Leerjaar 2 Thema 6 Erfelijkhei en Evolutie

Leerjaar 2 Thema 6 Erfelijkhei en Evolutie

PowerPoint presentatie thema 6 Erfelijkheid en Evolutie

Basisstof 1: Je uiterlijk

Basisstof 1:

 

De erfelijke informatie die op je chromosomen ligt, noem je je genotype.
Je genotype heeft veel invloed op je eigenschappen.

Maar hoe je eruit ziet wordt ook bepaald door je omgeving en je kunt ook zelf keuzes maken; jij kunt je haren verven of misschien heb je een tatoeage.

Al je uiterlijke kenmerken samen, noem je jouw fenotype.
Je zou kunnen zeggen: je fenotype is het resultaat van je genotype, omgevingsfactoren en keuzes die je zelf maakt.

Hoe ontstaat het fenotype?
Hoe ontstaat het fenotype?

Basisstof 2: Erfelijke eigenschappen

Basisstof 2:

In lichaamscellen komen de chromosomen in paren voor.

 

De twee chromosomen van een paar zijn aan elkaar gelijk.

 

Bij een mens bevat de kern van elke lichaamscel 46 chromosomen.

 

Bij een mens bevat de kern van elke lichaamscel 23 paren chromosomen.

Gen: een deel van een chromosoom dat de informatie bevat voor één erfelijke

eigenschap.

 

Alle genen in een celkern samen vormen het genotype.

 

Een chromosoom bevat veel genen.

 

In lichaamscellen komen de genen in paren voor.

 

In geslachtscellen (eicellen en zaadcellen) komen de chromosomen en genen

enkelvoudig voor.

 

Elke geslachtscel van een mens bevat 23 chromosomen.

Chromosomenportret
Chromosomenportret
Genenparen in lichaamscellen
Genenparen in lichaamscellen
Enkelvoudige genen in geslachtscellen
Enkelvoudige genen in geslachtscellen

Vragen bij BS 2 

ja of nee?

1 Heeft een mens 23 chromosomen in een lichaamscel?

 

2 Heeft een mens 46 chromosomen in een levercel?

 

3 Komen de genen in lichaamscellen enkelvoudig voor?

 

4 Bevat een eicel van een mens 23 chromosomen?

 

5 Zijn alle chromosomen van een mens aan elkaar gelijk?

 

6 Bevat een chromosoom genen?

 

7 Zijn de chromosomen van een chromosoompaar aan elkaar gelijk?

 

8 Komen de genen in geslachtscellen enkelvoudig voor?

 

9 Bevat een zaadcel van een mens 46 chromosomen?

 

10 Heeft een mens 23 chromosoomparen in een lichaamscel?

Basisstof 3: Geslachtelijke voortplanting

BS 3:

Bij geslachtelijke voortplanting versmelten de kernen van twee geslachtscellen

(eenzaadcel en een eicel).

Bij de bevruchting ontstaan chromosoomparen met genenparen.

Een zaadcel van een mens bevat 23 chromosomen van de vader.

Een eicel van een mens bevat 23 chromosomen van de moeder.

 

Bij de bevruchting komen de chromosomen van de vader en de moeder bij elkaar.

Een bevruchte eicel van een mens bevat dan 46 chromosomen.

Een bevruchte eicel bevat de informatie voor alle erfelijke eigenschappen van het

nieuwe organisme.

Het genotype van een organisme ontstaat op het moment van bevruchting.

Het genotype verandert daarna niet meer.

Het fenotype verandert wel.

Bij geslachtelijke voortplanting ontstaan nieuwe genotypen.

Geslachtelijke voortplanting
Geslachtelijke voortplanting

Vragen BS 3:

Ja of nee

1 Bevat een bevruchte eicel van een mens 23 chromosomen?

2 Ontstaat het genotype op het moment van de bevruchting?

3 Kun je van nature krullen hebben als je twee genen voor steil haar hebt?

4 Kan een genenpaar voor een erfelijke eigenschap bestaan uit twee ongelijke genen?

5 Versmelten er bij geslachtelijke voortplanting twee geslachtscellen?

6 Ontstaan er bij geslachtelijke voortplanting nieuwe genotypen?

7 Bevat een eicel genen van de vader en de moeder?

8 Bevat een bevruchte eicel genen van de vader en de moeder?

Basisstof 4: De evolutietheorie

BS 4:

Evolutie is de ontwikkeling van het leven op aarde waarbij soorten ontstaan,

veranderen en verdwijnen.

 

Darwin is de bedenker van de evolutietheorie.

De evolutietheorie gaat uit van het ontstaan van nieuwe genotypen, natuurlijke

selectie en het ontstaan van nieuwe soorten.

 

Fossielen: versteende overblijfselen of afdrukken van organismen in gesteenten.

Uit gevonden fossielen blijkt dat in de loop van de evolutie soorten zijn ontstaan,

veranderd en verdwenen.

Nieuwe genotypen ontstaan door geslachtelijke voortplanting.

Een soort kan veel verschillende genotypen en fenotypen hebben.

Natuurlijke selectie.

Organismen die goed zijn aangepast aan de omgeving hebben een gunstig genotype.

Organismen met een gunstig genotype hebben een grote overlevingskans.

Deze organismen geven het gunstige genotype door aan hun nakomelingen.

Nieuwe soorten ontstaan.

Organismen behoren tot dezelfde soort als ze zich samen kunnen voortplanten.

Isolatie: groepen organismen van een soort raken van elkaar gescheiden.

 

Na zeer lange tijd zijn er veel verschillen ontstaan tussen beide groepen.

Organismen uit de verschillende groepen kunnen zich niet meer samen

voortplanten. Er zijn twee soorten ontstaan.

Evolutietheorie
lezen en een samenvatting typen in een Word document

Darwin

Darwin strip

Survival of the fittest

Ontstaan van fossielen

Natuurlijke selectie

Vragen bij BS 4:

ja  of nee?

1 Sommige dieren zijn slecht aangepast aan hun omgeving.

Hebben deze dieren een grote overlevingskans?

 

2 Uit bacteriën ontwikkelden zich kleine plantjes.

Is dit een voorbeeld van evolutie?

 

3 Tref je in de natuur steeds dezelfde genotypen aan bij tuinslakken?

 

4 Zijn fossielen een argument voor de evolutietheorie?

 

5 Ontstaan nieuwe genotypen door geslachtelijke voortplanting?

 

6 Is Charles Darwin de bedenker van de evolutietheorie?

 

7 Blijkt uit fossielen dat in de loop van de evolutie soorten zijn ontstaan,

veranderd en verdwenen?

 

8Twee groepen van een soort raken langdurig gescheiden van elkaar.

Kunnen er dan twee verschillende soorten ontstaan?

Oefenvragen SO BS 1 t/m 4

Oefenvragen SO BS 1 t/m 4

Basisstof 5: De geschiedenis van het leven

BS 5:

In een geologische tijdschaal is de tijd vanaf het ontstaan van de aarde

weergegeven.

Een geologische tijdschaal is verdeeld in tijdperken.

Elk tijdperk is verdeeld in perioden.

De getallen geven de tijd aan in miljoenen jaren geleden (mjg).

De eerste organismen leefden in het water.

Uit de eerste organismen ontstonden de eerste bacteriën.

Uit de bacteriën ontwikkelden zich andere eencellige organismen.

Uit de eencellige organismen ontwikkelden zich meercellige organismen, zoals

landplanten, vissen en landdieren.

Geologische tijdschaal
Geologische tijdschaal

Geologische tijdschaal

Puzzel Geologische tijdschaal

Hieronder staan woorden en daaronder staan omschrijvingen.

 

Wat hoort bij elkaar? Noteer het in een Word document

 

Woord

landplanten

primitieve mensen

vogels en zoogdieren

 

Beschrijving

ontstonden ongeveer 3 miljoen jaar geleden

waren beter beschermd tegen de kou dan sauriërs

ontstonden ongeveer 500 miljoen jaar geleden

Basisstof 6: Biotechnologie

Biotechnologie

Bacteriën en schimmels worden vaak gebruikt bij het maken van

voedingsmiddelen. Bijvoorbeeld gist (een schimmel) bij het maken

van brood. Of melkzuurbacteriën bij het maken van yoghurt.

Mensengebruiken al eeuwen organismen bij het maken van

voedingsmiddelen. De techniek om met organismen producten te

maken heet biotechnologie.

 

 

De technieken in de biotechnologie ontwikkelen zich steeds verder.

Mensen kunnen de erfelijke eigenschappen van organismen

veranderen. Het genotype van een organisme kan door biotechnologie

worden veranderd. Mensen kunnen het DNA van een organisme

veranderen. Dit heet genetische modificatie.

Genetische modificatie kan heel nuttig zijn voor mensen. Bijvoorbeeld

bij het maken van medicijnen of voedingsmiddelen.

Zet een kruisje in het vakje bij ja of bij nee.

Vragen BS 6

ja of nee?

1 Kan genetische modifi catie nuttig zijn bij het maken van medicijnen?

2 Is bij de productie van brood sprake van biotechnologie?

3 Veranderen mensen bij genetische modifi catie de erfelijke eigenschappen van

een organisme?

4 In het DNA van een organisme wordt nieuwe erfelijke informatie aangebracht.

Is dit genetische modifi catie?

5 Worden schimmels gebruikt bij het maken van bier?

6 Wordt biotechnologie toegepast bij het maken van voedingsmiddelen?

7 Worden bij biotechnologie altijd de erfelijke eigenschappen van een organisme

veranderd?

Alleen Kader. Basisstof 7 Syndroom van Down

Vragen bij het Bio Bits filmpje over erfelijkheid.

Noteer de antwoorden in een Word document

- Wat is fenotype?

- Hoe komt het fenotype tot stand?

- Wat is genotype?

- Wanneer spreken we van Syndroom van Down?

- Wat is het verschil tussen een één eiige tweeling en een twee eiige tweeling? Je mag hier ook een tekening van maken.

Oefenvragen Proefwerk Thema 6 Erfelijkheid en Evolutie

Oefentoets Erfelijkheid en Evolutie

Begrippen testen

Deelopdracht 1: Ontwerp je eigen dinosaurus

Deelopdracht 2: Genetische modificatie