Module Spelling H3

Module Spelling H3

Start

Inleiding

Goed spellen is belangrijk. Al vanaf de basisschool leer je de regels, maar het is belangrijk deze steeds te herhalen.
Als je veel fouten maakt, word je namelijk al snel niet serieus genomen.
Het is ook belangrijk dat je de regels kent omdat je bij de werkwoordspelling niet op de spellingcorrector kan vertrouwen.

Planning

De module 'Spelling' bestaat uit de volgende onderdelen:

Onderdeel Tijd Onderdeel Tijd
A Inleiding + planning 15 min Meervoudsuitgangen 30 min
B Werkwoordspelling   De tussenklank 30 min
Persoonsvorm tt en vt 30 min Tekens bij letters 30 min
Deelwoorden 30 min Getallen schrijven 30 min
Infinitief en gebiedende wijs 30 min Zelfstandig gebruikte woorden 20 min
TOETS 30 min Aan elkaar of los 30 min
C Overige spellingsregels   Afkortingen 30 min
Hoofdletters en leestekens 50 min TOETS 30 min


Als je alles leest, bekijkt en maakt, heb je voor deze module ongeveer 7 klokuren nodig. De stof is echter allemaal herhaling. Je kunt dus een keuze maken uit de verschillende onderdelen en meer tijd besteden aan de onderdelen die je (nog) niet zo goed beheerst. 

De docent geeft tijdens de les aan wanneer het so werkwoordspelling wordt afgenomen. Alle onderdelen kunnen aan bod komen in het proefwerk tijdens de laatste toetsweek.

Werkwoordspelling

Werkwoordsvormen

Als je de werkwoordsvormen niet herkent, kan je ook niet beredeneren hoe
het werkwoord gespeld moet worden.
Daarom hier kort een paar richtlijnen om te bepalen met welke werkwoordsvorm
je te maken hebt.

We onderscheiden:

  1. Persoonsvorm
  2. Deelwoorden
  3. Infinitieven

Bekijk de Kennisbank voor meer uitleg.

KB: Werkwoordsvormen

Bekijk ook het volgende filmpje:

 

Persoonsvorm

Bestudeer de Kennisbank Nederlands, waarin uitleg wordt gegeven over:

  • de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (t.t.)
  • de persoonsvorm in de verleden tijd (v.t.)

KB: De persoonsvorm

Maak nu de volgende opdrachten.

Opdracht 1:De persoonsvorm in de t.t.

Opdracht 2:De persoonsvorm in de t.t. of v.t.

Deelwoorden

We onderscheiden bij de deelwoorden:

  • voltooide deelwoorden (VD)
  • onvoltooide deelwoorden (OD)

Bekijk de Kennisbank Nederlands voor meer uitleg.

KB: Deelwoorden

Maak nu de volgende opdrachten.

 

Opdracht 3:t.t. / v.t. / OD / VD

Opdracht 4:OD / VD

Opdracht 5:Voltooid deelwoord

Infinitieven

De infinitief (onbepaalde wijs)
Als we een werkwoord moeten vervoegen gaan we uit van de infinitief ofwel het hele werkwoord.
In een woordenboek wordt van werkwoorden altijd de infinitief gegeven.
De infinitief eindigt bijna altijd op -en: lopen, werken, leren, lachen etc.
Uitzonderingen: slaan, staan, gaan, etc.

Infinitieven kunnen voorkomen als zelfstandige naamwoorden.
Voorbeelden:
Hardlopen is goed voor je.
Schaatsen is erg populair.

Maak de volgende opdracht.

Opdracht 6:Infinitief

Gebiedende wijs
Als in een zin een bevel of opdracht staat en die zin heeft geen onderwerp, dan staat de zin in de gebiedende wijs. De zin begint met een persoonsvorm die bestaat uit de stam van het werkwoord.
Voorbeelden:
Leg neer die bal!
Doe je mond open!
Pak je boek!
Ga de klas uit!

Opmerking
Als na het werkwoord het persoonlijk voornaamwoord 'u' wordt gebruikt, dan komt er wel een -t na de stam.
Voorbeelden:
Gaat u maar voor.
Noteert u dat even.

Maak de volgende opdracht.

Opdracht 7:Werkwoorden in goede vorm

Oefentoets

Oefentoets
Je gaat nu de oefentoets referentieniveau maken.
Bereken aan het einde van de toets je niveau.

Referentieniveaus (De score geeft een indicatie van het referentieniveau!):
15 of 16 vragen goed (78 - 87%) = 2F
17 of 18 vragen goed (88 - 97 %)= 3F
19 of 20 vragen goed (98 - 100%) = 4F
 

Toets:Oefentoets Werkwoordspelling

Spellingsregels

Inleiding

Spelling berust op afspraken. Deze afspraken over hoe we een woord schrijven, maken het mogelijk doeltreffend met taal om te gaan.
Het is dan ook handig als we allemaal dezelfde regels hanteren.
De spellingcontrole is een handig hulpmiddel, maar die is lang niet foutloos.

Er bestaat een groot aantal regels voor een goede spelling en van een schrijver wordt verwacht dat hij die regels kent en juist toepast.
Het is belangrijk dat je goed spelt, want schrijfproducten met veel fouten maken een slordige indruk.

Hoofdletters

Alleen het eerste woord van een zin begint met een hoofdletter.
Als de zin begint met een apostrof dan schrijf je het tweede woord met een hoofdletter.
Voorbeeld: 's Morgens ruimt mijn vader altijd de vaatwasser uit.

Als een zin met een cijfer begint, krijg je geen hoofdletter.
Voorbeeld: 13 leerlingen waren afwezig.

Bestudeer de Kennisbank Nederlands over hoofdletters.

KB: Hoofdletters

Bekijk ook het volgende filmpje:


Maak de volgende opdracht.

 

Opdracht 8:Hoofdletters

Leestekens

We onderscheiden de volgende leestekens:

  • punt
  • komma
  • puntkomma
  • dubbele punt
  • aanhalingstekens
  • uitroepteken
  • vraagteken

Bestudeer het gebruik van leestekens in de Kennisbank Nederlands.

KB: Leestekens

Bekijk het filmpje:

 


Opdracht 9
In de volgende opdracht ga je in een aantal zinnen de juiste leestekens invullen.
Deze opdracht staat in het boekje.

 

Meervoud

Meervoudsuitgangen
Het meervoud van een zelfstandige naamwoord vorm je door er de meervoudsuitgangen -s, 's, -en of –n achter te schrijven.
De -s schrijf je er aan vast als dat geen probleem voor de uitspraak oplevert:
sektes, tantes, printers en bureaus.
Als je een fout bij de uitspraak kunt maken schrijf je 's: auto's, piano's, alinea's, baby's, jury's en ski's.

Klik op de Kennisbank Nederlands voor meer uitleg.

KB: Meervoudsuitgangen

Bekijk het filmpje:


Maak de volgende opdracht.

 

Opdracht 10:Meervoud

Tussenklank

De tussen -s

Hoofdregel: In samenstellingen wordt een -s geschreven, wanneer deze ook wordt uitgesproken.
Dus: stationsplein, moederskindje en scheepswrak.

Bekijk het filmpje:

 


De tussen -e of -en

Hoofdregel: De tussen -en wordt geschreven wanneer het eerste woord
van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud heeft op -en.
Het is dus: kippenei, want het meervoud van kip is alleen kippen.
Maar het is aspergesoep en gedaanteverwisseling, want het meervoud van asperge
is asperges, terwijl het meervoud van gedaante zowel gedaanten als gedaantes kan zijn.

Bekijk het filmpje:

De tussen -e of -en: uitzonderingen

Er zijn zeven uitzonderingen waarbij je geen tussen -en maar een tussen -e gebruikt.
Sommige woorden houden een -e als tussenletter, hoewel ze als je de hoofdregel zou volgen -en zouden moeten krijgen.

  1. Woorden die verwijzen naar een unieke persoon of zaak: zonnestraal, maneschijn en Koninginnedag.
  2. In bijvoeglijke naamwoorden waarvan het eerste deel alleen maar wordt gebruikt als versterking van het bijvoeglijke tweede deel: apetrots, boordevol, reuzeleuk en beregoed.
  3. Het eerste deel van het woord is een zelfstandig naamwoord zonder meervoud: rijstepap en roggebrood.
  4. Het eerste deel van het woord heeft een meervoud op -s en –en: groentesoep, gedachtewisseling.
  5. Het eerste deel van het woord is een zelfstandig woord met alleen een meervoud op -s: aspergekweker, etagewoning.
  6. Het eerste deel van het woord is geen zelfstandig naamwoord: hogeschool, blindedarm, rodekool, knarsetanden.
  7. Het woord wordt niet meer als een samenstelling gezien: bolleboos, pagegaai, schattebout.

Je kunt deze uitleg nalezen in de Kennisbank Nederlands.

KB: Tussenletters


Opdracht 11 staat in het boekje
 

Opdracht 12:Samenstellingen

Tekens bij letters

Om uitspraakproblemen te voorkomen, worden trema, liggend streepje en apostrof gebruikt.

  1. Gebruik liggend streepje en trema. Bekijk het filmpje:
  2. Gebruik liggend streepje. Bekijk het filmpje:
  3. Gebruik apostrof. Bekijk het filmpje:


Bestudeer nu de Kennisbank Nederlands voor uitleg, voorbeelden en uitzonderingen.

KB: Trema, liggend streepje, apostrof

Maak de volgende opdracht.

Opdracht 13:Trema, liggend streepje en apostrof

Getallen schrijven

Wanneer schrijf je getallen in letters en wanneer in cijfers?
Bestudeer de uitleg met voorbeelden in de Kennisbank Nederlands.

KB: Getallen schrijven

Bekijk het filmpje:


Maak de volgende opdracht.

 

Opdracht 14:Schrijfwijze van getallen

Zelfstandig gebruik

Zelfstandig of bijvoeglijk gebruikte bijvoeglijke naamwoorden, telwoorden en voornaamwoorden

  • Zelfstandig gebruikte woorden krijgen -n als ze op mensen slaan die niet in de dezelfde zin genoemd worden.
  • Zelfstandig gebruikte woorden krijgen geen -n als ze op mensen slaan die wel in dezelfde zin genoemd worden.
  • Zelfstandig gebruikte woorden krijgen geen -n als ze op dieren, planten of dingen slaan.
  • Bijvoeglijk gebruikte woorden krijgen geen –n: vele aanwezigen, beide gemeenten, alle medewerkers, enkele glazen bier.

Bekijk het filmpje:


Bekijk de voorbeelden op Kennisbank Nederlands.

KB: Zelfstandig gebruik

Maak nu de volgende opdracht.

 

Opdracht 15:Zelfstandig gebruik

Aan elkaar of los?

Welke zelfstandige naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden schrijf je aan elkaar en welke los? Wanneer schrijf je tekort, teveel en tegoed aan elkaar en wanneer schrijf je het los van elkaar?
Bestudeer de Kennisbank Nederlands.

KB: Aan elkaar of los

Bekijk het filmpje:


Opdracht 16 staat in het boekje
 

Opdracht 17:Te veel of teveel, te goed of tegoed, te kort of tekort

Afkortingen

  • Als je een woord afkort, eindig je de afkorting met een punt. Per afgekort woord gebruik je een punt. Je gebruikt een hoofdletter als die ook in het woord voorkomt:
    hr. = heer
    p. = pagina
    m.b.t. = met betrekking tot
    jl. = jongstleden
    blz. = bladzijde
    Z.K.H. = Zijne Koninklijke Hoogdheid
    Een paar uitzonderingen zijn: dhr. = de heer, z.o.z. = zie ommezijde en a.s. = aanstaande
  • Veel gebruikte afkortingen krijgen kleine letters en geen punten:
    cao, wc, btw, dvd, apk, mbo, pc, havo, info
  • Afgekorte eigennamen van bedrijven en instellingen schrijf je met hoofdletters en zonder punten:
    EU, VVD, NAVO, UMC, NS
  • Afgekorte namen van ziekten schrijven we met hoofdletters behalve als ze tot het dagelijks taalgebruik behoren. Het is ME (myalgische encefalomyelitis of Mobiele Eenheid) en MKZ (mond-en-klauwzeer), maar soa en aids 
  • Afgekorte namen van wetten, besluiten of overheidsplannen schrijven we met hoofdletter.
    AOW = Algemene ouderdomswet
    WAO = Wet op de Arbeidsongeschiktheid verzekering
    KB = Koninklijk Besluit
    VUT = vervroegde uittreding
  • Internationaal erkende afkortingen voor eenheden, maten, gewichten en chemische elementen krijgen geen punt:
    kWh = kilowattuur
    cm = centimeter
    kg = kilogram
    MB = Megabyte
    H = waterstof
  • Er blijven een aantal uitzonderingen over waarvoor moeilijk en regel valt te geven.
    Handig zijn in dat geval de websites: Woordenlijst Nederlandse taal en www.afkortingen.nl

Maak de volgende opdrachten.
 

Oefening:Afkortingen

Opdracht 19:Afkortingen

D-Toets

Je sluit het onderdeel Spellingsregels af met een toets.
Per behandeld onderwerp krijg je een meerkeuzevraag voorgelegd, die je moet beantwoorden.
Succes!

De D-stoets maak je in het boekje!

1. abbonnees of abonnees ...............
2. alleszinds of alleszins ...............
3. burgermeester of burgemeester ...............
4. chagerijnig of chagrijnig ...............


Welk woord is juist?

5. babies of baby's ...............
6. leliën of lelieën ...............
7. niveaus of nouveaux ...............
8. cafees of cafés ...............
9. bacterieën of bacteriën ...............


Welk woord is juist?

10. klerenzooi of klerezooi ...............
11. gedaanteverwisseling of gedaantenverwisseling ...............
12. paradepaard of paradenpaard ...............
13. beroepssport of beroepsport ...............
14. aanvangssnelheid of aanvangsnelheid ...............


Welk woord is juist?

15. mee-eten of meeëten ...............
16. trainer-coach of trainercoach ...............
17. shampoo's of shampoos ...............
18. begroeiing of begroeïng ...............


Welk woord is juist?

19. elfduizend of elf duizend ...............
20. viermiljoen of vier miljoen ...............
21. 7e of zevende ...............
22. 8 januari of acht januari ...............


Schrijf voluit!

23. m.n. ...............
24. i.p.v. ...............
25. prof. ...............
26. OM ...............

 

 

Antwoorden

Spelling


Spellingsregels

Opdracht 9

  1. De wethouder zei: 'Dat plan voer ik niet meer uit, dat zal mijn opvolger moeten doen.'
  2. 'Als ik mijn huiswerk af heb,' zei Guus, 'kom ik nog even wat chillen.'
  3. Hij dacht nog: 'Waarom heb ik dat niet eerder gedaan?'
  4. De leraar vroeg wie het ook zouden doen.
  5. Loop nou eens door!
  6. Onze kantine heeft tegenwoordig een veel groter aanbod: chips, broodjes gezond, broodje koket, gevulde koeken, cola, sinas, enz.
  7. Ik kijk graag naar het programma 'De wereld draait door'.
  8. 'Zullen we volgend jaar weer naar Praag gaan,' vroeg de mentor, 'of willen jullie naar Barcelona?'
  9. 's Winters ben ik veel actiever dan 's zomers.
  10. 'Lieverd, ik hou echt van je,' zei hij tegen zijn prinses.

Opdracht 11

1. krantenlezer = A 10. roggebrood = D
2. bolleboos = H 11. Koninginnedag = B
3. rijstepap = D 12. rodekool = G
4. maneschijn = B 13. reuzeleuk = C
5. blindedarm = G 14. groentesoep = E
6. apetrots = C 15. huizenhoog = A
7. gedachtewisseling = E 16. beregoed = C
8. schattebout = H 17. etagewoning = F
9. pannenkoek = A 18. knarsetanden = G


Opdracht 16

  1. ervan uitgaan ('Uit' is een deel van het werkwoord 'uitgaan'.)
  2. ervan af ('Af' hoort bij het werkwoord 'afhangen'.)
  3. erboven (Een voorzetsel dat niet bij het werkwoord hoort, moet je verbinden met het voorzetsel en/of de bijwoorden er, daar, hier en waar.)
  4. van afzien ('Af' hoort bij het werkwoord 'afzien'.)
  5. voorin (Een voorzetsel moet je met een voorafgaand voorzetsel of bijwoord verbinden als het niet bij het daaropvolgende zelfstandige naamwoord hoort.)
  6. achter in (In hoort bij het daaropvolgende zelfstandige naamwoord.)
  7. erdoorheen (Een voorzetsel dat niet bij het werkwoord hoort, moet je verbinden met het voorzetsel en/of de bijwoorden er, daar, hier en waar.)
  8. eraan (Een voorzetsel dat niet bij het werkwoord hoort, moet je verbinden met het voorzetsel en/of de bijwoorden er, daar, hier en waar.)
  9. tussendoor lopen ('Door' is hier geen deel van een werkwoord.)
  10. erop vooruitgaan ('Vooruitgaan' is hier één werkwoord.)

D-Toets

Deel I Moeilijke woorden

1. abbonnees of abonnees = abonnees
2. alleszinds of alleszins = alleszins
3. burgermeester of burgemeester = burgemeester
4. chagerijnig of chagrijnig = chagrijnig


Deel II Meervouden

5. babies of baby's = baby's
6. leliën of lelieën = leliën
7. niveaus of nouveaux = niveaus
8. cafees of cafés = cafés
9. bacterieën of bacteriën = bacteriën


Deel III Tussenklanken

10. klerenzooi of klerezooi = klerezooi
11. gedaanteverwisseling of gedaantenverwisseling = gedaanteverwisseling
12. paradepaard of paradenpaard = paradepaard
13. beroepssport of beroepsport = beroepssport
14. aanvangssnelheid of aanvangsnelheid = aanvangssnelheid


Deel IV Tekens bij letters

15. mee-eten of meeëten = mee-eten
16. trainer-coach of trainercoach = trainer-coach
17. shampoo's of shampoos = shampoos
18. begroeiing of begroeïng= begroeiing


Deel V Getallen aan elkaar of los

19. elfduizend of elf duizend = elfduizend
20. viermiljoen of vier miljoen = vier miljoen
21. 7e of zevende = zevende
22. 8 januari of acht januari = 8 januari


Deel VI Afkortingen

23. m.n. = met name
24. i.p.v. = in plaats van
25. prof. = professor
26. OM = Openbaar Ministerie
  • Het arrangement Module Spelling H3 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Simone Janson
    Laatst gewijzigd
    2018-05-18 09:36:26
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    De module Spelling HV is ontwikkeld door Fred Marsman (CambiumNed) en medewerkers van StudioVO.

    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use.
    Meer informatie: Fair use .

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de
    helpdesk VO-content .

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Oefenmodule spelling voor 3 havo
    Leerinhoud en doelen
    Lezen van zakelijke teksten (Nederlands); Nederlandse taal en cultuur; Schrijfvaardigheid; Begrippenlijst en taalverzorging; Taal- en literatuurwetenschap; Lezen van fictionele teksten en literaire teksten (Nederlands); Leesvaardigheid;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Trefwoorden
    leerlijn, rearrangeerbare

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Janson, Simone. (2018).

    Werkwoordspelling

    https://maken.wikiwijs.nl/124067/Werkwoordspelling

    VO-content Nederlands. (2020).

    Module Spelling - h45

    https://maken.wikiwijs.nl/80946/Module_Spelling___h45

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    De persoonsvorm in de t.t.

    De persoonsvorm in de t.t. of v.t.

    t.t. / v.t. / OD / VD

    OD / VD

    Voltooid deelwoord

    Infinitief

    Werkwoorden in goede vorm

    Oefentoets Werkwoordspelling

    Hoofdletters

    Meervoud

    Samenstellingen

    Trema, liggend streepje en apostrof

    Schrijfwijze van getallen

    Zelfstandig gebruik

    Te veel of teveel, te goed of tegoed, te kort of tekort

    Afkortingen

    Afkortingen

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.