Tuinkers Project
Inleiding
Nederland exporteert veel tomaten en
komkommers. Die worden geteeld in kassen. Er
wordt veel onderzoek gedaan naar manieren om de
opbrengst te verhogen. Van belang zijn het aandeel
van de zaden dat ontkiemt, de groeisnelheid en de
hoeveelheid vruchten en de rijping daarvan.
Er zijn allerlei factoren die daar invloed op hebben: de temperatuur, de hoeveelheid licht, de hoeveelheid vocht (water), stoffen die remmend werken, stoffen die bevorderend werken, de grondsoort, .... (verzin maar).
Je kunt dit onderzoeken.
Het is de bedoeling dat je ook zo’n onderzoek gaat doen. En dat je na afloop rapporteert over wat je gevonden hebt. De informatie hierover vind je in deze opdracht.
Opdracht
Wat moet je doen?
Je gaat dus onderzoek doen aan de ontkieming van zaden en groei van de ontstane planten. Dat kan zeker in het geval van tomaten en komkommers een langdurige zaak worden. Daarom doen we het eenvoudiger. We nemen zaden die vlot ontkiemen zoals tuinkers, erwten of bonen. En we volgen niet het hele groeiproces tot de ontstane plantjes in bloei komen, want dat zou te lang duren. Twee a drie weken onderzoek is waarschijnlijk genoeg.
Je zult ook een keus moeten maken in de factoren die je wilt gaan onderzoeken, dus:
- hoeveelheid licht of
- temperatuur of
- hoeveelheid vocht of
- groeibevorderende stoffen, bijvoorbeeld pokon, (kunst)mest of
- remmende stoffen, mogelijke voorbeelden: zeep, spiritus, bleekwater, zout, olie,
bestrijdingsmiddelen, ........... (bedenk zelf maar) of
grondsoort of voedingsbodem.
Je kunt verschillende grondsoorten kiezen of verzamelen (klei, zand, veen, potgrond) maar je kunt ook denken aan hele speciale voedingsbodems: natte watten, vloeipapier, papieren servetten, papieren luiers, ...... keus genoeg.
De manier waarop je de zaden laat kiemen kan ook verschillen. Kijk maar naar de plaatjes.
Je ziet: er zijn vele mogelijkheden en dus kan het lastig kiezen zijn.
Ter voorbereiding kun je ook informatie verzamelen, zodat je beter kunt kiezen. Maar er is niks mee om je onderzoek wat grootser aan te pakken en je op meer dan één factor te richten. In ieder geval moet je bij je resultaten ook onderscheid maken tussen het kiemingspercentage en de daarop volgende groei en ontwikkeling.
Als je wilt kun je ook een vergelijkend onderzoek doen: je laat bijvoorbeeld bonen en erwten kiemen en let op de verschillen. Je vergelijkt dan het kiemgedrag van deze twee zaden met elkaar.
Hoe ga je het aanpakken
Maak een plan van wat je wilt gaan onderzoeken en bespreek dit met je docent. Wat ga je doen, in welke volgorde en wat heb je daarvoor nodig aan spullen. Als het goed is moet je tijdens je onderzoek er voor zorgen dat er steeds maar één factor varieert of verschilt, terwijl de rest hetzelfde blijft. Hoe zorg je daar voor? En als je iets wilt meten, zoals temperatuur, concentratie of lengte van de plantjes, hoe doe je dat dan en wat heb je er voor nodig? En wat zou er mis kunnen gaan?
Je ziet dat je vooraf aan een heleboel zaken tegelijk moet denken voor je echt aan de slag kunt. Dat hoort thuis in je werkplan dat je bespreekt met je docent.
Als steuntje hebben we een invulschema voor een werkplan toegevoegd.
Maak ook een tijdschema, wat betekent dat je ongeveer moet weten hoe lang je bezig zult zijn met alle stappen van je onderzoek. Het spreekt vanzelf dat je ook aantekeningen maakt van wat je steeds gedaan hebt en wat je aan resultaten vindt. Dat heet een logboek. Je logboek is een nuttig hulpmiddel om samen met je docent over het verloop van je onderzoek te praten. En het is een belangrijke bron voor het verslag dat je later over je onderzoek gaat maken.
Het logboek
In je logboek houd je bij wat je wanneer (datum!) gedaan hebt, hoe en wat daarbij je waarnemingen en resultaten waren.
Tekeningen en beschrijvingen van de kieming en groei van de zaden zijn welkom. Zo krijg je een film van de ontwikkeling van je kiemplantje.
Vergeet niet te meten lengte van de wortels en stengel en te tellen hoeveel zaden ontkiemen, hoeveel blaadjes.
Noteer dit in tabelvorm en daar later lijngrafieken van maken. Dit mag zowel op papier als Excel. Maar zorg er voor dat die in je verslag komt.
Waar kun je je informatie vinden?!
Kom je er even niet uit of heb je geen inspiratie? Kijk dan naar de onderstaande tip en link.
www.digischool.nl/bioplek/index.html of gebruik google.com als zoekmachine met de trefwoorden kiemproeven en onderzoek.
Kom je er dan nog niet uit. Mag je me altijd mailen op onderstaande adres. In de mail moet dan minimaal komen te staan een duidelijke omschrijving van je vraag en wat je er zelf al aan hebt gedaan om je vraag te proberen te beantwoorden.
s.booij@nordwincollege.nl
Werkplan
Titel:
|
1 Onderwerp
Inleiding, beschrijving
|
|
2 Probleemstelling/vraag (wat ga je onderzoeken)
|
|
3 Uitvoering/werkplan
Hoe ga je de opdracht doen?
|
|
4 Benodigdheden
Wat nodig aan hulp, bronnen, spullen en informatie?
|
|
5 Verwachtingen uitkomsten, problemen e.d.
|
|
6 Documentatie
Hoe ga je resultaten en het verloop van de opdracht vastleggen
|
Logboek,
|
7 Verwerking
Hoe ga je de resultaten verwerken?
|
Verslag,
|
8 Rapportage
Hoe ga je je resultaten na afloop laten zien?
|
Tabel + Grafiek
|
9 Planning
Tijdschema (wanneer doe je wat?)
|
|
Tips and Tricks
Zorg er voor dat je verslag er goed uit ziet en vlot en plezierig leest. Let op de volgende punten:
1. Typen of schrijven:
Typ het verslag met een tekstverwerker. Als dat problemen geeft kun je ook schrijven maar doe dat dan wel duidelijk. Maak gebruik van papierformaat A4, en gebruik maar één kant van het papier. Voorkom doorhalingen. Vermijd al te lange zinnen en maak gebruik van leestekens. Vraag iemand uit je directe omgeving (een familielid of vriendje) om het verslag door te lezen voordat je het inlevert. Zo voorkom je domme fouten.
2. Eigen tekst:
Schrijf je tekst zelf. Schrijf dus niet hele stukken over uit boeken. Ook aan het pikken van teksten op internet heb je weinig en meestal heeft je docent dat snel door. Het moet jouw verslag worden. Als je tekst aanhaalt, vermeld je dat.
3. Bladspiegel:
Dit betreft de indeling van de bladzijde. Zorg voor voldoende ruimte aan boven-, onder- en zijkant (kantlijn). Een bladzijde met tekst van boven- tot onderaan ziet er niet aantrekkelijk uit.
Maak gebruik van alinea’s, zodat op het eerste gezicht duidelijk is wat bij elkaar hoort. Witte ruimten geven bovendien rustpunten tijdens het lezen.
Maak gebruik van vet, cursief en onderstrepingen, maar niet te veel en alleen om iets te accentueren.
4. Hoofdstukken:
Geef duidelijk aan wanneer je met een nieuw hoofdstuk of een nieuwe paragraaf begint. Begin elk hoofdstuk op een nieuwe bladzijde.
5. Illustraties, plaatjes:
Een beeld zegt meer dan 1000 woorden. Dus zijn schema’s, tabellen, grafieken, tekeningen en plaatjes heel nuttig. Ze moeten wel een functie hebben, dus verfraaien hoeft niet. Voorzie ze van een nummer en een onderschrift, zodat je er in de tekst naar kan verwijzen.
Het schrijven van een verslag van je onderzoek
Een goede indeling is:
1. Titelpagina:
De titel is kort en geeft in een paar woorden weer wat het onderwerp is. Vermeld ook je naam, klas en datum.
2. Inhoudsopgave:
Kort overzicht van de inhoud. Wat staat op welke bladzijde.
3. Inleiding:
Hierin geef je aan waarom je het onderzoek deed. Op wat voor vragen wilde je een antwoord of welke problemen wilde je oplossen. Wat waren je verwachtingen?
4. Uitvoering:
Een korte beschrijving met tekeningen of foto’s van hoe je de proef hebt uitgevoerd. Dat moet ongeveer overeenkomen met je werkplan, maar er zullen vast verschillen zijn doordat een opdracht meestal een beetje anders verloopt dan je van tevoren had bedacht.
5. Resultaten:
Wat heb je gevonden en ontdekt. Vaak kan dit goed in tabelvorm en dat geldt zeker voor de uitkomsten van metingen.
Tekeningen en grafieken zijn een belangrijke aanvulling.
6. Conclusies:
Geef aan welke conclusies volgen uit je resultaten. Verklaringen zijn ook mogelijk.
7. Bronnen
en of hulpmiddelen: Wat heb je gebruikt aan boeken of andere informatiebronnen, bijvoorbeeld internet. Maak daar een lijstje van.
Van de boeken moet je de naam van de auteur, de titel en de uitgever noemen. En wat heb je gebruikt om je verslag te maken. Denk aan Word, Excel, etc…
8. Terugblik:
Wat vond je van je opdracht. Wat ging goed en wat ging slecht. Wat vond je moeilijk. Wat heb je er van geleerd. Wat zou je een volgende keer anders doen.
Rubric
Beoordelingsformulier Experiment Tuinkers.
|
Punten maximaal
|
Punten
|
- Titelpagina
|
5
|
|
- Inhoudsopgave
|
10
|
|
- Inleiding
|
5
|
|
- Uitvoering
|
25
|
|
- Resultaten
|
15
|
|
- Conclusies
|
15
|
|
- Bronnen
en of hulpmiddelen
|
5
|
|
- Terugblik
|
10
|
|
- Netjes?
|
10
|
|
Totaal:
|
100
|
|