De veertien punten (8 januari 1918)
Wat wij in deze oorlog vragen is niets voor onszelf. Het is dat de wereld geschikt en veilig mag gemaakt worden om erin te leven, en in het bijzonder dat zij veilig mag gemaakt worden voor elk vredelievend volk dat, zoals het onze, zijn eigen leven wenst te leven, zijn eigen instellingen te bepalen, en verzekerd te zijn van gerechtigheid en behoorlijke behandeling door de andere volkeren van de wereld, tegen geweld en zelfzuchtige aanval.
Feitelijk zijn alle volkeren ter wereld deelachtig in dat belang, en wat ons betreft zien wij heel duidelijk dat gerechtigheid ons deel niet zal zijn, tenzij zij ook aan anderen te beurt valt. Daarom is het programma van wereldvrede ons programma en dat programma, dat naar ons oordeel het enig mogelijke programma is, is het volgende:
1 Openbare vredesverdragen, openlijk gesloten, waarna er geen geheime internationale overeenkomsten van enige aard meer zullen bestaan...
2 Absolute vrijheid van scheepvaart op zee, buiten de territoriale wateren, in vredes- als in oorlogstijd...
3 Afschaffen, zoveel als mogelijk, van alle economische barrières...
4 Uitwisselen van gepaste garanties om de nationale bewapening te herleiden tot het minimum dat verenigbaar is met de inwendige vrijheid.
5 Een vrije, breeddenkende en volstrekt onpartijdige regeling van alle koloniale afspraken, steunend op de stipte naleving van het principe dat inzake het behandelen van alle dergelijke soevereiniteitskwesties, het belang van de betrokken volkeren even zwaar moet wegen als de billijke aanspraken van de regeringen wier bevoegdheid dient geregeld...
6 Ontruiming van alle Russische gebieden, een regeling van alle problemen betreffende Rusland... om Rusland een onbelemmerde gelegenheid te schenken zijn eigen politieke ontwikkeling en nationale organisaties te bepalen... met instellingen naar eigen keuze...
7 België moet ontruimd en heropgebouwd worden zonder enige poging om zijn soevereiniteit te beperken, die het zoals alle andere volkeren geniet...
8 Alle Frans grondgebied moet bevrijd worden en de bezette gebieden daarvan teruggegeven, en het onrecht, door Pruisen aan Frankrijk in 1871 aangedaan in verband met Elzas-Lotharingen, moet goedgemaakt worden....
9 Een herziening van de Italiaanse grenzen moet gebeuren volgens een duidelijk herkenbare scheiding van de nationaliteiten.
10 De volkeren van Oostenrijk-Hongarije, wier plaats onder de naties wij gevrijwaard en verzekerd wensen te zien, moet de meest vrije gelegenheid krijgen voor een autonome ontwikkeling.
11 Roemenië, Servië en Montenegro, dienen ontruimd te worden en de bezette gebieden teruggegeven, en Servië dient een vrije toegang tot de zee te krijgen...
12 De Turkse gedeelten van het huidige Ottomaanse rijk moeten verzekerd zijn van hun onbetwiste soevereiniteit, maar de andere nationaliteiten die nu onder Turks bewind staan, moeten de verzekering krijgen van een boven alle twijfel verheven veilig leven en een volstrekt ongehinderde mogelijkheid tot zelfstandige ontwikkeling; tevens moeten de Dardanellen bestendig open blijven als een vrije doorvaart, onder internationale garanties, voor handelsschepen van alle naties.
13 Een onafhankelijke Poolse staat moet opgericht worden en de gebieden bevatten die bewoond zijn door een onbetwistbaar Poolse bevolking: hij zou moeten verzekerd zijn van een vrije toegang tot de zee.
14 Een algemene Volkenbond moet opgericht worden onder welbepaalde overeenkomsten ten einde aan grote en kleine staten wederzijdse waarborgen te verstrekken van hun politieke onafhankelijkheid en territoriale onschendbaarheid.
bron: W. Macdonald (ed.), Documentary Source Book of American History. New York, 1926, blz 670-672. Geciteerde tekst naar: J. Demey en R. Dhondt, Onze tijd in documenten. Lier, Van In, 1973, blz. 262-264, en H. Van de Voorde e.a., De 19de en 20ste eeuw. Deel 2 De mundiale samenleving. Antwerpen-Amsterdam, De Nederlandsche Boekhandel, 1981, blz. 13-14.