De industriële samenleving in Nederland

De industriële samenleving in Nederland

Inleiding

Industriële samenleving in Nederland
Vanaf 1870 kwam in Nederland de industriële samenleving op. Meer mensen gingen in de industrie werken en in steden wonen. Allerlei uitvindingen maakten het leven aangenamer. De welvaart groeide, maar er waren ook perioden van crisis. Ik dit hoofdstuk bekijken we welke veranderingen dit met zich mee heeft gebracht voor de Nederlandse samenleving.

Leerdoelen

In dit thema staat de industriële samenleving in Nederland centraal.

Hoofddoel:
Aan het eind van het thema moet je kunnen herkennen en kunnen beschrijven hoe het proces van industrialisatie de Nederlandse samenleving heeft veranderd vanaf de tweede helft van de 19e eeuw.

 

Opdracht 1: van ambacht naar stoommachine

Leerdoelen

Wij kunnen tegenwoordig kiezen uit duizenden soorten kleding, eten en apparaten. Veel producten hebben een lage prijs, omdat ze in grote hoeveelheden met machines in fabrieken worden gemaakt.
Zelfgemaakte, handgemaakte producten zijn vaak veel duurder.
Fabrieken zijn dus handig! Maar fabrieken hebben niet altijd al bestaan.

Voor de industriële revolutie (1770 -1920) zag de samenleving in Nederland er heel anders uit dan nu. Waarom waren er veranderingen?
Wat is er veranderd?
En wat vond de bevolking daarvan?

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • Beschrijven welke gevolgen het gebruik van machines had voor mensen op het platteland.
  • Toelichten dat werken in de fabriek en leven in de stad geen gemakkelijk bestaan opleverde.
  • Uitleggen waarom de industriële revolutie een revolutie wordt genoemd.
  • Uitleggen wat een ambacht is.
  • Uitleggen wat bedoeld wordt met ‘van ambacht naar stoommachine’.
  • Uitleggen waarom machines niet alleen maar in de plaats komen van arbeiders die ambachtelijke beroepen uitvoeren.

Eindproduct

In deze opdracht beantwoord je alle vragen in een werkblad.
Daarmee laat je zien dat je weet wat de industriële revolutie betekende voor veel mensen en waarom die periode ook wel ‘van ambacht naar stoommachine’ wordt genoemd. 

Het werkblad lever je uiteindelijk via de mail in bij je docent.

 

Werkwijze

Activiteiten
 

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Tekst lezen over de Agrarische revolutie.
Stap 2 Alleen Tekst lezen over de leefomstandigheden van de plattelanders die in de steden gingen wonen.
Stap 3 Alleen Tekst lezen over het ontstaan van protesten tegen de werkomstandigheden in de fabrieken en de leefomstandigheden in de steden.
Stap 4 Alleen Tekst lezen over veranderingen in beroepen door de industrialisatie.


Benodigdheden
Werkblad: van ambacht naar stoommachine.

Tijd
Voor deze opdracht krijg je 1 lesuur de tijd, de rest is huiswerk.

Kennisbank

In deze opdracht gaat het over de Industriële Revolutie.
Bestudeer, voor je met de opdracht begint, de volgende Kennisbank:
KB: Industriële Revolutie

Zorg dat je na het bestuderen van de Kennisbank antwoord kunt geven op de volgende vragen:

  1. Vóór de Industriële Revolutie groeide de bevolking sterk. Waardoor kwam dat?
  2. Door welke twee oorzaken trokken steeds meer mensen bij het begin van de Industriële Revolutie naar de steden?

Stap 1

Agrarische revolutie
In het begin van de 19e eeuw stierven steeds minder mensen op jonge leeftijd, waardoor de bevolking groeide. Nederlanders leefden langer en gezonder omdat nieuw, beter en betaalbaar voedsel te krijgen was. Het gevolg van de bevolkingsgroei was dat er meer en meer levensmiddelen nodig waren. In de landbouw moest men wel gebruik gaan maken van machines, om intensiever en efficiënter voedsel te kunnen produceren. Er kwam een proces van schaalvergroting op gang.

Bekijk onderstaande tabel. De getallen geven aan hoeveel procent van de beroepsbevolking werkzaam was per sector (landbouw, industrie, diensten). In de bovenste horizontale rij zie je de jaartallen.

  • Wat valt je op als je naar de getallen in de rij ‘landbouw’ kijkt? Wat betekent dit?
  • Wat valt je op als je naar de getallen in de rij ‘industrie’ kijkt? Wat betekent dit?
  1860 1900 1930 1960 1990
Landbouw 38 31 21 10 5
Industrie 26 31 36 40 26
Diensten 36 38 43 50 69

Bron: vijf eeuwen opvoeden in Nederland

Beantwoord deze vragen op je werkblad.

Stel dat je als knecht op een boerderij werkt.
Er komen steeds meer werktuigen die aangedreven worden door stoomkracht, zoals de ploeg op het plaatje.
Met deze werktuigen kan in korte tijd meer werk verricht worden.

Je wordt ontslagen omdat je overbodig bent.
Je hebt gehoord dat ondertussen in de steden fabrieken als paddenstoelen uit de grond zijn geschoten, waar veel nieuwe arbeiders nodig zijn.
Wat zou je in deze situatie doen en waarom?

Stap 2

Het leven in de stad
Niet alleen op het platteland werd gebruik gemaakt van (stoom)machines.
Bekijk het volgende filmpje:

De Industriële revolutie

Steeds meer producten werden in fabrieken gemaakt met behulp van machines.
Welke gevolgen had dit voor mensen die leefden van de opbrengst van handgemaakte producten? Omcirkel de juiste antwoorden in je werkblad.

  1. Ze gingen failliet. Omdat de producten uit fabrieken goedkoper waren dan hun handgemaakte producten konden ze niet meer concurreren.
  2. Ze besloten vaak, noodgedwongen, om zelf ook in fabrieken te gaan werken.
  3. Ze verdienden steeds meer geld, omdat niemand producten uit fabrieken wilde kopen.
  4. Ze schaften zelf thuis grote machines aan, om evenveel producten te kunnen leveren als de fabrieken.
  5. Er was geen gevolg, ze bleven zelf hun producten maken en hadden er geen last van dat in fabrieken soortgelijke producten werden gemaakt.

Zoals je in het filmpje zag leidden de arbeiders een zwaar bestaan. Velen van hen waren naar de stad getrokken om geld te verdienen, maar ze kregen maar heel weinig betaald voor het zware werk dat ze deden.
Schrijf in je werkblad achter iedere oorzaak één schuingedrukt gevolg dat er het beste bij past.
Gezinnen leiden een armoedig bestaan - Fabrieksbazen geven lage lonen aan arbeiders - Fabrieksbazen leiden een luxe leven - Er ontstaan arbeiderswijken onder de rook van fabrieken - Vrouwen en kinderen gaan ook werken - Producten zijn goedkoop - Veel ziektes breken uit

Oorzaak Gevolg
Meer dan genoeg arbeiders beschikbaar in de steden  
Slechte hygiënische omstandigheden in huizen en fabrieken  
Lage lonen voor arbeiders  
Weinig geld om het gezin in leven te houden  
Gebruik van machines in fabrieken  
Mensen wilden dichtbij hun werk wonen  
Fabrieksbazen houden zelf een groot deel van de winst  

Stap 3

Protest
De situatie in de fabrieken was vreselijk voor de arbeiders. Het was zwaar voor het lichaam, zwaar voor de geest, je kreeg weinig loon en er gebeurden veel ongelukken.

De ontevredenheid onder de werknemers was dus groot, maar bijna allemaal waren ze te bang om er wat van te zeggen. Wie dat deed raakte misschien wel zijn baan kwijt. Dan was je nog verder van huis!

Op de bovenste afbeelding zie je een weefmachine in een fabriek waar een ongeluk gebeurt. Op de onderste afbeelding zie je een weefmachine in een fabriek in Engeland. Er staan mannen met grote hamers bij.
Waar denk je dat deze mannen mee bezig zijn?
Omcirkel het juiste antwoord in je werkblad.

  1. Ze zijn bezorgd over de situatie in fabrieken, en bewerken de machines om ze veiliger te maken
  2. Ze zijn boos op de situatie in fabrieken, en proberen de machine kapot te krijgen

Een voorbeeld van iemand die wél durfde te protesteren was de Engelsman Ned Ludd. Voordat de industriële revolutie in Nederland op gang kwam, was deze in het Verenigd Koningrijk al een tijd bezig. Ned Ludd was erg populair in de tijd dat hij protesteerde tegen de arbeidsomstandigheden in de fabrieken. Wanneer machines kapot gingen, werd de roddel verspreid dat Ned Ludd langs was geweest. Hij had veel aanhangers, die luddieten werden genoemd. Al deze arbeiders vernielden machines. Soms werd zelfs het Engelse leger ingezet om de wacht te houden en luddieten te bestrijden. Vernieling en sabotage werden zwaar gestraft. Ned Ludd, die door veel arbeiders als held werd beschouwd, werd uiteindelijk in 1830 aan de galg opgehangen.

Ludd protesteerde in zijn land tegen de technologische vooruitgang, want hij vond machines een bedreiging.
Op welke manieren kunnen machines volgens jou bedreigend zijn?
Beantwoord de vragen in je werkblad.

  1. Voor het milieu, omdat ...
  2. Voor de mensen, omdat...
  3. Het economische systeem, omdat...

Stap 4

Deze opdracht gaat over de veranderingen die verschillende beroepen ondergingen en die door de industrialisatie werden veroorzaakt. Je denkt in deze opdracht na over het woord revolutie, en legt een verband met onze tijd.
Beantwoord alle vragen in je werkblad.

Zoek op internet of in een woordenboek naar de definitie van ‘revolutie’, bijvoorbeeld op www.encyclo.nl

Waarom wordt de periode van ongeveer 1770 t/m 1920 revolutie genoemd?

Hiernaast staan enkele afbeeldingen die symbool staan voor mensen met een bepaald beroep. Schrijf bij iedere afbeelding welke veranderingen de bijbehorende beroepsgroep in de tijd van de industriële revolutie heeft doorgemaakt.

De periode van de industriële revolutie (1770-1920) wordt ook wel ‘van ambacht naar stoommachine’ genoemd. Wat wordt daarmee bedoeld?
Leg dit uit aan de hand van de afbeeldingen hiernaast die beide te maken hebben met koekjes bakken.

Op de gevel van een bakkerij staat vaak ‘ambachtelijke bakker’.
De scheiding tussen ambacht en fabriekswerk is niet altijd heel duidelijk.
Bijna iedere bakker maakt in zijn ambachtelijke bakkerij gebruik van machines.
Kun je nog meer voorbeelden van beroepen bedenken, die zijn blijven bestaan dankzij het gebruik van machines?

Begrippenlijst

Revolutie
Grote verandering in een samenleving in korte tijd. Bijvoorbeeld een verandering in de manier waarop een land bestuurd wordt, maar ook bijvoorbeeld de Agrarische revolutie en de Industriële revolutie.
Agrarische revolutie
Vanaf 1750 produceerde men in Europa steeds meer en betere landbouwproducten doordat wetenschappelijke kennis leidde tot vernieuwingen in de landbouw. Er kwamen nieuwe manieren van grondbewerking, nieuwe landbouwwerktuigen, nieuwe gewassen, betere zaden. Verder breidde men de landbouwgebieden uit door drooglegging van moerassen en cultivering van woeste gronden.
Demografische revolutie
Door de Agrarische revolutie was er veel meer en beter voedsel beschikbaar. Na 1850 was dat een van de oorzaken van spectaculaire bevolkingsgroei in Europa, de "demografische revolutie".
Ambacht
Handwerk dat iemand leert om er een beroep mee uit te oefenen.
Schaalvergroting
In de landbouw ging men de factoren grond, kapitaal (geld) en de arbeid anders gebruiken. Zo probeerde men met lagere productiekosten een betere oogst te krijgen.
Industriële revolutie
Periode van 1770 - 1920 waarbij in Nederland in korte tijd een overgang plaatsvond van een agrarische naar een industriële samenleving.

Opdracht 2: Textielindustrie in Twente en Tilburg

Leerdoelen

Zo’n vijftig jaar geleden dacht je bij de naam Twente of Tilburg meteen aan textiel.

En bij Tilburg dacht je in het bijzonder aan één soort textiel: wol. Toen kon je in die streken meer textielfabrieken vinden dan waar ook in Nederland. Dat is voorbij. Deze opdracht gaat over de opkomst en ondergang van bijna de hele textielindustrie in Twente en Tilburg.

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • Uitleggen wanneer in Nederland de textielindustrie een grote vlucht nam en kun je dat ook verklaren.
  • Toelichten waarom dat vooral in Tilburg en Twente gebeurde.
  • Uitleggen waardoor er in de jaren zestig en zeventig vrijwel helemaal een einde kwam aan de textielindustrie in Tilburg en Twente.

Eindproduct

Als eindproduct van deze opdracht lever je een verslag in, waarin je laat zien dat je de leerdoelen behaald hebt.

Het verslag bestaat uit 4 alinea's, één voor elke stap die je doorloopt in deze opdracht.

 

Stap 1

Opkomst van de Nederlandse textielindustrie
Textiel is ‘alles wat geweven is’. Het komt van het Latijnse woord voor weven: texere. Van plantaardige vezels zoals katoen of vlas, van zijde en wol of van kunststof worden draden gesponnen die vervolgens in weefmachines tot lappen stof worden verwerkt. Textiel wordt gebruikt voor de productie van kleding, voor woningstoffering en bijvoorbeeld voor huishoudelijk gebruik.

Hoe textiel werd gemaakt voor er fabrieken bestonden, zie je in de film ‘Vóór de Industriële Revolutie, niets gaat vanzelf’

Vóór de industriële revolutie (Bekijk van 1:18 – 3:25 min)

Nederland werd een groot textielland
In 1813 werd Napoleon vernietigend verslagen bij Leipzig en daarmee kwam er een eind aan de Franse overheersing van Nederland. In november van dat jaar krijgt Nederland een onafhankelijke regering.
Op dat moment waren steden als Tilburg en Gent al echte textielsteden. Tilburg was vooral bekend om zijn wol. Van die wol werden vooral lakens gemaakt. Gent stond meer bekend om zijn katoenproductie.
Talloze vaklieden verdienden de kost met spinnen en weven. In die periode wordt het handwerk meer en meer overgenomen door machines. Omdat deze machines niet meer bij mensen thuis konden staan werden er werkplaatsen of fabriekshuizen gebouwd. Sommige fabriekshuizen gebruikten een rosmolen, een door paarden aangedreven molen, als krachtbron voor hun machines. Later, vanaf 1827, werden de paarden vervangen door stoommachines.
In de Zuidelijke Nederlanden kwam de katoenindustrie tot grote bloei. Dat was mede te danken aan de Nederlandse Handel Maatschappij (NHM). Die werd in 1825 door koning Willem I opgericht om de handel tussen Nederland en zijn kolonie Nederlands-Indië op gang te brengen. De NHM wilde net als Engeland katoentjes (katoenen kleding) verkopen in de kolonie, dus moest de productie omhoog. De NHM moderniseerde de werkplaatsen om hun concurrentiepositie ten opzichte van Engeland te verbeteren.

Lees de zinnen en vul de onderstaande woorden in de ontbrekend vakken in:
stoommachine, fabriekshuis, bevolking, katoen, spinning Jenny

  1. Voor er fabrieken bestonden, nam de vraag naar kleding toe omdat de … groeide
  2. Spinnen en weven kon sneller dankzij de uitvinding van de schietspoel en de …
  3. In Tilburg weefden en spinden mensen of maakten lakens thuis of in een …
  4. Steeds meer van die werkplekken in Tilburg kregen een …
  5. De Nederlandse Handel-Maatschappij wilde kleding van … verkopen in Nederlands-Indië.

Stap 2

 

Nieuwe textielfabrieken nodig
In 1830 maakte het meest zuidelijke deel van Nederland zich los van het noorden. Het land ging verder als de zelfstandige staat België. De Nederlanden raakten daarmee een groot deel van de textielproductie kwijt, alleen Tilburg bleef als belangrijke textielstad over. De katoen verwerkende industrie was nagenoeg geheel verdwenen. Daardoor bleef alleen Engeland over om de katoentjes te verkopen in Nederlands-Indië.
Dat was voor de Nederlandse regering de reden om nieuwe textielfabrieken te laten bouwen, vooral om katoen te verwerken. Leiden en Haarlem leken daarvoor geschikte plaatsen. De werkloosheid was er in die jaren hoog en de werklozen konden als arbeider in deze fabrieken aan de slag. Dat viel bij nader inzien toch tegen. Het beschikbare personeel had geen enkele ervaring met textiel en bleek in meerderheid niet erg geschikt. Daarom besloot de NHM uit te wijken naar plekken in Nederland te zoeken waar wel geschikt personeel te vinden was. In Twente, Tilburg en Helmond woonden van oudsher veel mensen die een boerderij hadden en werkten als thuiswevers en -spinners. Zij waren door hun vaardigheid als spinner of wever geschikt om als textielarbeider te werken. Ze kregen werk in nieuwe, kleine fabrieken en verdeelden hun tijd tussen hun boerderij en de fabriek. De nieuwe textielfabrieken waren vooral te vinden in de Twentse steden Enschede, Almelo, Hengelo en Nijverdal. Ze waren eigendom van fabrikanten zoals Ter Kuile, Blijdenstein, Van Heek en Ten Cate.

Modernisering en spoorvervoer
Daarna werd de textielindustrie in Twente gemoderniseerd. Om te beginnen lieten Twentse textielfabrikanten deskundigen van elders naar Twente komen om textielarbeiders te leren werken met moderne Engelse spin- en weefapparaten. Een voorbeeld: eerst gebruikten textielarbeiders in Twente een smietspool of werpspoel (smiet komt van smietn, Twents voor gooien). Het is een spoel die je met beide handen door het weefgetouw moet laten bewegen. Werken met een smietspool was moeilijk en het duurde erg lang voor je het helemaal onder de knie had. De Engelse textielfabrikant Thomas Ainsworth bracht de schietspoel naar Twente. Die kun je met één hand laten bewegen. Hij werkte sneller en was makkelijker te gebruiken dan de smietspool. Je hoefde maar enkele weken te oefenen met een schietspoel om er goed mee te kunnen weven.

In Goor en andere plaatsen in Twente werden weefscholen opgericht waar je werd opgeleid tot spinner en wever. Verder werd net als in Tilburg de stoommachine in steeds meer textielfabrieken als krachtbron gebruikt om machines aan te drijven.
Om de fabrieken te bevoorraden met katoen- en andere vezels en steenkool aan te voeren voor de stoommachines, werden spoorlijnen aangelegd. De eerste, van Zutphen naar Hengelo, werd in 1865 geopend.

In de jaren twintig van de 20e eeuw maakten stoommachines in Twentse en Tilburgse textielfabrieken plaats voor elektromotoren. Die waren schoner, makkelijker te bedienen en ook kleiner dan stoommachines.

 

Lees de zinnen en vul de onderstaande woorden in de ontbrekende vakken in:

Engeland, tweede, Tilburg, boeren, smietspoel, spoor

  1. Door de afscheiding van België van Nederland in 1830 werd … de enige textielstad van Nederland.
  2. De Nederlandse regering wilde voorkomen dat alleen … katoen kon verkopen aan Nederlands-Indië.
  3. De thuiswevers- en spinners in Twente, Tilburg en Helmond waren tevens …
  4. Toen Ainsworth in Twente de schietspoel introduceerde, gebruikten wevers in dit gebied nog de …
  5. Vanaf 1865 werd Twente steeds beter per … bereikbaar
  6. Na omstreeks 1850 klom Enschede op de lijst van belangrijkste industriesteden ter wereld naar de … plaats.

Stap 3

Werken in een textielfabriek was vaak geen pretje
Steeds meer textielfabrikanten in Tilburg en Twente gebruikten stoommachines in hun fabrieken als krachtbron. Daar hadden ze drie redenen voor. Met stoommachines ging het maken van textiel sneller dan wanneer het met de hand gedaan werd. En het kostte minder geld per eenheid product om textiel te maken met een stoommachine dan met de hand. Bovendien was textiel dat met stoommachines werd gemaakt, beter van kwaliteit dan handgemaakt textiel.

Naarmate stoommachines steeds meer als krachtbron werden gebruikt, werd er meer textiel gemaakt in fabrieken en minder met de hand.

Textiel maken in een fabriek was vaak geen pretje. Arbeiders in deze fabrieken moesten lange dagen maken, soms wel van twaalf uur. Ook kregen ze weinig loon uitbetaald voor hun werk, vaak te weinig om van rond te komen. Dan moesten hun vrouw en kinderen ook in de fabriek werken om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen. Werken in een textielfabriek was niet echt gezond want fabriekshallen waren vuil en er kwam weinig of geen frisse lucht binnen. Pas toen stoommachines in deze fabrieken plaatsmaakten voor elektromotoren, werden fabriekshallen schoner. Ten slotte was werken met machines in textielfabrieken niet ongevaarlijk. Je kon makkelijk met een hand, je kleren of haren in een draaiende machine verstrikt raken en gewond raken.

Kwetsbare werkgelegenheid
Daar kwam nog bij dat Tilburg, Enschede en enkele andere steden sterk afhankelijk waren van de textielindustrie. Een groot deel van de inwoners werkte in de textiel. In 1940 bijvoorbeeld hadden in Enschede vier van de vijf mensen een baan in een textielfabriek. Als het een tijd lang slecht ging met de economie en de verkoop van textiel daalde, had dat grote gevolgen. Zo liep bijvoorbeeld in de jaren ’30 van de 20e eeuw de werkloosheid in Tilburg, Enschede en andere steden met veel textielfabrieken flink op.

Lees de zinnen en vul de onderstaande woorden in de ontbrekende vakken in:
massaontslagen, kinderarbeid, mechanisatie

  1. Dat textiel steeds minder met de hand gemaakt wordt en steeds meer met machines is een voorbeeld van …
  2. Dat textielarbeiders slecht betaald werden had … tot gevolg.
  3. Als het slecht ging met de economie en daardoor met de verkoop van textiel, leidde dat tot … bij textielfabrieken.

Stap 4

Toenemende concurrentie
Tot in de jaren vijftig van de 20e eeuw was de textielindustrie een van de grootste bedrijfstakken in Nederland. In de jaren zestig en zeventig kregen Nederlandse textielbedrijven steeds meer moeite om hun producten te verkopen en eraan te verdienen. Daardoor moest het ene bedrijf na het andere sluiten. Van de textielindustrie bleef niet veel over.

Maar een enkele fabriek heeft stand kunnen houden. Zo’n bedrijf is Ten Cate. Dat bedrijf heeft de kaalslag in de textiel overleefd door zich te vernieuwen. De productie is gemoderniseerd en Ten Cate is speciale producten gaan maken. Bijvoorbeeld beschermende kleding voor soldaten en politiemensen.

De neergang van de textielindustrie begon toen in 1957 de handel tussen Nederland en andere Europese landen steeds vrijer begon te worden. Hoe dat komt, zie je in de film De oprichting van de Europese Unie, van EGKS naar EU.

De oprichting van de Europese Unie (Bekijk tot 1:57 min)

Ook kreeg de Nederlandse textielindustrie steeds meer concurrentie van textielfabrieken in lage lonenlanden. Dat zijn landen waar het levenspeil lager ligt dan bij ons en waar dus ook de lonen lager zijn. Textiel uit die landen is veel goedkoper dan Nederlandse textiel. Eerst verschoof de productie naar Turkije en landen in Noord-Afrika. Daarna waren het lage lonenlanden in Azië zoals Taiwan, Indonesië en de Filippijnen.

De concurrentie van textielfabrieken in het buitenland werd ook groter omdat het steeds minder geld kostte om textiel uit andere landen naar Nederland te vervoeren.

Het gevolg was dat er al snel een overproductie van textiel ontstond in Europa. Daardoor daalden de prijzen nog verder en uiteindelijk moesten veel fabrieken hun deuren sluiten.

Lees de zinnen en vul de onderstaande woorden in de ontbrekend vakken in:
lage lonenlanden, vervoer, invoerrechten, EEG

  1. in 1957 richtte Nederland met vijf andere Europese landen de … op, een voorloper van de Europese Unie.
  2. Sindsdien hoefde je als Nederlander steeds minder … te betalen en ten slotte helemaal niet meer als je textiel uit een ander land van de Europese Unie wilde invoeren.
  3. Nederlandse textielbedrijven kregen concurrentie uit landen buiten Europa die bekendstonden als …
  4. De buitenlandse concurrentie van Nederlandse textielbedrijven nam ook toe omdat … van goederen van het ene land naar het andere goedkoper werd.

Opdracht 3: Industriële Revolutie in Eindhoven: Philips

Inleiding

Gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw beginnen ook brabantse steden als Eindhoven in snel tempo te industrialiseren. De bevolking nam in omvang toe en de bereikbaarheid verbeterde door de aanleg en verbetering van infrastructuur. Er werden nieuwe kerken gebouwd, gasverlichting werd geïntroduceerd en communicatiemogelijkheden verbeterden door de komst van de telegraaf. Industriële bedrijven vestigden zich en trokken vele arbeiders aan.

Het welbekende Eindhovense bedrijf Philips heeft een grote rol gespeeld in de industrialisatie van Eindhoven. De groei van Philips had ingrijpende gevolgen voor de stad en haar inwoners. Het bedrijf liet het inwonersaantal van de stad verdubbelen en gaf de stad aanzien.

De vele Philips-werknemers woonden in huizen van de Philips-woningbouwverenigingen en bezochten het Philips-gezondheidscentrum, volgden onderwijs op scholen van Philips of sportten bij Philips-sportverenigingen.

Kortom, Philips is van grote betekenis geweest voor de groei en de ontwikkeling van de stad en regio Eindhoven. 

 

 

Leerdoelen

We bekijken in deze opdracht de periode waarin de industrialisatie op gang kwam in Eindhoven. Philips speelde destijds een grote rol in deze ontwikkelingen.
Daarnaast oefen je in deze opdracht met informatievaardigheden, zoals het opzoeken en verwerken van informatie.

 

Leerdoelen:

Je kunt uitleggen hoe het industrialisatieproces verliep in de regio Eindhoven.

Je kunt uitleggen hoe gloeilampenfabriek Philips is ontstaan.

Je kunt uitleggen hoe de leef- en werkomstandigeden waren van de werknemers van Philips.

Je kunt aan de juiste informatie komen en deze informatie goed en zelfstandig beoordelen en verwerken.

 

 

 

 

Eindproduct

Als eindproduct van deze opdracht maak je een krant waarin je door middel van
zelfgeschreven artikelen antwoord geeft op de leerdoelen van deze opdracht.

 

De krant kun je maken op de volgende site: http://www.nieuwstool.nl/

 

Krant opslaan en bewerken

Je kunt je krant opslaan door recht in het menu op 'Opslaan en delen' te klikken. Vul daar het formulier in en je ontvangt op het ingevulde e-mailadres de url waar je later je krant weer mee kunt bewerken.

 

Inleveren

In de mail die je ontvangt wanneer je de krant hebt opgeslagen staat ook een tweede link waarmee je je krant kunt delen.
Je levert je werk in door deze tweede link te mailen naar je docent.

Stap 1

 

Bekijk met behulp van de onderstaande link een deel uit de aflevering 'Hier zijn de Van Rossems'.

De bekende Nederlandse historicus Maarten van Rossem is met zijn broer en zus in Eindhoven om de indrukwekkende geschiedenis van deze 'lichtstad' te bekijken. Bekijk het stukje dat gaat over Philips: vanaf 10.00 min tot 19.30 min.

 

https://www.ntr.nl/Hier-zijn-de-Van-Rossems/50/detail/Eindhoven/VPWON_1280838

 

 

Stap 2

Je gaat onderzoek doen naar het verleden van Philips en de rol die Philips heeft gespeeld in het leven van de vroegere Eindhovenaar.

De informatie die je gevonden hebt verwerk je in kleine artikels, waarmee je uiteindelijk een krant maakt. De krant kun je maken op de volgende site: http://www.nieuwstool.nl/
Onder het kopje 'Eindproduct' staat beschreven hoe je de krant kunt opslaan en bewerken.

 

Welke informatie moet er in de krant komen te staan?

  • Het ontstaan van Philips
    Waar en hoe is Philips ontstaan? Waarom in Eindhoven? Wat voor producten maakte Philips in het begin? Welke mensen werkten voor Philips?
  • Welke rol speelde Philips in de industrialisatie van Eindhoven?
  • Hoe waren de werk- en leefomstandigheden van de werknemers van Philips?
    Waar woonden de arbeiders? Was er scholing? Hoe was het werken in de fabrieken van Philips?  Voor welke sociale voorzieningen zorgde Philips? Denk aan sport, ontspanning, huisvesting, zorg, enz.
  • Wat zie je nu nog terug in Eindhoven van deze periode van industrialisatie?

 

Onder het kopje 'Bronnen' kun je verschillende links vinden naar websites met bruikbare informatie. Daarnaast staan er op bladzijde 28 en 29 van je tekstboek ook verschillende bronnen die gaan over de eerste jaren van Philips. Verder ben je vrij om internet en/of boeken te gebruiken om informatie uit te halen. Let op: zorg ervoor dat je geen stukken tekst letterlijk overneemt!

 

Bronnen

Opdracht 4: Arbeiders en fabrikanten

Leerdoelen

Deze opdracht gaat over de gevolgen van de Industriële Revolutie voor de arbeiders. Werktijden, loon en huisvesting lieten veel te wensen over. Langzamerhand beseften de arbeiders dat ze hun positie konden verbeteren als ze één front vormden en gezamenlijk in verzet zouden komen tegen de fabrikanten, al ging dat in het begin uiterst moeizaam.

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • Uitleggen waarom de verschillen tussen de arbeiders en fabrikanten tijdens de Industriële Revolutie groot waren.
  • Uitleggen dat de fabrieksarbeiders in alle opzichten een zwaar leven hadden met weinig vooruitzichten.
  • Toelichten dat de economische groei in de 19e eeuw grotendeels aan de arbeiders voorbij ging.
  • Uitleggen dat verzet tegen de slechte omstandigheden van de arbeiders aanvankelijk weinig succesvol was.
  • Weergeven dat de arbeiders langzamerhand beseften dat het alleen zin had om tegen hun bazen in te gaan als ze zich verenigden.
  • Toelichten waarom de eerste landelijke vakbond aanvankelijk weinig succesvol was.

Eindproduct

Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht beantwoord je de vragen bij elke stap. Zet deze bij elkaar in een word bestand en mail deze naar je docent.

 

Kennisbank

In deze opdracht gaat het over de Klassenstrijd tijdens de Industriële Revolutie.
Bestudeer, voor je met de opdracht begint, de pagina's over de Sociale kwestie uit de Kennisbank Industriële Revolutie.
KB: Industriële Revolutie

In de Kennisbank Politiek-maatschappelijke stromingen kun je lezen dat er langzaamaan veranderingen kwamen waardoor de levensomstandigheden van de arbeiders verbeterden. Lees de pagina over het ontstaan van vakbonden.
KB: Politiek-maatschappelijke stromingen

 

Stap 1

Geen werk, geen geld
De arbeiders in de fabrieken hebben het zwaar tijdens de Industriële Revolutie.

Kijk maar eens naar het volgende filmpje:

Fabrieksarbeiders (Bekijk tot 2:19 min)

De fabrieksarbeiders maakten lange dagen en de arbeidsomstandigheden waren slecht. De lonen waren laag, maar beter een laag loon dan helemaal geen loon. Om een beetje rond te kunnen komen, moesten de vrouwen en kinderen ook werken.

Uitkeringen, zoals wij die kennen, waren er niet. Wie werkloos werd, een ongeluk kreeg, te ziek of te oud was om te kunnen werken, was aangewezen op liefdadigheid, bedelarij of diefstal.

In de 17e eeuw, nog vóór het ontstaan van de Industriële Revolutie, was er al een gezegde dat de positie van de armen treffend uitbeeldde: ‘Wie geboren is voor een dubbeltje (= 10 cent), wordt nooit een kwartje’ (= 25 cent).

Er was altijd al een onderscheid tussen de rijken in de bovenklasse en de armen in de onderklasse, maar de verschillen werden sinds de Industriële Revolutie alleen maar groter. Er kwam ook een nieuwe naam voor deze arme onderklasse: de fabrieksarbeiders werden het ‘proletariaat’ genoemd. Dat komt van het Latijnse woord ‘proletarius’: een man die niets bezit behalve zijn kinderen.ls je geboren werd in de wieg van een fabrieksarbeider kon je erop rekenen dat je later ook een fabrieksarbeider zou worden. En je was gedoemd om arm te blijven . . . .

Vraag:
Waarom gingen de meeste fabrieksarbeiders dichtbij hun fabriek wonen, ook al woonden ze vaak letterlijk in de rook van een stinkende schoorsteen?

Stap 2

Voor jou tien anderen…
Vóór de Industriële Revolutie werkten de landarbeiders en ambachtslieden met goedkope en eenvoudige gereedschappen. Ze moesten hun producten proberen te verkopen aan anderen, maar ze waren baas over hun eigen tijd.

Tijdens de Industriële Revolutie werkten de arbeiders in grote fabrieken met kostbare machines die alleen de fabriekseigenaren zich konden veroorloven. Daarmee werden de fabrieksarbeiders afhankelijk van de fabriekseigenaren.
En die macht buitten de fabrikanten volop uit.

Bij het ontstaan van de Industriële Revolutie was er een grote economische crisis in Nederland, gevolgd door een grote werkloosheid. Als arbeider was je blij als je een baantje in de fabriek kon krijgen, ook al was het loon eigenlijk te laag om van te kunnen leven.

Voor het minste of het geringste kon je worden ontslagen.
Als je opslag vroeg of een brutale mond tegen je baas had, kon je vertrekken.
Voor jou waren er tien anderen die graag jouw plaats in wilden nemen.

Toen de economie in Nederland langzamerhand aantrok en het wat beter ging, stegen de winsten van de fabrikanten wel, maar de lonen van de arbeiders stegen amper of niet mee. Een arbeider verdiende in 1900 nog steeds min of meer hetzelfde als in 1850.

Vraag:
Kijk naar de tekening van Albert Hahn op deze pagina.

a. Deze tekening gaat over de macht die de fabrikanten hadden over de arbeiders. Hoe zie je dit in de tekening?

b. Op welke manieren kon een fabrikant zijn macht uitoefenen?

c. Welke gevolgen had dit voor de fabrieksarbeiders?

Stap 3

Een hoog oplopend arbeidsconflict
Het is 1819. Een aannemer heeft de opdracht van Koning Willem I gekregen om het Noord-Hollands Kanaal te gaan graven (van Amsterdam naar Den Helder). De aannemer krijgt de opdracht omdat hij het grondwerk voor het kanaal goedkoop heeft aangenomen. Hij kan er zelf alleen nog maar wat aan verdienen door de arbeidskosten laag te houden. Dat betekent: de arbeiders afknijpen; zij moeten hard werken voor een laag loon. Zij vullen hun karig loon aan met bedelen en stropen.

De onrust onder de arbeiders is groot. In mei 1823 barst de bom. Zij pikken het niet langer. De grondwerkers gaan in staking voor meer loon.
De stakers houden het al acht dagen vol en het lijkt er op dat de staking niet snel voorbij zal zijn. De aannemer kiest eieren voor zijn geld. Hij betaalt enkele raddraaiers meer loon, maar niet iedereen.

De grondwerkers zijn woest. Zo’n driehonderd arbeiders trekken op naar de keet van de aannemer. Ze eisen een gesprek en enkelen willen naar binnen. De aannemer schiet daarop twee mannen dood en een derde wordt gewond.

Enkele ingenieurs die bij het werk betrokken zijn, weten de zaak te sussen. Maar als even later de aannemer zich weer laat zien, slaat het vuur opnieuw in de pan en een grondwerker slaat de aannemer dood. Zes grondwerkers worden opgepakt en later veroordeeld tot 45 jaar celstraf.

De hele 19e eeuw zijn er meer dan duizend van deze kleine, spontane stakingen. De regering reageert door stakingen te verbieden. Als er toch gestaakt wordt, treden politie en marechaussee hardhandig op. Pas in 1872 wordt het stakingsverbod opgeheven.

Vraag:
Wat kun je opmaken uit het feit dat arbeiders door de politie anders werden behandeld dan hun bazen?

Stap 4

Lokale arbeidersverenigingen
Veel arbeid vond plaats in fabrieksgebouwen waar het hele jaar door gewerkt kon worden. Maar er was nog altijd veel seizoenswerk en in de winter liep de werkloosheid snel op. In de winters waren daardoor bedelarij en diefstal schering en inslag. De Wageningse afdeling van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen zocht daarom in 1846 naar manieren om de winterwerkloosheid te beperken.

De Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen is opgericht in 1784 en bestaat nu nog steeds. De Maatschappij streefde naar “verbetering van de leefomstandigheden van de werkende bevolking door onderwijs voor iedereen”. De afdeling Wageningen was de eerste die zich ook bezig hield met werklozenzorg. Een commissie onderzocht hoe werk kon worden verschaft aan arbeiders die in de wintermaanden geen werk hadden. Het moest gaan om werk dat én nuttig én goedkoop was. De commissie stichtte een eigen vereniging onder de naam Winterwerkvereeniging. Haar motto was: ‘Van eigen brood is ‘t voordeel groot’.

In ruil voor werk (bezembinden en kousen en sokken breien) kregen de arbeiders brood en een kleine vergoeding.

De Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen en de Winterwerkvereeniging waren clubs van hoge heren die het beste met de arbeiders voor hadden, maar de arbeiders ook betuttelden.

De eerste arbeiders die zelf en gezamenlijk voor hun belangen opkwamen was de Bredase vereniging van drukkersknechten ‘Door Eendragt ’t Zaam Verbonden’, opgericht in 1837. De vereniging was nog geen echte vakbond. De arbeiders zochten steun bij elkaar en probeerden elkaar bij problemen (met bazen) te helpen.
Er kwamen al snel talloze arbeidersverenigingen bij, waaronder: ‘Vriendschap is ons Doel’ in Haarlem, ‘Eensgezindheid en Broederliefde’ in Bergen op Zoom, ‘Onderlinge Hulpreiking is ons doel’ in Breukelen en ‘Tijdelijke Voorzorg’ in Wageningen. In heel Nederland waren er honderden van dit soorten lokale verenigingen.

Vragen:

  1. Wat kun je uit de namen van de lokale arbeidersverenigingen opmaken?
  2. Wat zijn de verschillen tussen lokale verenigingen van toen en vakbonden die wij nu kennen?

Stap 5

Eerste landelijke vakbond
Uit twaalf lokale verenigingen van typografen ontstaat in 1866 de eerste landelijke vakbond: de Algemeene Nederlandsche Typografenbond (ANTB).

Er kwamen van de 12 verenigingen 61 afgevaardigden in Amsterdam bijeen, die samen 1430 leden hadden. De ANTB stelde bij haar oprichtingsvergadering meteen een looneis vast.
De ANTB eiste een weekloon van 9 gulden bij een werkweek van zes dagen en tien uur per dag. De eis betekende een loonverhoging van 50%. Dat lijkt veel, maar in de afgelopen 25 jaar waren de prijzen met 75% gestegen, terwijl de lonen met 20% waren verlaagd.

De reactie van de werkgevers was heftig.
Wie lid was van de bond riskeerde het zijn baan te verliezen.
De Nijmeegse drukker en uitgeverij H.C. Thieme was de eerste die de zaak op scherp zette. Zijn personeel kreeg de keuze: bedanken voor de bond of ontslagen worden. Zijn broer G.J. Thieme in Arnhem ging nog een stap verder. Hij opende de deur en zei tegen zijn personeel: ‘wie de bond verkiest boven zijn werk, kan direct vertrekken.’ Het hele personeel stapte op, op negen zetters na.
De ANTB steunt hen met een uitkering en zo was de eerste staking van typografen meteen een feit.

Thieme probeerde vervolgens vergeefs nieuw personeel te werven in Wageningen. Maar uiteindelijk mislukte de staking toch omdat steeds meer typografen uit andere steden het werk van de stakers overnamen. De looneis van de ANTB was daarmee krachteloos geworden. En in een jaar tijd verloor de ANTB tweederde van haar leden.

De staking mislukte en de eerste vakbond was geen succes, maar de geest was uit de fles. Vijf jaar na de ANTB werd de tweede landelijke vakbond opgericht: de Nederlandsche Sigarenmakersbond, opgericht in 1871. En meer vakbonden volgden…

Vragen:

  1. Leg in je eigen woorden uit wat een ‘looneis’ is en geef aan waaruit de looneis van de ANTB bestond.
  2. De eerste vakbond, ANTB, bood haar leden iets wat veel vakbonden nu nog steeds gebruiken bij een staking. Wat is dat?
  • Het arrangement De industriële samenleving in Nederland is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Jenny Smetsers Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2018-05-13 20:55:55
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Welke veranderingen en gevolgen bracht de industriële revolutie met zich mee voor de Nederlandse samenleving?
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur en 0 minuten

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Smetsers, Jenny. (z.d.).

    Thema: Industriële samenleving vmbo-kgt34 - kopie 1

    https://maken.wikiwijs.nl/122384/Thema__Industri_le_samenleving_vmbo_kgt34___kopie_1

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.