BS 3:
Bij geslachtelijke voortplanting versmelten de kernen van twee geslachtscellen
(eenzaadcel en een eicel).
Bij de bevruchting ontstaan chromosoomparen met genenparen.
Een zaadcel van een mens bevat 23 chromosomen van de vader.
Een eicel van een mens bevat 23 chromosomen van de moeder.
Bij de bevruchting komen de chromosomen van de vader en de moeder bij elkaar.
Een bevruchte eicel van een mens bevat dan 46 chromosomen.
Een bevruchte eicel bevat de informatie voor alle erfelijke eigenschappen van het
nieuwe organisme.
Het genotype van een organisme ontstaat op het moment van bevruchting.
Het genotype verandert daarna niet meer.
Het fenotype verandert wel.
Bij geslachtelijke voortplanting ontstaan nieuwe genotypen.

Vragen BS 3:
Ja of nee
1 Bevat een bevruchte eicel van een mens 23 chromosomen?
2 Ontstaat het genotype op het moment van de bevruchting?
3 Kun je van nature krullen hebben als je twee genen voor steil haar hebt?
4 Kan een genenpaar voor een erfelijke eigenschap bestaan uit twee ongelijke genen?
5 Versmelten er bij geslachtelijke voortplanting twee geslachtscellen?
6 Ontstaan er bij geslachtelijke voortplanting nieuwe genotypen?
7 Bevat een eicel genen van de vader en de moeder?
8 Bevat een bevruchte eicel genen van de vader en de moeder?