Gefeliciteerd!
Je hebt de module bijna afgerond.
In de volgende les heb je de toets.
Check of je echt alle doelen beheerst. Laat je overhoren door je buurman/buurvrouw.
Je kunt de spanningsvraag in een verhaal herkennen en drie spanningsvragen bedenken.
Je kunt uitleggen wat personages zijn en kunt het verschil aangeven tussen hoofdpersonen en bijpersonen.
Je kunt het denken, voelen en handelen van de hoofdpersoon benoemen.
Je kunt uitleggen wat tijd en plaats in het verhaal doen en enkele voorbeelden noemen.
Je kunt uitleggen wat chronologisch betekent aan de hand van een eigen voorbeeld.
Je kunt uitleggen wat beoordelingswoorden zijn en kunt en minimaal drie noemen.
Je kunt het onderwerp van het boek of verhaal vinden en benoemen.
Je kunt de verhaallijn of meerdere verhaallijnen in een boek herkennen en aangeven waarom de schrijver dit doet.