgende filmpjes:

Video: Hefbomen worden gebruikt om kracht te kunnen zetten
Video: Hefbomen meer kracht door het gebruik van een hefboom

Lever je verklaring en tekening in bij je docent.

Stap 3: Theorie

Als je voor een bepaalde bezigheid veel kracht nodig hebt, kun je soms gebruik maken van een hefboom.

Hefboom

Een hefboom is een voorwerp met een draaipunt waarmee met een kleine kracht een veel grotere kracht uitgeoefend kan worden. Hier zie je een schematisch voorbeeld van een hefboom:



De krachten worden hier met pijlen voorgesteld. Een kracht kan de snelheid, richting of de vorm van een voorwerp veranderen. Een kracht heeft altijd een aangrijpingspunt, een richting en een grootte. Het aangrijpingspunt wordt weergegeven door de staart van de pijl, de richting van de kracht door de richting van de pijl, en de grootte van de kracht dor de lengte van de pijl.

Een hefboom heeft altijd een draaipunt en twee armen: een korte arm en een lange arm. De afstand tussen (het aangrijpingspunt van) de kracht en het draaipunt noem je de arm van de kracht.

Met een hefboom kun je met een kleine kracht op een grote afstand van het draaipunt, een grote kracht maken op een kleine afstand van het draaipunt.

Fiets

Ook de fiets werkt met een hefboom.
Bekijk hier hoe.

Ook de overbrenging van je spierkracht op de fiets werkt volgens het principe van een hefboom. Het draaipunt van de hefboom is de as waarmee de pedalen aan de fiets vastzitten. De lange arm is de trapper. De lengte van de lange arm wordt weergegeven met arm 1. De korte arm is de straal van het tandwiel en wordt weergegeven met arm 2. Je spierkracht op de trapper wordt hier voorgesteld met pijl 1. De spierkracht wordt doorgegeven aan de ketting. In de tekening wordt de kracht op de ketting voorgesteld met pijl 2.

Met een hefboom kun je met een kleine kracht op een grote afstand van het draaipunt, een grote kracht maken op een kleine afstand van het draaipunt. Met de spierkracht op grotere afstand van het draaipunt kun je dus een grotere kracht uitoefenen op de ketting op een kleinere afstand van het draaipunt.

Als je door te schakelen de ketting op een kleiner tandwiel legt, wordt de kleine arm nog kleiner en daardoor de kracht nog groter. Je kunt dan met dezelfde spierkracht een nog grotere kracht zetten op de ketting.

Meer voorbeelden

Bekijk nog veel meer voorbeelden van hefbomen.
Veel voorwerpen maken gebruik van het hefboomprincipe, bijvoorbeeld een breekijzer, een klauwhamer, een flessenopener, een steeksleutel en een steekwagen/kruiwagen.

Bekijk deze filmpjes voor een aantal voorbeelden van hefbomen:

Video: Hefbomen worden gebruikt om kracht te kunnen zetten
Video: Hefbomen meer kracht door het gebruik van een hefboom

Stap 4: Verwerken

Maak de opdracht.

Stap 5: Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Voor de opdracht staat 3 uur. Klopt die tijdsinschatting?
  • Waarnemen
    Heb je bij 'Waarnemen' een echte fiets bekeken?
    Heb je zelf een fiets met voor en/of achter meerdere tandwielen?
  • Verklaren
    Heb je de video's bekeken?
    Waren de video's verduidelijkend?
  • Verwerken
    Ging het beantwoorden van de vragen goed?
    Moest je af en toe nog spieken bij de theorie?

Snelheid

Snelheid

Inleiding

Newton (1643 – 1727)
"Ik was als een jongen die op het strand speelt en zich vermaakt door een nog mooiere steen of schelp te vinden, terwijl de grote oceaan van de waarheid onontdekt voor mij lag."

Ik word beschouwd als één van de allergrootste natuurkundigen ooit. Mijn grootse prestatie is het ontdekken en beschrijven van drie wetten waarmee ik de grondlegger van de mechanica werd. Deze wetten zijn zeer toepasselijk ‘de wetten van Newton’ genoemd.

Mechanica is de studie naar de beweging van objecten, van het gooien van een speelbal tot de baan van een machtige planeet. Het is mijn prestatie geweest om de beweging van álle objecten, of het nou gaat om de vlucht van een ballon of de val van een eik, in drie eenvoudige wetten samen te vatten. Als de huidige beweging van een voorwerp bekend is kun je met mijn wetten bepalen hoe dit voorwerp in de toekomst verder beweegt, en hoe het voorwerp in het verleden heeft bewogen.

Dankzij dit werk is de eenheid van kracht naar mij vernoemd: de newton.

Wat ga ik leren?

Leerdoelen

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • al naar gelang de situatie aangeven of er sprake is van een zwaartekracht, elektrische kracht, magnetische kracht, trekkracht, duwkracht, veerkracht, wrijvingskracht of spierkracht.
  • aangeven dat een kracht verantwoordelijk is voor een verandering van de snelheid, richting of vorm van een voorwerp.
  • het verschil tussen massa in kilogram en gewicht in Newton aan de hand van een voorbeeld beschrijven.
  • in een korte situatiebeschrijving aangeven of er in die situatie sprake is van eenparige, van versnelde of van vertraagde beweging. In een schematische afbeelding met één of twee krachten aangeven of er sprake is van een eenparige, een versnelde of een vertraagde beweging. Ook kan ik bij een eenparige, versnelde of vertraagde beweging aangeven of er een nettokracht werkt en of deze in de bewegingsrichting werkt of daar tegenin.
  • de gemiddelde snelheid uitrekenen in km/uur als de afstand in km en de tijdsduur in uur gegeven is. Ik kan de gemiddelde snelheid uitrekenen in m/s als de afstand in meter en de tijdsduur in seconde gegeven is.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
  Activiteit
Waarnemen Ik zet samen met klasgenoten een parcours uit en bekijk hoe wij het parcours afleggen.
Verklaren Ik verklaar waarom de snelheid tijdens het afleggen van het parcours niet steeds hetzelfde is.
Theorie Ik bestudeer de theorie over krachten en de invloed van krachten op de beweging van een voorwerp.
Verwerken Ik beantwoord de verwerkingsvragen.
Terugkijken Ik kijk terug op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht staat ongeveer 2 uur.

Aan de slag

Stap 1: Waarnemen

Je maakt deze opdracht in drietallen.

Maak buiten een parcours voor een rondje met de fiets, bijvoorbeeld een rondje om de school.
Zorg dat een deel van het parcours omhoog gaat en een deel omlaag.
Het is ook mooi als er verschillende soorten wegdek voorkomen in je parcours, bijvoorbeeld een stuk asfalt maar ook een stuk onverharde weg.
Het parcours moet in zo’n 1-2 minuten met de fiets af te leggen zijn.

  • Elk van de groepsleden legt het parcours af met de fiets.
  • Meet de afstand van het parcours en hoe lang het duurt om het parcours af te leggen.
  • Maak hier een filmpje van.

Bekijk hier waar je op beoordeeld wordt.
Je wordt als volgt beoordeeld:

  Goed Voldoende Beginner
Parcours Het parcours is zeer afwisselend. Het parcours is afwisselend. Het parcours is niet afwisselend.
Lengte parcours Het parcours is in 1-2 minuten per fiets af te leggen. Het parcours is bijna in 1-2 minuten per fiets af te leggen. Het parcours is helemaal niet in 1-2 minuten per fiets af te leggen.
Film Op de film is duidelijk zichtbaar hoe het parcours is afgelegd. Op de film is redelijk zichtbaar hoe het parcours is afgelegd. Op de film is niet zichtbaar hoe het parcours is afgelegd.
Afstand en tijd Het is gelijk duidelijk hoe lang het parcours is en hoe lang het duurde om het parcours af te leggen. Na enige moeite is het duidelijk hoe lang het parcours is en hoe lang het duurde om het parcours af te leggen. Het is niet duidelijk hoe lang het parcours is en hoe lang het duurde om het parcours af te leggen.
Op tijd ingeleverd De opdracht is te vroeg ingeleverd. De opdracht is op tijd ingeleverd. De opdracht is te laat ingeleverd.


Lever je filmpje in bij je docent.

Stap 2: Verklaren

Op een fiets wordt een parcours afgelegd. Hier is een filmpje van gemaakt.
Bekijk het filmpje:



Beantwoord de volgende vragen:

Stap 3: Theorie

Soorten krachten

In de wereld om ons heen zien we voortdurend het effect van allerlei soorten krachten.
Bijvoorbeeld:

  • zwaartekracht
  • elektrische kracht
  • magnetische kracht
  • trekkracht, duwkracht
  • veerkracht
  • wrijvingskracht
  • spierkracht

Een kracht kan de snelheid, richting of de vorm van een voorwerp veranderen.

De zwaartekracht

Als je iets laat vallen dan valt het naar beneden. Dit komt doordat de aarde een kracht uitoefent op alle voorwerpen: de zwaartekracht.

De zwaartekracht zorgt er voor dat alles wat een massa heeft een gewicht krijgt. De massa wordt uitgedrukt in kilogram. Gewicht is een kracht en wordt uitgedrukt in newton (N).
Op aarde heeft een massa van 1 kg ongeveer een gewicht van 10 N. Een voorwerp met een massa van 3 kg heeft een gewicht van ongeveer 30 N.

De maan is lichter dan de aarde en oefent een kleinere zwaartekracht uit. Een voorwerp met een massa van 3 kg heeft op de maan een gewicht van slechts ongeveer 5 N.

Let op: In het dagelijks leven wordt het gewicht vaak in g of kg uitgedrukt, dat zou eigenlijk in newton moeten zijn.

Meerdere krachten

Soms werken er op een voorwerp meerdere krachten tegelijk.
Als de twee krachten in dezelfde richting werken, dan werken ze met elkaar mee.
Werken de krachten in tegengestelde richting dan werken de krachten elkaar tegen.

Het kan zijn dat de meewerkende kracht net zo groot is als de tegenwerkende kracht. Het totaal aan krachten (ook wel de nettokracht) is dan nul. “Netto” werken er dan geen krachten op het voorwerp.
Krachten op een voorwerp kunnen tot gevolg hebben dat de snelheid waarmee het voorwerp beweegt, verandert.

Om iets te kunnen zeggen over de verandering van de snelheid moet je iets weten over de nettokracht op het voorwerp en de richting van de kracht.

Er zijn drie verschillende situaties denkbaar:

  • Nettokracht is 0, dan blijft de snelheid gelijk: er is een constante snelheid of het voorwerp blijft stil staan; er is sprake van rust.
  • Nettokracht is groter dan 0 en in dezelfde richting als de beweging: de snelheid neemt toe: het voorwerp gaat steeds sneller bewegen: er is sprake van een versnelling.
  • Nettokracht is groter dan 0 en staat tegen de bewegingsrichting in: de snelheid neemt af: er is sprake van een vertraging tot het voorwerp stil staat.

Constante snelheid

Als er netto geen krachten op een voorwerp is, dan blijft de snelheid van het voorwerp gelijk: er is een constante snelheid of het voorwerp blijft stil staan.
Als een voorwerp zich met een constante snelheid beweegt, heb je het over een eenparige beweging.

Een voorbeeld. Bekijk het volgende filmpje:

Bij de sport curling wordt door de speler een curlingsteen richting een soort doelwit (het ‘huis’) op het ijs geschoven. Bij curling is goed te zien dat een voorwerp waar geen kracht op werkt een constante snelheid heeft. Op het moment dat de speler de curlingsteen loslaat wordt er geen duwkracht meer op de steen uitgeoefend. Op de steen werkt dan alleen een kleine wrijvingskracht. Die wrijvingskracht is heel klein omdat het ijs zo glad is. Bovendien wordt de wrijvingskracht nog verder verlaagt doordat de teamgenoten met bezems over het ijs vegen.

Als er netto geen krachten op een voorwerp is, dan blijft de snelheid van het voorwerp gelijk: er is een constante snelheid of het voorwerp blijft stil staan.

 

 

Versnelde beweging

Als de nettokracht op een voorwerp groter dan 0 is en de richting van de kracht is in de bewegingsrichting, dan neemt de snelheid van het voorwerp steeds toe: er is sprake van een versnelde beweging.

Een voorbeeld. Bekijk het volgende filmpje:


Bij parachutespringen duurt het soms enige tijd voordat de parachute wordt geopend. Bij deze vrije val naar beneden werken er twee krachten op je lichaam: de zwaartekracht en de wrijvingskracht van de lucht. Als je net uit het vliegtuig springt, is de zwaartekracht groter dan de wrijvingskracht en is er dus een nettokracht groter dan 0 in de bewegingsrichting. Er is dan sprake van een versnelde beweging. Je valt steeds sneller naar beneden.

Naarmate je sneller valt, wordt de wrijvingskracht groter. Op een gegeven moment is de wrijvingskracht net zo groot als de zwaartekracht. Je valt dan met een constante snelheid naar beneden.

 

Vertraagde beweging

ls de nettokracht op een voorwerp groter dan 0 is en de richting van de kracht is tegen de bewegingsrichting in, dan neemt de snelheid van het voorwerp steeds af: er is sprake van een vertraagde beweging.

Een voorbeeld. Bekijk opnieuw het filmpje van de sprong met de parachute.

Bij de val naar beneden werken er twee krachten op je lichaam: de zwaartekracht en de wrijvingskracht van de lucht. Zodra de parachute opent neemt de wrijvingskracht enorm toe en is deze (veel) groter dan de zwaartekracht. Er is een nettokracht tegen de bewegingsrichting in en dus sprake van een vertraagde beweging. Dit is goed te zien en te voelen doordat je een soort ‘ruk’ krijgt van de parachute.

Gemiddelde snelheid

De gemiddelde snelheid bereken je door de afgelegde afstand te delen door de tijd die nodig is voor het afleggen van die afstand:

\(Gemiddelde\)  \( snelheid = afgelegde \)  \(afstand / benodigde\)  \( tijd\)

De eenheid voor de afstand is meter (m) of kilometer (km).
De eenheid voor de tijd is seconde (s) of uur (h).

De eenheid voor de gemiddelde snelheid is meter per seconde (m/s) of kilometer per uur (km/h).

Voorbeeld
Een auto rijdt van Amsterdam naar Utrecht (\(50\) km) en doet hier een half uur over. Wat is de gemiddelde snelheid van de auto?

\(Gemiddelde\)  \( snelheid = afgelegde \)  \(afstand / benodigde\)  \( tijd= 50 km / 0.5 uur = 100 km/uur\)

Stap 4: Verwerken

Stap 5: Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Voor de opdracht staat ongeveer 3 uur.
    Ben je ongeveer 3 uur met de opdracht bezig geweest?
  • Waarnemen
    Vond je opdracht bij 'Waarnemen' leuk. Hoe verliep de samenwerking?
    Ben je tevreden Over het resultaat?
  • Verklaren
    Lukte het om de vragen te beantwoorden? 
  • Verwerken
    Had je alle vragen goed?
    Moest je af en toe nog spieken bij de theorie?

Veiligheid

Veiligheid

Inleiding

George Cayley (1773 – 1853)
Ik word ook wel ‘de vader van de Britse luchtvaart’ genoemd. In 1809 publiceerde ik de studie “On Aerial Navigation” waarin ik een aantal voorwaarden voor het vliegen uiteenzette. Ik zette me af tegen het idee van een ornitopter, een vliegtuig dat zich voortbeweegt door met de vleugels te klapwieken. In plaats daarvan pleitte ik voor aerodynamisch vliegen, oftewel het glijden door de lucht met vaste, liftgenererende vleugels en voortgedreven door een motor.

Door de vorm van de vleugel legt de lucht aan bovenkant een langere weg af dan aan de onderkant. Dit zorgt voor een lagere druk aan de bovenkant van de vleugel dan aan de onderkant. Gevolg: de vleugel wordt omhoog gedrukt door de lucht onder de vleugel.

Daarnaast ben ik de uitvinder van de veiligheidsgordel.

 

Deze opdracht staat in het teken van veiligheid.

Bronnen:
nl.wikipedia.org/wiki/George_Cayley
nl.wikipedia.org/wiki/Veiligheidsgordel

Wat ga ik leren?

Leerdoelen

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • de werking van veiligheidsmaatregelen ter voorkoming van letsel in het verkeer (valhelm, autogordels, veiligheidskooi, kreukelzone, airbag, hoofdsteunen) toelichten aan de hand van het verlengen van de botstijd, het verdelen van de kracht en/of het verplaatsten van de kracht.
  • een constructie ontwerpen, bouwen, testen en verbeteren waarin ik veiligheidsmaatregelen verwerk.
  • de stopafstand uitrekenen als de reactieafstand en remweg gegeven is.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
  Activiteit
Waarnemen Ik ontwerp een constructie om een ei te beschermen bij een val van 4 m hoogte. Ik bekijk of ik constructie effectief is.  
Verklaren Ik gebruik begrippen als kracht, oppervlakte en druk om te verklaren of een constructie effectief is.
Theorie Ik bestudeer de theorie over veiligheidsvoorzieningen.
Verwerken Ik beantwoord de verwerkingsvragen.
Terugkijken Ik kijk terug op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht staat ongeveer 3 uur.

Aan de slag

Stap 1: Waarnemen

Bij sport is veiligheid altijd een belangrijk aandachtspunt. Wielrenners en autocoureurs zijn bijvoorbeeld verplicht om een helm te dragen en boksers zijn verplicht om bokshandschoenen te dragen. In de Formule-1 is recentelijk de 'halo' ingevoerd om de sport nog veiliger te maken.

Je gaat zelf een constructie ontwerpen die een botsing kan doorstaan. Omdat het in het lokaal te lastig is om botsproeven te doen, gebruiken we een ei als model.

Ontwerp een constructie om te voorkomen dat een ei vanaf 4 meter hoogte kapot valt.

Je wordt beoordeeld op:

  • Effectiviteit: Het ei blijft heel.
  • Grootte van de constructie. De gehele constructie past in een schoenendoos.
  • Realiseerbaarheid: Je maakt gebruik van huis-, tuin- en keukenmaterialen.
  • Creativiteit. Ter beoordeling van je docent.

Bekijk hier waar je op beoordeeld wordt.
Je wordt als volgt beoordeeld. De helft van de punten worden bepaald door de effectiviteit van de constructie.

  Goed Voldoende Beginner
Effectiviteit Het ei valt niet kapot bij een hoogte van 5 m Het ei valt niet kapot bij een hoogte van 4 m Het ei valt kapot bij een hoogte van 4 m
Formaat De gehele constructie past met gemak in een schoenendoos De gehele constructie past in een schoenendoos De constructie past niet in een schoenendoos
Creativiteit De constructie getuigt van creativiteit De constructie ligt redelijk voor de hand De constructie getuigt niet van creativiteit
Op tijd? Je hebt de opdracht te vroeg ingeleverd Je hebt de opdracht op tijd ingeleverd Je hebt de opdracht te laat ingeleverd
Realiseerbaarheid De constructie is volledig gebouwd met goedkopen en veelvoorkomende huis-, tuin- en keukenmaterialen De constructie is gebouwd met huis-, tuin- en keukenmaterialen De constructie is niet gebouwd met huis-, tuin- en keukenmaterialen


Lever je filmpje van de val van het ei in bij je docent. Zorg dat de ontworpen constructie duidelijk te zien is.

Stap 2: Verklaren

Stap 3: Theorie

Veiligheidsvoorzieningen

Bij sport is veiligheid erg belangrijk. De gevolgen van een botsing worden door veiligheidsvoorzieningen op drie manieren kleiner gemaakt:

  • De botstijd wordt verlengd. De krachten worden dan als het ware over een langere periode uitgesmeerd en zijn dan kleiner.
  • De kracht wordt verdeeld. Door de kracht over een grotere oppervlakte te verdelen wordt de druk kleiner.
  • De kracht wordt verplaatst. Kwetsbare delen worden beschermd door de kracht te verplaatsen.

Een verkeersongeluk is niet altijd te voorkomen.
Om de schade als gevolg van een verkeersongeluk zo klein mogelijk te laten zijn, zijn er in een auto verschillende veiligheidsvoorzieningen getroffen.

Voorbeelden van deze veiligheidsvoorzieningen zijn:
A bumper
B kreukelzone
C airbags
D veiligheidsgordels
E hoofdsteunen

Een veiligheidsgordels heeft drie functies:

  • Veiligheidsgordels verlengen de botstijd.
    Dat komt, omdat de gordel uitrekt. Hierdoor wordt de kracht op je lichaam kleiner. Veiligheidsriemen moeten sterk zijn, om niet kapot getrokken te worden door de grote kracht. Ook moeten ze elastisch zijn om zo de botstijd te vergroten.
  • Veiligheidsgordels verdelen de kracht.
    Ze zorgen er voor dat de krachten verdeeld worden over een groter gedeelte van je lichaam.
  • Veiligheidsgordels verplaatsen de kracht.
    Als laatste zorgt een gordel ervoor dat je hoofd bij een botsing niet tegen de voorruit of het stuur klapt. De gordel verplaatst de kracht naar je lichaam en dat is minder kwetsbaar dan je hoofd.

Remweg

De remweg is de afstand die een voertuig aflegt terwijl er wordt geremd. De remweg is afhankelijk van:

  • de snelheid waarmee het voertuig rijdt als het remmen begint.
    Bij een hogere snelheid zal de remweg groter zijn dan bij een lagere aanvangssnelheid.
  • de remvertraging.
    Hoe groter de remvertraging hoe kleiner de remweg.
    De remvertraging hangt af van de soort auto en de stroefheid van het wegdek.

Stopafstand

De stopafstand is de afstand die het voertuig nodig heeft om tot stilstand te komen vanaf het moment dat de bestuurder een gevaar waarneemt.

Reactieweg

De stopafstand is groter dan de remweg omdat de bestuurder na het waarnemen van het gevaar nog enige tijd nodig heeft om tot actie over te gaan: de reactietijd. Tijdens de reactietijd rijdt het voertuig gewoon door. De afstand die hierbij wordt afgelegd is de reactieweg.

Er geldt: stopafstand = reactieweg + remweg

Stap 4: Verwerken

Stap 5: Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Voor de opdracht staat ongeveer 3 uur. Klopt die tijdsinschatting?
  • Waarnemen
    Vond je het leuk om een constructie te bedenken?
    Was je constructie effectief?
  • Verklaren
    Kon je eenvoudig verklaren waarom je constructie wel of niet werkte?
    Heb je de twee video's bekeken?
  • Verwerken
    Ging het beantwoorden van de verwerkingsvragen goed?

Afsluiting

Samenvatten

Maak een samenvatting van de leerstof in 1-2 A4’tjes.
Besteed hier ongeveer een uur aan.

Kijk bij elk van de vier hoofdstukken Druk, Hefboom, Snelheid en Veiligheid naar de leerdoelen en verwerk alle leerdoelen in je samenvatting.

Oefentoets

Examenopgaven

Op deze pagina vind je enkele examenvragen uit examens van vorige jaren.
De vragen sluiten zo goed mogelijk aan bij de onderwerpen van deze opdracht.

Maak bij het beantwoorden ook gebruik van wat je al eerder geleerd hebt.
Als je de vraag niet kunt beantwoorden, probeer het dan later opnieuw.
Nadat je de vragen beantwoord hebt, kun je de vraag zelf nakijken en je score aangeven.

VMBO GT NaSk-1 Soorten krachten

NaSk-1 Soorten krachten Vraag 22

VMBO GT NaSk-1 Hefbomen

NaSk-1 Hefbomen Vraag 9

VMBO GT NaSk-1 Katrollen

NaSk-1 Katrollen Vraag 19

VMBO GT NaSk-1 Snelheid

NaSk-1 Snelheid Vraag 23

VMBO GT NaSk-1 Krachten in beweging

NaSk-1 Krachten in beweging Vraag 20

VMBO GT NaSk-1 Traagheid

NaSk-1 Traagheid Vraag 16

VMBO GT NaSk-1 Verkeersveiligheid

NaSk-1 Verkeersveiligheid Vraag 41

VMBO GT NaSk-1 Druk

NaSk-1 Druk Vraag 22

VMBO GT NaSk-1 Krachten en bewegen

NaSk-1 Krachten en bewegen Vraag 26

VMBO GT NaSk-1 Arbeid en bewegen

NaSk-1 Arbeid en bewegen Vraag 25


Meer oefenen?
Ga naar ExamenKracht en oefen op onderwerp of hele examens.

Terugkijken

Je hebt aan het eind van iedere opdracht al even teruggekeken. Nu ga je terugkijken op het gehele thema.

Neem de onderstaande zinnen over in je logboek en zet je antwoorden achter de vragen.

  1. Ik geef het thema "Kracht en bewegen" het volgende cijfer: ...
  2. Waar heb je veel van geleerd? Schrijf eventueel ook op wat je geleerd hebt.
  3. Waar heb je weinig aan gehad? Wat kan beter?
  • Het arrangement Thema 5: Kracht en bewegen is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-11-25 11:38:56
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor NaSk voor VMBO KB. De volgende onderdelen worden behandeld: hoe druk ontstaat vanuit de werking van krachten, de werking van een hefboom, hoe krachten het bewegen van voorwerpen beïnvloeden en de rol van krachten bij veiligheidsmaatregelen.
    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 3; VMBO theoretische leerweg, 4; VMBO theoretische leerweg, 3; VMBO gemengde leerweg, 4;
    Leerinhoud en doelen
    Ruimte; Natuurkunde;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    15 uur 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, beweging, druk, hefboom, krachten, nask, rol van krachten, stercollectie, veiligheidmaatregelen, vmbo kb

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content NaSk. (2020).

    Druk vmbo234

    https://maken.wikiwijs.nl/165260/Druk_vmbo234

    VO-content NaSk. (2020).

    Hefboom vmbo234

    https://maken.wikiwijs.nl/165261/Hefboom_vmbo234

    VO-content NaSk. (2020).

    Snelheid vmbo234

    https://maken.wikiwijs.nl/165262/Snelheid_vmbo234

    VO-content NaSk. (2020).

    Veiligheid vmbo234

    https://maken.wikiwijs.nl/165263/Veiligheid_vmbo234

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Kracht en beweging

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.