Website mevrouw Wagemaker

Thema Bevolk. Ruimte: Ned - Duitsland vmbo-kgt34 - kopie 1

Thema Bevolk. Ruimte: Ned - Duitsland vmbo-kgt34 - kopie 1

Bevolk. Ruimte: Ned- Duitsland

Inleiding

Bevolking en ruimte: Nederland - Duitsland
De exameneenheid Bevolking en Ruimte geeft aan dat je de bevolkingsontwikkeling en het ruimtegebruik in Nederland moet kunnen beschrijven en moet kunnen vergelijken met een andere regio in Europa. De aangewezen regio is Duitsland. In dit thema staan daarom bevolkingsontwikkeling en het ruimtegebruik in Nederland en Duitsland centraal.

Leerdoelen:

Aan het eind van het thema kun je:

  • de overeenkomsten en verschillen tussen Nederland en Duitsland benoemen in het kader van de bevolkingssamenstelling, immigratie en emigratie en de handelsrelaties.
  • illustreren hoe en waarom de interne en externe migratie in Nederland en Duitsland vanaf 1950 plaatsvond en de verschillende soorten benoemen.
  • in eigen woorden vertellen hoe de migratie in Duitsland is op punten anders verlopen dan in Nederland.
  • de naoorlogse arbeidsmigratie karakteriseren en de begrippen buitenlander, gastarbeider, persoon met een migratieachtergrond verklaren.
  • de demografische ontwikkelingen in Nederland en Duitsland vergelijken.
  • de verdeling van de beschikbare ruimte in stedelijke gebieden en op het platteland in Nederland en Duitsland vanaf 1950 omschrijven.
  • de ouderenzorg in Nederland en Duitsland vergelijken en verklaren waarom deze in Duitsland veel goedkoper is.
  • de gevolgen vergelijken die de verbouwing van het station Stuttgart en Arnhem had voor de leefbaarheid en de ruimtelijke kwaliteit in de stad.

Bevolking en ruimte Nederland - Duitsland bestaat uit de volgende opdrachten:
1. Nederland-Duitsland
2. Migratie Nederland-Duitsland
3. Arbeidsmigratie
4. Bevolkingsontwikkeling in Nederland en Duitsland
5. Veranderingen ‘stad en platteland’ in Nederland en Duitsland
6. Stedelijke voorzieningen
7. Herindeling stad

Werkplan

Het thema Bevolking en ruimte Nederland - Duitsland bestudeer je door zeven opdrachten te maken.

Het is belangrijk dat je goed bijhoudt wat je gedaan hebt. Om je hierbij te helpen is er een werkplan gemaakt. Op dat werkplan kun je bijhouden welke onderdelen je al gedaan hebt.

Download hier het werkplan:

 

Nederland - Duitsland

Vooraf

Leerdoelen

In deze opdracht vergelijken jullie de bevolkingen van Duitsland en Nederland in de tijd na de Tweede Wereldoorlog. Jullie kijken met name naar de overeenkomsten en verschillen tussen beide landen. Denk hierbij aan de bevolkingssamenstelling, immigratie en emigratie en de handelsrelaties.

Aan het eind van deze opdracht:

  • Kun je de begrippen migratie, immigratie en emigratie beschrijven.
  • Kun je uitleggen waarom er in de jaren '60 en '70 van de vorige eeuw veel immigranten naar Nederland en Duitsland kwamen.
  • Kun je drie landen noemen waar Nederlandse en Duitse emigranten in de jaren '50 en '60 naartoe gingen.
  • Kun je omschrijven wat wordt bedoeld met het 'Wirtschaftswunder'.
  • Kun je het belang van de handel tussen Nederland en Duitsland voor beide landen beschrijven.


Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht maak je samen met een klasgenoot een quiz.

Beoordeling
Door de quiz goed op te lossen, laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald en definities van de begrippen kunt geven.

 

Werkwijze

Groepsgrootte
Stap 1 tot en met stap 3 doe je alleen.
Het eindproduct (stap 4) maak je samen met een klasgenoot.

Benodigdheden
Geen bijzonderheden

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Stap 1

De Nederlandse bevolking
De Nederlandse bevolking bestaat uit 17,2 miljoen inwoners (per 1/5/2018). Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) zal het bevolkingsaantal de komende 30 jaar nog toenemen. Het CBS is een instantie die statistisch onderzoek verricht, gegevens verzamelt en presenteert. Denk aan cijfers over bijvoorbeeld het aantal werklozen, het aantal buitenlanders in Nederland of de bevolkingsgroei. Cijfers die met de bevolkingssamenstelling te maken hebben, noemen we demografische gegevens. Demografie is de wetenschap die de bevolking cijfermatig in kaart brengt.

Heb jij je weleens afgevraagd waarom er mensen in Nederland zijn die hier niet werden geboren? En waar komen zij allemaal vandaan? In de media hoor je vaak de termen migratie, immigratie en emigratie, maar wat betekenen deze begrippen eigenlijk?

  • Migratie: verplaatsing van een groep mensen.
    Stel je voor, je verhuist met je gezin van Amsterdam naar Utrecht. Dit wordt (binnenlandse) migratie genoemd.
  • Emigratie/immigratie: het vestigen in een ander land of gebied.
    Stel dat je met je met je ouders naar Duitsland gaat verhuizen, dan immigreer je in Duitsland. Je verlaat Nederland; dit wordt emigratie genoemd. Je emigreert uit Nederland en je immigreert in Duitsland.

Om immigranten op te vangen en de immigratie in goede banen te leiden, is een duidelijke aanpak nodig. De maatregelen die we daarvoor bedenken, noemen we het immigratiebeleid. Er wordt bijvoorbeeld gepland hoeveel immigranten er het land in mogen en welke eisen aan deze groep worden gesteld. Er zijn natuurlijk talloze redenen om te emigreren of te immigreren, zoals voor werk, omdat je je in het oude land niet veilig voelt of omdat je denkt elders een beter leven te zullen krijgen.

Na de Tweede Wereldoorlog steeg het aantal immigranten in Nederland. Deze kwamen voornamelijk uit Suriname, Indonesië en de Nederlandse Antillen. Migranten die hier kwamen om te werken, noemen we arbeidsmigranten. Ze kwamen in de jaren ‘60 en ’70 voornamelijk uit Marokko en Turkije. Gastarbeiders, zoals arbeidsmigranten toen werden genoemd, kwamen ook uit landen aan de Middellandse Zee. Nederland was een welvarend land en had behoefte aan laaggeschoold personeel. Destijds ging iedereen er van uit dat deze gastarbeiders na een aantal jaren terug zouden gaan naar hun land van herkomst, maar velen van hen zijn in Nederland gebleven en hebben hun gezinnen hier naartoe gebracht.

Nederlandse emigranten gingen in de jaren ‘50 voornamelijk naar de VS, Canada, Zuid-Afrika, Australië en Nieuw-Zeeland.

Vraag:
Beschrijf met je eigen woorden wat migratie is en geef concrete voorbeelden van redenen om te migreren.

Stap 2

De Duitse bevolking
De Duitse bevolking bestaat uit 82,6 miljoen inwoners (2017) en is hiermee de grootste bevolking van de Europese Unie (EU). Berlijn is de hoofdstad en sinds 2005 is Angela Merkel (CDU: Christelijke Democratische Unie) bondskanselier. De positie van Merkel is te vergelijken met de positie van de minister-president in Nederland. Duitsland heeft geen koning, zoals Nederland, maar een president. De Bondspresident heeft net als de Nederlandse koning geen uitvoerende macht, maar vooral een representatieve functie. Hij vertegenwoordigt Duitsland bij officiële gelegenheden. Duitsland bestaat uit 16 deelstaten, de ‘Bundesländer’. Dichtbij Nederland ligt de deelstaat Noordrijn-Westfalen met Düsseldorf als hoofdstad.





 

Tekst 1 - Wirtschaftswunder

Na de Tweede Wereldoorlog (en vooral in de jaren vijftig) voltrok zich in West-Duitsland het zogenoemde ‘Wirtschaftswunder’, oftewel het economische wonder. De steden, industrie en economische infrastructuur werden weer hersteld en er was veel werk beschikbaar. Duitsland was destijds verdeeld in West-Duitsland (de Bondsrepubliek) en de DDR (Duitse Democratische Republiek). De DDR behoorde tot het Oostblok, een verzameling landen onder sterke invloed van de toenmalige Sovjet-Unie.

Het economische wonder bracht de bevolking meer zelfvertrouwen na de zware oorlog. Er kwam een nieuwe munteenheid, de ‘Deutsche Mark’, die heeft bijgedragen aan de economische groei. Duitsland kreeg een pensioenstelsel en werd bovendien een echt exportland. Het was toen goedkoop om in Duitsland te produceren. Er werden veel investeringen gedaan en dit wierp vruchten af. Onder andere de auto-industrie verkocht steeds meer en de VW-Kever werd het symbool van het economische wonder.

 

Tekst 2 - Migratie

Vlak na de Tweede Wereldoorlog vertrokken veel Duitsers naar Australië of Zuid-Amerika omdat daar meer werk te vinden was. Mensen in de DDR vluchtten massaal naar West-Duitsland uit onvrede over de overheersing van de Sovjet-Unie. Daaraan kwam een einde toen in 1961 de Berlijnse Muur werd gebouwd. De grens tussen Duitsland en de DDR werd hermetisch afgesloten.

De redenen om de DDR te ontvluchten waren divers. Zo had je de tegenstanders van de DDR-politiek die op de socialistische leer was gestoeld. Ze waren het niet eens met allerlei DDR-beleid, bijvoorbeeld het onderwijsbeleid, de legerplicht of de macht van de staat binnen de economie. Ook gingen mensen weg om naar hun gezin toe te gaan in andere delen van de wereld of waren ze op zoek naar een beter leven en inkomen. Dit wordt in het Duits Republikflucht genoemd, de vlucht uit de republiek. Snel hierna verbood de DDR-regering het haar inwoners om het land te verlaten. Zij die probeerden te vluchten, werden zwaar bestraft. De regering was bang dat teveel goede arbeiders het land zouden verlaten en dat daardoor de staat economische schade op zou lopen. Mensen uit West-Duitsland daarentegen mochten wel naar de DDR reizen.

Vergelijkbaar met Nederland, kwamen er vanaf de jaren ‘50 arbeidsmigranten naar Duitsland. Deze waren meestal afkomstig uit Italië, Spanje of Turkije. Later kwamen er ook veel Oost-Europese migranten.

Vragen:

  1. Geef een voorbeeld van een industrietak die het economisch voor de wind ging tijdens het Wirtschaftswunder in Duitsland.
  2. In welke twee delen was Duitsland destijds opgedeeld?

Stap 3

Overeenkomsten en verschillen tussen Nederland en Duitsland
Naast de verschillen tussen Nederland en Duitsland, zoals de oppervlakte van het land en het aantal inwoners, zijn er ook overeenkomsten. In beide landen wordt ongeveer de helft van de bodem gebruikt voor de landbouw. Nederland is met ongeveer 480 inwoners per km² gemiddeld twee keer zo dichtbevolkt als Duitsland (230). Al zijn er deelstaten die een hogere bevolkingsdichtheid hebben zoals Nordrhein-Westfalen (530 inwoners per km²).

In Nederland zijn er 3,8 miljoen inwoners met een migratieachtergrond, 22,6% van de hele bevolking (CBS 2018). Minstens een van de ouders is niet in Nederland geboren.
In Duitsland wordt er ook gesproken van mensen met een migratieachtergrond. Hierbij gaat het niet alleen om de eerste en tweede generatie, maar ook om de derde generatie die in Duitsland is geboren maar een buitenlandse nationaliteit heeft. Ook als de grootouders in Duitsland zijn geboren met een buitenlands paspoort, hebben de kleinkinderen een migratieachtergrond.

In 2012 had er volgens deze definitie 20% van de bevolking in Duitsland een migratieachtergrond. De verschillende definities maken het lastig om de cijfers van Nederland en Duitsland met elkaar te vergelijken.
Wel is er onderzoek in de EU gedaan naar mensen met een buitenlands paspoort. In Nederland gaat het dan om 5,3% (2016) en in Duitsland om 9% van de gehele bevolking (stand 2015).

Lees de onderstaande teksten en beantwoord de bijbehorende vragen.

Tekst 1 - Belangrijkste handelspartner

Duitsland is de belangrijkste handelspartner voor Nederland. Dit heeft te maken met de omvang van de onderlinge handel, dus met export en import van producten. Een vijfde van de totale Nederlandse export en een kwart van de export van agrarische producten gaat naar Duitsland. Duitslands grootste handelspartner is Frankrijk, maar Nederland komt daarna op de tweede plaats. Bovendien is Nederland een belangrijk doorvoerland. Veel producten worden via de haven van Rotterdam naar andere landen getransporteerd met grote schepen. Duitsland is het belangrijkste doorvoerland voor Nederland naar andere Europese landen. Dit betekent dat ook veel producten via Duitsland naar andere landen worden vervoerd. Beide landen werken dan ook nauw samen op het gebied van infrastructuur en transport.

De Nederlandse bevolking is zich er vaak niet van bewust hoe belangrijk Duitsland voor ons is. Mensen die aan de grens wonen, kunnen zich vaak redelijk redden in de Duitse taal, maar elders wordt er nauwelijks Duits gesproken en er zijn ook steeds minder studenten die kiezen voor een studie Duitse taal en cultuur.

 

Tekst 2 - Omgang/Cultuur

In de Duitse cultuur is het normaal om iedereen vanaf ongeveer 16 jaar die men niet kent met ‘u’ (Sie) aan te spreken. Ook in de bedrijfscultuur is het gewoon om ‘u’ tegen de baas en collega’s te zeggen en deze bij de achternaam te noemen. In Nederland zijn wij er makkelijker in en is het gewoon om je baas met ‘jij’ en met de voornaam aan te spreken. In de bedrijfscultuur in Duitsland ligt er meer nadruk op hiërarchie, op iemands plaats in de organisatie. Hoe hoger je staat op de ladder, met hoe meer respect je wordt behandeld.

 

Tekst 3 - Mobiliteit

De mobiliteit binnen Nederland is erg groot, want het openbaar vervoer is sterk ontwikkeld en er is een uitgebreid wegennetwerk met veel snelwegen. Maar er zijn ook veel files en de kosten van onderhoud van het wegennetwerk zijn hoog. In Nederland is lange tijd gepraat over invoering van een kilometerheffing. Dat is een systeem waarbij weggebruikers betalen per gereden kilometer. De gebruiker betaalt. Het systeem is (nog) niet ingevoerd omdat er veel protest uit de samenleving kwam.

Ook in Duitsland is er veel verkeer, vooral op de snelwegen. Het Duitse Autobahnen-netwerk is beroemd, maar evenmin goedkoop. De Duitse regering heeft inmiddels een tolsysteem ingevoerd voor vrachtverkeer en in 2020 voor personenauto's. Vrachtwagens mogen alleen de snelweg op als er is betaald voor een tolvignet.

Nu heeft de Duitse Bondsregering vergevorderde plannen om tol te heffen voor iedere weggebruiker die gebruik van de snelwegen wil maken. Duitse automobilisten krijgen in ruil voor die kosten belastingverlaging. Het zijn dus vooral de buitenlandse chauffeurs die de rekening krijgen. Er is veel kritiek op de plannen omdat het de mobiliteit binnen Duitsland erg beïnvloed. Ook voor veel Nederlanders zal dit plan grote gevolgen hebben, vooral in de grensstreek.

Vragen:

  1. Welke soort handel wordt er het meest gedreven tussen Duitsland en Nederland?
  2. Bedenk wat de gevolgen zijn voor Nederlandse automobilisten van de invoering van een tolheffing in Duitsland. Noem voorbeelden.

Stap 4

Extra opgaven Bevolking en ruimte
Voor je aan de afsluiting van deze opdracht begint,
maak je eerst de volgende toets.

Vergelijk, na het beantwoorden van de vragen, jouw antwoorden met de goede antwoorden.
Heb je vragen fout, zorg dan dat je begrijpt waarom je antwoord niet goed is. 

 

 

Toets:Nederland en Duitsland

Stap 5

Eindproduct: Quiz
In deze puzzel krijg je tien woorden die met de Nederlandse of Duitse bevolking te maken hebben en die in de inhoud van deze opdracht genoemd zijn. Na het goed invullen van de antwoorden kun je van boven naar beneden een woord lezen.

Quiz: Nederland-Duitsland

Migratie Ned - Duitsland

Vooraf

Leerdoelen

Deze opdracht gaat over het hoe en waarom van migratie in Nederland en Duitsland vanaf 1950. Het gaat om mensen die binnen hun land verhuizen, mensen die naar Nederland of Duitsland komen of mensen die uit Nederland of Duitsland vertrekken.
Migratie in Duitsland is op punten anders verlopen dan in Nederland.

Aan het eind van deze opdracht:

  • Kun je met omschrijven waarom sommige Nederlanders in de jaren '50 en '60 naar een andere plek binnen hun eigen land verhuisden.
  • Kun je met omschrijven waarom sommige Duitsers in de jaren '50 naar een andere plek binnen hun eigen land verhuisden.
  • Kun je het begrip gastarbeider omschrijven en kun je voorbeelden van gastarbeiders noemen die in de jaren '50, '60 en '70 naar Nederland en Duitsland kwamen.
  • Kun je uitleggen waarom veel Nederlanders en Duitsers in de jaren '50, '60 en '70 uit Nederland en Duitsland vertrokken en kun je drie landen noemen waar ze naartoe verhuisden.


Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht maak je drie ‘conceptkaarten’, één voor verhuizen binnen Nederland of Duitsland, één voor immigratie in Nederland of Duitsland en één voor emigratie vanuit Nederland of Duitsland. Voor het maken van deze conceptkaarten krijg je van je docent een lijst met namen van landen en andere plekken, een lijst van namen van groepen en een lijst van begrippen. Een conceptkaart is een visuele voorstelling van een onderwerp en de begrippen die met dat onderwerp te maken hebben. Dat doe je door die begrippen op een vel papier te tekenen en lijnen tussen de begrippen te trekken. Met elke lijn geef je een verband weer tussen twee begrippen (oorzaak, komt voort uit, overeenkomst met, etc.).
In de conceptkaarten laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.

Beoordeling
De conceptkaarten laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let de docent op:

  • de inhoud: laten de conceptkaarten zien dat je weet hebt van de migratie in Nederland en Duitsland en de overeenkomsten en verschillen zijn tussen beide landen?
  • de vorm: zijn de conceptkaarten met zorg gemaakt.

 

Werkwijze

Groepsgrootte
Stap 1 tot en met stap 3 doe je alleen.
Het eindproduct (stap 4) maak je samen met twee klasgenoten.

Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Stap 1

Verhuizen binnen eigen land in Nederland of Duitsland
De volgende twee begrippen heb je in deze opdracht wel nodig:

  1. Aantrekkingsfactoren: redenen waarom mensen naar een bepaald land of gebied willen verhuizen
  2. Afstotingsfactoren: redenen waarom mensen uit hun land of gebied weg willen om ergens anders te gaan wonen.

Kijk naar de film “Het Dorp” op SchoolTV.

Eerst trekken veel plattelandsbewoners naar de steden, vooral omdat er werk te vinden is. Na verloop van tijd is het stadsleven voor veel bewoners minder aantrekkelijk en lokt de ruimte en het groen van het platteland. Bewoners van de grote stad kunnen verhuizen omdat afstanden in Nederland in het algemeen niet groot zijn en het woon-werkverkeer relatief weinig tijd kost. Toch blijven veel Nederlanders in (grote) steden wonen en kregen enkele steden zoals Eindhoven er zelfs flink wat inwoners bij.

Vragen:

  1. Waarom verhuisden veel mensen uit dorpen naar een (grote) stad?
  2. Noem drie redenen waarom daarna veel stedelingen besloten op het platteland te gaan wonen.

Ook in Duitsland zijn vanaf 1950 veel mensen binnen hun land verhuisd. Dat waren vooral inwoners van de DDR. Nadat Duitsland in de Tweede Wereldoorlog werd verslagen werd Duitsland opgedeeld in bezettingszones. Het oosten van Duitsland werd gecontroleerd door troepen uit de Sovjet-Unie. Dat deel van Duitsland zou zich in de naoorlogs jaren afscheiden van Duitsland en verder gaan als de Duitse Democratische Republiek (DDR). De rest van Duitsland ging verder als de Bondsrepubliek Duitsland (BRD). De hoofdstad Berlijn, die midden in de DDR lag, werd in tweeën gedeeld: West-Berlijn hoorde bij de BRD en Oost-Berlijn werd de hoofdstad van de DDR.

De inwoners van de DDR namen in de beginjaren van hun nieuwe natie op grote schaal de wijk naar de BRD. Het nieuwe landsbestuur beviel ze niet, of ze hadden hun familie vooral in de BRD of ze zagen betere kansen in het Westen. Hoe dan ook, tussen 1950 en 1961 verhuisden 2,6 miljoen DDR-burgers naar West-Duitsland.

Aan die stroom migranten kwam een einde toen in augustus 1961 de grens hermetisch werd gesloten. Dwars door Berlijn werd een muur gebouwd. De rest van de grens werd met hekken, prikkeldraad en brede stroken niemandsland afgezet. Voor DDR-burgers kwam een verbod naar West-Duitsland af te reizen.

In 1989 kwam die stroom weer op gang toen het makkelijker werd voor DDR-burgers om naar West-Duitsland te verhuizen. Toen de DDR in 1990 werd opgeheven, waren ongeveer 3 miljoen DDR-burgers naar West-Duitsland verhuisd.

Ten tweede was er net als in Nederland een grote trek van plattelandsbewoners naar (grote) steden. Die plattelandsbewoners waren op zoek naar werk en ze konden in de stad vaak makkelijker een baan vinden. Deze trek gaat nog steeds door. Vooral steden in het zuiden zoals München en Augsburg kregen er veel inwoners bij, maar ook Stuttgart (in het midden van het land) en Hamburg (in het noorden). Wie eenmaal in de stad woonde, bleef daar bijna altijd. Van een trek van stad naar platteland was dus nauwelijks sprake. Dat heeft ermee te maken dat afstanden in Duitsland vaak groter zijn dan die in Nederland, met gevolgen voor de reistijd tussen woon- en werkplek.

Vragen:

  1. Welke groepen in Duitsland verhuisden er naar een ander gebied binnen hun land
  2. Waarom verhuisden deze groepen?
  3. Welke redenen om te verhuizen zijn dus niet van toepassing op Nederlanders die binnen hun eigen land een andere woonplek zochten?
  4. Je hebt verschillende redenen gezien om te verhuizen binnen je land.
    Welke redenen zijn aantrekkingsfactoren en welke afstotingsfactoren?

Stap 2

Immigratie in Nederland en Duitsland
Kijk naar de films “Immigratie vroeger en nu” en “Immigranten in Nederland” van SchoolTV




De groep die in de film als Molukkers wordt aangeduid, bestaat uit voormalige soldaten van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) en hun familieleden. Het KNIL was een door Nederland opgerichte legermacht die in Nederlands-Indië de orde moest handhaven. Nadat Nederlands-Indië in 1949 onafhankelijk werd en als Indonesië verder ging, werd het KNIL opgeheven. De Molukse KNIL-soldaten, afkomstig van een eilandengroep in Indonesië, maar in Nederlandse dienst, kwamen in de knel. Nederland kon niet anders dan ze onderdak geven in Nederland. In 1951 werden ze samen met hun familieleden naar Nederland overgebracht. Ze zouden na verloop van tijd terugkeren naar hun land van herkomst, maar dat is nooit gebeurd.

Naast de Molukkers kwamen er ook veel Indische Nederlanders vanuit het nieuwe Indonesië naar Nederland. Indische Nederlanders zijn mensen van (gemengd) Nederlandse afkomst.

In 1962 ging Nederlands Nieuw Guinea over in Indonesische handen. Voor veel bewoners van dat gebied, Irian Jaya, was het een reden om te vertrekken naar Nederland.

Ook de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 was een moment waarop een flinke migratiestroom in gang werd gezet. Veel Surinamers besloten te kiezen voor een Nederlands paspoort en naar Nederland af te reizen omdat ze onvoldoende vertrouwen hadden in de toekomst van Suriname. Het land had een hoge werkloosheid en was veel minder welvarend dan Nederland.

Duitsland heeft in die periode niet met dergelijke grote immigratiegolven te maken gehad eenvoudigweg omdat het toen al lang geen koloniën meer had, die zelfstandig werden.

De grote immigrantenstromen in die jaren kwamen op gang op uitnodiging van Duitsland zelf: het heeft, net als Nederland, vanaf de jaren ’50 tot in de ‘70er jaren, veel gastarbeiders uit het buitenland laten komen. Vooral uit Turkije maar ook uit Italië, Spanje, Griekenland en Joegoslavië. Landen in West-Europa hadden een grote behoefte aan laag opgeleide werknemers. Net als in Nederland waren veel van deze gastarbeiders van plan na een paar jaar terug te gaan. Uiteindelijk bleef een groot deel van hen hier wonen, vooral vanwege de economische situatie in het land van herkomst. Door gezinshereniging kwamen veel vrouwen en kinderen over.

Verder heeft Duitsland altijd vluchtelingen opgenomen, die in eigen land gevaar liepen door oorlog of onderdrukking.

Begin jaren ’90 ten slotte kwamen er na de val van het ijzeren gordijn, de ineenstorting van de communistische regeringen in Oost-Europa, veel mensen uit die regio naar Duitsland.

Vragen:

  1. Geef voor de groepen die in de film en de tekst worden genoemd de redenen aan waarom ze naar Nederland kwamen.
  2. Sommige immigranten in Duitsland zijn van Duitse komaf. Waarin verschillen ze van immigranten van (gemengd) Nederlandse afkomst in Nederland gelet op hun land van herkomst?
  3. In het lied “Over de Muur” van Het Klein Orkest uit 1983 zit de volgende tekstregel:
    “Zoveel Turken in Kreuzberg die amper kunnen bestaan.” (Kreuzberg is een wijk in West-Berlijn).
    Hoe zijn die Turken daar terecht gekomen?
  4. Je hebt verschillende redenen gezien waarom mensen naar Nederland of naar Duitsland zijn gekomen. Welke van die redenen zijn aantrekkingsfactoren en welke afstotingsfactoren?

Stap 3

Emigratie vanuit Nederland en Duitsland
Kijk naar de film “Emigratie vroeger en nu” van SchoolTV.

 

Niet alle Nederlandse emigranten konden het echter rooien in hun land van bestemming. Ze hadden moeite om zich aan te passen aan de gewoonten van dat land of slaagden er niet in om nieuw bestaan op te bouwen. Daarop besloten ze terug te keren naar Nederland. We noemen dit remigratie.

Vragen:

  1. Waarom ging ongeveer 50 jaar geleden één op de twintig Nederlanders weg uit Nederland?
  2. Noem drie landen waar Nederlandse emigranten toen naartoe verhuisden.
  3. Waarom lieten de landen van bestemming die in de film worden genoemd graag Nederlandse emigranten toe?

Ook Duitsland kende in de jaren ’50 een grote uittocht van emigranten. Zij gingen vooral naar de Verenigde Staten, Australië en Canada. Duitse emigranten vertrokken vanwege allerlei redenen. Duitsland had te kampen met enorme verwoestingen als gevolg van de Tweede Wereldoorlog, de economische vooruitzichten waren niet goed en het land had met allerlei beperkingen te maken die de Geallieerden (de tegenstanders van Duitsland in de Tweede Wereldoorlog) hadden ingesteld.

Zo werd allerlei wetenschappelijk onderzoek verboden, een verbod dat in 1955 weer werd opgeheven. De Verenigde Staten, Canada en Australië moedigden Duitse emigranten aan om er zich te vestigen en te werken.
In de late jaren ’50 en in de jaren ’60 trok de Duitse economie aan, waardoor meer mensen werk vonden en de welvaart steeg. Dat én het feit dat de Verenigde Staten minder migranten toeliet, zorgde voor een daling van de Duitse emigratiecijfers. Ook naar Canada en Australië verhuisden minder Duitsers.

Vragen:

  1. Noem een reden die Duitsers wel en Nederlanders niet hadden om te emigreren.
  2. In deze stap zijn meer redenen genoemd waarom Nederlanders en Duitsers uit hun land zijn weggegaan. Welke redenen zijn aantrekkingsfactoren en welke afstotingsfactoren?

Stap 4

Conceptkaarten
Je hebt gezien waarom er mensen in Nederland en Duitsland naar een andere plek in hun land zijn verhuisd. Je hebt ook gezien welke groepen immigranten naar Nederland en Duitsland kwamen en waarom. En je hebt gezien waarom in beide landen mensen vooral in de jaren ‘50 besloten om te vertrekken en naar het buitenland te emigreren.

Je gaat al deze kennis verwerken door het in kaart te brengen. Niet door een landkaart te tekenen of een landkaart in te kleuren, maar door verbanden te leggen tussen begrippen die je in deze les bent tegengekomen en die je aangereikt krijgt door je docent. Die verbanden kunnen zijn: oorzaak en gevolg, herkomst, overeenkomst, enzovoort. Je krijgt van je leerkracht een lijst met namen van landen en andere plekken, een lijst van namen van groepen, een lijst van begrippen en drie lege vellen papier.

Je gaat met twee klasgenoten drie conceptkaarten maken, één voor verhuizen binnen Nederland en Duitsland, één voor immigratie in Nederland en Duitsland en één voor emigratie vanuit Nederland en Duitsland. Op elke conceptkaart zet je centraal de namen “Duitsland” en “Nederland”. Dan plaats je er namen en begrippen bij uit de lijsten die je voor de betreffende conceptkaart nodig denkt te hebben en je trekt lijnen tussen de begrippen die op de één of andere manier verband met elkaar houden. Bij elke lijn vermeld je het soort verband dat er volgens jou bij hoort. Verwerk zoveel mogelijk van je kennis in de conceptkaarten. Laat zien wat je weet!

Spreek onder elkaar af wie de conceptkaart maakt voor verhuizen binnen Nederland en Duitsland, wie voor immigratie in Nederland en Duitsland en wie voor emigratie vanuit Nederland en Duitsland. Overleg tijdens het maken van de conceptkaarten met elkaar over welke namen en begrippen je wel of niet moet gebruiken.

Klaar?
Laat jullie conceptkaarten beoordelen door jullie docent.

Arbeidsmigratie

Vooraf

Leerdoelen
In deze opdracht vergelijken jullie de arbeidsmigratie na de Tweede Wereldoorlog in Nederland en Duitsland. Je kijkt daarbij naar de diverse begrippen (buitenlander, gastarbeider, persoon met een migratieachtergrond) die door elkaar worden gebruikt.

Aan het eind van deze opdracht:

  • Kun je uitleggen waarom Nederland en Duitsland in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw gastarbeiders zijn gaan werven.
  • Kun je verklaren waarom de gastarbeiders niet – zoals verwacht werd - meer terug naar hun land van herkomst zijn gegaan.
  • Kun je aangeven in welke periode en waarom gastarbeiders hun gezinnen massaal hebben laten overkomen.
  • Kun je aangeven dat zowel in Duitsland als in Nederland de bevolking met een migratieachtergrond niet in gelijke mate is verspreid over het land en dat er met name in de grote steden meer mensen met een migratieachtergrond te vinden zijn.


Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht maak je een Duitsland-Nederland-Quiz.

Beoordeling
In het eindproduct laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.

 

Werkwijze

Groepsgrootte
Deze les doe je alleen.

Benodigdheden
Een atlas

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Stap 1

Gastarbeiders in Nederland en Duitsland
Na de Tweede Wereldoorlog lag Europa in puin. Veel huizen, fabrieken, bruggen en wegen waren vernield. Al snel werd de wederopbouw volop in gang gezet. Er werd overal gebouwd, er werden nieuwe fabrieken uit de grond gestampt en de infrastructuur werd hersteld. De economie groeide als een tierelier, vooral in Duitsland (waar men sprak over het Wirtschaftswunder, het economisch wonder) maar ook in Nederland.

De werkgelegenheid trok sterk aan en vooral het zware en vuile werk bleef liggen. Er ontstond een tekort aan met name laaggeschoolde arbeiders. Eerst voor de kolenmijnen, later ook voor de zware industrie. Elders in Europa, en met name in Zuid-Italië, was er grote werkloosheid. Jonge mannen zagen dan ook meer toekomst in West-Europa, waar de banen voor het oprapen lagen. Ook trok het avontuur. De meeste Italianen trokken naar Zwitserland en Duitsland. Omdat Nederland actief gastarbeiders wierf in Italië, kwamen er ook veel naar Nederland. In de jaren '40 en '50 werkten er al Italianen in de Limburgse mijnen. Na 1955 wilden ook andere Nederlandse bedrijven Italiaanse werknemers aanstellen.

Naast veel Italianen kwamen ook veel Oost-Duitsers via Berlijn naar West-Duitsland om er te werken. Elk jaar vluchtten tussen de 150.000 en 300.000 Oost-Duitsers naar Berlijn, maar na de bouw van de Muur viel die stroom weg. De behoefte aan gastarbeiders werd wel steeds groter. In 1961 waren er voor het eerst meer vacatures dan werklozen. De Duitse regering sloot op 31 oktober van dat jaar een verdrag met Turkije over de werving van arbeiders.

Na een selectieprocedure en een medische keuring werden de Turkse jongemannen (en vrouwen) uitgenodigd om in Duitsland te komen werken. Ze kregen een aanstelling voor een, twee of maximaal drie jaar. Daarna zouden ze weer terug naar huis gaan. De werkgevers vonden het veel te lastig om steeds nieuwe arbeidskrachten te moeten opleiden, dus in 1964 werden tijdelijke aanstelling omgezet in aanstellingen zonder een einddatum. De Turkse arbeiders kregen dezelfde rechten als de Duitse. In 1969 al werd de miljoenste Turkse gastarbeider in München feestelijk binnengehaald. Hij kreeg een televisie cadeau.

Duitsland begon eerder met het werven van Turkse gastarbeiders dan Nederland. Nederland moest bij die werving niet alleen met Duitsland concurreren maar ook met andere West-Europese landen. In 1969 vond de Nederlandse regering in Marokko een nieuwe bron met potentiële gastarbeiders.

Hoe dat in zijn werk ging, kun je hieronder zien:


Vraag
Hoe ging de werving van Marokkaanse gastarbeiders in zijn werk? Welke criteria gebruikte de vertegenwoordiger van het Nederlandse ministerie van Sociale Zaken daarbij?

Stap 2

Gezinshereniging
Over gastarbeiders was men in die beginjaren zeer positief. Nederland en Duitsland hadden immers beide een groot tekort aan laaggeschoolde arbeiders. Maar dat beeld veranderde. Met de economie in West-Europa ging het in de zeventiger jaren minder goed en er ontstond grote werkloosheid. Beide regeringen stopten in dat jaar met het werven van nieuwe gastarbeiders.

Met de stop wilden beide landen de toestroom van nieuwe migranten verhinderen, maar de maatregel bleek averechts te werken. Het aantal buitenlandse werknemers nam weliswaar af, maar al snel nam de migrantenbevolking juist toe. De mogelijkheid om naar Turkije (of Marokko) terug te gaan, om later eventueel weer terug te keren naar Nederland of Duitsland om er weer een tijd te werken, viel weg. Veel gastarbeiders waren bang dat er nog strengere maatregelen zouden volgen. Als ze eenmaal weg waren, konden ze niet meer terugkomen. Velen besloten daarom definitief te blijven en hun gezin over te laten komen. De term die men daarvoor gebruikt is ‘gezinshereniging’.

Zoals de Turkse Mustafa uitlegde: "Omdat we binnen enkele jaren terug wilden gaan, werkten we extra hard en meer dan gewoon. We wilden zoveel mogelijk geld verdienen in een kort tijdsbestek. Maar we konden ons doel niet bereiken. Die enkele jaren werden al snel vijf jaar, tien jaar, dertien jaar. Je vond hier je draai, ging trouwen en kreeg kinderen en dan kijk je even naar achteren en wat blijkt: ben ik al 33 jaar in Nederland. En nog steeds denk ik niet aan teruggaan."

Hoeveel mensen omwille van gezinshereniging naar Nederland en Duitsland kwamen is onbekend. De statistieken van buitenlandse migratie maken geen onderscheid naar de reden van migratie (werk, asiel, studie, gezinshereniging of huwelijk).
We weten wel hoeveel van de Turkse en Marokkaanse immigranten zijn gebleven.

In 2003 woonde nog steeds 15% van alle Turkse gastarbeiders in Nederland die in 1965 en 1966 naar Nederland zijn gekomen. Voor de Marokkaanse gastarbeiders van toen is dat 30%.

In 2003 woonde nog steeds 50% van alle Turkse gastarbeiders in Nederland die in 1972 en 1973 naar Nederland zijn gekomen. Voor die Marokkaanse gastarbeiders is dat 55%.

De termen waarmee de buitenlandse arbeiders werden aangegeven, veranderden met de jaren mee. Tot 1973 sprak men over gastarbeiders. Met ‘gast’ werd het tijdelijk verblijf van een buitenlandse arbeider aangeduid.
Toen steeds meer buitenlandse arbeiders zich definitief in Nederland en Duitsland vestigden, gingen de regeringen spreken over ‘arbeidsmigranten’, waarbij de nadruk op ‘arbeid’ kwam te liggen.

In praktijk gebruikten we alleen de term 'allochtoon' voor iemand die oorspronkelijk afkomstig is van een niet-westers land. Formeel is het kleinkind van een voormalige Turkse of Marokkaanse gastarbeider geen allochtoon, maar in het taalgebruik blijven we die term ook voor hen gebruiken.

De WRR en het CBS schrappen vanaf november 2016 de woorden allochtoon en autochtoon. Zij zetten daarmee een nieuwe norm voor de overheid. De begrippen zijn niet meer precies genoeg en stigmatiserend.
Vanaf nu spreken we over personen met een Nederlandse of migratieachtergrond.

In veel andere talen en andere landen gebruikt men het begrip ‘immigrant’.

Vragen

  1. Welke twee redenen geeft de geïnterviewde Mustafa om in Nederland te blijven?
  2. Personen met een migratieachtergrond zijn immigranten van de eerste of tweede generatie. Leg van de volgende personen hieronder uit waarom die persoon inwoner met een migratieachtergrond genoemd kan worden en of die van de eerste of tweede generatie is.

    Neem hiervoor de onderstaande tabel over en vul deze in.

 

Wie is inwoner met een migratieachtergrond Reden 1e generatie 2e generatie
Koning Willem-Alexander      
Koningin Maxima      
Kroonprinses Amalia      

 

  1. Welke twee verschillen zijn er tussen de officiële definitie en het dagelijks taalgebruik als we spreken over mensen met een migratieachtergrond?

 

Stap 3

Duitsland en Nederland vergeleken
Het is moeilijk om de cijfers van Nederland en Duitsland te vergelijken.
Het Nederlandse Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) houdt cijfers bij van Nederlanders en Nederlanders met een migratieachtergrond.

Tabel 1 - Nederlandse bevolking

Nederlandse bevolking 16.838.289         16.838.289            
- Nederlanders   13.234.545    
- Nederlanders met een migratieachtergrond   3.603.744 3.603.744  
-- Nederlanders met een westerse migratieachtergrond     1.597.160  
-- Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond     1.997.584 1.997.584
--- Turken       396.414
--- Marokkanen       374.996
--- Overig       1.226.174
Cijfers van 1/1/2014, het aantal personen met een migratieachtergrond ligt op 21,4% van de totale bevolking in Nederland.

 

Duitsland houdt geen cijfers bij van 'personen met een migratieachtergrond' (er is zelfs geen Duits woord voor!).
De Europese Unie houdt wel cijfers bij van ‘buitenlanders’ in alle landen die lid zijn van de EU:

Tabel 2 - Duitse bevolking:

  Totaal aantal buitenlanders Buitenlanders in % van de bevolking Buitenlanders in % van de bevolking,
afkomstig uit een van de 27 EU-landen
Buitenlanders in % van de bevolking,
afkomstig uit landen buiten de 27 EU-landen
EU 27* 33.306.100 6,6 % 2,5 % 4,1 %
Duitsland 7.198.900 8,8 % 3,2 % 5,6 %
Nederland 673.200 4,0 % 2,0 % 2,0 %
* De cijfers zijn van 2011, er waren toen 27 landen lid van de EU, Kroatië was toen er nog niet bij


Een buitenlander is volgens de definitie van de EU iemand met een paspoort van een ander land dan waar hij of zij woont.
De EU houdt daarvan gegevens bij.
Let op: in de tabel gaat het dus om personen in Duitsland of Nederland, die geen Duits respectievelijk Nederlands paspoort hebben.

 

Tussen nu en 2025 wordt voor Nederland en Duitsland verwacht dat het aantal inwoners met een migratieachtergrond ten opzichte van de overige inwoners zal stijgen.
De verschillen zijn niet zo heel groot en misschien wel kleiner dan veel mensen denken:

Tabel 3 - Duitse bevolking:

Bevolking Totaal Inwoners          Inwoners met een migratie-
achtergrond*      
Nederland 2014         16,8 miljoen    13,2 miljoen 3,6 miljoen
Nederland 2025 16,9 miljoen 12,9 miljoen 4,0 miljoen
Duitsland 2014 81,1 miljoen 65,8 miljoen 15,3 miljoen*
Duitsland 2025 79,8 miljoen 63,8 miljoen 16,0 miljoen*
* Zoals eerder al is gezegd, de term ‘inwoners met een migratieachtergrond’ kent men in Duitsland niet. Men gebruikt de termen ‘Einwanderer’ of ‘Immigrant’. Om kinderen of kleinkinderen van immigranten aan te duiden, gebruiken onderzoekers en de media soms de Duitse term ‘Migrationshintergrund’: mensen met een migratieachtergrond. Omdat het ministerie deze cijfers niet bijhoudt, moeten Duitse onderzoekers het doen met geschatte cijfers, ook voor 2014.

De Nederlandse cijfers komen van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Deze cijfers zijn van 2005. Inmiddels lopen de cijfers hoger op dan verwacht. Nu verwacht het CBS dat de bevolking in 2025 stijgt tot ergens boven de 17 miljoen.

De Duitse totaalcijfers zijn vrij betrouwbaar, ook voor 2025. Maar de cijfers voor de ‘Bevölkerung mit einen Migrationshintergrund’ zijn voor 2014 niet meer dan een ruwe schatting en die voor 2025 zijn nog onbetrouwbaarder.

Vragen:

  1. Nederland houdt statistieken bij van ‘inwoners met een migratieachtergrond’. Gegevens over migranten en migratie worden ook elders bijgehouden. Om welke gegevens gaat het? Wie houdt ze bij en in welke tabel vind je dat terug?
  2. Er zijn Nederlanders die zeggen dat er veel meer buitenlanders in Nederland zijn dan in andere landen.
    Geef aan waarom dat niet klopt.

Stap 4

Waar wonen ‘de buitenlanders’?
CBS heeft enkele jaren geleden het rapport ‘Een gekleurd beeld van wonen: de woonsituatie van niet-westerse allochtonen in Nederland’ uitgebracht.
Een soortgelijk rapport is uitgebracht door het Ruimtelijk Planbureau samen met CBS onder de titel ‘Regionale bevolkings- en allochtonenprognose 2005-2025’.

Met beide rapporten in de hand kun je de vraag ‘Waar wonen de buitenlanders?’ goed beantwoorden. De rapporten zijn al tien jaar oud, maar het beeld is sindsdien niet veel veranderd.

Van de oorspronkelijke ‘gastarbeiders’ ging het merendeel werken in de industriële centra van de Randstad, Brabant, Gelderland en Twente. Zij kwamen overwegend terecht in goedkopere huurwoningen in de oude wijken van de grote steden.
Met name de Randstad trok personen met een migratieachtergrond.
En daar wonen de meesten nog steeds.


Tabel 1
Verdeling van bevolkingsgroepen over landsdelen
% Noord     Oost     West     Zuid     Totaal    
Nederlanders     12 22 44 23 100
Turken 2 21 60 16 100
Marokkanen 2 10 72 17 100

Tabel 2
Verdeling van bevolkingsgroepen over de vier grote steden (G4)
% Amsterdam       Rotterdam       Den Haag       Utrecht       Totaal G4    
Nederlanders     3 3 2 1 9
Turken 11 13 9 3 35
Marokkanen 21 12 8 8 47

De meerderheid van de personen met een migratieachtergrond woont in het westen van Nederland.
Van alle Nederlanders woont maar 1 op de 11 mensen in een van de vier grote steden.
Van alle personen met een Turkse migratieachtergrond woont een derde en van alle personen met een Marokkaanse migratieachtergrond woont bijna de helft in een van deze vier steden.

Dat beeld kun je ook zien in je atlas (Grote Bosatlas, 54e editie, de kaarten 50A en B).

Percentage inwoners met een niet-westerse migratieachtergrond per gemeente:


Kaart 1: Percentage inwoners met een niet-westerse migratieachtergrond per gemeente in 2005 (links) en 2025 (rechts)


Dat de concentratie van personen met een migratieachtergrond in het westen alleen maar groter wordt, blijkt uit de twee kaarten in ‘Regionale bevolkings- en allochtonenprognose 2005-2025’.

Niet alleen in Nederland is de buitenlandse bevolking niet gelijkmatig over het land verspreid.
Hetzelfde geldt voor Duitsland. We hebben geen kaarten van ‘personen met een migratieachtergrond’ (Bevölkerung mit einen Migrationshintergrund) in Duitsland, maar wel van ‘buitenlanders’ in Duitsland.
Kijk daarvoor naar de kaarten van de Grote Bosatlas, 54e editie, kaarten 100D en 100G.

Je ziet duidelijk dat de grootste percentages buitenlanders in het zuiden en westen van Duitsland te vinden zijn, niet toevallig ook de delen van Duitsland met de grootste verstedelijking. Maar er is meer aan de hand. Tot 1990 was Duitsland verdeeld in twee aparte landen: West-Duitsland (ook wel: Bondsrepubliek Duitsland of BRD) en Oost-Duitsland (ook wel: DDR).

West-Duitsland had een open economie en gastarbeiders waren er in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw welkom. Oost-Duitsland was veel meer gesloten. Op uitnodiging van bevriende communistische landen werden er wel gastarbeiders naar de DDR gehaald, maar veel minder dan in West-Duitsland. Het totaal aantal gastarbeiders is er onder de honderdduizend gebleven. Oost-Duitsland had ook een roulatiesysteem, waarbij na enkele jaren de gastarbeiders gedwongen weer naar huis moesten gaan en vervangen werden door nieuwe gastarbeiders.

Vraag
In 1990 werden beide Duitslanden weer één en vervalt de binnengrens. Het heeft niet tot gevolg dat veel gastarbeiders zich in voormalig Oost-Duitsland vestigen. Waarom zouden ze daar niet naar toe zijn getrokken? Het antwoord vindt je op pagina 100 van de Grote Bosatlas, 54e editie. Welke twee redenen kun je uit de kaarten op die pagina halen?

Stap 5

Extra opgaven Bevolking en ruimte
Voor je aan de afsluiting van deze opdracht begint,
maak je eerst de volgende toets.

Vergelijk, na het beantwoorden van de vragen, jouw antwoorden met de goede antwoorden.
Heb je vragen fout, zorg dan dat je begrijpt waarom je antwoord niet goed is. 

 

 

Toets:Arbeidsmigratie

Stap 6

De Grote Nederland-Duitsland Arbeidsmigratie Quiz

    Duitsland   Nederland  
1 Na de Tweede Wereldoorlog groeide de economie sterk    
2 De eerste gastarbeiders kwamen uit Italië    
3 Er kwamen ook veel (gast)arbeiders uit Oost-Duitsland    
4 Veel gastarbeiders kwamen uit Turkije    
5 Veel gastarbeiders kwamen uit Marokko    
6 Meer dan een vijfde van de bevolking is Nederlander    
7 Het aantal buitenlanders ligt boven het EU-gemiddelde    
8 Het aantal inwoners dat in een ander land geboren is ligt boven het EU-gemiddelde      
9 Het aantal inwoners in 2025 zal stijgen    
10 De meeste inwoners wonen in het zuiden van het land    

Bevolkingsontwikkeling

Vooraf

Leerdoelen

Zal de bevolking in Nederland en Duitsland de komende tientallen jaren groeien of niet? Zullen er meer of minder kinderen geboren worden? Zullen we gemiddeld steeds langer leven? Over dit soort -demografische- ontwikkelingen gaat deze opdracht (demografie brengt de bevolking cijfermatig in beeld).

Aan het eind van deze opdracht:

  • Kun je omschrijven hoe de bevolking van Nederland en Duitsland zich in de komende decennia ontwikkelt.
  • Kun je beschrijven wat de de gevolgen van de bevolkingsontwikkeling zijn voor de leeftijdsopbouw van de bevolking in Nederland en Duitsland.
  • Kun je beschrijven wat de invloed van de bevolkingsontwikkeling zal zijn op de arbeidsverdeling, ouderdomsvoorziening, huisvesting en recreatie in Nederland en Duitsland.
  • Kun je beschrijven hoe de samenstelling van de bevolking qua afkomst en cultuur zal veranderen in Nederland en Duitsland, als gevolg van de verwachte ontwikkelingen in de bevolking.


Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht maak je samen met vier klasgenoten een krantenpagina over een dag in 2050. Hierin werp je samen met je klasgenoten een blik in het jaar 2050 als alle prognoses uitkomen over de ontwikkeling van de bevolking in Nederland en Duitsland die je in deze opdracht tegenkomt.

Beoordeling
De krantenpagina laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let de docent op:

  • de inhoud: laat de krantenpagina zien dat je hebt begrepen hoe de bevolking in Nederland en Duitsland zich de komende tientallen jaren zal ontwikkelen en wat je ervan zult merken in 2050?
  • de vorm: is de krantenpagina met zorg gemaakt en overzichtelijk? Nodigt de schrijfstijl de lezer uit om de artikelen te lezen?
  • taalfouten: bevatten de artikelen niet te veel taalfouten.

 

Werkwijze

Groepsgrootte
Stap 1 tot en met stap 3 doe je alleen.
Het eindproduct (stap 4) maak je samen met vier klasgenoten.

Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Stap1

Minder Duitse en meer Nederlandse burgers

Vragen:

  1. Zoek op internet met de termen “bevolking Nederland” en “bevolking Duitsland” op hoeveel inwoners Nederland en Duitsland hebben.

Afbeelding 1 - Bevolkingsomvang Nederland:


Afbeelding 2 - Bevolkingsomvang Duitsland:

  1. Hoeveel inwoners zal Nederland hebben in 2060?
  2. En hoeveel inwoners Duitsland in 2050?


In beide landen is er sprake geweest van een babyboom in de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog. Dat wil zeggen dat er in die periode meer kinderen geboren zijn dan ervoor en erna. Er was een geboorteoverschot, dat wil zeggen dat het geboortecijfer hoger was dan het sterftecijfer. Er werden meer kinderen geboren dan er mensen overleden.

Daarna is in beide landen het geboortecijfer gedaald, vooral aan het begin van de jaren ’70 toen steeds meer vrouwen de anticonceptiepil gingen gebruiken. In Duitsland ontstond zelfs een sterfteoverschot. In 1964 kreeg een vrouw in Duitsland gemiddeld 2,54 kinderen. Nu is dat vruchtbaarheidscijfer gedaald naar 1,72. Men verwacht dat dit cijfer in Nederland tot 2060 rond 1,74 zal zijn, in Duitsland tot 2050 rond 1,4. Hierdoor is er vooral in Duitsland sprake van een natuurlijke bevolkingskrimp. Pas als het vruchtbaarheidscijfer groter is dan 2,1, is er sprake van een natuurlijke bevolkingsgroei.

In beide landen is de levensverwachting na de Tweede Wereldoorlog toegenomen en die zal waarschijnlijk nog verder toenemen. In 2003 was de levensverwachting in Duitsland voor mannen 75,1 jaar en voor vrouwen 81,1 jaar. In 2050 zal het voor mannen 80 jaar zijn en voor vrouwen 85 jaar. In Nederland was de levensverwachting in 2012 voor mannen 79,1 jaar en voor vrouwen 82,8 jaar. Het CBS verwacht dat dit in 2050 85,7 jaar zijn en voor vrouwen 88,8 jaar. Beide landen kennen perioden waarin er meer immigranten zijn binnengekomen dan dat er mensen zijn geëmigreerd. Dat was in Nederland het geval toen vele tienduizenden mensen uit de (voormalige) koloniën Suriname en de Nederlandse Antillen naar Nederland verhuisden. Onder de immigranten waren ook gastarbeiders die in Nederland en Duitsland bleven en hun familieleden lieten overkomen.

Ten slotte nemen Nederland en Duitsland vluchtelingen op. Sommige vluchtelingen verlaten Nederland en Duitsland na verloop van tijd weer, anderen mogen langere tijd of definitief in het gastland blijven. Dat de bevolking van Nederland of Duitsland (en van elk ander land) krimpt of groeit, hangt dus niet alleen af van het verschil tussen het aantal geboorten en het aantal sterfgevallen, maar ook van het verschil tussen het aantal emigranten en het aantal immigranten. Daarom gebruiken deskundigen beide zaken om de groei of krimp van de bevolking van een land te berekenen. De uitkomst hiervan heet sociale bevolkingsgroei of –krimp.

Vraag

  1. In Duitsland is de bevolking tussen 2011 en 2013 gegroeid ondanks het sterfteoverschot. Hoe zou dat komen?

Stap2

Grijzer, gemiddeld ouder en meer divers
Bekijk de onderstaande afbeelding en afbeelding 2 in stap 1.


Leeftijdsopbouw bevolking Nederland 1950-2060
  1. Wat gebeurt er tot 2050 in Duitsland en tot 2060 in Nederland met het aandeel van de ouderen in de totale bevolking?
  2. En wat betekent dat voor de grootte van de groep mensen die deelneemt aan het arbeidsproces?

Wat je hebt gezien bij het beantwoorden van de vragen is het gevolg van vergrijzing. In Duitsland gaat de vergrijzing sneller dan in Nederland, het vruchtbaarheidscijfer is er lager, terwijl de levensverwachting er stijgt, net als in Nederland. Vooral door dat laatste is er in beide landen ook sprake van dubbele vergrijzing. Dat wil zeggen dat het aandeel van mensen van 80 jaar en ouder binnen de groep 65-plussers groter wordt. De gewone en de dubbele vergrijzing zullen gezien de leeftijdsopbouw tijdelijk sneller gaan. Alle kinderen die in de geboortegolf van na de oorlog zijn geboren, gaan vanaf 2010 met pensioen. En ze bereiken rond 2025 de 80-jarige leeftijd. Als die golf voorbij is, stabiliseert het aantal zich weer.

Door de komst van immigranten in Nederland en Duitsland is een steeds groter deel van de inwoners van Nederland en Duitsland van buitenlandse afkomst. Nu al is ongeveer 9% van alle inwoners van Duitsland van (gemengd) buitenlandse afkomst en van de inwoners in Nederland is dat 21,1%. Ook zijn al die immigranten uit veel verschillende landen gekomen. Dat zijn vooral landen in Europa (in Nederland wonen langs de Duitse grens vele tienduizenden Duitsers en aan de Duitse kant van deze grens talrijke Nederlanders) maar ook landen buiten Europa. Dat zijn vooral nakomelingen van gastarbeiders uit Italië, Spanje, Marokko, Turkije, Griekenland en Joegoslavië die in hun gastland zijn blijven wonen. In Nederland wonen bovendien veel mensen van Surinaamse, Indische of Antilliaanse afkomst.

Vraag:

  1. Stel Nederland en Duitsland houden een sterfteoverschot en een immigratieoverschot. Wat betekent dat voor het aantal inwoners van buitenlandse afkomst op het totaal van de bevolking?

Stap3

Ontwikkeling van bevolking en dagelijks leven in 2050
Je hebt heel wat voorspellingen en cijfers voorbij zien komen. Wat betekenen ze voor het dagelijkse leven in Nederland en Duitsland?

 

1. Staatspensioen

Nederland en Duitsland kennen beide een staatspensioen. In Nederland hebben we hiervoor de Algemene Ouderdomswet (AOW). Als je werkt, ontvang je salaris. Een deel daarvan gaat als belasting naar de staatskas, een ander deel gaat als premie naar onder meer de AOW.

Als de bevolking vergrijst, daalt het aantal werkenden ten opzichte van het aantal AOW’ers en wordt het lastiger om de AOW te financieren. De overheid kan verschillende dingen doen: de AOW-premie laten stijgen, de AOW-uitkering verlagen of de pensioenleeftijd verhogen. In Duitsland en Nederland is voor het laatste gekozen; daar gaat de pensioenleeftijd omhoog van 65 naar 67 jaar.

 

 

2. Woningbehoefte

Door veranderingen in de leeftijdsopbouw van de bevolking verandert ook de woningbehoefte. Zowel in Nederland als Duitsland zijn de gezinnen gemiddeld kleiner geworden, hebben veel mensen wel een partner maar geen kinderen en wonen veel mensen alleen. Daardoor is de behoefte aan kleine woningen gestegen. Ook stijgt de behoefte aan seniorenwoningen en woningen die aangepast zijn voor mensen met een beperking (zonder drempels en met een traplift bijvoorbeeld).

In beide landen komen langzaamaan weer woningen voor een drie-generatiegezin. Tenslotte zijn er met name in Duitsland steeds minder woningen nodig omdat de bevolking krimpt.

 

 

3. Recreatie

We worden met zijn allen steeds ouder en blijven ook langer gezond. Ouderen blijven langer actief en, niet onbelangrijk, zijn relatief welvarend. Daardoor krijgt recreatie een steeds grotere rol in de economie.

 

 

4. Multiculturele samenleving

Door de komst van (veel) immigranten uit vele landen is er in Nederland en Duitsland een grote verscheidenheid ontstaan aan talen, culturen (kleding, muziek) en godsdiensten. Beide landen zijn multicultureel geworden.

 


 

 

5. Zorg

Ondanks de gestegen levensverwachting en de toegenomen vitaliteit van de ouderen zijn er door de vergrijzing meer en meer mensen die verzorging nodig hebben. Die zorg is duur en om de kosten in de hand te houden, wordt er een beroep gedaan op de mantelzorgers: mensen in de omgeving, familie, vrienden, buren, die (een deel van de) zorgtaken overnemen van de beroepsverzorgers.

Er zijn wel verschillen tussen Nederland en Duitsland als het om zorg gaat:

  • als mensen zorg nodig hebben, krijgen ze in Duitsland sneller dan in Nederland een plek in een verzorgingstehuis;
  • mantelzorgers moeten in Duitsland in veel gevallen grotere afstanden afleggen dan Nederlanders. Het land is veel groter en grote delen zijn dunbevolkt.

 

Vragen:

  1. Wat voor soort bedrijven zal in Duitsland en Nederland goede zaken doen dankzij de ontwikkeling van de bevolking?
  2. Met wat voor soort bedrijven zal het in Duitsland juist minder goed gaan?
  3. De behoefte aan taalcursussen Nederlands (in Nederland) en Duits (in Duitsland) neemt toe. Kun je uitleggen waar dat mee te maken heeft?
  4. Waarom kunnen mensen die met pensioen zijn, steeds langer aan mantelzorg doen?

Stap4

Dagelijks nieuws in 2050
Genoeg cijfers en gegevens, laat nu je fantasie er maar eens op los. De bevolkingssamenstelling in Nederland en Duitsland verandert de komende decennia. Hoe zullen beide landen eruit zien in 2050? Schrijf met enkele klasgenoten een krantenpagina vol met nieuws uit dat jaar. Ieder lid van je groep schrijft twee korte verzonnen nieuwsverhalen, een over de Nederlandse situatie, een over de Duitse. De onderwerpen:

  • ouderdomsvoorzieningen (pensioenen, ouderdomsuitkering);
  • (gezondheids-)zorg en verzorging;
  • huisvesting (kan ook leegstand en sloop zijn);
  • recreatie en vermaak;
  • diversiteit in taal, cultuur en godsdienst.

Spreek met elkaar af wie welk onderwerp doet.
Zoek bij de nieuwsverhalen passende afbeeldingen.

Klaar?
Laat de krantenpagina beoordelen door jullie docent.

Stad-platteland

Vooraf

Leerdoelen

We gebruiken onze ruimte voor allerlei doeleinden: verkeer, landbouw, industrie, recreatie en natuurlijk ook om woningen neer te zetten. Verder moet er wat overblijven voor natuurgebieden. Deze opdracht gaat over de verdeling van de beschikbare ruimte in stedelijke gebieden en op het platteland in Nederland en Duitsland vanaf 1950. Nederlanders en Duitsers pakten dat op verschillende manieren aan.

Aan het eind van deze opdracht:

  • Kun je omschrijven welke veranderingen er in de landbouw hebben plaatsgevonden in Nederland en Duitsland na 1950.
  • Kun je omschrijven welke veranderingen er op het terrein van de huisvesting in Nederland en Duitsland na 1950 hebben plaatsgevonden.
  • Kun je omschrijven welke veranderingen er op het gebied van het verkeer in Nederland en Duitsland na 1950 hebben plaatsgevonden.
  • Kun je omschrijven welke veranderingen er in de recreatiesector hebben plaatsgevonden in Nederland en Duitsland na 1950.


Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht maak je samen met enkele klasgenoten een presentatie over een van de vijf terreinen die in deze opdracht aan de orde komen: landbouw, huisvesting, recreatie, verkeer of natuur. Je laat daarin zien hoe Nederland en Duitsland de beschikbare ruimte hebben gebruikt en wat de eventuele verschillen in aanpak zijn geweest. Met de presentatie laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.

Beoordeling
Jullie presenteren je werk aan de klas.
Bij de beoordeling let de docent op:

  • de inhoud: laat de presentatie zien dat je in grote lijnen begrepen hebt hoe in Nederland en Duitsland met de beschikbare ruimte is omgegaan en welke (verschillende) aanpak daarbij in beide landen is gehanteerd?
  • de vorm: is de presentatie duidelijk en goed te volgen en vormen de afbeeldingen die je gebruikt een goede aanvulling op je verhaal?

 

Werkwijze

Groepsgrootte
Stap 1 tot en met stap 5 doe je alleen.
Het eindproduct (stap 6) maak je samen met enkele klasgenoten.

Benodigdheden
Een programma om een presentatie te maken.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 à 3 lesuren nodig.

Stap 1

Gebruik van ruimte voor de landbouw
In Nederland waren landbouwbedrijven meestal niet erg groot en de meeste boerenbedrijven waren een familiebedrijf. Soms groeiden de bedrijven als de erfgenamen van twee families trouwden, in andere gevallen werd een bedrijf opgesplitst als de grond onder twee of meer erfgenamen moest worden verdeeld.

In bijna alle gevallen was de grond van de landbouwbedrijven versnipperd: hier een lap, daar een akker en ergens anders nog weer een weiland. Na de oorlog wordt er ook op dat terrein gereorganiseerd. De term die daarvoor gebruikt wordt, hoor je voorbijkomen in het eerste fragment van de film “Wederopbouw, een kansrijke erfenis”.

Video - Wederopbouw, een kansrijke erfenis - fragment 1:


De situatie in Duitsland was vergelijkbaar al was er misschien wat meer landbouwgrond in handen van adellijke families. Na de oorlog viel Duitsland in twee delen uiteen, de Bondsrepubliek Duitsland (BRD) en de Duitse Democratische Republiek (DDR).

In de BRD veranderde in aanvang niet zoveel in de landbouwsector, maar in de DDR, opgericht in 1949, ging de landbouw flink op de schop. Daar werden vrijwel alle landbouwbedrijven samengevoegd tot grote landbouwbedrijven. Bedrijven tot 5.000 hectare groot. Deze grote staatslandbouwbedrijven werden ‘Landwirtschaftliche Produktionsgenossenschaften’ genoemd, wat zoveel betekent als collectieve of coöperatieve boerderijen.

Nadat de DDR in 1990 verenigd werd met West-Duitsland wilde men af van deze grote landbouwbedrijven. De grond ervan kon worden verdeeld onder de medewerkers, die zo de kans kregen voor zichzelf te beginnen. Maar de animo onder hen om als zelfstandige boer verder te gaan, was niet groot. Ze hadden ook niet allemaal de kennis en vaardigheden in huis om een landbouwbedrijf te leiden. Daardoor bleven sommige grote landbouwbedrijven uit de DDR-tijd bestaan en werden andere opgesplitst in kleinere boerenbedrijven.

Vragen
Waar of niet waar?

  1. Ruilverkaveling is het samenvoegen van kleine landbouwbedrijven tot grotere.
  2. In de voormalige DDR vind je nog steeds grote landbouwbedrijven.

Stap 2

Gebruik van ruimte voor huisvesting
Kijk naar het tweede fragment uit de film “Wederopbouw, een kansrijke erfenis.

 

Toen de naoorlogse geboortegolf over was, groeide de bevolking minder snel en werden gezinnen gemiddeld kleiner. Omdat er in de landbouw steeds minder werk was, trokken veel plattelands¬bewoners naar (grote) steden om er een baan te zoeken in een kantoor of een fabriek. Voor hen werden veel nieuwe woningen gebouwd, nieuwe wijken aan de rand van de stad met flatgebouwen (zoals in de Bijlmermeer bij Amsterdam) en rijtjeshuizen. Deze nieuwe wijken hadden eigen winkels, scholen, speeltuintjes en andere voorzieningen

Naarmate de welvaart steeg, hadden steeds meer mensen geld om een auto aan te schaffen. Het had een beweging van de stad naar het platteland tot gevolg, naar dorpen of een kleinere stad in de buurt, of naar nieuwe buitenwijken met meer ruimte en groen. De auto maakte woon-werkverkeer mogelijk.

 

Ook Duitsland kende een grote woningnood. Veel huizen waren tijdens de oorlog vernield of beschadigd. En net als in Nederland was er sprake van een babyboom. Overal in Duitsland werden in hoog tempo woningen opgeknapt en nieuwe woningen gebouwd. Ook hier was er weer een verschil tussen de aanpak in de DDR en de BRD.

In de DDR werden natuurlijk zoveel mogelijk woningen hersteld, die tijdens de Tweede Wereldoorlog beschadigd waren. Daarnaast werd er veel nieuw gebouwd. De woningen werden geconcentreerd in nieuwe satellietsteden rond industriecentra. Het waren vooral geprefabriceerde flatgebouwen. De nieuwe flats waren comfortabeler dan de woonkazernes in oude industriesteden. De nieuwe woonwijken in satellietsteden hadden net als nieuwe woonwijken in Nederland allerlei voorzieningen zoals parken, kinderopvang, sportvoorzieningen en scholen. Allemaal op loopafstand. Toch hield de huisvesting in de DDR niet over. De mensen woonden vooral in gelijkvormige en vrij saaie woonwijken van niet al te hoge kwaliteit. De huren waren laag maar daardoor was er onvoldoende geld om de woningen goed te onderhouden. Ook de oude wijken in de binnensteden raakten langzaam in verval door achterstallig onderhoud.

In de BRD ging het herstel van woningen en de nieuwbouw voorspoedig omdat het met de economie goed ging. Het was de periode die bekendstaat als die van het Wirtschaftswunder. De Duitse economie draaide als nooit tevoren. Wel kreeg de BRD tussen 1950 en 1961 een stroom migranten uit de DDR te verwerken. Tegelijkertijd was er, net als in Nederland, sprake van een trek van platteland naar stad. Hoewel steeds meer West-Duitsers een auto konden betalen, was er later van een trek van de stad naar dorpen, kleinere steden en buitenwijken nauwelijks sprake.

Na 1990 ging de trek van platteland naar de steden door en breidden sommige steden zich uit. Ook werden in de voormalige DDR talloze woningen alsnog gerepareerd en werden oude binnensteden opgeknapt of gesloopt.

Vragen
Waar of niet waar?

  1. In Nederland en Duitsland werden kort na de Tweede Wereldoorlog veel kinderen geboren.
  2. In Nederland en Duitsland gingen veel mensen uit een grote stad in een dorp of kleine stad wonen.
  3. Wie in de DDR zijn woningen wilde opknappen, kon makkelijk aan gereedschap en bouwmaterialen komen.

Stap 3

Gebruik ruimte voor recreatie
We kregen in de loop van de vorige eeuw steeds meer vrije tijd. De werkdagen werden korter en het aantal vakantiedagen per jaar werd groter. Zelfs de zaterdag werd een vrije dag. Eerst alleen nog maar ’s middags, later helemaal. En deeltijdwerk deed zijn intrede.

Bovendien werden mensen gemiddeld steeds ouder en bleven ze langer gezond. De stijgende welvaart maakte bovendien dat er meer geld te besteden was. Kortom, er viel geld te verdienen aan vrije tijd en recreatie.

Kijk naar de film “Recht op vrije tijd” van SchoolTV.


Naast de bekende en populaire vrijetijdsbestedingen als ‘een dagje naar het strand’ of ‘de natuur in’ kwamen allerlei attracties en bestemmingen. Denk aan Madurodam (1952) of de Efteling (1952). Of aan campings en vakantieparken.

Ook in Duitsland, oost en west, trokken steeds meer mensen eropuit om zich te vermaken. West-Duitsers konden zelf uitmaken waar ze hun vakantie doorbrachten, in eigen land of erbuiten, al was een bezoek aan de DDR niet eenvoudig. Voor de bewoners van de DDR lag het wat anders. Zij konden hun vakantie doorbrengen in eigen land of in één van de andere ‘Oostbloklanden’.

Na de Duitse eenwording in 1990 verdween dat onderscheid. Delen van de voormalige DDR zijn in rap tempo geschikt gemaakt om grote hoeveelheden toeristen op te vangen en niet lang daarna was Mecklenburg-Vorpommern een belangrijke binnenlandse vakantiebestemming voor de Duitse burgers.

De Duitse bevolking blijft niet alleen in eigen land. Tijdens een Paasweekend bijvoorbeeld komen honderdduizenden Duitsers naar Nederland om het strand, de Keukenhof, een pretpark of een museum te bezoeken.

Vragen

  1. Noem drie redenen waarom mensen in Duitsland en Nederland vanaf 1950 meer vrije tijd hebben.
  2. Waarom kwam je in West-Duitsland bijna nooit toeristen uit de DDR tegen?

Stap 4

Gebruik ruimte voor verkeer
Het verkeer heeft vanaf 1950 steeds meer beslag gelegd op de ruimte in Nederland: nieuwe snelwegen, nieuwe bruggen, spoorlijnen (zie kaart 62B - De ontwikkeling van het snelwegennet - in de 53e editie van de Bosatlas). Schiphol breidde uit en ook de haven van Rotterdam werd steeds groter. Op verschillende plaatsen in het land zijn kleinere vliegvelden aangelegd. De toename van het verkeer wordt grotendeels veroorzaakt door economische groei. Zakenverkeer en transport neemt sterk toe. Nederland is een distributieland geworden: import, export, doorvoer. De belangrijkste knooppunten zijn Schiphol en de Rotterdamse haven.

Kijk naar de video “De groei van de Rotterdamse haven” van SchoolTV.

 

Maar niet alleen het zakelijke verkeer is enorm gegroeid, ook het recreatieve verkeer. Kijk maar eens op Schiphol aan het begin van de zomervakantie. En tenslotte maakt het woon-werkverkeer een groot deel uit van de dagelijkse files. Het is heel gewoon om een flink stuk van je werk vandaan te wonen.

 

De verkeersdrukte is ook in Duitsland toegenomen in de loop van de vorige eeuw om dezelfde redenen sterk als in Nederland. Er was wel een onderscheid tussen de BRD en de DDR. De welvaart in de DDR was beduidend lager en veel minder mensen konden zich er een auto veroorloven. Had je eenmaal het geld bij elkaar gespaard, dan kwam je op een wachtlijst. De levertijd van een Trabant kon oplopen tot wel enkele jaren.

Een groot verschil tussen Nederland en Duitsland is de beschikbare ruimte. De aanleg van een extra snelweg of de verbreding van een bestaande levert in Nederland al snel discussie op omdat het ten koste gaat van de schaarse ruimte.

Vragen:

  1. Waarom denk je dat de zomervakantie in Nederland niet overal op dezelfde dag begint en eindigt?
  2. Waarom werd de Eerste Maasvlakte aangelegd?
  3. En waarom de Tweede Maasvlakte?
  4. Kijk naar Kaart 62A van de Bosatlas (53e editie). Waarom is de haven van Rotterdam zo geschikt voor transport van goederen naar Duitsland?

Stap 5

Gebruik ruimte voor de natuur
Nederland is in het verleden vrij slordig omgegaan met de beschikbare natuur. De ruimte was nodig voor woningen, bedrijfsterreinen, wegen, spoorlijnen, enzovoort. Al werd er wel wat aan natuurbehoud gedaan. Nederland had twee nationale parken, in de jaren ’30 door particulieren opgezet, het Nationaal Park De Hoge Veluwe en het Nationaal Park Veluwezoom. Ook zijn er al heel lang verenigingen actief om landschappen te beschermen. Een voorbeeld daarvan is de Vereniging Natuurmonumenten die sinds 1906 bestaat en natuurgebieden in Nederland opkoopt of in beheer neemt.

In 1969 sloot Nederland zich aan bij The World Conservation Union (IUCN), een internationale organisatie die zich bezighoudt met bescherming van natuurgebieden. Sindsdien heeft de overheid steeds meer plekken aangewezen als nationaal park. Nederland heeft er inmiddels twintig.

Ook zonder de aanwijzing als nationaal park is het Nederlandse groen tegenwoordig wat veiliger. Neem het gebied tussen de grote steden in de Randstad, het Groene Hart, een gebied met plassen, weilanden, natuurgebieden en dorpen. In het Groene Hart mag alleen onder voorwaarden worden gebouwd. Daarnaast worden op verschillende plekken nieuwe natuurgebieden ingericht.

Ook in Duitsland stond vroeger de bescherming van de natuur niet bovenaan het lijstje, zeker niet in de DDR. In de DDR waren bijna alle meren en rivieren zwaar vervuild. Lozing van afval en bruinkool-gestookte elektriciteitscentrales waren de grote veroorzakers van de vervuiling. Na de opheffing van de DDR kreeg de natuur in de voormalige DDR de gelegenheid zich te herstellen.

In de BRD was men al eerder gealarmeerd. In de jaren ’80 stonden vooral de naaldbossen er slecht bij ten gevolge van de luchtverontreiniging. Verder is er jarenlang internationaal overleg geweest over maatregelen om de Rijn weer schoon te krijgen.

De scheiding tussen Oost- en West-Duitsland heeft voor de natuur een positief gevolg gehad. Aan de grens tussen de DDR en BRD ontstonden nieuwe natuurgebieden. Het waren stroken niemandsland waar niemand in mocht. De natuur had er vrij spel. De strook staat nu bekend als de Grüne Band.

Net als in Nederland werd het belang van natuurbescherming vanaf de jaren zestig en zeventig belangrijker en ook Duitsland sloot zich aan bij de IUCN. In 1970 werd het Beierse Woud aangewezen als nationaal park. Daarna volgden er nog veertien. In 1975 werd de Duitse vereniging voor milieu en natuurbescherming BUND opgericht. Net als de Vereniging Natuurmonumenten in Nederland beheert de BUND natuurgebieden. Nadat de DDR verenigd was met West-Duitsland, kocht de BUND stukje bij beetje de natuurgebieden in de Grüne Band op.

Vragen

  1. Wat doen zowel de Vereniging Natuurmonumenten als BUND om de natuur te beschermen?
  2. Wat hebben de Nederlandse en Duitse overheden gedaan om de natuur te beschermen?

Stap 6

Extra opgaven Bevolking en ruimte
Voor je aan de afsluiting van deze opdracht begint,
maak je eerst de volgende toets.

Vergelijk, na het beantwoorden van de vragen, jouw antwoorden met de goede antwoorden.
Heb je vragen fout, zorg dan dat je begrijpt waarom je antwoord niet goed is. 

 

Toets:Stad en platteland

Stap7

Presentatie
We gebruiken de ruimte voor allerlei doeleinden, in Nederland zowel als in Duitsland. Op allerlei manieren wordt in de behoeften van mensen voorzien. Ruimte is onder meer gebruikt voor landbouw, huisvesting, recreatie, verkeer en natuur. Je hebt bij al deze zaken gezien dat Nederland en Duitsland soms dezelfde aanpak volgden om ruimte te gebruiken en soms een verschillende aanpak. Ruimtegebruik is altijd een voorwerp van discussie, je kunt de ruimte immers maar één keer benutten. Jullie verwerken de opgedane kennis in een presentatie. Niet alles, je werkt in een groepje aan één van de onderwerpen. Afhankelijk van de beschikbare tijd en de aanwezige deskundigheid kies je een presentatievorm. Het mag met pen, papier en printer (voor afbeeldingen), maar je kunt ook een PowerPointpresentatie maken, of een Prezi. Dan kun je ook videofragmenten verwerken. Je krijgt van je docent een onderwerp aangereikt. Daar ga je mee aan de slag.

Zoek er afbeeldingen bij om je betoog te ondersteunen en levendig te maken en gebruik begrippen en namen die bij het onderwerp horen als zoekterm. Als je het mondeling doet, spreek dan onderling af wie de teksten uitspreekt en wie de afbeeldingen laat zien.

Klaar?
Houd dan je presentatie.

Dit kun je op verschillende manieren doen. Kijk eens in de gereedschapskist voor inspritatie, of kijk hoe je kunt presenteren in de vorm van een Pecha Kucha!

Pecha Kucha maken

Een Pecha Kucha is een presentatie die bestaat uit 20 slides. Voor iedere slide heb je 20 seconden de tijd om te presenteren, dus je verhaal duurt in totaal 6 minuten en 40 seconden.

 

Stedelijke voorzieningen

Vooraf

Leerdoelen

Duitsland telt naar verhouding meer senioren dan Nederland. Toch is de ouderenzorg daar veel goedkoper dan in ons land. In deze opdracht wordt duidelijk hoe dat zit. Tot voor kort was het beleid in Nederland om ouderen apart te huisvesten in complexen van bejaardenwoningen en verzorgingstehuizen.

Aan het eind van deze opdracht:

  • Kun je omschrijven wat 'meergeneratiewonen' betekent.
  • Kun je een verschil beschrijven tussen hoe senioren in Nederland wonen en hoe senioren in Duitsland wonen.
  • Kun je aangeven in welk land (Nederland of Duitsland) de vergrijzing eerder is begonnen.

 


Eindproduct
De opdracht wordt afgesloten met een wedstrijd, zoals de voetbalklassieker Nederland – Duitsland maar dan vertaald naar de ouderensituatie in beide landen. Eén leerling schrijft een pleidooi voor de Duitse aanpak, een andere leerling voor de Nederlandse. De derde leerling schrijft een juryrapport over beide pleidooien.

Beoordeling
De twee pleidooien en het juryrapport worden beoordeeld door jullie docent.
Bij de beoordeling let de docent op:

  • de inhoud: Uit de pleidooien en het juryrapport moet blijken dat jullie in grote lijnen begrijpen hoe senioren in Nederland en Duitsland leven.
  • de vorm: de pleidooien en het juryrapport zijn overzichtelijk samengesteld, zodat het gemakkelijk kan worden gelezen.
  • taalfouten: jullie letten goed op mogelijke taalfouten.

 

<

Groepsgrootte
Stap 1 tot en met stap 3 doe je individueel.
Aan de drie eindproducten doen drie leerlingen mee.

Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 à 3 lesuren nodig.

Stap1

Nederlandse ouderen in tehuizen
Duitsland is een van de meest vergrijsde landen in Europa. Meer dan 20 procent van de Duitsers is ouder dan 65 jaar. In ons land geldt dat voor 15 procent van de bevolking. In Europa behoort Nederland daarmee tot de middenmoot. Hoewel de vergrijzing bij onze oosterburen eerder heeft toegeslagen, zijn de kosten van de ouderenzorg in Nederland drie keer zo hoog als daar. In Duitsland wonen de senioren langer zelfstandig, vaker bij hun kinderen en meer gespreid door de woonwijken. In ons land wonen de ouderen veelal in tehuizen. Uit internationaal onderzoek komt naar voren dat de kwaliteit van de Nederlandse ouderenzorg tot de beste in Europa behoort. Nederland is ook een van de landen met de minste armoede onder ouderen.

In Nederland heeft men in de jaren vijftig, zestig en zeventig van de vorige eeuw op grote schaal verzorgings- en verpleeghuizen voor senioren gebouwd. In deze tehuizen werd alles afgestemd op de behoeften van de bewoners. Ruim tien jaar geleden werd een nieuw ouderenzorgbeleid opgezet. Het aantal verzorgingshuizen werd sterk teruggebracht, ouderen moesten langer thuis blijven wonen. Sinds 2015 is met de Wmo de hulp voor thuiswonende ouderen ondergebracht bij de gemeenten.

In Duitsland zijn relatief veel minder wooncomplexen en tehuizen waar ouderen bij elkaar wonen. Daar wonen de senioren veel vaker zelfstandig of wonen ze in bij hun kinderen.

Aan beide woonvormen kleven de nodige nadelen. Bij ouderen die zelfstandig wonen gaat nogal eens wat mis. In een tehuis kan een senior ook ten val komen of in paniek raken, maar dan is er snel een verzorger bij de hand die hulp kan bieden. In een huishouden waar een senior inwoont bij een van zijn kinderen is het lang niet altijd koek en ei. Vaak zijn er spanningen, mede omdat veel woonhuizen er niet op zijn gebouwd om zowel een gezin als een bejaarde te huisvesten.

Mishandeling van bejaarden komt veel meer voor dan de meeste mensen denken. Er kan sprake zijn van lichamelijke en/of geestelijke mishandeling. Uit onderzoek blijkt dat verreweg de meeste gevallen van mishandeling plaatsvinden door naaste familieleden. Dat gebeurt lang niet altijd uit kwade wil, maar is vaak een kwestie van onmacht. Een bejaarde kan soms eigenwijs en lastig zijn. Dan komt het er op aan om situaties slim en tactvol op te lossen. Veel mensen kunnen dat niet, of hebben daar niet het geduld voor. Dan kunnen emoties hoog oplopen. Ouderenmishandeling komt waarschijnlijk het meest voor in situaties waarbij de bejaarde inwoont bij familie. Dit lijkt een argument voor wonen in een verzorgingshuis.

Echter, ook in tehuizen is niet alles rozengeur en maneschijn. Een groep bejaarden heeft zijn eigen omgangsvormen en regels. Soms valt een nieuwkomer niet goed in de smaak en wordt deze genegeerd. Ook in tehuizen komt het voor dat senioren worden gepest door leeftijdgenoten en vereenzamen. Het komt ook voor dat de familie een senior dropt in een tehuis en zich daarna zo min mogelijk meer laat zien. Dat leidt eveneens tot vereenzaming.

Er gaat af en toe natuurlijk weleens wat mis in een tehuis. Soms komt een ongeval in de publiciteit en komen er zelfs vragen in de Tweede Kamer.

Vraag:
De zorgkosten voor ouderen in Nederland behoren tot de duurste in Europa. Bejaardentehuizen zijn nu eenmaal kostbaar. Daar staan wel enkele positieve zaken tegenover. Welke?

Stap2

Meergeneratiewonen in opkomst
Meergeneratiewonen is in ons land nog nauwelijks bekend. Het is een woonvorm waarbij de mensen zelfstandig wonen, maar ook gezamenlijk allerlei dingen doen. Het is een manier van wonen voor alle generaties, zoals oudere echtparen, jonge gezinnen, alleenstaanden en weduwen. Het is de bedoeling dat men bij elkaar betrokken is en burenhulp verleent. Door de vele sociale contacten leert men elkaar goed kennen. Mensen van verschillende leeftijden komen zo op een natuurlijke en vanzelfsprekende manier met elkaar in aanraking. Doordat de ouderen in zo’n buurt veel mensen kennen, hoeven ze minder snel een beroep te doen op de hulp van een zorginstelling. Deze woonvorm geeft zelfstandig wonende ouderen ook een gevoel van veiligheid. Ze zijn in hun woonbuurt omringd door mensen die ze goed kennen en op wie ze in geval van nood een beroep kunnen doen.

In tegenstelling tot onze oosterburen is het meergeneratiewonen in Nederland nog weinig ingeburgerd. Duitsland vergrijst in hoog tempo en daar zijn al vele tientallen projecten gerealiseerd. Het meergeneratiewonen wordt ook nadrukkelijk door de Duitse overheid gestimuleerd. Duitsland is koploper in Europa wat betreft deze vorm van wonen.

Eenzaamheid is misschien wel het grootste probleem onder ouderen. Veel senioren vervelen zich enorm. Meergeneratiewonen biedt hiervoor tot op zekere hoogte een oplossing. Als verschillende generaties naast elkaar wonen, blijven senioren tot op hogere leeftijd actief. Meer contact verbetert absoluut de levenskwaliteit.

Een voorbeeld van meergeneratiewonen in Nederland is het project Centraal Wonen Mozaiek in Nijmegen. Op het terrein van een voormalige kazerne staan nu 44 zelfstandige wooneenheden. De bewoners hebben bewust gekozen voor een manier van leven waarbij men veel contact heeft met de buurtgenoten. Er wonen senioren, echtparen, jongeren, alleenstaanden, kinderen, gepensioneerden, enzovoort.
Mozaiek heeft een gemeenschapsruimte waar de buurtgenoten regelmatig gezamenlijk eten of koffie drinken. Ook zijn er buurtfeesten en gaan ze bijvoorbeeld in groepsverband wandelen.

Er bestaat al een wachtlijst van mensen die er graag willen wonen. Bij het toewijzen van een woning wordt er goed gekeken naar geslacht, leeftijd en het gezin. De samenstelling van de buurt moet goed gevarieerd blijven. Het mag niet zo zijn dat er bijvoorbeeld te veel alleenstaanden of ouderen wonen. Er moet een goed evenwicht zijn wat betreft de leeftijden en de samenlevingsvormen.

“Mehrgenerationenhaus Johanna” in Dresden is een woonbuurt waar alle generaties naast elkaar wonen. Dat alles onder het motto “Jung und Alt unter einem Dach” (Jong en Oud onder één Dak). Kenmerkend voor deze woonwijk is het grote aanbod aan extra voorzieningen, dat voor een deel wordt aangeboden door het Duitse Rode Kruis. Er is onder meer een kapper, pedicure, maaltijddienst en schoonmaakdienst. Ook zijn er mensen die de was doen, of helpen met boodschappen. Als ouderen op de noodknop drukken, komt er hulp naar de woning. Johanna ligt pal naast een verpleeghuis en dat biedt diverse voordelen. Zo kunnen de bewoners van Johanna gebruikmaken van de medische ondersteuning in het verpleeghuis. Er is bijvoorbeeld psychotherapie en een hartcentrum.

Vragen:

  1. Waarom willen ouderen graag wonen in een project voor meergeneratiewonen?
  2. Waarom wordt bij een project voor meergeneratiewonen bij het toewijzen van een woning extra goed opgelet?
  3. Waarom komen er in ons land in de toekomst waarschijnlijk veel meer projecten van meergeneratiewonen?

Stap3

Overheid trekt zich terug
Nederland telt ongeveer tweeduizend complexen van bejaardenwoningen, verzorgings- en verpleeghuizen. De komende jaren wordt een deel daarvan gesloten. De schattingen lopen uiteen van 200 tot 800 sluitingen. En dat terwijl er eigenlijk juist meer tehuizen zouden moeten komen om het toenemend aantal senioren op te vangen. Volgens de overheid is dat financieel echter niet op te brengen. De overheid zegt dat vooral verouderde tehuizen worden gesloten.

Daarom zet Nederland de komende jaren in op de zogenoemde participatiemaatschappij. Ouderen moeten langer zelfstandig thuis blijven wonen. De senioren moeten in eerste aanleg de steun inroepen van familie, vrienden en buren. Daarnaast wordt er zorg geboden door wijkteams en vrijwilligers. In de participatiemaatschappij neemt de senior zelf de touwtjes in handen en kan hij niet meer verwachten dat de overheid alles wel voor hem zal regelen. Pas in laatste instantie kan men een plaatsje krijgen in een verzorgingstehuis. In de toekomst spelen ook moderne hulpmiddelen een belangrijke rol. Zo kan men via b.v. een iPad contact onderhouden met medisch personeel en maakt men steeds meer gebruik van elektronische alarmering.

Veel gemeenten passen ook hun beleid aan, zodat senioren langer thuis kunnen blijven wonen. Het wordt steeds gemakkelijker om bijvoorbeeld een tijdelijke woonunit (een barak) bij een woning te plaatsen. Daar kan dan een mantelzorger wonen die een senior of chronisch zieke verzorgt. Die mantelzorger is vaak een familielid of vriend van de senior. Nederland telt meer dan 1 miljoen mantelzorgers, personen die vrijwillig en zonder salaris dagelijks zorgen voor een zieke of hoogbejaarde.

Het is heel dankbaar werk om dagelijks voor een ziek of oud familielid te zorgen, maar tegelijkertijd ook erg zwaar. Die zorg is soms 24 uur per dag, zeven dagen per week nodig. Dat vraagt veel energie en mantelzorgers komen regelmatig in de knel. Ze moeten hun tijd verdelen tussen werk, gezin en mantelzorg, waardoor de sociale contacten erbij inschieten. Het kan ook voor problemen zorgen in het gezin. Uiteindelijk valt het niet mee om te besluiten dat het niet langer gaat en dat de oude vader of moeder naar het verzorgingstehuis moet.

De komende jaren zijn steeds meer woningen nodig met speciale voorzieningen. Er is een tekort aan woningen voor ouderen met een rollator of rolstoel. Dergelijke woningen hebben geen drempels, maar bijvoorbeeld wel een douche met steunbeugels, een verhoogd toilet en mogelijk een traplift.

Je zou kunnen zeggen dat de ouderenzorg in ons land in de toekomst meer richting de Duitse situatie gaat. Er zijn ook overeenkomsten tussen Nederland en Duitsland. In beide landen moeten de ouderen in de toekomst langer doorwerken, om zo de verzorgingsstaat overeind te houden. Er komen ook steeds meer ouderen met een goede opleiding, ze zijn mondiger en hebben meer geld te besteden. Ook blijft de gemiddelde senior langer gezond en is tot op hogere leeftijd actief.

Wat betreft de vergrijzing komen Nederland en Duitsland langzaam op hetzelfde niveau. In het jaar 2030 is naar verwachting 11 procent van de Nederlanders 75 jaar of ouder. In Duitsland ligt dat percentage dan 1 procent hoger. Kortom, in de toekomst ontloopt het elkaar niet veel.

Vragen:

  1. Waarom zet Nederland de komende jaren in op de ‘participatiemaatschappij’?
  2. Waarom zijn mantelzorgers belangrijk in het ouderenbeleid?

Stap4

Rollators bepalen straatbeeld
Het is natuurlijk enigszins triest dat er speciale projecten moeten worden opgezet om ervoor te zorgen dat senioren goed geïntegreerd zijn in de samenleving. Geïntegreerd wil zeggen dat ze flink wat mensen kennen en overal aan meedoen. Met andere woorden, dat ze middenin de maatschappij staan. In een ideale wereld zou dat in elke woonwijk natuurlijk vanzelfsprekend moeten zijn. De realiteit is echter anders.
Mensen van middelbare leeftijd en jongeren hebben hun eigen leven en zijn druk bezig met studie, carrière, kinderen, hobby’s en andere zaken. Voor senioren hebben ze vaak geen oog. Daar komt bij dat ouderen de neiging hebben om zich in hun eigen kleine wereldje terug te trekken. Om diverse redenen hebben ouderen moeite met het maken van nieuwe contacten. Soms zijn ze wat argwanend ingesteld en vaak ook zijn ze te trots en willen ze niet erkennen dat ze best wel eenzaam zijn.
Er zijn ook buurtgenoten die senioren bewust mijden. Die zijn bang dat wanneer ze te veel contact maken, ze later om hulp worden gevraagd. Daarom houden ze bewust afstand. “Straks moet ik daar nog het gras maaien of helpen met boodschappen en daar heb ik helemaal geen tijd voor”, zo redeneert deze groep mensen. Vooral in bepaalde wijken in grote steden kunnen ouderen behoorlijk vereenzamen. In flats waar een vrij groot verloop is, kennen de buren elkaar lang niet altijd. Soms wordt een hoogbejaarde pas na maanden dood aangetroffen in een woning.

De vergrijzing heeft op allerlei gebieden ingrijpende gevolgen voor de samenleving. Zo verandert langzaam het straatbeeld in de winkelcentra van de steden. Er komen steeds meer senioren met hun rollators en scootmobielen. Dit vraagt om meer ruimte op trottoirs en in winkels. Ook in openbare gebouwen, pashokjes en andere ruimten moet in toenemende mate rekening worden gehouden met scootmobielen en rollators. Veel bussen en bushaltes zijn al aangepast, zodat ouderen gemakkelijk kunnen instappen.

Er bestaan verschillende woonvormen voor senioren. Zo zijn er seniorenflats zonder speciale voorzieningen. Ook zijn er seniorenwoningen met veel aanpassingen voor ouderen en mensen met een beperking. Dan zijn er de woningen waar diensten worden aangeboden, zoals serviceflats. Dat zijn ook de woningen die vlakbij een dienstencentrum liggen. Voor ouderen die veel zorg vragen zijn er aanleunwoningen waar verpleging is inbegrepen. Verder bestaat er het zogeheten ‘beschermd wonen’, waar permanent toezicht en begeleiding is. Er zijn ook kleinschalige woonprojecten voor dementerenden, zoals een zorgboerderij.

Verder is er nog een scala aan andere woonvormen. Zo zijn er projecten waarbij een zelfstandig wonende senior een kamer verhuurt aan een student. Alleen betaalt de student geen huur, maar doet hij of zij karweitjes. De student kookt bijvoorbeeld regelmatig en gaat mee naar de supermarkt om de boodschappentassen te dragen. Vaak zijn dit alleenstaande senioren die een te groot huis bewonen. De student woont gratis, terwijl de senior iemand in huis heeft die de helpende hand kan bieden.

Vraag:
De vergrijzing wordt steeds meer zichtbaar op straat.
Geef hier enkele voorbeelden van.

Stap5

Extra opgaven Bevolking en ruimte
Voor je aan de afsluiting van deze opdracht begint,
maak je eerst de volgende toets.

Vergelijk, na het beantwoorden van de vragen, jouw antwoorden met de goede antwoorden.
Heb je vragen fout, zorg dan dat je begrijpt waarom je antwoord niet goed is. 

 

Toets:Stedelijke voorzieningen

Stap6

Eindproduct: wedstrijd
De opdracht wordt afgesloten met een wedstrijd,
zoals de voetbalklassieker Nederland – Duitsland,
maar dan vertaald naar de ouderensituatie in beide landen.

Eén leerling schrijft een pleidooi voor de Duitse aanpak, een andere leerling voor de Nederlandse. De derde leerling schrijft een juryrapport over beide pleidooien.

Eén leerling schrijft een pleidooi, waarin wordt betoogd dat je momenteel als senior het beste af bent in Duitsland. Eén andere leerling verzorgt een pleidooi waarin Nederland juist wordt afgeschilderd als het ideale land voor de senior. Eén derde leerling beoordeelt deze Nederland – Duitsland en schrijft een juryrapport over zijn bevindingen. Er moet wel een winnaar worden aangewezen.

Veel argumenten zijn te vinden in deze les, maar je kunt ook zelf argumenten bedenken.

Het centrale uitgangspunt is dat in Nederland veel ouderen in tehuizen wonen, terwijl dat in Duitsland veel minder het geval is. Daar blijven ze langer zelfstandig, of wonen bij de kinderen in huis. Zelfstandig wonen heeft zijn voordelen en nadelen, maar dat geldt ook voor het wonen in een tehuis.

 Tip! Dit eindproduct kun je ook uitvoeren in de vorm van een debat. Bekijk eens in de gereedschapskist hoe je dan te werk gaat!

Debat voeren

Bij een debat hebben twee of meer mensen een verschillende mening over een onderwerp. Deze standpunten worden helder in beeld gebracht door argumenten voor het eigen standpunt te geven, of door de argumenten van de ander met tegenargumenten te bestrijden.

 

 

Herindeling stad

Vooraf

Leerdoelen

In deze opdracht ga je twee projecten voor herindeling van de ruimtelijke ordening in een stad met elkaar vergelijken. Het ene is in Stuttgart en het andere in Arnhem. In beide steden wordt het hoofdstation ingrijpend verbouwd. Jullie gaan ontdekken wat voor gevolgen de verbouwing heeft voor de leefbaarheid en de ruimtelijke kwaliteit in de stad en wat stadsbewoners en andere belanghebbenden erover denken.

Aan het eind van deze opdracht:

  • Kun je een voorbeeld van een groot stadsvernieuwingsproject in Nederland en van een groot stadvernieuwingsproject in Duitsland noemen.
  • Kun je minimaal twee voorbeelden noemen van gevolgen van een stadvernieuwingsproject voor de inwoners van de stad.
  • Kun je uitleggen waarom stadsvernieuwingsprojecten vaak weerstand oproepen bij een deel van de inwoners van de stad.


Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht maak je samen met een klasgenoot een vergelijking tussen het herinrichtingsproject in Stuttgart met dat in Arnhem. Je gaat op zoek naar overeenkomsten tussen deze herinrichtingsprojecten of naar de verschillen. Over het resultaat van dit onderzoek houd je voor de klas een presentatie.

Met het onderzoek en de presentatie laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.

Beoordeling
Het eindproduct laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let de docent op:

  • de inhoud: Laat de presentatie zien dat je het onderzoek degelijk hebt uitgevoerd en bevat de presentatie geen onjuistheden?
  • de vorm: is de presentatie helder en goed te volgen?

 

Werkwijze

Groepsgrootte
Deze opdracht doe je samen met een klasgenoot.

Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 à 3 lesuren nodig.

Stap 1

Stuttgart 21
Vraag:

  1. Zoek op waar Stuttgart ligt. Gebruik hiervoor Kaart Duitsland op pagina 102-103 in de 53e editie van de Bosatlas of Kaart Duitsland op pagina 98 van de 54e editie van de Bosatlas.

Stuttgart ligt uitgespreid over enkele heuvels aan de rivier de Neckar. Het hoofdstation van de stad ligt in de binnenstad en in een smalle, door heuvels omringde vallei. Dit station is bovengronds, heeft zeventien sporen en treinen kunnen er maar aan één kant in- en uitrijden. Ook is een gedeelte van het station ingericht voor vrachttreinen.

Het oude station wordt vervangen door een ondergronds station met acht sporen waar treinen aan beide kanten in en uit kunnen rijden. Om dat mogelijk te maken, moet 57 kilometer aan nieuwe spoorlijnen worden aangelegd. Hiervan loopt 30 kilometer ondergronds. Er moeten dus tunnels voor worden gemaakt. Op 25 kilometer nieuwe spoorlijn zullen hogesnelheidstreinen rijden. Het nieuwe station is alleen bedoeld als aankomst- en vertrekpunt voor passagierstreinen.

Omdat het nieuwe station minder sporen heeft en geen gedeelte heeft om vrachttreinen af te handelen, zal het kleiner zijn dan het oude en zal dus minder plaats innemen in de binnenstad van Stuttgart. Een deel van het oude station zou worden gesloopt.

Het project om het oude station te vervangen door het nieuwe heet Stuttgart 21. Naast dit project wordt nog een ander uitgevoerd dat van belang is voor Stuttgart, namelijk de aanleg van een nieuwe verbinding voor hogesnelheidstreinen tussen het nieuwe station van Stuttgart en dat van Ulm.

Door Stuttgart 21 moeten reizigers per trein vanuit Stuttgart makkelijker en sneller naar Augsburg, Wenen, Parijs, Straatsburg en Ulm kunnen reizen en moeten ook steden in de buurt van Stuttgart per trein makkelijker en sneller te bereiken zijn. En niet te vergeten het vliegveld van Stuttgart, een van de grootste van Duitsland.

Omdat het nieuwe station minder ruimte inneemt dan het oude, komt er ruimte vrij. Die ruimte kan voor nieuwbouw of andere zaken worden gebruikt. De binnenstad kan op de schop.

In april 1994 begon men plannen te maken voor Stuttgart 21. Toen ging men ervan uit dat het project in 2005 van start zou gaan en in 2012 klaar zou zijn. Het zou worden uitgevoerd in opdracht van Deutsche Bahn (Duitse spoorwegen) en worden betaald door de gemeente Stuttgart, de deelstaat Baden-Württemberg, de Bondsregering en door Deutsche Bahn zelf.

Het maken van de plannen kostte al meer tijd. Pas in 2007 besloten de Bondsregering van Duitsland, de regering van Baden-Württemberg en Deutsche Bahn samen 2,8 miljard euro opzij te leggen voor het project. Ze zeiden bereid te zijn er nog eens een miljard euro extra aan uit te geven indien nodig. Daarnaast zouden ze twee miljard euro uitgeven aan de nieuwe hogesnelheidslijn Stuttgart-Ulm.

Het bleek niet genoeg: de kosten voor Stuttgart 21 waren in 2009 al opgelopen tot 4,5 miljard euro en in 2013 tot 6,5 miljard. Daar waren inwoners van Stuttgart, Baden-Württemberg en ook andere Duitsers niet blij mee. Zij vroegen zich af of dat belastinggeld niet beter kon worden uitgegeven. Bijvoorbeeld aan de Duitse infrastructuur, met name aan de vele bruggen en wegen die in slechte staat verkeerden. Daar zou het verkeer in Duitsland bij gebaat zijn. Bovendien liep het project steeds meer vertraging op. Uiteindelijk begonnen de werkzaamheden pas in februari 2010. Men hoopt nu dat alles in 2020 klaar is.

Naast oplopende kosten en vertragingen rezen ook andere bezwaren tegen het project. Lees in de onderstaande tekst de bezwaren tegen het project.

Bezwaren tegen het project 

  • Geologen (aardkundigen) brachten in 2003 het bericht dat de bodem onder Stuttgart niet stabiel genoeg is om er tunnels in aan te leggen. In tunnelwanden zouden scheuren en gaten kunnen ontstaan. Otto Frei, een van de architecten van het project, riep in 2010 op om te stoppen met het project. Hij had het rapport 2003 ingezien en meende dat het niet verantwoord was om nieuwe tunnels te maken.
  • Stuttgart en omgeving zijn bekend vanwege de vele kuuroorden. Het grondwater bevat allerlei geneeskrachtige mineralen. Daar komen jaarlijks vele toeristen op af en die brengen veel geld mee. De nieuwe tunnels gaan door dwars door de steenlagen met dat water. Men is bang dat de bouw de kwaliteit van het water aantast en dat zou de stad veel geld gaan kosten.
  • Omdat het nieuwe station minder sporen zal hebben dan het oude, zouden er volgens kritische treinreizigers per uur minder treinen van en naar Stuttgart kunnen rijden.
  • Veel stadsbewoners beschouwen het als een aanslag op de ruimtelijke kwaliteit van hun stad dat een deel van het bestaande, door de beroemde Duitse architect Paul Bonatz ontworpen stationsgebouw wordt gesloopt. Voor hen heeft het gebouw grote historische en culturele waarde.
  • Milieu- en natuurbeschermers zijn tegen het project omdat in de Schlossgarten, een park bij het oude station, honderden bomen moeten worden gekapt.

Stadsbewoners hebben vanaf 2007, toen de financiering van het project rond was, met regelmaat gedemonstreerd tegen de plannen. Men heeft geprobeerd het stadsbestuur tot een referendum voor of tegen het project te dwingen, maar dat referendum is er in Stuttgart niet gekomen. Wel op het niveau van de deelstaat: in 2011 vond er in Baden-Württemberg een referendum plaats over doorgaan of niet. Binnen de deelstaat was een meerderheid voor doorgaan en dat maakte de weg vrij om het project uit te voeren.

Vragen:

  1. Waarom moeten voor het aanleggen van spoorlijnen naar het nieuwe station tunnels worden geboord?
  2. Wat zijn de beoogde positieve gevolgen van het project Stuttgart 21?
  3. Welke bezwaren zijn er tegen het project en door wie worden ze kenbaar gemaakt?
  4. Met wat voor protestacties werden deze bezwaren kenbaar gemaakt?

Stap 2

Arnhem Centraal
Arnhem ligt aan de Rijn, niet ver van de Duitse grens. Het hoofdstation van Arnhem ligt in het stadsdeel aan de rechteroever van de Rijn. Vanuit dit station kun je per trein naar de Randstad en andere delen van Nederland en via Duitsland naar Zwitserland, Oostenrijk en Italië.

In 1988 begon de gemeenteraad van Arnhem met plannen om het bestaande stationsgebouw uit 1954 te vervangen door een nieuw en groter gebouw. De verwachting was immers dat het aantal treinreizigers zou toenemen. Het nieuwe station moest vier perrons krijgen, één meer dan het oude. De bereikbaarheid vanuit Duitsland moest verbeteren en hogesnelheidstreinen moesten het nieuwe stationsgebouw kunnen aandoen. Ten slotte wilden veel inwoners van Arnhem van het oude stationsgebouw af omdat ze het lelijk vonden. De ruimtelijke kwaliteit van de binnenstad van Arnhem zou erop vooruitgaan als het oude stationsgebouw vervangen zou zijn door een nieuw. Omdat het oude stationsgebouw gesloopt zou worden voordat het nieuwe klaar was, zou er een tijdelijk station worden gebouwd op een paar honderd meter ten oosten van het oude gebouw.

De gemeenteraad wilde ook een nieuw busstation bij het nieuwe station laten bouwen, een fietsenkelder, een ondergrondse parkeergarage waar duizend auto’s in kunnen, enkele kantoortorens, winkels en woningen. Ook in Arnhem ging het stadscentrum flink op de schop.

In 1997 ging het project van start. Het zou in 2009 klaar zijn. De kosten van het project, 65 miljoen euro, worden betaald door de gemeente Arnhem, de provincie Gelderland, het ministerie van Verkeer en Waterstaat (nu omgedoopt tot ministerie van Infrastructuur en Waterstaat) en de stadsregio Arnhem-Nijmegen. De opdrachtgevers van het project zijn de Nederlandse Spoorwegen en de gemeente Arnhem. In 2003 kwam daar nog ProRail bij, het bedrijf dat de spoorlijnen in Nederland onderhoudt.

De architecten van UN Studio ontwierpen het nieuwe stationsgebouw, dat inmiddels de naam OV Terminal had gekregen (zie afbeelding). Het ontwerp bleek voor veel bouwers te lastig. Er meldde zich maar één bouwbedrijf voor de opdracht aan. En het bouwen van het station zou meer kosten dan de opdrachtgevers ervoor wilden uitgeven. De zoektocht naar een aannemer leverde grote vertraging op.

Bovendien ging het meer geld kosten dan in 1997 was voorzien. In 2008 was de begroting al gestegen tot 90 miljoen euro. Uiteindelijk is de bouw in fasen uitgevoerd en de laatste fase is in 2015 afgerond.
Veel Arnhemmers waren blij dat het oude stationsgebouw plaats zou maken voor een nieuw, maar bezwaren tegen het project waren er ook.

Bezwaren tegen het project 

  • Winkeliers en andere ondernemers in de binnenstad van Arnhem vonden de parkeergarage te klein om ook een winkelend publiek te kunnen laten parkeren.
  • De jarenlange bouwwerkzaamheden zouden de binnenstad moeilijk of helemaal niet bereikbaar maken. Winkels en horeca zouden er zwaar onder te lijden hebben.
    Voor middenstanders in de binnenstad betekent dat minder omzet, minder inkomsten en ook minder werk voor personeel. Middenstanders in de binnenstad kregen van de gemeente een vergoeding voor het verlies aan klanten.
  • Ook voor treinreizigers leverde het project Arnhem Centraal overlast op. Het tijdelijke station, dat tussen 2006 en 2011 in gebruik was, lag een paar honderd meter van de perrons van het oude station af.


 

Maar afgezien van de klachten van middenstanders en treinpassagiers is er in Arnhem geen grootschalig verzet geweest tegen het project Arnhem Centraal. De bevolking heeft zich niet in demonstraties en dergelijke laten zien. Zoek op Wikipedia: Station Arnhem op welke treinverbindingen er zijn met het hoofdstation van Arnhem.

Vragen:

  1. Waarom zou het centraal station van Arnhem een van de drukste van Nederland zijn?
  2. Wat zijn de beoogde positieve gevolgen van het project Arnhem Centraal?
  3. Welke bezwaren zijn er tegen het project en door wie worden ze kenbaar gemaakt?
  4. Met wat voor protestacties werden deze bezwaren kenbaar gemaakt?

Stap 3

Eindproduct

  • Je wordt voor het maken van deze opdracht gekoppeld aan een klasgenoot.
  • Jullie gebruiken de informatie uit de twee voorgaande stappen voor de presentatie.
  • Je krijgt van de docent te horen of je moet zoeken naar overeenkomsten of naar verschillen tussen de twee herinrichtingsprojecten.
  • Een van jullie doet Stap 1 doet en de bijbehorende vragen en de ander neemt Stap 2 voor zijn rekening.
  • Als jullie hiermee klaar zijn, leg je de antwoorden op de vragen van Stap 1 en 2 bij elkaar.
  • Zoek aan de hand van die antwoorden naar de overeenkomsten/verschillen tussen deze twee projecten.
  • Bereid aan de hand van die overeenkomsten/verschillen je presentatie voor.
  • Spreek af wie de presentatie doet.

Klaar?
Houd je presentatie voor de klas.
Jullie docent zal je presentatie beoordelen.

Kijk in de gereedschapskist om te zien hoe je een presentatie maakt. Een bijzondere vorm van presenteren waar je voor kunt kiezen is een Japanse presentatievorm: de Pecha Kucha!

Pecha Kucha maken

Een Pecha Kucha is een presentatie die bestaat uit 20 slides. Voor iedere slide heb je 20 seconden de tijd om te presenteren, dus je verhaal duurt in totaal 6 minuten en 40 seconden.

 

Kennisbank

Bevolking en ruimte

Kennisbank - Bevolking en ruimte

In de Kennisbank Aardrijkskunde vind je de uitleg van een groot aantal begrippen bij het thema Bevolking en ruimte. Gebruik de volgende drie items:

Thematoets

Bevolking en ruimte

Je gaat een zogenaamde thematoets maken.
De thematoets bestaat uit 10 random (= willekeurige) vragen over dit thema.           
Soms is een vraag een reproductievraag, soms meer een inzichtvraag.

Doe je de toets een tweede keer dan krijg je weer 10 random vragen.
Dat zullen veelal anderen zijn, maar je kunt ook dezelfde vragen nogmaals tegenkomen.

Na het beantwoorden van de vragen krijg je je resultaat te zien.
Je ziet ook welke vragen je goed en welke vragen je fout hebt beantwoord.
Bij iedere vraag vind je onder [Meer info]-knop een link naar een item uit de Kennisbank.
Met behulp van die informatie kun je opzoeken wat het goede antwoord op de vraag is.

Thematoets: Bevolking en ruimte

  • Het arrangement Thema Bevolk. Ruimte: Ned - Duitsland vmbo-kgt34 - kopie 1 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Danny Wagemaker Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2018-08-24 15:13:28
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur en 0 minuten

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Aardrijkskunde. (2020).

    Thema Bevolking en ruimte: Nederland - Duitsland vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/83405/Thema_Bevolking_en_ruimte__Nederland___Duitsland_vmbo_kgt34

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Nederland en Duitsland

    Arbeidsmigratie

    Stad en platteland

    Stedelijke voorzieningen

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.