Burgerschap periode 4: Politiek juridische dimensie

Burgerschap periode 4: Politiek juridische dimensie

Politiek juridische dimensie

Inleiding

Waar gaat het over?

In periode 4 ga je tijdens burgerschap aan de slag met de politiek juridische dimensie. Hierbij horen onderwerpen als democratie, rechtsstaat, politieke partijen, de regering, grondrechten en de rechtspraak. Tijdens de lessen krijg je uitleg over de manier waarop de Nederlandse staat en samenleving functioneert, hoe onze parlementaire democratie in elkaar zit en hoe jij jouw eigen invloed uit kunt oefenen. Regelmatig zullen er discussies gevoerd worden over maatschappelijke kwesties. Je maakt opdrachten in de WIKI om de lesstof te verwerken. Daarnaast lever je twee opdrachten in. Ook krijg je deze periode een toets over de theorie. 

In de komende periode ga je twee keer op excursie. Je gaat naar een politiezitting in de Rechtbank en naar het Binnenhof in Den Haag.  Het is de bedoeling dat je in ieder geval over één van deze lessen een verslagje schrijft.

Daarnaast krijg je deze periode een toets over de lesstof. Het is dus van groot belang dat je tijdens de lessen goed oplet en aantekeningen maakt, want dit is je toetsstof. Om je hierbij te helpen maak je ook een opdracht over de behandelde begrippen.

 

Wat moet ik doen?

Aan het eind van de periode moet je de volgende onderdelen met tenminste een voldoende afsluiten:

  1. Opdracht begrippen
  2. Verslag excursie / gastles
  3. Toets

Planning van de lessen

In onderstaand schema zie je precies per week waar de les over gaat. De eerste zes weken krijg je theorie. Hier horen opdrachten bij uit deze wiki. Je vindt de theorie en opdrachten onder het kopje 'theorie en huiswerkopdrachten'.  Over de theorie krijg je een toets in week 8. Toetsstof is de in de les behandelde theorie, de begrippen en de bijbehorende opdrachten van de wiki.

Theorie en huiswerkopdrachten

Thema 1: Democratie

tekening van volk dat regeert

Nederland is een democratie. Maar wat betekent dat nou eigenlijk? Het woord democratie is afgeleid van de Griekse woorden 'demos' (volk) en 'kratein' (regeren). Kort gezegd zou je dus kunnen zeggen dat in een democratie het volk regeert. Omdat we in Nederland met ruim 17,3 miljoen mensen zijn is het onmogelijk om iedereen te raadplegen bij ieder besluit dat genomen wordt. We worden daarom vertegenwoordigd door mensen die door ons gekozen worden: volksvertegenwoordigers. Namens de bevolking nemen zij besluiten. Dit heeft een parlementaire democratie. Belangrijk kenmerk van een democratie is dat er altijd een meerderheid moet zijn om een beslissing te kunnen doorvoeren. 

Bij een democratie is inspraak van burgers erg belangrijk. De gekozen volksvertegenwoordigers moeten goed weten wat er speelt in de samenleving. Burgers kunnen op verschillende manieren inspraak hebben in de politiek. Lees onderstaande tekst door van www.rijksoverheid.nl:

 

 

 

 

Niet alle landen zijn een democratie. In sommige landen is er sprake van een dictatuur. Alle macht in dat land ligt dan bij één persoon of een kleine groep personen. Een dictator is dus eigenlijk een alleenheerser en neemt zelf beslissingen voor het land. Kenmerkend is dat het volk vaak weinig vrijheid heeft. Zeggen dat je het oneens bent met de dictator is iets wat je niet mag zeggen. Voorbeelden van bekende dictators zijn: Adolf Hitler, Josef Stalin, Al Qadhafi.

Naast een democratie en dictatuur zijn er nog andere manieren om een land te besturen. Bijvoorbeeld een aristocratie en een theocratie.

Bij een aristocratie is de macht in handen van een elite, bijvoorbeeld mensen met het meeste geld, van adelijke afkomst of mensen met een hoge opleiding. In de 19e eeuw was Nederland een aristocratie; alleen rijke mannen mochten toen stemmen.

Een theocratie is een bestuursvorm waarbij een godheid als de hoogte macht wordt gezien. Vaak is het bestuur in handen van religieuze leiders, omdat zij de vertegenwoordigers zijn van een godheid. Een voorbeeld is Iran waar de Islam de staatsgodsdienst is. De hoogste geestelijke leider is de Ayatollah.

Het meest belangrijke kenmerk van de democratie is dus dat het volk bepaalt was er gebeurt in een land. Daarnaast zijn er nog een paar kenmerken van een democratie. Bekijk hierover het volgende filmpje. 

Democratie kan in twee vormen komen: directe democratie en indirecte democratie.

Bij een directe democratie nemen de inwoners van een land zelf politieke beslissingen. Er wordt bijvoorbeeld een plan voorgelegd aan de bevolking die daar over mogen stemmen. Dit noem je een referendum.

Het meest bekende actuele referendum is in Groot Brittannië geweest in 2016. De britten mochten stemmen over hun wens om wel of niet in de Europese Unie te blijven. 51,9% van de Britten wou de Europese Unie verlaten. Sindsdien wordt er druk gewerkt aan een 'Brexit'; voorwaarden waarop Engeland de Europese Unie kan verlaten. Tot op heden is het nog niet gelukt om hier een goede deal over te bereiken, zoals je vast wel eens op het nieuws hebt gezien.

Afbeeldingsresultaat voor referendum britten brexit

Ook in Nederland werden wel referenda gehouden, bijvoorbeeld in 2016 over een samenwerkingsverdrag met Oekraïne en in 2018 over de nieuwe inlichtingenwet. Beide waren raadgevende referenda: de regering gebruikte de mening van het volk om hun besluit op te baseren. Hoewel in beide gevallen een kleine meerderheid 'tegen' stemde, heeft de regering de plannen toch ingevoerd. Bij een raadgevend referendum mag de regering de uitkomst van een referendum naast zich neer leggen. Bijvoorbeeld als er te weinig opkomst is voor het stemmen.

Inmiddels heeft de politiek besloten om de raadgevende referenda af te schaffen. Klik op de knop voor het gehele artikel.

Link naar artikel

Indirecte democratie is een vorm waarbij politieke keuzes niet door de bevolking, maar door vertegenwoordigers worden gemaakt. Onze parlementaire democratie is dus een vorm van indirecte democratie. 

De volksvertegenwoordigers kiezen wij op drie niveaus: landelijk, provinciaal en binnen de gemeente. Hierover kan je meer lezen in het thema 'Bestuur van Nederland'. 

 

Op landelijk niveau zitten de gekozen volksvertegenwoordigers in het parlement. Het parlement in Nederlands bestaat uit de Eerst Kamer en de Tweede Kamer. 

De Eerste Kamer bestaat uit 75 leden die worden gekozen door de leden van Provinciale Staten. De leden van de eerste kamer worden dus indirect gekozen door de Nederlandse bevolking. 

De Tweede Kamer bestaat uit 150 leden die rechtstreeks worden gekozen door de Nederlandse bevolking, tijdens de verkiezingen die in principe iedere vier jaar plaatsvinden. De Eerste en Tweede Kamer nemen samen beslissingen over landelijke kwesties door hierover te stemmen. 

Huiswerkopdrachten thema 1:

 

1. Wat is het verschil tussen een democratie en een dictatuur? 

2. Er zijn acht kenmerken van een democratie (zie filmpje). Schrijf de acht kenmerken op. 

3. Wat wordt bedoeld met het gelijkheidsbeginsel in de grondwet? 

4. Waarom is het belangrijk dat er persvrijheid is? Hoe is dit in een dictatuur denk je? 

5. Wat is het verschil tussen directe en indirecte democratie? 

6. Waarom denk je dat Nederland een parlementaire democratie is? 

7. Wat is jouw mening over het afschaffen van het raadgevend referendum?

8. Uit hoeveel leden bestaat ons parlement? 

9. Waaruit bestaat het parlement? 

10. Hoe worden de leden van het parlement gekozen? 

11. Op welke manieren kan je al burger invloed uitoefenen op de politiek? Noem vier manieren. 

Thema 2: Verkiezingen

Eén keer in de vier jaar zijn er verkiezingen voor de Tweede Kamer. Je kunt dan kiezen op een partij die jouw belangen het beste behartigt. Naar aanleiding van de uitkomst van de verkiezingen wordt de samenstelling van de Tweede Kamer bepaalt. Iedereen die 18 jaar of ouder is en de Nederlandse nationaliteit heeft, heeft kiesrecht. Dat betekent dat je mag stemmen tijdens verkiezingen én dat je je verkiesbaar mag stellen, zodat andere mensen op jou kunnen stemmen. Iedereen in Nederland mag dus in de politiek gaan, dit is niet voorbehouden aan een bepaalde groep mensen.

Je verkiesbaar stellen wordt passief kiesrecht genoemd. Het recht om je stem uit te brengen tijdens verkiezingen heet actief kiesrecht. Het kiesrecht in Nederland dateert uit 1919. Voor die tijd mocht niet iedereen stemmen. Tot 1887 mochten alleen rijke mannen stemmen. Tussen 1887 en 1917 mocht er alleen gestemd worden door mannen die 'tekenen van maatschappelijke welstand en geschiktheid' bezaten. Je kunt je voorstellen dat ook dan alleen de rijke, geleerde kant van de maatschappij mocht stemmen. Vanaf 1917 kregen alle volwassen mannen actief kiesrecht, en vanaf 1919 mochten ook vrouwen hun stem uitbrengen. 

In Nederland worden verschillende soorten verkiezingen gehouden:

- Gemeenteraad

- Provinciale Staten

- Tweede Kamer

- Europees parlement

Voordat er verkiezingen worden gehouden, wordt er campagne gevoerd. Politieke partijen proberen om kiezers op hen te laten stemmen, door mensen te overtuigen van hun standpunten. Je ziet bijvoorbeeld politici op straat, kunt debatten volgen op televisie en komt overal posters tegen. Alle politieke partijen hebben een lijstrekker. Dit is de leider van de partij tijdens de verkiezingen, zijn of haar naam staat bovenaan de kieslijst en je herkent deze politicus meestal als het gezicht van een bepaalde partij. De standpunten en plannen van een partij kan je lezen in het verkiezingsprogramma. 

Als je gaat stemmen kan je verkiezingsprogramma's lezen, debatten bekijken of bijvoorbeeld via stemwijzer.nl een test doen. 

Hoe weet je nu waar je op moet stemmen? Nederland heeft op dit moment 13 politieke partijen in de Tweede Kamer. Een politieke partij heeft haar eigen standpunten en kijk op de samenleving. Dit is gebaseerd op een politieke stroming. Belangrijke politieke stromingen in Nederland zijn: 

- Liberalisme: persoonlijke vrijheid staat voorop. Mensen moeten hun eigen keuzes kunnen maken om zich te ontwikkelen. De overheid moet zich zo min mogelijk bemoeien met de burgers, zodat iedereen de verantwoordelijkheid neemt voor zijn eigen leven. 

- Socialisme: gelijkheid is het grootste goed. De overheid moet er door actief ingrijpen voor zorgen dat er een klein verschil bestaat tussen rijk en arm. 

- Sociaaldemocratie: lijkt op socialisme, maar is wat gematigder. Deze stroming wil er voor zorgen dat iedereen gelijke kansen krijgt. De een heeft hierbij wat meer hulp nodig dan de ander. De overheid moet zorgen voor voorzieningen zoals onderwijs en gezondheidszorg. 

- Christendemocratie: de Christelijke normen en waarden staan centraal. Het gezin en samen verantwoordelijk zijn voor zaken zijn belangrijk. 

- Populisme: partijen kunnen populistische standpunten hebben. Zij zetten zich dan vaak af tegen bestaande partijen en spelen in op wat er op dat moment leeft in de maatschappij. 

 

Naast deze stromingen hoor je ook vaak termen als 'link', 'rechts' of 'progressief' en 'conservatief'. Bekijk hierover het onderstaande filmpje. 

 

Met andere woorden: linkse partijen vinden dat de overheid actief moet opkomen voor de zwakkeren in de samenleving, zodat iedereen gelijke kansen heeft. Rechtse partijen vinden dat de overheid zich weinig moet bemoeien met de samenleving. Burgers moeten vooral vrij zijn om hun eigen leven in te richten. 

Progressief betekent gericht op verbeteren door te vernieuwen. Conservatief betekent behouden of dingen terugbrengen naar hoe het vroeger was. 

Partijen hebben vaak linkse en rechtse standpunten en kunnen op bepaalde gebieden conservatief zijn en andere gebieden juist progressief. Toch ontstaat er vaak wel een bepaald beeld van een partij; meer links of rechts, progressief of conservatief. Een voorbeeld hiervan is het kieskompas, waarop je de politieke partijen terugvindt. 

 

Na de verkiezingen wordt de uitslag handmatig geteld. Op basis van het aantal stemmen worden de 150 zetels in de Tweede Kamer verdeeld. Alle zetels per politieke partij wordt een fractie genoemd, onder leiding van de fractievoorzitter (tijdens de verkiezingen was dit de lijsttrekker). 

Om te kunnen regeren is er een meerderheid van de zetels nodig; 76 dus. Het is nog nooit gelukt dat één partij over een meerderheid beschikt. Daarom wordt er een coalitie gevormd. In een coalitie regeren verschillende fracties samen. Hoe de vorming van zo'n coalitie precies in zijn werk gaat zie je in onderstaand filmpje. 

Huiswerkopdrachten thema 2:

1. Wat is het verschil tussen actief en passief kiesrecht? 

2. Wat denk je dat je nodig hebt om als politieke partij in de Tweede Kamer te komen? 

3. Welke politieke stroming spreekt jou het meest aan? Waarom? 

4. Wat is het verschil tussen links en rechts in de politiek?

5. Vul via https://partijenwijzer.nl/ de partijenwijzer in om te kijken met welke partij jij de meeste raakvlakken hebt. 

6. Wat is een coalitie? 

7. Waarom kan het moeilijk zijn om een coalitie te vormen? 

8. Wat denk je dat er gebeurt met de standpunten van een partij als zij een coalitie moeten vormen?

Thema 3: Bestuur van Nederland

Als een nieuw kabinet is gevormd, kan er gewerkt worden. Vanuit de partijen die de coalitie vormen zijn ministers benoemd. De ministers vormen samen met de koning de regering. En de regering is verantwoordelijk voor het bestuur van Nederland.  De koning heeft trouwens niet een inhoudelijke politieke functie. De koning is verantwoordelijk voor het beëdigen van het kabinet en heeft daarna wekelijks overleg met de minister-president. Ook ondertekend de koning nieuwe wetten die zijn aangenomen door de Tweede en Eerste Kamer, maar hij stemt of debateert hier niet over. Daarnaast gaat de koning op staatsbezoek naar andere landen. Hij vertegenwoordigd hierbij de belangen van Nederland. Met kerst en op prinsjesdag houdt de koning een toespraak.  

Afbeeldingsresultaat voor koning willem alexander

 

De minister is verantwoordelijk voor het ministerie. Hij of zij werkt hierbij samen met de staatssecretaris. Op het ministerie werken daarnaast ambtenaren. Als er wat mis gaat binnen een ministerie is het de minister die verantwoording aflegt aan de Tweede Kamer. De ministers zijn dus met elkaar verantwoordelijk voor het bestuur van Nederland. Dit noem je ministeriële verantwoordelijkheid. Alle ministers samen vormen de ministerraad. De minister-president is voorzitter van de ministerraad en de leider van de regering. Je noemt hem ook wel premier. 

Gerelateerde afbeelding

Nog even op een rijtje: 

De regering bestaat dus uit de koning en de ministers. Het kabinet wordt gevormd door de ministers en de staatssecretarissen. Het kabinet wordt gevormd uit de partijen die samen een coalitie zijn. De andere partijen noem je oppositie. Zij zijn naar aanleiding van de uitslag van de verkiezingen in meer of mindere mate aanwezig in de Tweede Kamer, maar zijn niet 'aan de macht'. Wat doen ze dan wel? Een belangrijke taak is het controleren van de regering en het stemmen voor of tegen wetsvoorstellen. Bekijk ook onderstaand filmpje. 

 

Nog een begrip: het parlement. Het parlement bestaat uit de landelijke volksvertegenwoordigers die bij de verkiezingen zijn gekozen. In Nederland bestaat het parlement uit de Eerste Kamer en de Tweede Kamer.

De Tweede Kamer heeft 150 leden en worden direct gekozen door het volk. Er zijn twee hoofdtaken: het controleren van de regering en het goedkeuren of verwerpen van wetsvoorstellen.

De Eerste Kamer heeft 75 leden, zij worden gekozen door de leden van Provinciale Staten. De belangrijkste taak van de Eerste Kamer is het goedkeuren of verwerpen van wetsvoorstellen, nadat deze in de Tweede Kamer zijn goedgekeurd.

Als er een nieuw wetsvoorstel wordt gedaan, wordt hier eerst in de Tweede Kamer over gesproken en gestemd. Als de Tweede Kamer instemt met het wetsvoorstel, gaat het naar de Eerste Kamer. Ook hier wordt gestemd. Bij goedkeuring kan de wet worden ingevoerd. Zo niet, dan gaat het terug naar de indieners die er aanpassingen aan moeten doen. Hierna herhaalt het proces zich.

Herhalend van groot naar klein:

Het parlement (ook wel Staten-Generaal genoemd) bestaat uit de Eerste en Tweede Kamer. In de Tweede Kamer zit de coalitie en de oppositie. Vanuit de coalitie wordt het kabinet gevormd. Hierin zitten staatssecretarissen en ministers. De ministers en de koning vormen samen de regering. 

 

Huiswerkopdrachten thema 3:

1. Vanuit welke politieke partijen komen de ministers? 

2. Waaruit bestaat de regering? 

3. Welke functie heeft de koning in de politiek (noem er drie)?

4. Wat is een staatssecretaris? 

5. Wat is een taak van de oppositie? 

6. Hoe kan het dat de leden van de Eerste Kamer 'indirect' gekozen worden? 

7. Wat is een taak van de Eerste Kamer? 

8. Wie zitten er in de Tweede Kamer? 

9. Welke 'weg' legt een wetsvoorstel af? 

Thema 4: Rechtsstaat en rechtspraak

Nederland is een rechtstaat. Een rechtstaat is een land waarin de macht van de overheid wordt beperkt door wetten en regels. Zo kan de overheid nooit te veel macht krijgen. Er zijn drie kenmerken:

1. De overheid moet zich net als burgers aan de wet houden

2. Er bestaat een scheiding van de machten

3. Burgers hebben grondrechten

 

De belangrijkste wet in Nederland is de Grondwet. Hierin staan ook de kenmerken van de rechtsstaat. De overheid moet zich altijd aan de wet houden. Dit geldt dus bijvoorbeeld ook voor uitvoeringsorganisaties zoals de politie.

Een belangrijke voorwaarde van de rechtsstaat is dat er een scheiding van de machten is. Dit heet ook wel Trias Politica.

Deze scheiding van machten zorgt ervoor dat de taken van de overheid verdeeld zijn over verschillende personen. Zo ligt nooit alle macht in het land bij één persoon of overheidsorgaan.

De wetgevende macht bestaat uit het parlement en de regering. Het parlement beslist welke wetten worden ingevoerd, de regering doet de meeste wetsvoorstellen maar is hierin dus afhankelijk van het parlement.

De uitvoerende macht bestaat uit regering, ministeries en uitvoeringsorganisaties zoals bijvoorbeeld de politie. Zij voeren samen wetten uit.

De rechterlijke macht bestaat uit rechters en het Openbaar Ministerie. Het OM zorgt ervoor dat iemand die de wetten overtreed voor een rechter verschijnt. De rechter beslist vervolgens of de persoon schuldig is en welke straf hij krijgt.

Een derde kenmerk is dat burgers grondrechten hebben. Er is een onderscheid tussen klassieke grondrechten, die ervoor zorgen dat je in vrijheid kunt leven, en sociale grondrechten, die de overheid verplichten te zorgen voor bepaalde voorzieningen.

Klassieke grondrechten zijn:

- Gelijkheidsbeginsel

- vrijheid van meningsuiting

- vrijheid van vereniging

- vrijheid van godsdienst

- vrijheid van vergadering of betoging

- recht op privacy

- persvrijheid

 

Sociale grondrechten zijn:

- recht op werkgelegenheid

- recht op huisvesting

- recht op onderwijs

- recht op bestaanszekerheid

- recht op een leefbaar en schoon milieu

Op het moment dat burgers onderling of een burger met de overheid een conflict heeft, kan je naar de rechter gaan. De rechter oordeelt in een conflict; dit noem je rechtspraak. Eerlijke rechtspraak is een belangrijk onderdeel van de rechtsstaat. Om hiervoor te zorgen zijn er een aantal voorwaarden:

- rechters behandelen iedereen gelijk: ongeacht afkomst, religie, geslacht, milieu.

- rechters zijn onafhankelijk: niemand mag de beslissing van de rechter beinvloeden.

- rechters zijn onpartijdig: geen belang of relatie met betrokken partijen.

- rechters zijn objectief: baseren op feiten.

Binnen het recht is een onderscheid tussen privaat- of civielrecht (conflicten tussen burgers onderling of burgers met organisatie) of publiekrecht (conflicten tussen burgers en overheid). Onder publiekrecht valt ook het strafrecht.

Er zijn een aantal stappen binnen een strafzaak. Het begint bij het opsporen van een verdachte. Hiervoor geeft het Openbaar Ministerie (OM) opdracht aan de politie. Ook verzamelt de politie bewijs door bijvoorbeeld getuigen te horen, sporenonderzoek te doen en met de mogelijke slachtoffers te spreken. Alle informatie wordt opgeschreven in een proces-verbaal. Als de Officier van Justitie inschat dat er voldoende bewijs is voor een redelijke verdenking zal hij de verdachte vervolgen. Dit betekent dat de verdachte voor de rechter moet verschijnen. Een verdachte kan hierin worden bijgestaan door een advocaat.

Naast vervolgen kan een Officier van Justitie ook besluiten te seponeren (bij onvoldoende bewijs) of een schikkingsvoorstel te doen. De beide partijen worden het dan eens zonder tussenkomst van een rechter. Je kunt hierbij bijvoorbeeld denken aan het betalen van een schadevergoeding.

Tijdens een strafzitting leest de officier van justitie de beschuldiging voor. De verdachte en eventuele getuigen worden ondervraagd door de rechter. De officier van jusitie legt hierna uit waarom de verdachte veroordeeld moet worden en wat de strafeis is.

De advocaat van de verdachte probeert aan te tonen dat de verdachte onschuldig is, zodat hij wordt vrijgesproken of een zo laag mogelijke straf krijgt. Uiteindelijk doet de rechter uitspraak in de zaak. Dit kan betekenen dat de verdachte een straf krijgt, of wordt vrijgesproken. Een rechter baseert zijn uitspraak op de wet, internationale verdragen en/of jurisprudentie.

 

Afbeeldingsresultaat voor rechtspraak

 

 

Huiswerkopdrachten thema 4:

1. Leg in eigen woorden uit waarom de scheiding van machten belangrijk is. 

2. Wat is jouw mening over het videofragment; is supersnelrecht een voor- of een nadeel? 

3. Zoek op internet op wat de betekenis is van drie klassieke grondrechten. Schrijf dit in eigen woorden op. Waarom is dit volgens jou belangrijk? 

4. Wat is jouw mening over tenminste twee sociale grondrechten. Voldoet de overheid aan haar zorgplicht? Waarom wel of waarom niet? 

5. Waarom is het belangrijk dat rechters onafhankelijk, onpartijdig en objectief zijn? 

6.Wat is de taak van de officier van justitie? 

7. Waarom kan het belangrijk zijn dat de verdachte wordt bijgestaan door een advocaat? 

Inleveropdrachten

Opdracht 1: begrippen

Opdracht 1:

De eerste 4 weken wordt er tijdens de lessen theorie behandeld. Deze theorie vormt samen met de opdrachten en theorie uit de wiki jouw toetsstof. Om de theorie goed bij te houden en te leren ga je werken met een begrippenlijst. Iedere week werk je de begrippen van het behandelde thema uit. De week erna worden deze begrippen besproken. Aan het eind van de periode dien je jouw begrippenlijst in te leveren.

De begrippen neem je over in een Word document. Daarachter zet je zo kort mogelijk (in je eigen woorden) de betekenis van dit begrip.

De opdracht lever je in via It's ELO voor of op vrijdag 21 juni.

Opdracht 2: verslag excursie

Opdracht 2: verslag over excursie

Tijdens periode 4 ga je tweemaal op excursie; naar de Rechtbank in Groningen en naar het Binnenhof in Den Haag.  Je kiest één excursie uit om een kort verslag over te schrijven. Dat doe je aan de hand van deze opdracht. Je maakt het verslag in een Word-document. Je zorgt voor een nette en overzichtelijke lay-out en je schrijft correct Nederlands. Je mag zelf kiezen voor de vorm: je schrijft in verhalende vorm (je verwerkt een deel van de vraag in jouw antwoord) of je schrijft de vraag over, gevolgd door jouw antwoord. Je licht je antwoorden voldoende toe.

Doel van deze opdracht is dat je actief betrokken bent bij de excursie en leert jouw eigen mening te vormen en te verwoorden over een onderwerp in het kader van je opleiding.

 

 

 

 

 

 

 

Vragen:

  1. Over welke activiteit schrijf je dit verslag?
  2. Wanneer was de activiteit?
  3. Wat was het onderwerp van de activiteit?
  4. Waarom heb je ervoor gekozen om een verslag te schrijven over deze activiteit?
  5. Geef een samenvatting van de inhoud (minimaal 200 woorden).
  6. Wat vond je van de activiteit? En waarom?
  7. Wat is volgens jou het belangrijkste doel van deze activiteit? Schrijf dit in één zin.
  8. Wat heeft deze activiteit te maken met het vak burgerschap?
  9. Wat heeft deze activiteit te maken met jouw beroep?
  10. Wat heeft deze activiteit te maken met jouw eigen ontwikkeling als werknemer / mens?

 

Inleveren van de opdracht via It's ELO voor of op  vrijdag 5 juli.

Toetsstof

Voor de toets neem je de volgende stof door: 

1. Begrippen

2. De theorie die tijdens de lessen is besproken (powerpoints worden gedeeld) 

3. De theorie (tekst en filmpjes) die in deze wiki staat

4. De gemaakte huiswerkopdrachten

Afbeeldingsresultaat voor examenstress

 

  • Het arrangement Burgerschap periode 4: Politiek juridische dimensie is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Technologie Noorderpoort Noorderpoort
    Laatst gewijzigd
    2019-04-12 15:29:09
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur 0 minuten

    Bronnen

    Bron Type
    https://youtu.be/gOSPJRB9rk0
    https://youtu.be/gOSPJRB9rk0
    Video
    https://youtu.be/_np7vudzJXo
    https://youtu.be/_np7vudzJXo
    Video
    https://youtu.be/svXLUxcN7Pc
    https://youtu.be/svXLUxcN7Pc
    Video
    https://youtu.be/ShCQnQh4jzY
    https://youtu.be/ShCQnQh4jzY
    Video
    https://youtu.be/LJMs9ZOBBOQ
    https://youtu.be/LJMs9ZOBBOQ
    Video
    https://youtu.be/EA2uNt02iP8
    https://youtu.be/EA2uNt02iP8
    Video
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.