2 B Fictie leren

2 B Fictie leren

Fictie

Beste leerlingen,

 

De komende weken ga je aan de slag met Fictie uit hoofdstuk 1 t/m 6 uit het boek.

We geven jullie tips om te leren en laten jullie verschillende opdrachten maken om actief met de lesstof bezig te gaan.

 

Aan het einde van de module krijg je een proeftoets. Dit is een mooie kans om te kijken of je alles begrijpt.

Je sluit de module af met een toets over Fictie. Dit cijfer telt mee als een toets.

 

Lesdoelen:

  • Je kunt de spanningsvraag in een verhaal herkennen en drie spanningsvragen bedenken.

  • Je kunt uitleggen wat personages zijn en kunt het verschil aangeven tussen hoofdpersonen en bijpersonen.

  • Je kunt het denken, voelen en handelen van de hoofdpersoon benoemen.

 

  • Je kunt uitleggen wat tijd en plaats in het verhaal doen en enkele voorbeelden noemen.

  • Je kunt uitleggen wat chronologisch betekent aan de hand van een eigen voorbeeld.

 

  • Je kunt uitleggen wat beoordelingswoorden zijn en kunt en minimaal drie noemen.

  • Je kunt het onderwerp van het boek of verhaal vinden en benoemen.

  • Je kunt de verhaallijn of meerdere verhaallijnen in een boek herkennen en aangeven waarom de schrijver dit doet.

 

Veel succes met de module Fictie!

 

Theorie Fictie + Opdracht 1

 

1.1 Spanning

Een verhaal heeft spanning als je nieuwsgierig bent naar de afloop van het verhaal.

Een spannend verhaal roept vragen bij je op. Dit noem je spanningsvragen.

Voorbeelden van spanningsvragen:

  • Zal de hoofdpersoon verkering durven te vragen aan die leuke klasgenoot?
  • Zal het de hoofdpersoon lukken om van die pestkoppen af te komen?
  • Zal het goed aflopen met de hoofdpersoon die in gevaar is?

 

1.1 Personages

Elk verhaal gaat over personen: verhaalpersonen of personages.

In het echt leer je het karakter van mensen kennen door wat ze zeggen en wat ze doen. In verhalen is dat net zo.

Maar er is een verschil: in verhalen lees je ook wat ze denken en voelen. Daardoor leer je de personages vaak sneller en beter kennen dan echte mensen.

De hoofdpersoon is de belangrijkste persoon in het verhaal. Je leest van hem alle gedachten en gevoelens.

De hoofdpersoon leer je kennen door:

  • de naam en leeftijd

  • zijn uiterlijk

  • wat hij zegt

  • wat hij doet

  • wat hij denkt

  • wat hij voelt

 

1.1 Wisseling van tijd

In een verhaal zie je wel eens wisselingen van tijd. Bij een wisseling van tijd gaat de schrijver even een stukje terug in de tijd om een gebeurtenis of herinnering te beschrijven.

Heel soms vertelt de schrijver al iets over de toekomst.

 

2.1 Tijd in een verhaal

In een verhaal zie je weleens een wisseling van tijd. De schrijver gaat dan even een stukje terug in de tijd om een gebeurtenis of herinnering te beschrijven.

Als een verhaal wordt verteld in de volgorde waarin de gebeurtenissen plaatsvinden, dan noem je dat: chronologische volgorde.


2.1 Plaats in een verhaal

Een verhaal speelt zich altijd ergens af. De plaats in een verhaal kan bijvoorbeeld in Nederland zijn of in Amerika, in Zwolle of in Utrecht, op een camping, in een grot of in een oud kasteel.

Omdat de plaats in een verhaal belangrijk is, vertelt de schrijver waar een verhaal zich afspeelt. Hij vertelt hoe het eruitziet, hoe het er voelt, hoe het er ruikt. Je kunt je dan in je fantasie voorstellen waar de hoofdpersoon is.


2.1 Een boek beoordelen

Als je een boek beoordeelt, vertel je wat je van het boek vindt:

  • Je geeft je mening over het onderwerp, de personages en de spanning.
  • Je gebruikt beoordelingswoorden.
  • Je legt een beoordelingswoord uit met een voorbeeld uit het boek of door iets over jezelf te vertellen.

Voorbeelden van beoordelingswoorden:

grappig, ontroerend, eng, leerzaam, laat me meeleven, geschikt voor mijn leeftijd.


3.1 Onderwerp

Een boek heeft altijd een onderwerp: het boek gaat daarover.

Het onderwerp vind je door jezelf de vraag te stellen: Waar gaat dit boek over?

Het onderwerp van een boek benoem je met één of met een paar woorden.

Voorbeelden van het onderwerp van een boek: schoolleven, pesten, dood, oorlog, verraad,

vriendschap, verliefdheid.

Een boek kan meer dan één onderwerp hebben.

 

4.1 Twee verhalen in één verhaal

In een boek speelt er vaak een belangrijk probleem. Vaak is er nóg een probleem. Je zou kunnen zeggen dat elk probleem een eigen verhaal in het boek is. In dat boek zitten dan meer verhaallijnen.

Meer verhaallijnen in een boek zorgt voor meer spanning. De verhaallijnen komen altijd ergens bij elkaar. Maar als lezer weet je nooit wanneer en hoe die verhaallijnen bij elkaar komen.

 

Bijvoorbeeld: Het verhaal gaat over een jongen die uitkijkt naar een belangrijk voetbaltoernooi. Hij is erg zenuwachtig voor dit toernooi (probleem 1). Het boek gaat óók over het meisje waarop hij verliefd is en dat hem niet ziet staan (probleem 2). De verliefdheid van de jongen heeft invloed op het toernooi dat hij gaat spelen.


5.1 Hoofdpersoon en bijpersonen ( deels herhaling)

In een boek maak je kennis met verschillende verhaalpersonen: personages.

De hoofdpersoon is het belangrijkste personage.

Je leest van de hoofdpersoon wat hij:

  • Zegt

  • Doet

  • Denkt

  • Voelt

Bijpersonen zijn de minder belangrijke personages. Je komt als lezer meestal niets te weten over hun gedachten en gevoelens.

Je leert een bijpersoon alleen kennen door wat hij:

  • Zegt

  • Doet

In de meeste verhalen is er één hoofdpersoon en zijn er meerdere bijpersonen.

Heel soms heeft een verhaal meer dan één hoofdpersoon. Dit zie je vaak bij verhalen

waarin elk hoofdstuk vanuit een andere hoofdpersoon wordt verteld.

Oefening: Opdracht A (les 1)

Start

Opdracht B (les1)

In de vorige opdracht heb je geoefend met begrippen. Deze begrippen ga je nu uitwerken in een handige lijst.

Je leert nu hoe je jezelf gemakkelijk kunt overhoren. Ga naar Quizlet https://quizlet.com/nl.

Je maakt zelf een Quizlet.

 

Stap 1. Log in op de website.

Stap 2. Start een nieuwe quizlet door bovenin op ' Aanmaken' te klikken.

Stap 3. Vul in de linker kolom de belangrijke begrippen. Vul in de rechterkolom de betekenis.

Stap 4. Ben je klaar dan ga je jezelf overhoren. Dit kan op verschillende manieren.

 

Vul de volgende begrippen in de linker kolom in. Rechts vul je de betekenis in (zoek dit op in de theorie: boek of hier op de website).

 

  •  Spanningsvragen

  • Personages 

  • Hoofdpersonen leren kennen door (4)

  • Bijpersonen leren kennen door (2)

  • Tijd

  • Plaats

  • Beoordelen van een een boek (3)

  • Beoordelingswoorden voorbeelden

  • Onderwerp

  • Verhaallijn/verhaallijnen

Opdracht C (les 2)

In de vorige les heb je een Quizlet gemaakt. Je gaat het komende kwartier de Quizlet van jouw buurman/buurvrouw oefenen.

1. Jouw buurman/buurvrouw maakt jouw Quizlet. Stuur deze naar elkaar.

2. Oefen met elkaars Quizlet.

3. Is de Quizlet goed gemaakt of staan er fouten in?

4. Geef elkaar feedback na 15 minuten.

Oefening: Na het oefenen van andermans Quizlet.

Start

Proeftoets

Toets: Proeftoets (les2)

Start

  • Het arrangement 2 B Fictie leren is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Karin Kalsbeek
    Laatst gewijzigd
    2018-04-04 15:24:53
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Beste leerlingen, De komende weken ga je aan de slag met Fictie uit hoofdstuk 1 t/m 6 uit het boek. We geven jullie tips om te leren en laten jullie verschillende opdrachten maken om actief met de lesstof bezig te gaan. Aan het einde van de module krijg je een proeftoets. Dit is een mooie kans om te kijken of je alles begrijpt. Je sluit de module af met een toets over Fictie. Dit cijfer telt mee als een toets. Lesdoelen: - Je kunt de spanningsvraag in een verhaal herkennen en drie spanningsvragen bedenken. - Je kunt uitleggen wat personages zijn en kunt het verschil aangeven tussen hoofdpersonen en bijpersonen. - Je kunt het denken, voelen en handelen van de hoofdpersoon benoemen. - Je kunt uitleggen wat tijd en plaats in het verhaal doen en enkele voorbeelden noemen. - Je kunt uitleggen wat chronologisch betekent aan de hand van een eigen voorbeeld. - Je kunt uitleggen wat beoordelingswoorden zijn en kunt en minimaal drie noemen. - Je kunt het onderwerp van het boek of verhaal vinden en benoemen. - Je kunt de verhaallijn of meerdere verhaallijnen in een boek herkennen en aangeven waarom de schrijver dit doet. Veel succes met het doorlopen van deze module!
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur 0 minuten
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Opdracht A (les 1)

    Na het oefenen van andermans Quizlet.

    Proeftoets (les2)

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.