Werken in de kinderopvang

Werken in de kinderopvang

WELKOM

Beste bezoeker,

Hierbij het ontwerp van de wikiwijs over 'Werken in de kinderopvang' bij de dreumesgroep.

Ik wens je veel plezier en succes op deze website.

 

Inleiding

Met het vak 'Zorg en Welzijn' werk je met verschillende hulpmiddelen.

Denk hierbij aan jou werkboekje en online licentie van Edu4all.

Beide hulpmiddelen bevatten bronnen die jou helpen om de opdrachten van het werboek te kunnen maken.

Je maakt niet alleen theorieopdrachten, maar bent ook bezig met het leren van vaardigheden in de praktijk.

In deze wikiwijs vind je extra informatie om de leerling opdracht van deel B te kunnen maken.

Op deze manier bereidt jij je voor op jou stage en de toets aan het einde van deze periode.

 

Succes en veel plezier!

 

Introductiefilm 'Een dag in de kinderopvang'
Bekijk dit filmpje en krijg een eerste indruk van hoe een kinderopvang er uit kan zien.

Let op!

Mededelingen

1. Je mag alleen deelnemen aan deze les als je de benodigdheden allemaal mee hebt genomen.

(Als je iets mist, zoek je samen met jou docent naar een oplossing.)

2. Gebruik van social media is niet toegestaan X. Als de docent dit ziet betekent dit een uur nakomen.

3. Jassen en tassen zet je in de kast van het prakijtklokaal.

4. Telefoons worden niet gebruikt. Berg deze netjes op in je tas.

5. Je werkt zelfstandig OF in tweetallen.

6. Bij vragen overleg je eerst met jou klasgenoten. Kom je er dan nog niet uit, dan vraag je het aan je docent.

7. Tijdens deze les rond je de leerling opdracht af.

8. Aan het einde van deze les lever je deze opdracht in, in de classroom.

Benodigdheden

Om deze opdracht te kunnen maken heb je onderstaande materialen en middelen nodig.

Zelf meenemen

  • IPad (met internetverbinding)

  • Oordopjes

  • Pen, potlood en papier

  • Werkboek 'Werken in de kinderopvang' 

  • Classroom - Vakcollege Gezondheidzorg en Welzijn 2017-2018

  • Programma's Word en Paint

Regelt de docent

  • Kleurpotloden, gums, stiften, gekleurd karton, schaar, lijm

  • Videocamera, usb-kabel

  • Laptop

Lesdoelen

De lesdoelen waar met deze opdracht aan gewerkt word zijn..

Aan het einde van de les kunnen de leerlingen:

  1. aan de hand van de tekstbronnen in de wikiwijs, de leerling opdracht afgerond inleveren.
  2. met gebruik van videocamera een instructiefilm maken voor het denkniveau van een dreumes.
  3. een eigen stuk speelgoed ontwerpen door eerst kennis op te doen van wikiwijs.

 

Extra informatie Deel B Kinderopvang: de dreumesgroep

In de tekstbronnen worden een aantal onderwerpen besproken die bij de doelgroep dreumesen behoort.

Deze onderwerpen staan niet toeglicht in de online licentie die je gebruikt.

Daarom zijn deze tekstbronnen nodig om de taken van de leerling opdracht te kunnen maken.

Lees ze door en gebruik ze in de verwerking van de opdracht.

Tekstbron 1 Ontwikkeling

Een kind is een dreumes als hij tussen de 1 en 2 jaar oud is. Hiervoor is het kind baby en aansluitend ontwikkeld het kind zich van dreumes naar peuter. Bij de ontwikkling van een dreumes word de basis gelegd van de ontwikkeling voor een peuter. Vanaf je 2e tot je 4e jaar ben je peuter. De basis van de ontwikkelingen word in die levensjaren uitgebreid en verfijnd. Dreumes word tegenwoordig niet vaak meer genoemd. Na baby zijn word er gesproken over peuter.

 

De ontwikkeling

In het tweede levensjaar van een dreumes leert het kind voornamelijk lopen en praten. Dit zijn de twee belangrijkste vaardigheden. Het kind kan door deze vaardigheden steeds meer zelfstandig op onderzoek uitgaan. Ze ontdekken dat ze hun eigen persoon zijn.

 

Lichamelijke ontwikkeling

De lichamelijke ontwikkeling van het kind gaat niet meer zo snel als toen het nog een baby was. Er zijn verschillende lichamelijke ontwikkelingen die hieronder verder toegelicht worden.

Groei

Na het eerste levensjaar van het kind is de snelste groei geweest. Als dreumes groeit hij nog ongeveer 12 centimeter. Als je kijkt naar het gewicht komt er nog ongeveer 3 kilo bij in dit jaar. Dreumesen gaan een stuk minder eten. Zowel lengte als gewicht verschilt natuurlijk per kind.

Motoriek

Op het gebied van beweging en motoriek leert het kind heel veel in dit jaar. Wanneer het kind wat leert, is niet precies te voorspellen. Sommige kinderen kunnen bijvoorbeeld al los lopen wanneer ze 13 maanden oud zijn, andere kinderen doen dat pas met anderhalf jaar. In ieder geval begint het kind rond 12 maanden met langs een tafel of stoelen lopen. Als hij zichzelf genoeg vertrouwt, dan durft hij misschien ook al een paar stapjes los te zetten.

Gecontroleerd

Hoe snel of langzaam het kind zich ook ontwikkelt, zijn bewegingen worden in ieder geval steeds gecontroleerder en beter op elkaar afgestemd. Hij kan steeds beter rennen, klimmen, schoppen, gooien en traplopen. Ook kan het kind zijn evenwicht steeds beter bewaren. Daarnaast wordt zijn fijne motoriek steeds beter: hij kan kleine voorwerpen tussen duim en wijsvinger pakken, blokken stapelen en vormen in het juiste gaatje passen. Het kind krijgt veel meer mogelijkheden om zelf op onderzoek uit te gaan. Dat zorgt ook weer voor een impuls voor zijn ontwikkeling op andere gebieden.

Sociaal-emotionele ontwikkeling

Het kind komt er langzaam achter dat het geen eenheid met de ouder is, maar dat het kind een eigen persoon is. Vanaf dat moment zit het kind in de peuterpuberteit.

Een eigen persoon

Nu de dreumes zichzelf voort kan bewegen zonder hulp van de ouder, begint het kind zich te realiseren dat hij een eigen persoon is. Hij wil dingen zelf doen en zonder zijn of haar ouder op onderzoek uit gaan. Rond anderhalf jaar ontwikkelt het kind een ‘eigen willetje’. Als je het kind iets vraagt, zal hij daar vaak met ‘nee’ op antwoorden. Dit kan een enorme driftbui veroorzaken als iets niet zo gaat als wat het kind dan graag wil. Krijsend kan hij dan op de grond gaan liggen, of hij schopt en slaat tegen alles wat op zijn pad komt.

Nieuwsgierigheid

Een dreumes is de hele dag in beweging: hij gaat overal op af. Zodra hij kan lopen en kruipen komt er veel meer binnen zijn bereik, en dat wil hij graag vastpakken. Hij is nieuwsgierig. Geef het kind daarom de kans om zo veel mogelijk te ontdekken: daar leert hij van wat zwaar is, wat licht is, wat warm is en wat koud is bijvoorbeeld. Houd zelf de veiligheid van het kind in de gaten. Want gevaren en risico’s kan hij nog niet overzien. De box kan een goede plek zijn om hem even rustig en veilig te laten spelen. Maar de kans is groot dat hij daar niet meer in wil.

Scheidingsangst

Tegelijk met zijn ontdekking dat hij zijn eigen persoon is, kan het kind de ouder ook erg missen als je niet in de buurt bent. Hij wil de wereld ontdekken, maar tegelijk wil hij weten dat jij er bent. Daarom kan hij soms bang worden. Hij is dan bang dat jij nooit meer terugkomt, of dat hij de warmte en de veiligheid verliest waar hij nog steeds behoefte aan heeft. Dat verklaart waarom je peuter misschien moeite heeft om te gaan slapen: hij wil dat je bij hem blijft totdat hij slaapt. In dit jaar leert hij dat jij er nog steeds bent als je de kamer uitgaat. En dat je er nog steeds bent als hij de volgende ochtend wakker wordt.

Naast andere kinderen spelen

Het kind is nog te jong om met andere dreumesen samen te spelen. Maar ze spelen wel naast elkaar. En je zult vaak zien dat ze elkaar nadoen. Bovendien pakt je dreumes graag het speeltje van een ander af. Dat is dan zijn manier van contact maken. Hij kan zich nog niet inleven in de gevoelens van een ander kind. Hij begrijpt dus niet dat een ander kind kan gaan huilen als hij een speeltje afpakt.

De cognitieve ontwikkeling van je dreumes

De dreumes begint nu langzaam een beetje te begrijpen hoe de wereld in elkaar zit. Zijn nieuwsgierigheid zorgt voor nieuwe indrukken, die zijn cognitieve ontwikkeling stimuleren. Denk hierbij aan het denken van het kind.

Opdrachtjes begrijpen

Je dreumes leert simpele opdrachtjes begrijpen. Je kunt hem vragen om iets voor je te doen. Bijvoorbeeld een bal pakken en naar je toe brengen, of het geluid van een poesje nadoen. Hij kan zijn sokken uittrekken en plaatjes in een prentenboekje aanwijzen. Hij leert daarmee ook dat zijn acties een gevolg hebben. Het kind gebruikt de dingen waar ze voor bedoeld zijn. Met een kam kamt hij het haar van een pop, een autootje is om mee te rijden.

Gehoorzamen

Tot een jaar of 2 kun je van je dreumes nog niet eisen dat hij altijd naar je luistert. Als hij iets doet wat niet mag, dan zeg jij dat dat niet mag. Hij zal er dan meestal wel mee stoppen. Maar zodra jij je omdraait of wegloopt, doet hij het opnieuw. Hij snapt nog niet dat het verbod nog steeds geldt, ook als jij de kamer uit bent. Dat leert hij pas na zijn tweede verjaardag.

Omgeving

Doordat zijn motoriek steeds beter wordt, gaat je dreumes nu steeds vaker op onderzoek uit. Door al zijn zintuigen te gebruiken leert hij zijn omgeving steeds beter kennen. Hij leert steeds meer verschillen kennen tussen kleuren, geuren, geluiden en materialen.

Creativiteit

Ergens in zijn tweede levensjaar ontdekt het kind dat hij een potlood kan vasthouden en dat hij daarmee kan tekenen. In het begin zal hij alleen maar krassen. Daarmee wil hij geen tekening maken, maar het is een bewegingsspelletje. Hij vindt het leuk om met het potlood te bewegen en kijken hoe er een streep op het papier achterblijft. Het echte tekenen komt pas als hij een peuter is.

 

 

Jongetje van nog geen 2 jaar trekt zijn jas zelf aan.
Dit is een voorbeeld van zelfstandig een jas aantrekken. Het zijn de dagelijkse handelingen waarbij je onbewust bezig bent met je ontwikkeling.

 

 

Hoe kun je de ontwikkeling van het kind in zijn tweede levensjaar stimuleren?

Hieronder lees je een paar tips voor de lichamelijke en cognitieve ontwikkeling:

  • Houd het kind bij zijn armen vast en laat hem zichzelf zo optrekken tot stand.

  • Zet een aantal stoelen naast elkaar zodat hij zich daaraan vast kan houden als hij loopt.

  • Stoei regelmatig met je dreumes.

  • Speel met je dreumes situaties uit het dagelijks leven na: brood kopen, op visite gaan, thee drinken, dankjewel zeggen en een handje geven. Dan leert hij het spelenderwijs.

  • Samen dansen is nu ook heel leuk om te doen. Eerst hou je het kind op je arm, en later kan hij zelf dansen.

  • Laat hem spulletjes verstoppen die jij moet zoeken. Geef hem een doos of la waar hij dingen in kan doen.

  • Stel je kind vragen en geef hem kleine opdrachtjes: ‘Waar is je jas?’ en ‘Ga je jas maar halen.’ Prijs hem uitbundig als hij iets goed gedaan heeft.

  • Laat je kind lekker trommelen met houten lepels op een doos.

  • Laat hem verschillende materialen voelen: een blokje hout, een zijden lapje, een borsteltje of een zeem. Praat met hem over de verschillen.

  • Laat hem zien dat een badbeestje opspringt als je het onder water loslaat.

  • In de zandbak kan je kind lekker spelen met zand, schepjes en vormpjes.

  • Laat je kind op een groot vel papier krassen met een kleurpotlood of waskrijt.

  • Wees niet bang dat je kind vies wordt. Laat hem lekker kliederen met modder, verf, zand of klei.

Tekstbron 2 Taal

De taalontwikkeling kent een gevoelige periode. Huilen is bijvoorbeeld het begin van de taalontwikkeling. Elk kind heeft hierin zijn eigen tempo in de ontwikkeling van taal. Dit kan ook liggen aan het taalaanbod wat het kind krijgt. Bij gebrekkige taal van ouders zal het minder makkelijk en snel ontwikkelingen. Bij bijvoorbeeld ouders die hun kinderen tweetalig opvoeden, zal dit anders zijn. Dit is weer een andere kwaliteit van aanbod.

Eerste fase

De eerste fase van taal noemen ze de voortalige fase (0-1 jaar) hier wordt de basis gevormd voor de taalontwikkeling. Dit is de basis voor een dreumes. Het huilen (en de verschillende manieren waarop) van de baby is de eerste manier van communiceren. Door het huilen en het maken van geluidjes worden ook de spieren getraind die later nodig zijn voor het spreken. De eerste geluiden zijn: a, o, i, e, u en daarna komen de medeklinkers. Rond 7 maanden gaat een baby brabbelen. Een baby oefent met de brabbelfase in het produceren van klanken en imiteert hierbij intonaties. Een kind aan het einde van deze fase ‘vertelt’ vaak hele ‘verhalen’. Die verhalen bestaan vaak nog niet uit echte woorden maar wel al met veel intonatie. Imitatie is hetgeen wat het meeste gebeurt en daarom de kern in deze fase.

Tweede fase

De volgende fase noemen ze de vroegtalige fase 1-2 jaar. Dit is van een dreumen. Hier krijgen woorden een betekenis. Vanaf ongeveer 13 maanden maakt het kind een-woord zinnen. Namen van personen, dieren en handelingen leren ze meestal het eerst. Ook het herhalen van woorden komt in deze fase veel voor. Het kind zegt dan letterlijk na wat je zegt vaak nog zonder de betekenis ervan te weten. Rond 1,5-2 jaar maken de kinderen ‘tweewoord zinnetjes’.

Woordenschat top 10

Eerste woordjes zijn:

1. auto
2. mama
3. papa
4. poes
5. opa
6. koekje
7. oma
8. pop
9. bal
10. paard

 

Kinderen pikken taal het best op als er duidelijk en rustig gesproken wordt met korte zinnen. Een leuke tip is om vanaf de eerste woordjes een woordenboekje (in de letterlijke kinderlijke taal) aan te leggen. Zo kun je goed de vooruitgang zien en is ook erg leuk om terug te lezen.

De taalontwikkeling van je dreumes

In de periode tussen zijn eerste en tweede verjaardag maakt het kind een paar belangrijke ontwikkelingen door op taalgebied. Van het eerste woordje naar tweewoordzinnetjes is een hele prestatie.

Het eerste woordje

Ergens tussen 12 en 18 maanden spreekt je dreumes zijn eerste woordje. Veel ouders zullen zeggen dat het eerste woordje van hun kind ‘mama’ of ‘papa’ was. Toch is dat niet altijd het geval. Meestal brabbelen kinderen klankreeksen als ‘mamamamama’ of  ‘papapapa’. Ouders interpreteren dat vaak als een woord. Maar je kunt pas spreken van een echt woord als je kind “een bepaalde klankcombinatie altijd in dezelfde situatie gebruikt en er ook duidelijk betekenis mee wil overdragen”. De grens tussen brabbelen en een echt woord is vaak moeilijk te trekken. Ook omdat je kind zo’n eerste woordje vaak nog niet goed uitspreekt. Hij is zijn spraakmotoriek nog volop aan het ontwikkelen.

Symboolfunctie van taal

Een belangrijke stap in de taalontwikkeling van je dreumes is dat hij begrijpt dat taal een symboolfunctie heeft. Op een bepaald moment in zijn tweede levensjaar gaat je kind begrijpen dat je met een woord kunt verwijzen naar dingen, situaties en emoties. Alles heeft een naam en ineens wordt je kind nieuwsgierig naar alle namen: hij gaat wijzen naar voorwerpen waarvan jij moet zeggen hoe ze heten. Je kind gaat nu langzaam doorkrijgen dat je met taal over dingen kunt praten die los van jezelf staan, dan er een onderscheid is tussen ‘ik’ en ‘ de wereld om mij heen’.

Ontwikkeling stimuleren

Doe je kind een plezier en benoem alles wat hij aanwijst. Dat is goed voor zijn taalontwikkeling.

Spraakmotoriek

Dit jaar is je kind hard bezig om te leren hoe je de verschillende klanken in onze taal precies moet maken. Want iedere spraakklank vereist nu eenmaal een specifieke stand van de lippen, de tong en het gehemelte.

  • Moeilijke klanken zijn bijvoorbeeld de ‘s’ en de ‘r’. Soms heeft je kind deze pas goed onder de knie als hij 5 is.

  • Veel kinderen gebruiken een ‘t’ in plaats van een ‘k’: ‘toe’ in plaats van ‘koe’.

  • Ook wordt de ‘l’ vaak verruild voor een ‘j’ ; ‘lap’ wordt ‘jap’.

  • Moeilijke klanken laat hij soms ook gewoon weg: ‘ofant’ in plaats van ‘olifant’.

De ontwikkeling van de spraakmotoriek en de hele lichamelijke motoriek hebben veel met elkaar te maken. Is de algehele motoriek van je kind niet zo sterk (hij loopt niet zo snel, valt vaak of durft niet goed te klimmen)? Dan ontwikkelt zijn spraakmotoriek zich meestal ook wat langzamer.

Het eenwoordstadium

Na het eerste echte woordje volgen er steeds meer. Je kind gaat losse woorden gebruiken, waarmee hij meestal een hele zin wil uitdrukken. Vaak begrijp je je kind alleen als je ziet waar hij mee bezig is. Je zult ook zien dat je kind een woord in een bredere betekenis gebruikt dan jij doet. De naam van jullie hond gebruikt hij bijvoorbeeld voor alle honden. Door het uitproberen van een woord in verschillende situaties leer je kind wat een woord precies betekent. Je kunt je kind daarbij helpen door op zijn woordjes te reageren en uit te leggen wat iets is. Het eenwoordstadium duurt grofweg van 1 tot anderhalf jaar.

Welk woordjes hoor je?

Woordjes die je nu veel hoort zijn:

  • de namen van voorwerpen of dieren: ‘poes’ of ‘bal’

  • ‘op’ (als iets opgegeten is) en ‘weg’ (als iets weg is)

  • ‘tuste’ (welterusten) en ’asse’( alsjeblieft)

  • aanwijzende woorden: ‘deze’, ‘die’ of ‘dat’

Je kind kan woordjes ook vragend maken door de toonhoogte aan het eind van het woord omhoog te laten gaan ( ‘weg?’ ‘poes?’). En hij kan ze ontkennend maken door er heftig zijn hoofd bij te schudden.

Het tweewoordstadium

Tussen anderhalf en 2 jaar volgt het tweewoordstadium. Je kind gebruikt nu twee woordjes naast elkaar om meer betekenis aan zijn uitingen te geven. Toch kan het voor jou nog steeds niet duidelijk zijn wat je kind bedoelt. Meestal moet je zien waar hij mee bezig is om het te snappen.

Welke woordjes hoor je?

  • ‘hier kome’ of ‘kijk poes’: je kind benoemt iets of trekt de aandacht

  • ‘nijntje hier’ of ‘nijntje stoel’: hij maakt duidelijk waar iets is

  • ‘chone luie’ of ‘grote auto’: hij voegt een kenmerk of eigenschap aan een voorwerp toe

  • ‘mama loopt’ of ‘papa koke’: hij benoemt een actie en degene die hem uitvoert

  • ‘papa pijp’ of ‘mij auto’: hij geeft het bezit van iemand aan

Je kind kan zinnetjes vragend maken door de toon aan het eind omhoog te laten gaan: ‘mama weg?’ of ‘pele buite?’ En hij heeft nu het woordje ‘niet’ tot zijn beschikking om een zin ontkennend te maken: ‘niet chone luie’.

Je kunt overal over praten

Je kind merkt nu dat je eigenlijk overal over kunt praten. Je kunt alles benoemen en er iets over vertellen. De meeste kinderen vinden het ook leuk om dat te doen. Praat dus veel met je kind. Je zult ook horen dat je kind voor zichzelf uit zit te praten als hij aan het spelen in bijvoorbeeld.

Hoe kun je de ontwikkeling van je kind in zijn tweede levensjaar stimuleren?

Hier lees je een paar tips voor taalontwikkeling:

  • Benoem alles wat je kind tegenkomt. Zo leert hij veel nieuwe woordjes.

  • Zing liedjes met je kind, en zeg samen versjes op.

  • Lees regelmatig een boekje met je kind. Wees niet verbaasd als je kind hetzelfde verhaaltje wil horen.

  • Maak samen een puzzel met je kind en overleg samen over welk stukje waar moet, en hoe het plaatje eruit komt te zien.

Tekstbron 3 Spel

Spelen van jong tot oud.

Het woord 'spelen' word veel gebruikt in verschillende vormen en door iedereen. Iedereen speelt. Spellen spelen is goed voor de ontwikkeling én kan een vorm van ontpanning zijn. Door spel kun je je ontwikkeling versterken op sociaal, persoonlijk, emotioneel, maatschappelijk, cognitief en motorisch vlak. Je moet bijvoorbeeld samenwerken met anderen bij een teamspel, je leert om te gaan met winnen en verliezen. Of je moet bij een spel goed nadenken over de aanpak. Of je ontwikkelt je fijne motoriek door kaartjes vast te houden of je grove motoriek bij sportieve spellen. Voor dreumesen is spel vaak van belang voor de sociale en lichamelijke ontwikkeling. Je hebt dan ook spellen die specifiek gericht zijn op een bepaalde doelgroep. De spellen voor dreumesen vallen onder de doelgroep baby's en dreumesen: 0-2 jaar.

Verschillende soorten spel

Er zijn verschillende soorten spellen die zich op één of meer aspecten richten:

 

Functioneel - Hoort bij kinderen rond 2 jaar, zoals met een autootje spelen. Het kind moet lekker bezig zijn.

 

Parallel - In de peutertijd spelen kinderen naast elkaar zonder interactie met elkaar, maar ze spelen wel hetzelfde spel.

 

Fantasie - Rond 3 jaar imiteren peuters, zoals op vakantie zijn en een tent bouwen. Ze fantaseren over van alles.

 

Constructief - Dingen zelf maken begint rond 4 jaar, net als de fijne motoriek trainen, zoals met blokken een stad bouwen. Ook eigen fantasie laten spelen.

 

Associatief - Vanaf 4 jaar ontstaat een soort samenwerken in de vorm van het delen van speelgoed zonder een ander doel. Elkaar leren kennen en samenspelen.

 

Coöperatief - Rond 5 jaar gaat associatief spel over in samenwerken met een doel, zoals regels en afspraken maken bij een spel. Er zit een spel met regels tussen.

 

Toekijkend - Het spel is zeer interessant, maar het kind doet (nog) niet mee. Kijken naar wat anderen doen.

Extra bronnen

Kinderdagverblijf

Dit filmpje laat zien welke leerstof kinderen meekrijgen op een kinderdagverblijf.

Film 'Wat leren kinderen op een kinderdagverblijf?'

Folder opvoeding

Deze folder geeft je een overzicht waar je als ouder naartoe kunt voor advies en activiteiten bij het opvoeden en opgroeien van je kind. Je kunt bijvoorbeeld zelf contact opnemen als je meer informatie nodig hebt, of om je spel te laten zien. Wie weet hebben ze wel tips om het ontwerp zodanig compleet te maken dat zij het spel zelf willen gebruiken en kunnen laten maken?!

 

Ontwikkelingsfilmpjes

Deze filmpjes geven jou wat voorbeelden op verschillende stukken van de ontwikkeling. Kijk goed wat je ziet en bedenk hoe je het gedrag en de ontwikkeling die je ziet van een dreumes kan gebruiken om jou opdrachten het beste te laten slagen in de uitvoering.

Ontwikkeling kind van 13 tot 18 maanden - Spreken

Ontwikkeling kind van 13 tot 18 maanden - Zien

Ontwikkeling kind van 13 tot 18 maanden - Activiteiten

Ontwikkeling kind van 12 tot 18 maanden - Grove motoriek

Literatuurlijst

Deze internetadressen en literatuur zijn gebruikt om deze wikiwijs vorm te geven.

Internetadressen

Literatuur

Tekstbron 3 Spel

  • Koops, I. (2016). Werkboek ‘Werken in de kinderopvang’. Edu’Actief b.v.
  • Het arrangement Werken in de kinderopvang is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Anna Beers Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2018-04-13 20:19:09
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Zorg en Welzijn. Deze informatie kan je gebruiken tijdens de lessen met het werkboekje 'Werken in de kinderopvang'. Dit werkboek bestaat uit deel A t/m deel D.
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld

    Bronnen

    Bron Type
    Introductiefilm 'Een dag in de kinderopvang'
    https://www.youtube.com/watch?v=oZNh8cknQGE
    Link
    Jongetje van nog geen 2 jaar trekt zijn jas zelf aan.
    https://www.youtube.com/watch?v=5g65B4PjGZc
    Link
    Film 'Wat leren kinderen op een kinderdagverblijf?'
    https://www.youtube.com/watch?v=9LnRVGF7nr0
    Link
    Ontwikkeling kind van 13 tot 18 maanden - Spreken
    https://www.youtube.com/watch?v=trHvKYLzuZA
    Link
    Ontwikkeling kind van 13 tot 18 maanden - Zien
    https://www.youtube.com/watch?v=Bgs6bHitxNY
    Link
    Ontwikkeling kind van 13 tot 18 maanden - Activiteiten
    https://www.youtube.com/watch?v=oIAiVpGnJtI
    Link
    Ontwikkeling kind van 12 tot 18 maanden - Grove motoriek
    https://www.youtube.com/watch?v=K2ru19BlqqY
    Link
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.