Dit thema heet ‘Groei en leven’. Groei en leven hebben alles met elkaar te maken. Organismen groeien (ze worden groter) en tegelijkertijd ontwikkelen ze zich. Een mens ontwikkelt zich van baby tot volwassene. Een kikker ontwikkelt zich van kikkervisje tot volwassen kikker. Volwassen organsimen kunnen zich voortplanten; zorgen voor nakomelingen.
Hoe ontwikkel jij je? Hierover gaan de startopdrachten.
Startopdracht A
Krijg je kriebels in je buik als je kijkt naar je klasgenoot? Heb je om alles ruzie met je ouders? Vind je dat je van alles de schuld krijgt?
Schieten je benen soms zomaar even de lucht in? Groei je alle kanten uit?
Ben je het ene moment heel erg vrolijk en het andere moment juist heel erg chagrijnig?
Wat is er toch met je aan de hand?
Grote kans dat je dan in de puberteit terecht gekomen bent!
Je lichaam wordt volwassen, dus jij wordt het dat ook! De puberteit is een levensfase.
Bekijk het filmpje en beantwoord na afloop de vraag:
Welke kenmerken van de puberteit herken jij bij jezelf of anderen?
Startopdracht B
Bekijk het filmpje Van baby tot puber.
Verzamel foto's van jouw periode als baby, peuter tot aan schoolkind of puber.
Maak met je klasgenoten een tijdlijn. Hang deze tijdlijn zichtbaar in de klas. Maak deze bijvoorbeeld op een lange rol papier. Je kunt ook met een digitale tool een tijdlijn maken en dan delen met je klas.
Voor tips kun je gebruik maken van de Gereedschapskist
Waar gaat dit blok over?
Het thema Groei en leven bestaat uit één blok: Groeien, ontwikkelen en (over)leven. Dit blok gaat over groei en ontwikkeling. En omdat planten ook organismen zijn, gaat het niet alleen over mensen en dieren maar ook over planten! Hoe zorgen organismen ervoor dat ze optimaal kunnen groeien, ontwikkelen en overleven?
Voordat ik begin
Benodigdheden:
zie practica en opdrachten
Tijd:
8 uur
Leerdoelen en vaardigheden
Leerdoelen
Ik kan afloop van dit blok:
de verschillende levensfasen van een mens benoemen
het verschil uitleggen tussen groeien en ontwikkelen
twee voorbeelden noemen van ontwikkelen bij dieren
twee voorbeelden noemen van ontwikkelen bij planten
bij een voorbeeld aangeven of het gaat om lichamelijke, geestelijke of sociale ontwikkeling
uitleggen wat een groeispurt is en in welke twee levensfasen een groeispurt plaatsvindt bij een mens
verschillende stadia van een metamorfose van insecten en amfibieën in de juiste volgorde zetten
het verschil uitleggen tussen volledige en onvolledige metamorfose bij insecten
verschillende jachtmethodes benoemen bij geleedpotigen
aan de hand van snavels aangeven wat de vogels eten
aan de hand van de vorm van wortels, stengels of balderen aangeven waar een plant kan overleven
uitleggen hoe je in de natuur kunt overleven en hoe je aan water, voedsel en een warme slaapplaats komt
Vaardigheden:
een practicum uitvoeren
resultaten verwerken in een tabel
een verslag maken van je proef
informatie opzoeken op internet of andere naslagwerken
Aan de slag
Stap 1
Groeien en ontwikkelen Net als alle andere soorten levende wezens (organismen), heeft de mens een levenscyclus. Een levenscyclus is een opvolging van verandering binnen het leven van een organisme. Je groeit en ontwikkelt je in de baarmoeder, je wordt geboren en je groeit en ontwikkelt je verder, misschien krijg je zelf kinderen (voortplanten) en ten slotte ga je dood. Dit zijn onderdelen van de levenscyclus.
Een mens doorloopt in een levenscyclus verschillende levensfasen. In de eerste levensfasen vindt zowel groei als ontwikkeling plaats. Een baby groeit en ontwikkelt zich heel snel. In alle levensfasen vindt ontwikkeling plaats. Een volwassene groeit niet meer, maar ontwikkelt zich wel steeds verder.
Groeien en ontwikkelen is iets wat elk organisme doet. Wat is het verschil tussen groei en ontwikkeling? Groeien is het groter en zwaarder worden van een organisme. Elk organisme dat uit meerdere cellen bestaat, doet dit door nieuwe cellen aan te maken. Ontwikkelen gaat om veranderingen die optreden in de bouw van een organisme. Een organisme doet dit zodat hij de taken die hij moet doen nóg beter kan doen. Of soms omdat er zelfs nieuwe organen nodig zijn!
Tijdens je leven maak je een lichamelijke, geestelijke en sociale ontwikkeling door.
De lichamelijke ontwikkeling is de verandering van je lichaam. Doordat je lichaam verandert kun je in andere levensfasen ook nieuwe dingen leren zoals lopen of fietsen, je wordt beter in sport, kunt nauwkeuriger werken. Geestelijke ontwikkeling is de groei en verandering in wat je met je verstand kunt en doet, zoals leren praten en lezen. Sociale ontwikkeling is hoe de mens groeit en verandert in zijn communicatie met anderen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Groeien en groeispurts
Een baby groeit het eerste jaar het sterkst. Het geboortegewicht (gemiddeld 3 kilogram) verdubbelt tijdens de 6 maanden. Na deze eerste maanden groeit de mens langzamer. Perioden van snelle groei noem je groeispurts.
In de puberteit maakt je lichaam ook een groeispurt. Na de groeispurt beweeg je vaak wat slungelig. Dat komt doordat je spieren later gaan groeien dan je botten. Direct na de groeispurt zijn je spieren nog niet sterk genoeg voor je langere armen en benen.
Tot aan de puberteit groeien jongens en meisjes even hard. In de puberteit beginnen meisjes eerder aan hun groeispurt dan jongens. De groeispurt bij jongens is sterker dan bij meisjes en duurt vaak wat langer. Jongens worden dan ook gemiddeld langer dan meisjes.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Opdracht 3* Hoe lang word jij?
Je kunt jouw toekomstige eindlengte uitrekenen met deze formule.
Je moet daarvoor weten hoe lang je (biologische) ouders zijn.
Neem de formule hiernaast over en bereken je eindlengte.
Beantwoord dan de volgende vragen:
Waarom zul je nooit precies die lengte krijgen?
Welke factoren bepalen de groei allemaal?
Welke voordelen en welke nadelen ondervinden lange mensen?
En welke voor- en nadelen korte mensen?
Maak in tweetallen hiervan een verslag.
Je laat hierin dus twee berekeningen zien!
Laat het verslag beoordelen door je docent.
Stap 2
Opdracht 1 De ontwikkeling van een bruine boon
In twee-, drie- of viertallen.
Bekijk het filmpje van de ontwikkeling van een boon en beantwoord daarna de vragen.
Kun je bij een boon spraken van groei? Leg je antwoord uit.
Kun je bij een boon spreken van ontwikkeling? Leg je antwoord uit.
Bespreek de antwoorden in de klas.
Opdracht 2 Practicum kiemen van zaden
Bij dit practicum volg je de ontkieming en groei van een zaadje tot een plant.
Dit kan een zaadje zijn van de Moestuin-actie, zaden van het tuincentrum of gewoon een bruine boon!
Kies je voor een eetbare plant, bijvoorbeeld een courgette of peterselie?
Lees dan eerst opdracht 3 en overleg met je docent of je deze opdracht ook gaat doen.
Van dit practicum maak je een verslag in de vorm van een stripverhaal.
Je kunt hierbij gebruik maken van de informatie uit de Gereedschapskist
Met een stripverhaal kun je een kort verhaal in beeld brengen. Je maakt een combinatie van tekst en beeld door je verhaal uit te werken in tekeningen met tekstballonnen.
Maak van elke ontwikkeling die je ziet een tekening.
Overleg met je docent, hoe je je docent op de hoogte houdt van de resultaten van het practicum.
Opdracht 3* Van plant tot keuken
De afgelopen jaren kon je bij een Nederlandse supermarkt zaden van allerlei eetbare planten sparen. Misschien heb jij er ook aan meegedaan in de klas of thuis.
In de klas zijn verschillende zaden aanwezig.
Kies een groente of kruid en zaai hiervan de zaden. Dan kun je de komende weken volgen hoe het plantje groeit.
Tegelijkertijd kun je vast op zoek waarvoor je deze plant kunt gebruiken in de keuken.
Wat ga jij maken als het tijd is om jouw (deel van de) plant te oogsten?
Zoek een recept op dat je zelf kunt klaarmaken.
Opdracht 4* Moestuin ontwerpen Je wilt een eigen moestuin? Of maak je een moestuin samen met je klasgenoten? En weet je nog niet waar je moet beginnen? Het tuinplan ontwikkeld door het IVN kan je hierbij helpen.
Bepaal welke planten je in je moestuin wil hebben.
Verzamel foto's of tekeningen van deze planten en maak hiervan een poster op A3-formaat.
Stap 3A
Metamorfose - dieren Een baby is veel kleiner dan zijn ouders. Toch lijkt een baby al een beetje op een volwassen mens. Maar bij sommige dieren, bijvoorbeeld vlinders en kikkers, lijken de volwassen dieren helemaal niet op de jonge dieren, die ze eerst waren.
Deze verandering van uiterlijk noem je gedaanteverwisseling of metamorfose. Metamorfose vindt plaats bij insecten en amfibiën.
Het jonge dier ziet er niet alleen heel anders uit dan het volwassen dier; ze leven vaak ook in een andere omgeving. Een rups of larve heeft een heel andere levenswijze dan het volwassen dier (imago).
Een larve eet erg veel, zo kan hij snel groeien. Voor een larve is het daarom nodig om enkele keren te vervellen. Daarnaast bouwt de larve reservestoffen op voor als hij straks een pop is.
Levenscyclus van een vlinder
Opdracht 1 Metamorfose bij een koolwitje Bij vlinders vindt metamorfose plaats.
Bekijk het filmpje van het koolwitje.
Noteer tijdens het filmpje de woorden die gaan over de metamorfose van een vlinder.
Vergelijk na het filmpje jouw woorden met de woorden van een klasgenoot.
Vul zo nodig jouw lijstje aan.
Schrijf samen achter elk woord een korte uitleg.
Beantwoord de vraag:
Welke verschillen kun je opmerken in levenswijze tussen een larve en een vlinder?
Denk daarbij aan wat het dier eet en waar het dier leeft.
Opdracht 2 Metamorfose bij een sprinkhaan Een spinkhaan is een insect en ook bij een sprinkhaan vindt dus metamorfose plaats. Toch is deze metamorfose anders dan bij het koolwitje.
Bekijk het filmpje en geef antwoord op de volgende vraag:
Welk verschil merk je op tussen de metamorfose van het koolwitje en de metamorfose van de spinkhaan?
Hoe zit dit?
Niet alle dieren hebben een metamorfose zoals bij vlinders. Ze maken wel een metamorfose door, maar het jonge dier lijkt al erg op het volwassen dier. De gedaanteverwisseling is dus niet volledig. Dit noem je onvolledige metamorfose.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Opdracht 4 Practicum meeltor
In drie- of viertallen.
Je gaat de komende weken de metamorfose van meelwormen bestuderen.
De meelworm is eigenlijk helemaal geen worm. Het is de larve van de meeltor.
Wat ga je doen?
Elke week tel je in je groep in ieder geval 1 keer alle larven, poppen en torren.
Bij elke levensfase maak je één of enkele vragen en tekeningen.
Bewaar alle antwoorden en tekeningen zodat je deze later kunt gebruiken voor het verslag.
Je houdt de gegevens bij in een tabel:
levensfase
1
2
3
4
larven
poppen
torren
Levenscyclus van een vlinder
Bij de larven:
Leg één larve van een meeltor op een glazen schaaltje.
Beantwoord de vraag.
Welke levenverschijnsel(en) vertoont de larve?
Maak van de meeltorlarve een tekening. Maak de tekening op een los A4 blaadje. Geef linksboven aan om welke levensfase de tekening gaat.
Benoem de volgende onderdelen op de tekening: poot, oog, lijf.
Bij de poppen:
Leg één pop van de meeltor op een glazen schaaltje. Beantwoorde de vraag:
Welke levenverschijnsel(en) vertoont de pop?
Maak van de pop een tekening. Maak weer de tekening op een los A4 blaadje en geef linksboven aan om welke levensfase de tekening gaat.
Bij de torren:
Haal één tor uit het bakje en leg deze in een afgesloten glazen schaaltje.
Leg 1 meeltor op een glazen schaaltje. Welke levenverschijnsel(en) vertoont de tor? Noteer je antwoorden.
Maak van de tor een tekening. Weer op een los A4 blaadje en noteer de levensfase.
Benoem de volgende onderdelen op de tekening: oog, poot, kop.
Bijna klaar:
Verdeel de taken in je groepje:
Maak een tekening van de levenscyclus van de meeltor.
Zoek informatie over de meeltor en de verschilende levensfasen zodat je in ieder geval antwoord kunt geven op de volgende vragen:
Waar leeft de meeltor?
Wat eet de meeltor?
Door welke dieren wordt de meeltor gegeten?
Tot slot:
Maak samen een verslag of een presentatie waarin je de tabel, de tekeningen en de antwoorden op de vragen gebruikt.
Een vorm van een presentatie is de Peche Kucha.
Een Pecha Kucha is een presentatie die bestaat uit 20 slides. Voor iedere slide heb je 20 seconden de tijd om te presenteren, dus je verhaal duurt in totaal 6 minuten en 40 seconden.
Stap 3C
Metamorfose kikker - dieren Een kikker behoort tot de groep van amfibieën. Ook bij amfibieën ziet een jong dier er heel anders uit dan een volwassen dier. Net als insecten maken amfibiën een metamorfose door tijdens hun levenscyclus. En ook bij deze dieren heeft dat met hun leefomgeving te maken en hun manier van leven.
Opdracht 1 Kikkers Bekijk het filmpje en let er op in welke volgorde de metamorfose bij een kikker verloopt.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Organismen, zoals dieren en planten, hebben voedsel nodig om te groeien en te ontwikkelen. Dus ook geleedpotigen, zoals insecten en spinnen, hebben voedsel nodig. Sommige geleedpotigen eten andere geleedpotigen. Dit doen ze door te jagen. Maar de manier waarop ze jagen verschilt per diersoort. David Attenborough laat vier bijzondere jachtmethodes zien.
Opdracht 1 Dieren op jacht
In tweetallen.
Bij schooltv-beeldbank kun je veel verschillende fimjes vinden over dieren die jagen.
Ga naar de website van Schooltv en gebruik de zoekterm: jacht of klik hier.
Kies een dier uit en bestudeer wat zijn voedsel is en hoe dit dier aan zijn voedsel komt.
Bedenk een creatieve manier hoe je dit aan je klasgenoten kunt uitleggen. Bijvoorbeeld door het maken van een tekening, een lied/rap, een kort toneelstukje, een spel of een model. Wil je een idee opdoen? Kijk dan eens in de gereedschapskist.
Stap 5
Vogels - voedsel
Om te groeien en te ontwikkelen heeft elk organisme voedsel nodig, dus ook vogels. Alle vogels hebben een snavel. Een snavel is de bek van een vogel en werkt zoals onze kaak met tanden en kiezen. Er zijn duizenden soorten vogels en toch lijkt niet één vogelsoort dezelfde snavel te hebben als een andere soort. Er zijn wel overeenkomsten. En vogels hebben allemaal een snavel die uitstekend geschikt is voor het voedsel dat ze eten.
Opdracht 1 De snavelquiz
In tweetallen.
Bekijk het filmpje.
Maak daarna samen drie vragen met antwoorden op drie draaikaartjes. Schrijf op de voorkant de vraag en op de achterkant het antwoord.
Lever de draaikaartjes in bij de docent of een aangewezen spelleider. Haalde dubbele vragen eruit.
De docent of de spelleider stelt vervolgens vragen aan de klas. Wie heeft de meeste vragen goed?
Lees de informatie over deze vogel en zoek aanvullende informatie over de snavel en het voedsel van deze vogel.
Verzamel afbeeldingen van het voedsel van deze vogel.
Maak op een A3 een tekening van de snavel en plak eromheen afbeeldingen van het voedsel.
Presenteer jullie A3 met snavel en voedsel aan je klasgenoten.
Maak je geen tekening of heb je minder tijd?
Dan kun je ook een prikbord maken met een afbeelding van de snavel en afbeeldingen van het veodsel, bijv. met Padlet.
Stap 6
Planten - overleven
Planten zijn net als dieren organismen. Dus ook planten hebben voeding nodig. Planten hebben water, licht, koolstofdioxide en voedingsstoffen nodig om te groeien, bloeien en gezond te blijven. Planten vind je overal op de wereld waar deze stoffen aanwezig zijn en voldoende licht aanwezig is.
Om te overleven op plaatsen waar juist weinig van deze stoffen aanwezig zijn of weinig licht is, hebben planten allerlei handige aanpassingen.
Bekijk het filmpje en vul tijdens het filmpje het onderstaande schema in. Bekijk daarom eerst heel goed het schema en zet zo nodig het filmpje af en toe stop.
Overleven in de natuur
In dit blok ging het over groei en ontwikkeling bij planten en dieren. Ook heb je gezien dat organismen zich aan een omgeving aanpassen om te kunnen overleven.
Nu woon jij in een huis, heb je kleding om je te beschermen tegen kou, haal je je eten uit de supermakt en maak je je eten klaar in de keuken. Maar wat nu als je dat niet zou hebben? Hoe zou je kunnen overrleven in de natuur?
Afsluitende opdracht
Stel: je bent in de wildernis beland, weg van alle luxe. Hoe overleef je daar? Hoe kun je je verblijf daar zelfs aangenaam maken? Je gaat een Bushcraft organiseren met je klas. Je leert elkaar vaardigheden om in en van de natuur te leven.
Je kunt na afloop antwoord geven op vragen zoals:
Wat kun je uit de natuur eten?
Hoe maak je een maaltijd klaar?
Hoe maak je vuur?
Hoe kom je aan water?
Waar kun je slapen?
Hoe blijf je warm?
En misschien ook wel: hoe kan je je vermaken?
Ga jij de uitdaging aan?
Werk bij deze opdracht in groepjes. Verdeel de vragen over de groepjes en ga op onderzoek uit. Je kunt gebruik maken van verschillende bronnen op internet of contact opnemen met een bushcraft-vereniging. Op YouTube kun je ook afleveringen bekijken van Ketnet-serie X-treem/Bosbivak. Zie bijvoorbeeld:
Per groepje organiseer je één workshop over één van de vragen of een eigen vraag. De workshop geef je op een afgesproken moment aan de andere groepjes. Zo is straks iedereen goed voorbereid voor een echt bushcraft!
Spreek met je docent af waar jullie alle informatie delen. Je kunt bijvoorbeeld samen een website maken of een kleine boekje voor een bushcraft-weekend.
Het arrangement Groei: Thema Groei en leven - gr78 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Kenmerken van levensfasen
Groei en groeispurts
Metamorfose
Metamorfose bij amfibieën
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.