Module 4 - Grenzen Verleggen

Inleiding: grenzen verleggen

Vooraf

Welkom op de wereld! Heb je wel eens goed naar de wereldkaart gekeken? Welke dingen vallen je op? Kijk eens goed naar de grenzen in Noord Afrika; waarom zijn sommige grenzen zo recht terwijl andere grenzen duidelijk niet met een liniaal zijn getekend. En wie heeft die grenzen eigenlijk gemaakt?

Als je een oude kaart bekijkt zien die grenzen er weer heel anders uit. Besluiten mensen dat met elkaar? En heb je wel eens gekeken naar de vlaggen van bijvoorbeeld Engeland en Australië? Waarom lijken die zo op elkaar? Leuk al die kaarten en vlaggen, maar in al die landen wonen natuurlijk mensen. Zijn die mensen echt zo anders als ze in een ander land wonen? Als we op vakantie gaan naar Spanje dan voelt het alsof mensen heel anders zijn dan hier, maar als je een stap buiten Europa zet dan merk je opeens hoeveel we in Europa eigenlijk op elkaar lijken.

Op vakantie gaan doen we natuurlijk allemaal graag. Heb jij ook zo’n scratchmap thuis waarop je kunt aangeven waar je allemaal al geweest bent? En heb je nu toevallig al plannen om te gaan backpacken als je straks klaar bent op het Ashram? Waar wil je dan naartoe en hoe kom je er eigenlijk achter hoeveel die reis gaat kosten? Misschien moet je ook nog uitzoeken hoe warm het daar is zodat je weet welke kleren je kunt inpakken. En hoe kom je er achter of het wel veilig is in een land? Niemand heeft zin om op het strand te liggen terwijl de kogels om je oren vliegen. En wat doen we met mensen die niet meer in hun land willen blijven als ze vrezen voor hun leven? Moeten we ze daar helpen? Mag dat wel als de baas van dat land ons daar niet wil hebben? En wat als ze naar Nederland willen komen? Goed, de wereld dus. Ga je mee grenzen verleggen?

 

Planning

Planning
1

Uitleg grote opdracht: organiseren WERELDMARKT

  • groepjes maken (Deelopdracht 2)
  • Oriëntatie op verschillende landen

         

Kies per continent een land en zoek op:

  • Nationale sport
  • Populair gerecht
  • Typische muziek
  • Klederdracht
  • De baas
  • Bekende personen / gebouwen
  • Munteenheid
  • Feestdagen
  • Bekend bedrijf
  • Twee eigen ‘speciale’ weetjes van jouw land
Plak het allemaal op een poster (of maak een digitale presentatie) en presenteer het aan de rest.
2

Ontdekkers & hervormers

Een wereld in beeld
Wat is toerisme en vakantie? Levo en Levokwesties Basis economie (Behoefte + keuzes maken)
3 Een zoektocht naar een nieuwe route Toerisme vroeger en nu

Genderongelijkheid

Saudi-Arabië
Budgetlijnen
4 Kampweek
5 Ontdekking van een nieuwe wereld Complementariteit van vakantiegebieden (cultuur)

Schoonheidsidealen

Brazilië
Begroting opstellen
6 Een gouden rijk Complementariteit van vakantiegebieden (klimaat en landschap)

Schoonheidsidealen

Brazilië: enquête voorbeeld

Wisselkoersen

7

- Land kiezen en laat jouw keuze invullen in het googledrive document door jouw docent. (Deelopdracht 2)

- Planning / taakverdeling / werkafspraken (Deelopdracht 3)

- Oriënteren en informatie verzamelen (Deelopdracht 4)
8 Inhoud van de webpagina’s vaststellen en schrijven (Deelopdracht 5)
9 Herfstvakantie
10 Inhoud van de webpagina’s vaststellen en schrijven (Deelopdracht 5)
11
12
13 Website vormgeven (Deelopdracht 6)
14 Peerfeedback geven, ontvangen en verwerken (Deelopdracht 7)
15

Kraampje voor wereldmarkt vormgeven (Deelopdracht 8)

16

Herstelweek voor eventuele achterstanden

(beoordeling deelopdrachten door docenten)

(docenten bepalen of er mag worden deelgenomen aan de wereldmarkt)
17

Herstelweek voor eventuele achterstanden

(beoordeling deelopdrachten door docenten)

(docenten bepalen of er mag worden deelgenomen aan de wereldmarkt)
18 Land presenteren tijdens wereldmarkt (woensdag van 18:00u tot 19:30u)
19 Buffelweek

 

 

Leerdoelen

Algemeen = samenwerken Janny mailen waar = longscan?

  • Ik kan gezamenlijk een doel realiseren en anderen daarbij aanvullen en ondersteunen
  • Ik kan samenwerken
  • Ik kan een begroting opstellen
  • Ik kan uitleggen waar geld voor gebruikt wordt.
  • Ik kan uitleggen dat beperkte middelen dwingt tot het maken van keuzes
  • Ik kan vertellen wat vreemde valuta zijn en waarvoor ze gebruikt worden
  • Ik kan een budgetlijn tekenen (havo + vwo)
  • Ik kan rekenen met wisselkoersen (vwo)
  • Ik kan de verschillende klimaten beschrijven en verklaren
  • Ik kan de complementariteit van vakantiegebieden bepalen
  • Ik kan toerisme en vakantie van vroeger en nu van Nederlanders beschrijven en verklaren

Rubrics

Rubric leerdoelen geschiedenis:

Leerdoelen

beginnend

(reproductie)

in ontwikkeling

(toepassen)

gevorderd

(inzicht)

expert

(verdieping/ verbreding)

continuïteit en verandering Je onderscheidt wat veranderd is of hetzelfde is gebleven Je onderscheidt wat veranderd is of hetzelfde is gebleven aan de hand van voorbeelden Je onderscheidt wat veranderd is of hetzelfde is gebleven aan de hand van voorbeelden en je kunt hier uitleg over geven Je onderscheidt wat veranderd is of hetzelfde is gebleven aan de hand van voorbeelden die je kunt uitleggen en je kunt een koppeling maken met andere tijdvakken en het heden

 

Rubric leerdoelen aardrijkskunde:

Leerdoelen

beginner

(reproductie)

in ontwikkeling

(toepassen)

gevorderd

(inzicht)

expert

(verdieping/ verbreding)

Ik weet welke vakantielanden in Europa aantrekkelijk zijn voor toersien.

Kun je de drie populairste vakantielanden binnen Europa noemen.

Kun je verklaren welke soort vakanties je kunt doen in deze landen.

Kun je verklaren waarom deze landen de meeste toeristen aantrekken.

Kun je verklaren waarom deze landen de meeste toeristen aantrekken voor zowel het winter- als het zomerseizoen.

Ik ken de verschillen tussen toerisme vroeger en nu

Je kunt de twee belangrijke verschillen tussen vakanties vroeger en nu beschrijven.

Je kunt een verklaring geven voor de verschillen tussen vakanties vroeger en nu.

Je kunt twee belangrijke verschillen tussen vakanties vroeger en nu verklaren.

Je kunt twee belangrijke oorzaken beschrijven en verklaren waardoor het vakantiegedrag de afgelopen 50 jaar is veranderd.

Ik kan de complementariteit van vakantiegebieden beschrijven

Je kunt beschrijven wat wordt bedoeld met de complementariteit van een vakantiebestemming.

Je kunt van elke complementariteit van een vakantiegebied een voorbeeld noemen in Europa.

Je kunt drie voorbeelden van elke complementariteit van een vakantiegebied noemen.

Je kunt drie voorbeelden van elke complementariteit van verschillende landen in Europa noemen.

Ik kan de ligging van de klimaatzones verklaren

Je kunt de verschillende klimaten in Europa aanwijzen op de kaart.

Je kunt de eigenschappen van de verschillende klimaten in Europa noemen.

Je kunt redenen voor de klimaatverschillen tussen verschillende gebieden in Europa noemen.

Je kunt redenen voor de klimaatverschillen tussen verschillende gebieden in Europa noemen en verklaren.

 

Leerdoelen levensbeschouwelijke vorming

1. Ik kan twee (uitgewerkte) voorbeelden geven van levensbeschouwelijke kwesties in andere landen.
2. Ik kan de zes groepen levensvragen verbinden met levensbeschouwelijke kwesties.
3. Ik kan (minimaal twee) kenmerken noemen van het hedendaagse, westerse schoonheidsideaal.
4. Ik kan een voorbeeld geven van een niet-westers schoonheidsideaal.
5. Ik kan een beargumenteerd standpunt innemen over cosmetische chirurgie in Brazilië.

6. Ik kan een argument voor en tegen de stelling geven, dat Nederland geen voetbalstadions zou moeten bouwen in Saoedi-Arabië.

7. Ik kan onderzoeken hoe mensen denken over een zelf gekozen levensbeschouwelijke kwestie a.d.h.v. een enquête.

Leerdoelen economie:

Leerdoel

Beginner

(reproductie)

In ontwikkeling

(toepassen)

Gevorderd

(inzicht)

Expert

Verdieping/ verbreding)

Ik kan uitleggen dat beperkte middelen dwingen tot het maken van keuzes.

 

( subkern keuzes maken)

Ik begrijp dat economie gaat over het maken van keuzes en je kan met voorbeelden toelichten dat je niet alles kunt kopen met een beperkt inkomen

Ik kan de spanning verklaren tussen behoeften en beperkte middelen

Ik kan de spanning verklaren tussen behoeften en beperkte middelen en de gevolgen hiervan toelichten

Ik kan leerdoel 1 foutloos aan leerlingen en/of docent uitleggen en toepassen

Ik kan uitleggen dat beperkte middelen dwingen tot het maken van keuzes.

 

(subkern consumeren)

Ik kan een huishuidboekje opstellen en dit sluitend maken

Ik begrijp dat binnen gezinnen en bedrijven overeenkomsten bestaan in het maken van economische beslissingen

Ik kan verklaren dat binnen gezinnen en bedrijven overeenkomsten( en verschillen) bestaan in het maken van economische beslissingen

Ik kan leerdoel 1 foutloos aan leerlingen en/of docent uitleggen en toepassen

Ik kan verklaren waarom er sprake is van korte termijn schommelingen in economische activiteiten

 

(subkern wisselkoers)

Ik kan een buitenlands product omrekenen naar euro’s, dollars of andere valuta

Ik kan uitleggen dat het aanbod van en de vraag naar een valuta de wisselkoers bepaalt en je kan dit rekenkundig toelichten

Ik kan uitleggen dat het aanbod van en de vraag naar een valuta de wisselkoers bepaalt en je kan dit rekenkundig toelichten

Ik kan leerdoel 8 foutloos aan leerlingen en/of docent uitleggen en toepassen

Ik kan relevante rekenkundige en grafische vaardigheden en formules toepassen

( subkern Ik kan  vergelijkingen en grafieken gebruiken bij economische vraagstukken)

Ik kan werken met assenstelsels

( budgetlijn verklaren uit een grafiek

Ik kan werken met assenstelsels

(budgetlijn verklaren uit een grafiek en het tekenen ervan plus waarom de lijn kan verschuiven van plaats  )

Ik kan werken met assenstelsels

(budgetlijn verklaren uit een grafiek en het tekenen ervan plus waarom de lijn kan verschuiven van plaats)

Ik kan leerdoel V1 foutloos aan leerlingen en/of docent uitleggen en toepassen

1. Toerisme en vakantie

Vooraf

Waar ga jij meestal heen op vakantie?

Leerdoelen
Aan het eind van de opdracht:

  • kun je de begrippen toerisme, vakantie, (dag)recratie en zakelijk toerisme omschrijven.
  • kun je met behulp van voorbeelden duidelijk maken wat het verschil is tussen een actieve en een passieve vakantie.
  • kun je beschrijven wat het verschil is tussen het hoogseizoen en het laagseizoen.
  • kun je uitleggen wat wordt verstaan onder massatoerisme.
  • kun je twee de drie populairste vakantielanden binnen Europa noemen.
  • kun je een voorbeeld van een land in Europa noemen dat door Nederlanders vaker in de winter wordt bezocht dan in de zomer.


Eindproduct
Je maakt samen met een klasgenoot een eindproduct met als titel
'Verschillende vormen van toerisme'.
In jullie eindproduct brengen jullie de verschillende vormen van toerisme in beeld.

 

Activiteiten

Stap Groepsgrootte   Activiteit
Stap 1     Alleen Kennisbank over toerisme bestuderen en vragen beantwoorden.
Stap 2 Alleen Vragen beantwoorden over nederlanders op vakantie en nakijken met behulp van een bron.
Stap 3 Alleen Vragen over bron beantwoorden.
Stap 4 Samen (2-3) Eindproduct maken over verschillende soorten toerisme.

 

Benodigdheden
Chromebook, Google Docs & SMART amp.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Stap 1 - Wat is toerisme?

Toerisme
Bestudeer in de Kennisbank de drie pagina's met informatie over vormen van toerisme.

KB: Toerisme

Gebruik de informatie voor het beantwoorden van de vragen.

 

Toets:Toerisme

Stap 2 - Vakantie en Nederlanders

Vakantie van Nederlanders
Naar welke landen, denk jij dat veel Nederlanders op vakantie gaan?
Schrijf drie landen op. Vergelijk de landen die je opgeschreven hebt met de landen die je buurman/buurvrouw heeft opgeschreven.
Hebben jullie dezelfde landen opgeschreven?

Op het plaatje in de 'Bron' zie je naar welke landen Nederlanders op vakantie gaan.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Schrijf de 3 populairste vakantielanden op.
Had jij deze drie landen goed geraden?

Stap 3 - Winter- en zomervakanties

Winter- en zomervakanties
Naar welke landen gaan Nederlanders zoal op vakantie?
De meeste landen worden vaker in de zomer bezocht dan in de winter.
Maar dat geldt niet voor alle landen.

In de bron zie je van zeven landen (België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Oostenrijk, Spanje en Turkije)
hoeveel Nederlandse toeristen ze trekken.

 

 


Stap 4 - Eindopdracht I

Eindproduct

Je gaat samen met een klasgenoot aan de slag met het maken van een collage. Jullie gaan een manier bedenken om de verschillende vormen van toerisme in de wereld in beeld te brengen.
Bedenk samen een leuke manier om de verschillen tussen zakelijk toerisme, dagrecreatie en vakantie in beeld te brengen en leg dit uit.

Opdracht:
Maak een (foto)collage van de verschillende vormen van toerisme.

Groepsgrootte:

Twee tot drie leerlingen.

Gereedschapskist: Collage

Log in op SMART amp en maak een workspace voor je groepje om je collage in te maken.

 

Afronden:

Kijk nog eens goed naar jullie eindproduct.

  • Laat jullie eindproduct zien welke vormen van toerisme er zijn?
  • Ziet jullie eindproduct er verzorgd uit?
  • Is de uitleg compleet?
  • Bevat jullie eindproduct niet te veel taalfouten?


Tevreden?
Deel de workspace met de docent en laat jullie eindproduct beoordelen door jullie docent.

Begrippen

Toerisme
Het reizen in een andere omgeving dan de omgeving waarin je woont.
Vakantie
Voor je plezier reizen.
 
Dagrecreatie
Gewoon een dagje van huis.
Zakelijk toerisme
Reizen voor je werkgever of voor je studie.
Actieve vakantie
Bij een actieve vakantie ben je veel op pad om dingen te zien of ergens aan mee te doen. Dit kan op sportief of cultureel gebied zijn.
Passieve vakantie
Ben je op een passieve vakantie dan doe je het juist rustig aan en geniet je van je directe omgeving. Een zon- of strandvakantie is daarvan een goed voorbeeld.
Korte vakantie
Een korte vakantie duurt minimaal één nacht en maximaal drie nachten.
Lange vakantie
Bij een lange vakantie ben je minstens vier nachten achter elkaar van huis.
 
Massatoerisme
Dit is grootschalig toerisme. Er zijn dan veel mensen tegelijk als toerist op dezelfde plek.
Dubbelseizoen
Twee drukke perioden voor het toerisme: in de zomer en in de winter.
 
Hoogseizoen
Periode waarin de meeste mensen op vakantie gaan.
 
Laagseizoen
De periodes om het hoogseizoen heen waarbij er een stuk minder mensen op vakantie gaan.
Recreatie
Recreatie is alles wat je in je vrije tijd doet buiten je eigen huis.

 

Stap 3

  1. België
  2. Frankrijk
  3. Spanje
  4. Oostenrijk
  5. Duitsland
  6. Italië
  7. Turkije

2. Vakantie vroeger en nu

Vooraf

Waar gingen jouw opa en oma vroeger heen op vakantie?

Leerdoelen
Aan het eind van deze opdracht:

  • kun twee belangrijke verschillen tussen vakanties vroeger en nu beschrijven.
  • kun je twee belangrijke oorzaken beschrijven waardoor het vakantiegedrag de afgelopen 50 jaar is veranderd.


Eindproduct
Je houdt twee interviews.
Je interviewt iemand van 70 jaar of ouder.
En je houdt een interview met iemand die tussen de 30 en 40 jaar is.
Beide interviews gaan over vakantiegedrag.

Activiteiten

Stap Groepsgrootte     Activiteit
Stap 1       Alleen Kennisbank over vakantie bestuderen en vragen beantwoorden.
Stap 2 Alleen Vragen beantwoorden met behulp van bron over vakantiegedrag.
Stap 3 Samen Interviews voorbereiden.
Stap 4 Samen Interviews houden en uitwerken.
Stap 5 Samen Interviews vergelijken en inleveren via Google Classroom.

 

Benodigdheden
Chromebook, Google Docs, mobiele telefoon of digitale camera.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

Stap 1 - Toen en nu

Bestudeer in de Kennisbank de pagina's met informatie over:

KB: Vakantie vroeger en nu

Gebruik de informatie uit de Kenniskank voor het beantwoorden van de volgende vragen.

 

Toets:Vakantie toen en nu

Stap 2 - Vakantiegedrag

Vakantiegedrag in grafieken
In de bron 'Vakantiegedrag in grafieken' zie je vijf grafieken.
De grafieken vertellen iets over hoe en waarom het vakantiegedrag is veranderd.



 


Stap 3 - Eindopdracht II

A: Interview voorbereiden
Jullie gaan twee interviews afnemen.

Lees de gereedschapskist over het afnemen van een interview.

Gereedschapskist: Interview

Het eerste interview houden jullie met iemand van 70 jaar of ouder.
Het tweede interview met iemand die tussen de 30 en 40 jaar is.

Voordat jullie de interviews gaan afnemen,
bedenken jullie eerst welke vragen jullie gaan stellen.
Schrijf samen een aantal vragen die jullie zouden willen stellen.

Vinden jullie het lastig om vragen te verzinnen?
Kijk dan ook even naar de vragen op de volgende bladzijde.

Hieronder zie je een aantal vragen die jullie zouden kunnen stellen.

  1. Hoeveel vrije dagen had/heeft u?
  2. Hoe vaak ging/gaat u op vakantie?
  3. Waar ging/gaat u heen?
  4. Hoe ging/gaat u op vakantie? Met welk vervoersmiddel?
  5. In wat voor een accommodatie (hotel, huisje, tent) ging/gaat u op vakantie?
  6. Hoeveel geld gaf/geeft u ongeveer uit aan een vakantie?
  7. Wat is uw mooiste vakantieherinnering?

Maak nu jullie vragenlijst compleet.


 

B. Het interview houden en uitwerken.

Maak een afspraak met iemand van 70 jaar of ouder en maak een afspraak met iemand die tussen de 30 en 40 jaar is. Vertel duidelijk waarom je de personen wilt interviewen.

Neem opnameapparatuur en een camera mee naar het interview.
Houd het interview.

Werk de antwoorden op vragen uit.
Laat de uitwerking lezen aan degene die je geïnterviewd hebt.
Vraag om zijn of haar commentaar en verwerk dat.


 

C. Interviews vergelijken

 

Leg de twee interviews naast elkaar.
Welke verschillen worden zichtbaar?
Kijk naar:

 

  • het verschil in reisbestemming
  • het verschil in duur van de vakantie
  • de kosten van de vakantie
  • de accommodatie van de vakantie.
  • Schrijf de verschillen onder de interviews.

Klaar?
Lever de interviews in via Google Classroom en laat de interviews beoordelen door jullie docent.

Begrippen

Vakantie: vroeger en nu
  • Vakantieparticipatie is toegenomen: mensen gaan meer op vakantie. Vroeger was vakantie een luxeproduct dat maar voor weinig mensen was weggelegd.
  • Van vakantie in het binnenland naar vakantie in het buitenland: was er vroeger vooral binnenlands toerisme, nu gaan veel Nederlanders naar het buitenland.

     

Redenen verandering vakantiegedrag

  • Toename van welvaart en vrije tijd: mensen verdienen meer en kunnen daardoor makkelijker een vakantie betalen. Daarnaast hebben Nederlanders meer vrije tijd. Het aantal uur dat Nederlanders per dag werken is afgenomen.
  • Ontwikkeling op het gebied van vervoer en verkeer: het reizen met de auto, trein en vliegtuig is veel makkelijker geworden. Door de toename van mobiliteit kunnen we makkelijker en sneller naar het buitenland reizen.

3. Complementariteit

Vooraf

Als mensen op vakantie gaan naar een ander land, doen ze dat vaak vanwege de complementariteit. Oftewel vanwege het aantrekkelijke van het andere. En we letten dan op drie verschillende zaken:

  1. ander landschap
  2. ander klimaat
  3. andere cultuur

Bij cultuur gaat het dan over eten, sport, mode, muziek, dans, evenementen, bouwstijlen etc. Gebouwen als kerken, kathedralen, sportstadia etc. noemen we dan highlights. Welke highlights van Londen ken je bijvoorbeeld? Overleg je antwoord met een klasgenoot.

Leerdoelen:
Aan het eind van de opdracht:

  • kun je beschrijven wat wordt bedoeld met de complementariteit van een vakantiebestemming
  • kun je drie voorbeelden van elke complementariteit van een vakantiegebied noemen
  • kun je beschrijven wat wordt bedoeld met een highlight van een stad.
  • kun je uitleggen waarom een highlight belangrijk is voor een stad.
  • kun je drie voorbeelden van highligts van grote steden noemen.


Eindproduct

Je gaat samen met een klasgenoot een lijst maken met highlights van 20 verschillende vakantiebestemmingen. Deze opdracht maak je mbv SMART amp.

Activiteiten

Stap Groepsgrootte     Activiteit
Stap 1       Alleen Bron over highlights bekijken en vragen beantwoorden.
Stap 2 Alleen Vragen beantwoorden over highlights in Parijs, Barcelona en Thailand.
Stap 3 Alleen Vragen beantwoorden over de complementariteit van Thiland
Stap 4 Samen Collage van highlights van 20 verschillende vakantiebestemmingen maken en de complementariteit weergeven.


Benodigdheden
Chromebook en SMART amp.


Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

Stap 1 - Europese steden

Highlights
Op reis gaan is spannend en avontuurlijk.
Vooral als je naar een plek gaat die je nog niet kent.
Er staan je dingen te wachten die je je nog niet kunt voorstellen.
Je ontmoet nieuwe mensen met andere gewoonten.
En bezoekt vast een aantal bezienswaardigheden: highlights.

 


Even kijken of je van een aantal highlights al weet in welke stad ze staan?
Bekijk de bron en beantwoord de volgende vragen:

Toets:Highlights

Stap 2 - Highlights

Het belang van highlights
Highlights zijn vaak heel belangrijk voor het toerisme in een stad.
Hieronder staan twee highlights beschreven.
Weet jij om welke highlights (uit stap 1) het gaat?

  1. De …………………… trekt jaarlijks zo’n 7 miljoen (7.000.000) bezoekers!
    Het is een van de meest bezochte bezienswaardigheden van Frankrijk.
    Mede door de aanwezigheid van dit gebouw,
    is Parijs een van de meest favoriete bestemmingen voor een stedentrip.
  2. Barcelona is een aantrekkelijke bestemming voor een stedentrip.
    Shoppen, uitgaan, heerlijk eten en natuurlijk een bezoek aan het bekendste werk van Gaudi, de …………….. Aan deze kerk wordt al jarenlang gewerkt en hoewel sommigen zelfs zeggen dat de kerk nooit af zal komen, is het zeker een must see.

 

 

 



Figuur 1: Ao Nang Beach in Thailand
Thailand is een populair vakantieland. Ook voor de Nederlanders. Reizen naar Thailand in het Verre Oosten is niet 'ver' meer. Reizen naar o.a. Thailand wordt steeds goedkoper en dus betaalbaar voor meer mensen. Thailand is heel aantrekkelijk voor toeristen: een warm en zonnig klimaat, stranden met palmbomen, boeddhistische tempels en een vriendelijke bevolking. Je kunt er lekker onbezorgd vakantie houden.

Stap 3 - Thailand

Complementariteit van Thailand:

Boten bij Ao Nang beach, Thailand

Als mensen op vakantie gaan naar een ander land, doen ze dat vaak vanwege de complementariteit. Oftewel vanwege het aantrekkelijke van het andere. En we letten dan op drie verschillende zaken:

  1. ander landschap
  2. ander klimaat
  3. andere cultuur

Dus Nederlanders gaan graag naar een land als Thailand, vanwege de andere cultuur, het andere landschap en het andere klimaat.

Stap 4 - Eindopdracht III

Op zoek naar highlights

Maak samen met een klasgenoot een overzicht van ongeveer 20 steden en vakantiebestemmingen. De steden mogen Europese (hoofd)steden zijn, maar dat hoeft niet. Deze opdracht maak je mbv SMART amp. Je mag ook Google mymaps gebruiken.

 

Zoek op internet naar highlights van de verschillende vakantiebestemmingen.
Verzamel ook afbeeldingen van de verschillende highlights.
Mogelijk vallen er een aantal steden af omdat jullie van die steden geen highlights kunnen vinden, zoek dan een andere plek. Vermeld bij elke highlight wat de complementariteit is.

 

4. Klimaten

Vooraf

Je weet dat er vier verschillende klimaatzones op aarde zijn. In Nederland spreek je van een gematigd klimaat. Ook in Polen spreek je van een gematigd klimaat en toch zijn er verschillen tussen het weer in Nederland en het weer in Polen. In deze opdracht kijk je naar natuurlijke elementen die invloed hebben op het klimaat.

Leerdoelen
Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • enkele kenmerken van de vier verschillende klimaatzones noemen.
  • redenen voor klimaatverschillen tussen gebieden noemen en verklaren.


Eindproduct
Als eindproduct maak je een poster. Op de poster komt een wereldkaart met de klimaatzones. Bij iedere klimaatzone plaats je afbeeldingen van flora en fauna die goed passen bij de klimaatzone.

Beoordeling
Het eindproduct laten jullie beoordelen door jullie docent.
Jullie krijgen een goede beoordeling als:

  • de klimaatzones op de kaart aangegeven zijn.
  • de belangrijkste kenmerken van de zone op de poster staan.
  • per klimaatzone aangegeven is welke flora en fauna je er aantreft.
  • op de poster staat waar jij het liefst zou willen wonen.

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Informatie lezen over klimaatverschillen.
Stap 2 Alleen Verschillen in het weer onderzoeken met behulp van het internet.
Stap 3 Alleen Video bekijken, informatie lezen en de vraag over het land- en zeeklimaat beantwoorden.
Stap 4 Alleen + samen Video bekijken en weetjes over klimaatfactoren bedenken en vergelijken.
Stap 5 Alleen Toets Klimaten maken.


Benodigdheden

  • een Grote Bosatlas
  • overige materialen afhankelijk van het eindproduct


Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

Stap 1 - Klimaat

Klimaatinfo
Veelal worden er vier klimaatzones onderscheiden: de tropische zone, de droge zone, de gematigde zone en de koude zone.

Opdracht:
Hieronder zie je 11 steden.
Gebruik internet (bijvoorbeeld: www.klimaatinfo.nl) of een atlas om uit te zoeken in welke klimaatzone de steden liggen.

  • Zoek in de landenlijst op deze webpagina het land op waar de stad in ligt en klik op de naam van het land.
  • Dan verschijnt er een pagina met een lijst van steden in dat land. Klik op de naam van de stad die je wilt hebben.
  • Lees op de pagina die dan verschijnt de inleiding. Die geeft een indruk van het klimaat in de stad.
  • Gebruik je de Bosatlas 53e druk, raadpleeg de kaart ‘De aarde staatkundig’ op p. 190-191 en de kaart ‘Klimaatgebieden en zeestromen’ op p. 196.
  • Gebruik je de Bosatlas 54e druk, raadpleeg de kaart ‘De aarde staatkundig’ op p. 214-215 en de kaart ‘Klimaatgebieden en zeestromen’ op p. 222.
1. Amsterdam 5. Parijs 9. Davos
2. Warschau 6. New York 10. Syndney
3. Buenos Aires 7. Los Angeles 11. Beijing
4. Tel Aviv 8. Tokio  


Bestudeer in de Gereedschapskist hoe je een tabel maakt en leg bovenstaande bevindingen vast in deze tabel.
Verwerk in de tabel volgende gegevens:

  • de naam van het land
  • de 11 steden
  • de volgens jou beste twee maanden van het jaar
  • van deze maanden de gemiddelde hoogste en laagste temperatuur
  • het gemiddeld aantal uren zon per dag in deze maanden
  • het gemiddeld aantal mm neerslag in deze maanden

Bestudeer vervolgens uit de Kennisbank het onderdeel over klimaatverschillen.

KB: Klimaatverschillen

Stap 2 - Het weer

Verschillen in weer
Amsterdam, Davos en Warschau liggen in dezelfde klimaatzone.
Toch zijn er grote verschillen tussen het weer in Amsterdam, het weer in Davos en het weer in Warschau.

Opdracht:
Ga naar www.klimaatinfo.nl en zoek informatie over het weer in deze drie steden. Vergelijk Amsterdam, Davos en Warschau op de volgende punten:

  • gemiddelde temperatuur in januari
  • gemiddelde temperatuur in juli
  • gemiddeld aantal uren zon per dag in januari
  • gemiddeld aantal uren zon per dag in juli
  • gemiddeld aantal mm neerslag per maand in januari
  • gemiddeld aantal mm neerslag per maand in juli

Zet ook deze verschillen in een overzichtelijke tabel.
Schrijf een aantal redenen op waardoor het weer tussen deze drie steden verschilt.

Stap 3 - Klimaatfactoren I

Er bestaan op aarde meer klimaten. Welk klimaat er in een bepaald gebied heerst, hangt af van drie zaken, de natuurlijke elementen:

  • Ligt het gebied dicht bij de evenaar of juist dicht bij de polen?
  • Ligt het gebied dicht bij de zee of juist niet?
  • Ligt het gebied in een dal of in de bergen?

Bekijk het volgende filmpje op schooltv.

Video: De zon geeft ons warmte

Amsterdam en Warschau liggen beiden in de gematigde klimaatzone.
Toch is er een verschil in klimaat. In Amsterdam is sprake van een zeeklimaat.
In Warschau spreek je van een landklimaat.
Welke van de volgende kenmerken horen bij een zeeklimaat?
En welke bij een landklimaat?

  • milde zomers
  • koude winters
  • hele jaar door regen
  • warme zomers
  • milde winters
  • veel sneeuw in de winter

Wist je het antwoord niet? Lees hier meer over klimaten:

KB: Weer en klimaat

Stap 4 - Klimaatfactoren II

Klimaatfactoren
Bekijk nu ook dit filmpje op op schooltv.

Video: Invloed van bergen op neerslaghoeveelheid

Bij iedere klimaatfactor kun je één of meerdere ‘Hoe…, hoe…’-zinnen maken.
Voorbeeld:
Hoe verder een plaats van de evenaar ligt, hoe lager de gemiddelde temperatuur.

Maak zelf ook een aantal ‘Hoe…, hoe…’-zinnen.
Maak niet alleen zinnen over de gemiddelde temperatuur, maar ook over het aantal zonuren of de hoeveelheid neerslag.

Vergelijk de zinnen die jij gemaakt hebt, met de zinnen van een klasgenoot.
Hebben jullie dezelfde ‘Hoe…, hoe…’-zinnen? Bespreek de verschillen.

 

Stap 5 - Oefentoets

Toets
Voor je begint aan de afsluiting maak je de toets 'Klimaten'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
De score wordt opgenomen in het volgsysteem.

Klik op de knop 'Start' om te beginnen:

 

Toets:Klimaten

Begrippenlijst

Breedteligging
De afstand van de evenaar tot een bepaald punt.
Hoogteligging
De afstand van een punt tot het gemiddelde zeeniveau (NAP).
Ligging ten opzichte van zee/oceaan
De afstand van een gebied tot de zee of de oceaan.
Boomgrens
De lijn waarboven het te koud is voor bomen om te groeien.
Sneeuwgrens
De hoogtelijn waar de sneeuw begint.
Reliëf
Hoogteverschillen in het landschap.
Aanlandige wind
Zeewinden. Het gaat hier om winden die van zee komen en dan het land over gaan.
Aflandige wind
Landwinden. Het gaat hier om winden die van land komen en dan de zee over gaan.
Loefzijde
De kant van een gebergte die aan de windkant ligt.
 
Lijzijde
De kant van een gebergte die uit de windkant ligt. Ook wel de regenschaduw genoemd.
Zeestroom/Oceaanstroom
Continue stromingen van het zeewater aangedreven door de energie van de zon en de overheersende windrichting.
Zee
Het zoute water dat de landmassa’s op aarde omringt.
 

 

 

Introductie Levensbeschouwing

Introductie voor de vaklessen Levensbeschouwing

Introductie voor de vaklessen Levensbeschouwing

Een van de kerndoelen van Society is dat

  • je leert over verschillen, overeenkomsten en veranderingen in cultuur en levensbeschouwing en je leert wat dit te maken heeft met jouw eigen manier van leven.


De centrale vragen voor de vaklessen levensbeschouwing zijn:

  • Hoe kijk ik aan tegen andere culturen; en tegen gebruiken en leefwijzen die totaal anders zijn dan de mijne?
  • Wat vind ik van de cultuur in Nederland?


Bij de vaklessen horen de volgende lesdoelen:

1. Ik kan twee (uitgewerkte) voorbeelden geven van levensbeschouwelijke kwesties in andere landen.
2. Ik kan de zes groepen levensvragen verbinden met levensbeschouwelijke kwesties.
3. Ik kan (minimaal twee) kenmerken noemen van het hedendaagse, westerse schoonheidsideaal.
4. Ik kan een voorbeeld geven van een niet-westers schoonheidsideaal.
5. Ik kan een beargumenteerd standpunt innemen over cosmetische chirurgie in Brazilië.
6. Ik kan een argument voor en tegen de stelling geven, dat Nederland geen voetbalstadions zou  moeten bouwen in Saoedi-Arabië.
7. Ik kan onderzoeken hoe mensen denken over een levensbeschouwelijke kwestie a.d.h.v. een enquête.


Eindopdracht bij de vaklessen
Tijdens de vaklessen levensbeschouwing ga je je verdiepen in een levensbeschouwelijke kwestie in het land land van jouw keuze. Je onderzoekt en beschrijft deze kwestie en je houdt er een eigen gemaakte enquête over. Op de landenmarkt presenteer je jouw bevindingen in de kraam.


Programma voor de vaklessen. Wat we gaan doen in de eerste vier lessen?

  • Er zijn vier vaklessen (4 x 50 min)
    Les 1: Introductie.
    Les 2: Gelijkheid van mannen en vrouwen in Saoedi-Arabië
    Les 3: Cosmetische chirurgie in Brazilië, oefenen met enquête
    Les 4: Afsluitende opdracht: enquête


Levensbeschouwing in andere landen

Levensvragen
Iedere levensbeschouwing geeft antwoorden op een aantal levensvragen. Levensvragen kun je als volgt onderscheiden van gewone vragen.

Gewone vragen:

  • zijn alledaagse vragen;

  • hebben een vast, feitelijk, precies antwoord;

  • raken jou vaak niet persoonlijk.

Levensvragen:

  • gaan over echt belangrijke dingen;

  • hebben geen vast of precies antwoord;

  • raken jou vaak wel persoonlijk.


Voorbeelden van levensvragen
- Wat betekent ‘gelukkig zijn’ eigenlijk; en ben ik zelf gelukkig?
- Hoe ga ik om met een ernstige ziekte of een overlijden?
- Hoe belangrijk zijn mijn vrienden voor mij?
- Zouden we in Nederland meer of juist minder vluchtelingen moeten opnemen; en waarom dan?
- Waarom vinden sommige mensen het verkeerd om vlees te eten?

Voorbeelden van gewone vragen
- Waar ligt Enschede precies?
- Zijn er nog kaartjes voor het concert van Ariana Grande?
- Hoeveel is 198 gedeeld door 18?  
- Hoeveel vluchtelingen zijn er in 2017 naar Nederland gekomen?

Levensvragen kun je onderverdelen in zes groepen.
1. Wat is belangrijk in het leven?
2. Wie is de mens?
3. Hoe leven mensen met elkaar samen?
4. Hoe gaan mensen om met lijden en dood?
5. Wat is tijd?
6. Wat is natuur? (Hoe gaan mensen om met de natuur?)

Levensbeschouwing in andere landen
Elk land heeft wel levensbeschouwelijke kwesties. In Spanje doen ze aan stierenvechten. In Brazilië doen heel veel vrouwen aan cosmetische chirurgie. In Nederland hebben we coffeeshops. In Saoedi Arabië mogen vrouwen veel minder dan mannen. In India zijn veel mensen vegetariër. In Duitsland kun je in je paspoort zetten dat je niet weet of je een man of een vrouw bent. In Niger komt veel uithuwelijking voor. In België hebben ze vondelingenluikjes.

Opdracht 1
Maak een document aan dat je noemt: "Module 4 levo + je naam + je klas"

Afbeeldingsresultaat voor makenvan een Afbeeldingsresultaat voor document


Opdracht 2
a. In de tekst staan een aantal voorbeelden van levensbeschouwelijke kwesties. De voorbeelden gaan over Spanje, Brazilië, Nederland, Saoedi-Arabië, India, Duitsland, Niger en België. Geef voor iedere kwestie aan welke groep levensvragen (zie uitleg) er het best bij past.

b. Vorige week heb je gewerkt aan een landenposter. Zoek nu voor drie landen van je poster een kwestie uit die heeft te maken met levensbeschouwing. (De kwestie hoeft niet per se alléén in dat land te spelen.) Werk de kwestie in een paar zinnen uit. Je uitwerking bevat de volgende onderdelen:
- Wat is er aan de hand?
- Is deze kwestie uniek voor dit land?
- Bedenk twee levensvragen die je bij de kwestie kunt stellen

Afbeeldingsresultaat voor bull fighting

   Afbeeldingsresultaat voor coffeeshop

Afbeeldingsresultaat voor woman in saoedi arabie Afbeeldingsresultaat voor heilige koe india

1. Man-vrouw ongelijkheid

vooraf

Leerdoelen: Saoedi Arabië - genderongelijkheid

  1. Je kunt een definitie geven van de begrippen "gender" en "genderongelijkheid". 

  2. Je kunt twee voorbeelden van genderongelijkheid in Saoedi-Arabië noemen.

  3. Je kunt uitleggen wat een waardendilemma is.

  4. Je kunt een voorbeeld van een waardendilemma bedenken met betrekking tot genderongelijkheid.

  5. Je kunt uitleggen in welk dilemma Nederland zit, als het gaat om handel met Saoedi-Arabië.

  6. Je kunt een beargumenteerd oordeel (mening) geven over dit dilemma.

Afbeeldingsresultaat voor woman goalkeeper

Het eindproduct van deze les: de opdrachten bij deze les maken en in je document "Module 4 levo" zetten.

 

activiteiten

Vier opdrachten bij deze les:

Benodigdheden: laptop, werk in tweetallen

Tijd: 50 min

Noteer de antwoorden van de opdrachten in je document "Module 4 Levo".


Opdracht 1

Wat is genderongelijkheid eigenlijk? Zoek eerst op wat "gender" betekent en noteer dat in je document. (Gebruik bijvoorbeeld de site van vandale online woordenboek.)
Vergelijk je antwoord met je buurman/-vrouw. Komen jullie antwoorden overeen? Zo niet, vul elkaar dan aan.


Opdracht 2

a. Zoek naar voorbeelden van genderongelijkheid in Saoedi Arabië. Noem twee zaken die vrouwen er niet mogen die mannen wel mogen. 
b. Zoek naar de Global Gender Gap Index en noteer de plaats die Saoedi Arabië heeft. Op welke plek staat Nederland? 

 

Afbeeldingsresultaat voor women in saudi arabia car

Afbeeldingsresultaat voor global gender gap index


Opdracht 3

 

Een waardendilemma is een keuze tussen twee waarden die je alle twee wilt bereiken, hoewel je er maar voor één kunt kiezen. Neem snoepen. Je wilt tegelijkertijd gezond zijn en genieten. Dit is een voorbeeld van een (klein) waardendilemma. Een ander voorbeeld: je wilt naar de verjaardag van je beste vriend maar hebt morgen een belangrijke toets. Hier botsen de waarden vriendschap en opleiding.

Stel nu dat Nederland 500.000 tulpen wil verkopen aan Saoedi-Arabië. Zit Nederland dan met een dilemma? Leg je antwoord uit.
 

Afbeeldingsresultaat voor flowers and cash


Opdracht 4:

Stelling: Nederland moet niet meewerken aan de bouw van voetbalstadions in Saoedi-Arabië bouwen, zolang de gendergelijkheid in dat land onder onze maat is.

a. Noteer een argument vóór en een argument tegen de bouwen van het stadion.

b. En nu je uiteindelijke oordeel. Vind je dat we kunnen handelen met Saoedi-Arabië zolang de gendergelijkheid daar in onze ogen onder de maat is? Licht je antwoord toe aan de hand van je argumenten bij a.

Gerelateerde afbeelding

2. Plastische chirurgie

vooraf

Leerdoelen
- De leerling kan enkele beweegredenen voor cosmetische en plastische chirurgie noemen. (beginner)
- De leerling kan uitleggen waarom Brazilië een bijzonder land is als het gaat over plastische chirurgie. (inzicht)
- De leerling kan een beargumenteerd standpunt innemen over plastische chirurgie. (verdieping)
- De leerling kan twee voorbeelden (man en vrouw) selecteren die het schoonheidsideaal van nu weergeven. (toepassing)
- De leerling kan het huidige dominante schoonheidsideaal evalueren. (verdieping)
- De leerling kan een voorbeeld selecteren van een niet-westers schoonheidsideaal. (inzicht)
- De leerling kan kenmerken noemen van het schoonheidsideaal (man/vrouw) in het land van hun keuze. (toepassing)
- De leerling kan aantonen in welk opzicht de schoonheidsidealen (man/vrouw) in het door hem gekozen land verschillen van of aansluiten bij het westerse schoonheidsideaal. (toepassing)

activiteiten

nodig:     document "Module 4 levo"

tijd:         50 min

doen:      Zet de verwerking van de opdrachten in je document "Module 4 levo"

 

Schoonheidsidealen
Wat mensen mooi vinden verschilt per tijd en cultuur.  Wanneer een grote groep mensen hetzelfde denkt over wat mooi is (bijv. bepaalde mensen), dan spreek je van een schoonheidsideaal. Een schoonheidsideaalen is een door veel mensen gedeelde opvatting over wat mooi en lelijk is. Onderstaande afbeeldingen laten zien hoe zulke schoonheidsidealen door de jaren heen veranderen.


Rubensvrouwen (17e eeuw)  Wespentaille (19e eeuw)

Brigitte Bardot (na WO II)        Twiggy (v/a 1967)

Vanaf het moment dat het model Twiggy populair werd, raakte het ‘volle’ ideaal van Brigitte Bardot meer en meer uit de mode. (Dit was een verandering in het West-Europese schoonheidsideaal.)

Opdrachten
1. a. Wat zijn volgens jou de kenmerken van het schoonheidsideaal van nu? Zoek op internet twee voorbeelden (afbeeldingen) van mannen en/of van vrouwen die dit ideaal volgens jou het best weergeven.
b. Voorzie elke afbeelding van een korte beschrijving van de belangrijkste kenmerken.

2. Zoek een voorbeeld (afbeelding) van een schoonheidsideaal dat afwijkt van het West-Europese ideaal. Zet erbij in welk land of cultuur dit mooi wordt gevonden.

Media
Onze ideeën over wat mooi en lelijk is worden steeds meer beïnvloed door wat we zien in de media (internet, modebladen, reclame). De acteurs en modellen die we zijn op tv zijn voor veel mensen een voorbeeld van goede looks: een afgetraind lichaam, een smalle taille, een licht-gebruinde huid en (voor de vrouwen) volle lippen. Of is dat beeld misschien te mooi om waar te zijn? Hoe dan ook, we kijken nu eenmaal graag naar mooie mensen. En het is dan ook niet gek dat veel mensen hun best doen om er zelf goed uit te zien.

Plastische chirurgie
Er goed uitzien bereik je bijvoorbeeld door gezond te eten en voldoende te bewegen. Een andere manier om iets aan je uiterlijk te doen - of, beter gezegd, te laten doen - is plastische of cosmetische chirurgie. Een voorbeeld van plastische chirurgie is een borstvergroting of een facelift, waarbij een middeltje (botox) onder de huid wordt ingespoten zodat deze weer strak wordt. Het gaat hier dus over het mooier maken van een gezond lichaam.
Maar er kunnen natuurlijk ook andere redenen zijn om plastische chirurgie toe te passen. Denk maar aan het weer mooi maken van een lichaam na een ongeluk of een ziekte. Of het behandelen van een niet werkend lichaamsdeel, zoals een kromme vinger of een open gehemelte.


Cosmetische chirurgie in Brazilië
https://www.npo.nl/studio-max-live/14-10-2013/POW_00684547
(Spoel zelf even door naar het goede stukje, namelijk:13:18 t/m 16:26)

Opdrachten
3. Wat is er bijzonder aan Brazilië als het gaat over cosmetische chirurgie?
4.a. Is cosmetische chirurgie ‘normaal’ volgens jou? Waarom wel/niet?
4.b. Wat vind je van de manier waarop Brazilianen met cosmetische chirurgie omgaan? Leg je antwoord uit.

3. Levensbeschouwelijke enquête

vooraf

activiteiten

Een levensbeschouwelijke enquête maken

Je gaat een levensbeschouwelijke enquête (van minimaal vijf vragen) maken met Google Forms en afnemen bij tenminste tien mensen. De resultaten verwerk je in een kort verslagje.

De enquête moet gaan over één van de levensbeschouwelijke kwesties, die je hebt opgezocht voor de opdracht in de introductie (zie ‘Introductie levensbeschouwing’ in de Wikiwijs). Het minimum aantal vragen voor je enquête is vijf. Het doel van de enquête is dat jij erachter komt hoe verschillende mensen over de kwestie denken.

In de enquête vraag je dus naar iemands mening. Een mening-vraag is in feite hetzelfde als een levensvraag. Als het goed is, heb je al twee levensvragen gesteld (dit was onderdeel van de introductieopdracht). Dat betekent dat je er nog minimaal drie bij moet bedenken.

Hieronder zie je vijf mening - of levensvragen die je zou kunnen stellen bij de kwestie stierenvechten. Daaronder staat ook nog een rijtje gewone vragen.

  • Vind je dat stierenvechten verboden moet worden?

  • Vind je dat Nederland actie moet voeren tegen stierenvechten?

  • Stierenvechten hoort bij de Spaanse cultuur. Vind je dit een goede reden om de stierenvechten niet te verbieden?

  • Wat is volgens jou belangrijker: a. het plezier van het publiek dat komt kijken naar de stierenvechten, of b. het welzijn van de stieren?

  • Ben je tegen alles waar dierenleed in voorkomt?

Voorbeelden van gewone vragen bij stierenvechten zijn:

  • Wanneer zijn mensen begonnen stierenvechten te houden?

  • Hoeveel mensen bezoeken de stierengevechten?

  • Hoe lang duurt een stierengevecht ongeveer?

  • Wat moet je doen om een matador (degene die met de stier in de arena staat) te worden?


Er zijn verschillende manieren waarop je een mening-vraag kan stellen. Je kunt vragen bijvoorbeeld beginnen met: “Vind je dat...”? Of met: “Ben jij voor of tegen…”? Of je kunt de vraag verpakken als een stelling, bijvoorbeeld: “Stierenvechten zou verboden moeten worden”. En vervolgens vragen: ben je het hiermee eens of oneens?

In Google Forms moet je verder nog aangeven op welke manier mensen je vragen kunnen beantwoorden. Bijvoorbeeld meerkeuze, open antwoorden, of een schaal van 1 t/m 5 (bijvoorbeeld van heel erg oneens tot heel erg eens.) Dit is natuurlijk afhankelijk van de vragen die je stelt. Denk hier dus goed over na.

Meer uitleg over het gebruik en de mogelijkheden van Google Forms vind je hier

https://www.google.nl/intl/nl/forms/about/ en hier

https://youtu.be/9BN79-UGDn0

Introductie economie €

Vooraf

13. Andere wereld

Wat is economie? Wie maakt er keuzes?

Bij het onderdeel economie maak je alle opdrachten in een Google document. Dit document lever je in via Classroom.

Lesdoel

Ik kan uitleggen dat beperkte middelen dwingen tot het maken van keuzes.

 

Eindproduct

Je eindproduct is een overzicht van alle gebruikte economische termen met de bijbehorende uitleg. Dit doe je in je schrift. Tot slot voeg je na goedkeuring door de docent een foto toe aan je google-doc.

We zijn allemaal deel van een groep en elke groep heeft zo zijn eigen kenmerken. De meest in het oog springende zijn taal of dialect en kleding.
In deze opdracht gaat het over kleding en de regels die de omgeving daaraan stelt. Veel kledingstukken horen thuis in een bepaalde omgeving, daarbuiten vallen ze op. Denk aan klederdracht of aan religieuze kledingvoorschriften.

 

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • aan de hand van kleding'voorschriften' uitleggen waarom er niet gesproken kan worden van één Nederlandse identiteit.

Benodigdheden

  • Chromebook
  • Google Docs

Tijd

Voor deze opdracht heb je 1 uur nodig.


Op reis:
Sommige scholen hebben kledingregels maar ook in verschillende landen of op verschillende plaatsen op de wereld moet je rekening houden met tradities en regels op het gebied van kleding. Zo ga je niet in badkleding een moskee binnen. En zijn er landen waar een vrouw buitenshuis een hoofddoek moet dragen of waar een korte broek niet gepast is. Ook je schoenen moeten uit op verschillende plekken.

Opdracht:
Stel je voor dat je op reis gaat naar Iran, Vaticaanstad, Israël of India.
Zoek op het internet uit welke kleding je mee moet nemen.
Zoek afbeeldingen van kleding die in deze landen gedragen wordt.

Bij deze opdracht werk je in een tweetal

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 alleen Bekijk het filmpje
STap 2 alleen Beantwoorden de vragen
Stap 3 alleen Beantwoord de opgaven
Stap 4 alleen Maak een woordenlijst

 

Benodigdheden

Chromebook, googledoc, schrift

Tijd

ca. 1,5 uur

 

1. Wat is economie?

Stap 1 - Bekijk het filmpje

Introductie economie

Stap 2 - Beantwoord de vragen

Beantwoord aan de hand van het filmpje de volgende vragen:

 

1. Wat is schaarste? (en wat is het verschil tussen schaars en zeldzaam, in economische zin)
 

2. Wat zijn primaire en secundaire behoeften? (ook wel basisbehoeften en luxe behoeften genoemd)
 

3. Welke 4 productiefactoren kunnen we onderscheiden?

Stap 3 - Maak de opdrachten

Opdracht 1

Zet de volgende producten in twee rijtjes : primaire behoeften en secundaire behoeften.

Televisie – auto – stereotoren – leesboek – voetbalschoenen - water – fornuis – telefoon – broek – friet – vaatwasser – schoenen – brood – cola

Opdracht 2

Marc en Simone zijn het niet met elkaar eens. Marc meent dat medicijnen tot de primaire behoeften behoren, Simone vindt dat het secundaire behoeften zijn. Wat is jouw mening? Geef ook een verklaring.

Opdracht 3

a.      Noem twee behoeften die in de loop van de tijd veranderd zijn.

b.      Hoe komt het dat behoeften veranderen? Probeer twee oorzaken te vinden.

Opdracht 4

Of iets een primaire of een secundaire behoefte is, kan per persoon verschillen. Zijn sigaretten een primaire behoefte of een secundaire behoefte voor iemand die verslaafd is aan het roken? Leg je antwoord uit.

Opdracht 5

Neem het onderstaande schema over en zet de volgende begrippen in de juiste kolom.

Lesgeven – vrachtauto – regenwater – aardgas – computer – zaagmachine – zonlicht – papier – het leiden van een bedrijf – potlood – het ontwerpen van een stadion.

 

Natuur  

Arbeid

  Kapitaal 

  Ondernemerschap

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opdracht 6

Beschrijf in eigen woorden het begrip schaarste.

 

Opdracht 7

Is aardolie een schaarse grondstof? Waarom wel of niet?

 

 

Opdracht 8

Is zonlicht schaars? Waarom wel of niet?

Opdracht 9

Drinkwater is schaars?  Is deze bewering juist of onjuist? en leg uit waarom.

 

Stap 4 - Maak een woordenlijst

Maak in je schrift een woordenlijst van de economische begrippen die je tot nu toe bent tegengekomen. Als de deze af hebt laat je hem controleren door je docent. Bij goedkeuring van je een foto en voeg je die toe aan de document met de opgaven.

2. Budgetlijnen

Vooraf

Waar geef je je geld aan uit?

 

Lesdoel

Ik kan relevante rekenkundige en grafische vaardigheden en formules toepassen

 

Eindproduct

Je eindproduct is een overzicht van alle gebruikte economische termen met de bijbehorende uitleg. Dit doe je in je schrift. Tot slot voeg je na goedkeuring door de docent een foto toe aan je google-doc.

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 alleen Bekijk het filmpje
STap 2 alleen Beantwoorden de vragen
Stap 3 alleen Beantwoord de opgaven
Stap 4 alleen Maak een woordenlijst

 

Benodigdheden

Chromebook, googledoc, schrift

Tijd

ca. 1,5 uur

Stap 1 - Bekijk het filmpje

Introductie budgetlijnen

Stap 2 - Beantwoord de vragen

Beantwoord aan de hand van het fimpje de volgende vragen:

 

1. Wat is een budgetlijn?

2. Wat is de budgetset?

3. Hoe teken je een budgetlijn?

4. Hoe kun je uitzoeken welke bestedingsmogelijkheden je hebt met een bepaald budget asl je kunt kiezen uit 2 verschillende producten?

Stap 3 - Maak de opdrachten

Opdracht 1

Waarom hoort een budgetlijn typisch bij het vak economie thuis?

Cola of bellen

Klik op deze link: figuur. Deze figuur geeft de budgetlijn weer van iemand die een weekbudget heeft van €50 en keuzes moet maken tussen bundels belminuten en blikjes cola. De prijs van een blikje cola is € 1 en de prijs van een bundel belminuten is € 5.

 

Opdracht 2

Bereken hoeveel bundels belminuten er worden gekocht als het hele budget aan belminuten wordt

besteed.

 

Opdracht 3

In de figuur zie je voor Marieke en Tom het verband tussen hun daginkomen en hun vrije tijd. Het inkomen wordt gemeten in euro's. Marieke en Tom kunnen zelf kiezen hoeveel uren per dag ze werken. Marieke wil graag 6 uren per dag werken en Tom 4.
Hoeveel bedraagt dan hun gezamelijke inkomen?

 

Opdracht 4

Neem de grafiek over in je schrift !

Bereken hoeveel bundels belminuten er worden gekocht als de helft van het budget wordt besteed

aan cola. Teken dit punt op de budgetlijn in de figuur op de bijlage en zet daarbij punt A.

 

Opdracht 5a

Teken in de figuur in je schrift de budgetlijn als het weekbudget teruggaat naar € 40. Zet bij deze budgetlijn B.

 

Opdracht 5b

Arceer in de figuur van opdracht 5a de budgetset

 

Opdracht 6

Teken in de figuur in je schrift de budgetlijn bij een weekbudget van € 50 als de prijs van cola wordt verhoogd naar € 2. Zet bij deze budgetlijn C.

 

Opdracht 7

Marieke verdient per uur € 15. In de figuur zijn verschillende verbanden tussen haar dagloon en haar vrije tijd per dag getekend. Het daginkomen wordt gemeten in euro's.
Welke lijn is de juiste?

Opdracht 8

Teken in je schrift een budgetlijn bij een budget van € 360,- en 2 goederen waarbij een eenheid van goed X het opofferen van 4 eenheden van goed Y kost. Geef bij je tekening ook aan welke prijzen je voor beide goederen hebt gekozen.

 

Opdracht 9

Nienke en Bart zijn tweeverdieners. Nienke werkt 6 uur per dag als afdelingshoofd bij een uitzendbureau. Haar uurloon is € 20. Bart werkt 9 uur per dag in een machinefabriek als onderhoudsmonteur en ontvangt daarvoor € 15 per uur.

Per dag willen ze maximaal 12 uur per persoon werken, zodat ze minimaal 12 uur vrije tijd per etmaal hebben.

Neem de figuur over in je schrift en teken in de figuur de budgetlijnen van Nienke en Bart en zet er hun naam bij.

Stap 4 - Maak een woordenlijst

Maak in je schrift een woordenlijst van de economische begrippen die je tot nu toe bent tegengekomen. Als de deze af hebt laat je hem controleren door je docent. Bij goedkeuring van je een foto en voeg je die toe aan de document met de opgaven.

3. Begroting

Vooraf

Hoeveel geld heb ik eigenlijk beschikbaar? Heb ik genoeg om alles te betalen?

 

Lesdoel

Ik kan uitleggen dat beperkte middelen dwingen tot het maken van keuzes.

 

Eindproduct

Je eindproduct is een overzicht van alle gebruikte economische termen met de bijbehorende uitleg. Dit doe je in je schrift. Tot slot voeg je na goedkeuring door de docent een foto toe aan je google-doc.

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 alleen Bekijk het filmpje
STap 2 alleen Beantwoorden de vragen
Stap 3 alleen Beantwoord de opgaven
Stap 4 alleen Maak een woordenlijst

 

Benodigdheden

Chromebook, googledoc, schrift

Tijd

ca. 1,5 uur

Stap 1 - Bekijk het filmpje

Introductie begroting

Stap 2 - Beantwoord de vragen

Beantwoord aan de hand van het filmpje de volgende vragen:

1. Wat is een begroting?

2. Welke soorten uitgaven kunnen we onderscheiden? (vaste lasten, dagelijkse uitgaven en reserveringsuitgaven).

3. Wat is een begrotingsevenwicht, een begrotingsoverschot en een begrotingstekort?

Stap 3 - Maak de opdrachten

Opdracht 1

Brenda maakt het volgende lijstje van haar uitgaven in Pretpark Riverworld:

 

-        Toegang                                                                        € 26

-        Extra toegang voor de Mega-achtbaan                        € 3

-        2 x cola                                                                          2x € 2,10

-        Hamburger                                                                    € 3,40

-        Friet                                                                                € 2,10

-        Chips                                                                               € 1,10

 

a.      Hoeveel is Brenda van plan om uit te gaan geven?

b.      Nina heeft minder geld te besteden. Bovendien ziet ze dat er een viskraam staat in Riverworld. Zij wil graag een broodje haring kopen. Dat kost € 4. Hoe kan ze dat betalen?

 

Opdracht 2

Kies uit onderstaande lijst welke uitgaven dagelijkse uitgaven zijn.

Een nieuwe scooter – een fles shampoo – vuilniszakken contributie voor de sportclub – een kilo appels – mascara – reparatie van de centrale verwarming

 

Opdracht 3

Welke uitgaven zijn vaste lasten ?

Nieuwe lcd tv-scherm – lesgeld gitaarles – weekendboodschappen – kabelabonnement voor de computer.

 

Opdracht 4

Welke uitgaven van opdracht 2 en 3 zijn incidentele uitgaven?

Opdracht 5

Maak de opdrachten uit de volgende wikiwijs, door hierop te klikken kom je in de juiste omgeving.

 

https://maken.wikiwijs.nl/124819/Budgetteren

Stap 4 - Maak een woordenlijst

Maak in je schrift een woordenlijst van de economische begrippen die je tot nu toe bent tegengekomen. Als de deze af hebt laat je hem controleren door je docent. Bij goedkeuring van je een foto en voeg je die toe aan de document met de opgaven.

4. Wisselkoersen

Vooraf

Hoeveel kan ik doen met mijn euro in het buitenland?

 

Lesdoel

Ik kan verklaren waarom er sprake is van korte termijn schommelingen in economische activiteiten

 

Eindproduct

Je eindproduct is een overzicht van alle gebruikte economische termen met de bijbehorende uitleg. Dit doe je in je schrift. Tot slot voeg je na goedkeuring door de docent een foto toe aan je google-doc.

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 alleen Bekijk het filmpje
STap 2 alleen Beantwoorden de vragen
Stap 3 alleen Beantwoord de opgaven
Stap 4 alleen Maak een woordenlijst

 

Benodigdheden

Chromebook, googledoc, schrift

Tijd

ca. 1,5 uur

Stap 1 - Bekijk het filmpje

Introductie wisselkoersen

Stap 2 - Beantwoord de vragen

Beantwoord aan de hand van het filmpje de volgende vragen:


1. Wat zijn wisselkoersen en waarom zijn ze belangrijk?
 

2. Hoe kan ik rekenen met wisselkoersen?

 

3. Wat betekent vraag en aanbod van een valuta concreet en wanneer is er dus vraag en aanbod naar een munt?

Stap 3 - Maak de opdrachten

Opdracht 1

Welke regel geeft de juiste betekenis van ‘de koers van de dollar’?

A.      $ 1 = € 0,80

B.     € 1 = $ 1,25

 

Opdracht 2

Leg uit welke bedrijven voordelen hebben van een dalende wisselkoers en welke bedrijven er vooral nadelen van ondervinden.

 

Opdracht 3

In de tabel zie je de wisselkoersen van de dollar in euro.

 

inwisselen

aankoop

Amerikaanse dollar

0,943

0,959

 

Inge wil weten hoeveel euro ze krijgt als ze 250 dollar inwisselt.

a.     Wat denk je, gebruik je voor het inwisselen van dollars de tweede of de derde kolom?

b.     Laat met een berekening zien dat je voor 250 dollar € 235,75 krijgt.

Opdracht 4

 

inwisselen

aankoop

Amerikaanse dollar

0,943

0,959

Geoffrey wil 250 dollar kopen.

Wat denk je, gebruik je voor het kopen de tweede of de derde kolom?

Laat met een berekening zien dat je voor 250 dollar € 239,75 betaalt

Opdracht 5

Bekijk de krantenkop en de tabel. https://maken.wikiwijs.nl/bestanden/501421/EC_T6_KGT34_De%20euro%20en%20ander%20valuta_Stap6_krantenkop.png

 

aankoop

dollar op 1 juli

0,959

dollar op 1 augustus

1,062


Een handelaar koopt in Amerika een 20 computers voor in het totaal 5000 dollar.

a.Hoeveel betaalt hij in euro's als hij de computers op 1 juli betaalt.

  b.Hoeveel betaalt hij in euro's als hij de computers op 1 augustus betaalt.

c.Vul 'duurder' of 'goedkoper' in.
Door een koersstijging van de dollar wordt het ........ om producten uit Amerika te importeren.

d.Vul 'meer' of 'minder' in.
Door een koersstijging van de dollar zullen er ....... producten uit Amerika geïmporteerd worden.

Opdracht 6

Veranderingen van wisselkoersen kunnen gunstige en ongunstige gevolgen hebben voor de internationale handel van een land. Stel dat de koers van de euro daalt van $ 0,95 naar $ 0,90. Een Franse auto kost 15000 euro en een paar Amerikaanse sportschoenen $ 5.

Bereken hoeveel dollar een Amerikaanse autodealer moet betalen voor de auto voor en na de koersverandering.

Opdracht 7

Wie zijn de vragers op de valutamarkt?

Opdracht 8

Wie zijn de aanbieders op de valutamarkt?

Opdracht 9

Je gaat op vakantie in Nederland. De vakantie kost 1500 euro.

Zoek op internet wat deze vakantie kost in Engeland? ( euro – pond)

Stap 4 - Maak een woordenlijst

Maak in je schrift een woordenlijst van de economische begrippen die je tot nu toe bent tegengekomen. Als de deze af hebt laat je hem controleren door je docent. Bij goedkeuring van je een foto en voeg je die toe aan de document met de opgaven.

Eindopdracht

1.1 Hoofdvraag
Wat kan ik leren van andere landen?


1.2 Einddoel
Aan het einde van deze module kun je uitleggen hoe het ontdekken van de wereld vanuit verschillende perspectieven moet worden bekeken. Daarnaast kun je kritisch evalueren waarom grenzen mensen niet alleen insluiten maar ook uitsluiten.

1.3 Eindopdracht
Eindopdracht van deze module is het organiseren van een wereldmarkt waar je voor ouders, docenten en medeleerlingen een land presenteert. De markt is van 16:30u tot 18:30u en ieder land heeft een kraampje waar informatie wordt gegeven over:

  • de geschiedenis van het land;

  • de aardrijkskundige eigenschappen/bijzonderheden van het land;

  • een  levensbeschouwelijke kwestie in dat land;

  • de begroting van een reis naar het land.

  • de economische omstandigheden / mogelijkheden van het land.

Ter voorbereiding op de markt wordt een website gemaakt waarin je bovenstaande informatie verwerkt. De website moet op zichzelf voldoende informatief zijn, maar tijdens de markt kun je natuurlijk nog wat meer vertellen en mensen iets laten proeven van een typisch gerecht of hapje uit jouw land. Alle gemaakte websites over de verschillende landen zijn onderdeel van een grote website waar je op een wereldkaart de verschillende landen kunt aanklikken.

1.4 Deelopdrachten

De eindopdracht bestaat uit een aantal deelopdrachten. Hieronder staan de deelopdrachten eerst opgesomd en vervolgens wordt hieronder iedere deelopdracht omschreven.  

  1. Vakopdrachten maken (afgerond met tussenevaluatie obv rubrics)

  2. Groepjes maken + land kiezen met verantwoording

  3. Planning en taakverdeling maken

  4. Oriënteren en informatie verzamelen

  5. Inhoud van de webpagina’s schrijven

  6. Website vormgeven

  7. Peer-feedback geven en verwerken

  8. Kraampje voor wereldmarkt vormgeven

  9. Land presenteren (tijdens wereldmarkt)

De website die jullie gaan vullen bestaat uit een aantal verschillende onderdelen. Voor ieder onderdeel is er een aparte vakdocent die gaat beoordelen of jullie werk voldoende is. Omdat niet elk team dezelfde planning heeft en omdat jullie niet in week 10 voor elk onderdeel zaken willen aanpassen, is het van belang om van te voren vast te leggen wanneer jullie een beoordeling willen. Het kan dus zijn dat jullie in week 8 het stuk voor aardrijkskunde willen laten beoordelen. Dit moeten jullie dan vastleggen in de planning. Zo kunnen jullie na feedback van de docent het stuk aanpassen en inleveren voor de definitieve beoordeling. Aan het einde van week 10 zijn dan alle deelopdrachten beoordeeld en minimaal voldoende bevonden.

Deelopdracht 0

Deelopdracht 0: orientatie

Kies per continent één land (dus zes verschillende landen) en zoek op:

  • Nationale sport
  • Populair gerecht
  • Typische muziek
  • Klederdracht
  • De baas
  • Bekende personen / gebouwen
  • Munteenheid
  • Feestdagen
  • Bekend bedrijf
  • Twee eigen ‘speciale’ weetjes van jouw land

Plak het allemaal op een poster (of maak een digitale presentatie) en presenteer het aan de rest.

n.b. groepsgrootte: 2-4 personen.

Deelopdracht 2 t/m 3

Deelopdracht 2: Groepjes maken + land kiezen met verantwoording

Kijk even om je heen en kijk net iets verder dan je vrienden. Probeer vast te stellen met wie je goed kunt samenwerken en maak een groepje van 3. Met dit groepje ga je alle andere deelopdrachten maken. Het is dus belangrijk dat je mensen uitkiest die goed zijn in andere dingen dan jij of waarmee je goede afspraken kunt maken.

Deelopdracht 3: Planning, taakverdeling en werkafspraken maken
Voor het uitvoeren van de opdracht (website vullen) hebben jullie vier weken de tijd. Het vullen van de website bestaat uit vijf onderdelen (geschiedenis, aardrijkskunde, levensbeschouwelijke vorming en economie (2 maal)). Bovendien moeten jullie een tweetal workshops volgen die jullie helpen de website te vullen ((A) literatuuronderzoek, (B) bronnen). Dit zijn een hoop zaken om te onthouden, daarom is het van groot belang om een goede planning te maken.

Dan doen jullie als volgt:

Deelopdracht

Omschrijving

Planning

Voldaan?

2

Groepjes maken + land kiezen met verantwoording

   

3

Planning en taakverdeling maken

   

4

Oriënteren en informatie verzamelen

   

5

Inhoud van de webpagina’s schrijven

   

6

Website vormgeven

   

7

Peer-feedback geven en verwerken

   

8

Kraampje voor wereldmarkt vormgeven

   

9

Land presenteren (tijdens wereldmarkt)

   

 

Jullie krijgen van de docent dit schema op papier en in dit overzicht moeten jullie invullen in welke week jullie welke taak willen maken. Bovendien kunnen jullie aangeven welke workshop er gevolgd gaat worden (en wie dat gaat doen?). Per taak geven jullie aan wie van het team er verantwoordelijk is voor het werk. Uiteindelijk dragen jullie samen de verantwoordelijkheid voor alles. Vul in het schema ook in of jullie in deze week (peer-) feedback willen ontvangen en van wie. Het is fijn om zaken weg te kunnen strepen, daarom staat er in de laatste kolom een vakje waarin je aan kunt geven of de planning is voldaan. Dat kan dus betekenen dat je af en toe zaken moet doorschuiven naar een volgende week of soms zelfs taken naar voren kunt halen.

Taakverdeling

Omdat de eindopdracht te groot is om alleen af te ronden werken jullie in teams. Binnen het team heeft iedereen een eigen taak. Dit kan een tussenopdracht zijn, maar ook het bezoeken van een workshop of het geven van feedback op het werk van een teamgenoot of van een ander team. Een goede taakverdeling zorgt ervoor dat iedereen ongeveer evenveel werk verzet. Om inzichtelijk te maken hoe de taken zijn verdeeld zullen jullie dit vast moeten leggen. Zo kunnen docenten ook zie wie waarvoor verantwoordelijk is.

Logboek

Een goede samenwerking is niet altijd vanzelfsprekend. Om te beoordelen of ieder teamlid goed heeft meegewerkt en zich aan de gemaakte afspraken heeft gehouden kan het behulpzaam zijn om een logboek bij te houden. Dit hoeft niet een uitgebreid stuk te worden van 300 kantjes, maar geeft een overzichtelijke weergave van de uitgevoerde werkzaamheden per week (dag) per teamlid.

voorbeeld:

Week 6:

Jantje → planning gemaakt

Pietsje → bronnen gevonden

Marliesje → maandag ziek

Deelopdracht 4

Deelopdracht 4. Oriënteren en informatie verzamelen
Nu is het tijd om je te oriënteren op het land dat je gekozen hebt en informatie te verzamelen over dat land. Het is belangrijk dat je met elkaar vaststelt wat je eigenlijk wil weten over dat land en dus niet gewoon maar in het wilde weg gaat zoeken. Maak dus eerst met elkaar een lijstje met onderwerpen waar je informatie over wil zoeken. Ga vervolgens een tijdje googlen om een beeld te krijgen van het land. Naast geschreven tekst zijn cijfers ook belangrijk; denk aan aantal bewoners, hoe oud mensen gemiddeld worden, wat het BBP is van het land, etc. Eigenlijk ben je bezig met het creëren van een totaalbeeld over een land en probeer je dit op een zo’n interessant mogelijke manier vorm te geven.

Verzamel al je bronnen in een apart document. Dus de links naar de informatiebronnen van de bronnen die jullie willen gebruiken of hebben gebruikt. Deze links moeten later allemaal in de bronvermelding komen te staan van jullie wesbite.


Handreiking literatuuronderzoek

Deelopdracht 5

Deelopdracht 5. Inhoud van de webpagina’s schrijven

Jullie gaan nu vijf webpagina’s schrijven. Voor iedere pagina wordt hieronder kort beschreven wat er wordt verwacht:

  1. Algemene onderdelen over.... (jouw land)
  2. De geschiedenis van ... (jouw land)
  3. Godsdiensten in … (jouw land)
  4. De geografie …(jouw land)
  5. De economische kant van …. (jouw land)

1. Algemeen

Natuurlijk is er over een land erg veel te vertellen. Er zijn historische, geografische, economise en levensbeschouwelijke elementen die een grote rol spelen. Dit is echter natuurlijk niet alles dat een land bijzonder of interessant maakt. In dit algemene deel ga je ook op zoek naar de volgende onderwerpen:

  • Regeringsvorm: Hoe is het politieke systeem en hoe is dit tot stand gekomen. Werd er altijd al op deze manier geregeerd of zijn er ingrijpende veranderingen geweest in het politieke systeem.
  • Regeringsvorm: Wie is op dit moment de baas van jullie land. Regeert hij alleen of behoort hij bij een politieke partij.
  • Nationale sport: Wat is volkssport nummer één, welke wordt het meest bekeken en in welke sport is jouw jand het meest succesvol geweest (dit hoeft niet hetzelfde te zijn als de meest populaire sport)
  • Populair gerecht: welk gerecht of hapje is typerend voor het jand dat jullie hebben. (Dit is ook het hapje dat je natuurlijk serveer bij je presentatie op de wereldmarkt).
  • Typische muziek: Ieder land heeft zijn eigen muziek voort gebracht, het is uniek voor jou land. Ga opzoek naar de volklore van je land (dit is ook handig om bij ART uit te zoeken).
  • Klederdracht: vroeger was het gebruikelijk dat ieder land, ja zelfs iedere streek, zijn eigen traditionele klederdracht had. Ga hier naar opzoek en vertel er iets over maar laat vooral veel plaatjes zien.
  • Bekende personen: heeft jouw land een internationale ster of is er iemand die alleen plaatselijk beroemd is?
  • Feestdagen: heeft jouw land zijn eigen feestdag? Nederland heeft bijvoorbeeld Koningsdag en in de V.S. vieren ze thanksgiving. Onderzoek welk nationale en regionale feesten jouw land heeft.
  • Natuurlijk mag je nog andere leuke weetjes van jouw land vertellen wanneer je die tegen komt.

2. Geschiedenis

De geschiedenis van ... (jouw land)

Op de historische pagina van je website geef je een beschrijving van het volgende:

  • Hoe heeft je land te maken gehad met ontdekkingsreizen.
  • Heeft je land ontdekkingsreizen gedaan of Is je land ontdekt of gekoloniseerd?
  • wat waren de motieven/ redenen voor jou land om op ontdekkingsreis te gaan
  • welke landen werden ontdekt/ gekoloniseerd? En welke producten werden hier vandaan gehaald of werden er gebracht
  • welke belangrijke routes kun je vinden
  • beschrijf een reis van een bekende ontdekker
  • welke gevolgen had het ontdekken van landen voor je gekozen land (politiek, economisch, sociaal, cultureel, medisch)
  • welke gevolgen had het voor het ontdekte/ gekoloniseerde land (politiek, economisch, sociaal, cultureel, medisch)
  • zijn er oorlogen of veroveringstochten geweest die te maken hadden met de ontdekkingsreizen
  • welke gevolgen van de ontdekkingsreizen zie je vandaag de dag nog terug in je gekozen land
  • denk aan plaatjes van: kaarten, portretten, schilderijen etc etc.
  • vrij gedeelte: zoek zelf een gebeurtenis, persoon of ontwikkeling die jij leuk of interessant vind van je land en vertel daar iets over

3. Levensbeschouwelijke vorming

Schrijf op de website een informatief stuk over levensbeschouwing / godsdienst in het land van jullie keus. In het stuk verwerk je de antwoorden op de volgende vragen. (Ga de vragen niet nummeren, maar maak er een lopend verhaal van.)
Gerelateerde afbeelding
Welke godsdienst(en) hebben mensen in het land van jullie keus?
a. Welke godsdiensten zijn er het grootst?
b. Welke godsdiensten komen minder voor?
c. Hoeveel aanhangers hebben de verschillende godsdiensten ongeveer? (Je mag hier zowel percentages als aantallen noemen.)
d. Hoe zijn de aanhangers van de verschillende godsdiensten verspreid over het land?

Toelichting bij vraag d: 
Kies één van de godsdiensten die er in het land zijn. Ga vervolgens op zoek naar steden of regio's (gebieden) waar relatief veel aanhangers van deze godsdienst wonen en benoem (indien mogelijk) ook de aantallen of procenten. Noem in ieder geval twee steden of regio's. 
Doe vervolgens hetzelfde voor een tweede godsdienst in het land (als die er is). Maak in beide gevallen duidelijk hoe je aan je antwoord komt.


Hoe leven de mensen van verschillende godsdiensten met elkaar samen?
a. Is iedereen in het land vrij om zijn geloof te belijden?
b. Kunnen mensen van verschillende geloven goed / normaal met elkaar samenleven?
c. Hangt de regering van het land een bepaald geloof aan?

4. Geografie

De geografie van … (jouw land)

Op de geografische (aardrijkskundige) pagina van de wesbite plaats je een kaart met de belengrijkste topografie (hoofdstad en andere grote steden, belangrijke rivieren, gebergten, meren etc.). Daarnaast gebruik je bij het weergeven van onderstaande onderdelen zo veel mogelijk kaarten om aan te geven waar we de geografische aspecten in jouw land vinden. Maak ook gebruik van foto's.

Begin met een profielschets en zoek de volgende zaken van jouw land op:

  • Wat is het aantal inwoners?
  • Wat is de oppervlakte van het land? En hoeveel keer zo groot of klein is dat als Nederland?
  • Hoe ziet de vlag van het land eruit? Beschrijf de betekenis van de vlag.
  • Hoe ziet het nationale wapen van het land eruit en wat is de betekenis?

 

Daarna ga je de volgende zaken voor jouw land opzoeken en noteren:

  • Beschrijf de toeristische highlights van het land? Geef deze op een kaart weer.
  • Wat is de complementariteit van jouw (vakantie)land? Maak gebruik van foto's en probeer alle vormen van complementariteit aan bod te laten komen.
  • Beschrijf tot welk cultuurgebied het land behoort.
  • Beschrijf de eigenschappen van dit cultuurgebied.
  • Beschrijf de verschillende landschappen van het land.
  • Beschrijf de verschillende klimaten van het land.
  • Verklaar de ligging van de klimaten en landschappen in het land.
  • Beschrijf de (oorspronkelijke) plantengroei van het land.
  • Welke producten worden in jullie land verbouwd?
  • Noem de vijf bekendste/belangrijkste dieren van het land.
  • Beschrijf de (verschillende) bevolkingsgroepen van het land.
  • Beschrijf de bevolkingsspreiding van de verschillende bevolkingsgroepen van het land.

n.b. Bij het beschrijven van aardrijkskundige eigenschappen moet je dus ook kaarten en foto's gebruiken.

5. Economie

De economische kant van …. (jouw land)

Op de economische pagina van je website beschrijf in ieder geval de volgende aspecten:

  • De ontwikkeling van de welvaart in het land aan de hand van het BBP (bruto binnenlands product).
  • De invloed van het toerisme op het BBP.
  • Geef in een begroting (in de plaatselijke munteenheid) weer wat een georganiseerde vakantie van 2 weken naar jouw land zou kosten.
  • Geef ter verduidelijking ook aan wat men aan Euros kwijt zou zijn voor deze trip.
  • Welke (soort) producten exporteert het land van jullie keuze?
  • Welke (soort) producten importeert het land van jullie keuze?
  • Met welke landen heeft jullie land een handelsverdrag?
  • Hoe is de verdeling van de beroepsbevolking in jouw land?
  • Wat is de munteenheid van jullie land en wat is de koers met de Euro?

Deelopdracht 7 t/m 9

Deelopdracht 7. Peer-feedback geven en verwerken

Docenten beoordelen uiteindelijk of de gemaakte opdrachten voldoende zijn. Maar jullie als leerlingen hebben daar ook inzicht in. Voor elke opdracht zijn duidelijke eindcriteria opgesteld waarin staat waar de opdracht minimaal aan moet voldoen. Door feedback te vragen van andere teams kun je als groep inzicht krijgen of jullie op de goede weg zijn of dat jullie eventueel nog zaken moeten aanpassen. Feedback van gelijken (andere teams / leerlingen) noemen wij peer-feedback.

Deelopdracht 8. Kraampje voor wereldmarkt vormgeven

Aan het einde van de module sluiten we gezamenlijk af met een wereldmarkt. Niet alleen alle leerlingen uit leerjaar twee en een zijn hiervoor uitgenodigd maar ook je ouders (en of andere familieleden). Het is de bedoeling dat jullie je land presenteren op de wereldmarkt. Je krijgt hiervoor een kraampje en het is de bedoeling dat je die zo goed en leuk mogelijk aankleedt. Denk aan vlaggen, kleuren, symbolen, eten en muziek. De uitstraling en vormgeving van je kraampje is dus belangrijk. Zorg ervoor dat je genoeg verzamelt en goed plant.

Mail de Ambasade:

Vaak willen landen helpen met het promoten van hun land. Het mailen naar de Ambasade van jou land in Nederland kan er voor zorgen dat ze promotie materiaal opsturen

Tik je mailtje in het Engels. Jouw engels docent kan je hier mee helpen.

 

Zoek dus een aantal recepten op van typische gerechten, snacks etc. uit het land van jullie keuze. Maak een keuze welke hapjes jullie willen gaan maken en presenteren bij de landenmarkt. Deze is tussen half vijf en half zeven, dus zorg dat je genoeg te proeven hebt. Denk eraan dat je op school niet kunt koken en dat je de gerechten dus thuis zal moeten voorbereiden.

 

Deelopdracht 9. Land presenteren (tijdens wereldmarkt)

Een land kan alleen gepresenteerd worden wanneer er voldaan is aan de leerdoelen die in week elf afgetekend moeten zijn. De docenten bepalen in deze week of je door mag naar de wereldmarkt. Ook kijken we aan het einde van week elf of de vormgeving van je kraampje er goed uitziet. Je kraampje moet wel representatief zijn voor je land en dit ook uitstralen.

Op de wereldmarkt kun je vragen van geïnteresseerden beantwoorden, je website tonen, hapjes serveren en muziek (met koptelefoon) laten beluisteren. Het is de bedoeling dat je mensen enthousiasmeert voor je land.  

 

Check list:

Website klaar?
Website gepubliceerd en de link gedeeld?
Kraampje klaar gezet?
Kraampje ingericht?
Twee opgeladen Chromebooks klaargezet?
Hapjes uit het land gemaakt/gekocht en klaar gezet?
Poster van art in de kraam gehangen?