2 kgt Fictie leren

2 kgt Fictie leren

Fictie

Beste leerlingen,

 

In deze module van twee weken leren jullie alles over de lesstof Fictie uit hoofdstuk 1 t/m 6 uit het boek 2kgt Talent Malmberg. We geven jullie tips om te leren en laten jullie verschillende opdrachten doen om actief met de lesstof bezig te zijn.
Aan het einde van de module kun je een proeftoets maken en in de derde les krijgen jullie een repetitie over deze lesstof.

 

Dit zijn de leerdoelen:
- Je kunt uitleggen wat fictie en non-fictie betekenen en wat de verschillen zijn.

- Je kunt uitleggen wat personages en hoofdpersonen zijn en wat de verschillen zijn.

- Je kunt uitleggen hoe spanning in een verhaal ontstaat (drie manieren).

- Je kunt uitleggen wat een beoordeling is.

- Je kunt uitleggen wat beoordelingswoorden zijn en er minimaal drie noemen.

- Je kunt uitleggen waar je op let bij het kiezen van een boek (zes dingen).

- Je kunt uitleggen welke kenmerken een serie heeft of kan hebben.

- Je kunt uitleggen wat tijd en plaats in het verhaal kunnen doen en enkele voorbeelden noemen.

- Je kunt uitleggen wat chronologisch betekent aan de hand van een eigen voorbeeld.

- Je kunt uitleggen wat het verschil tussen informatieve boeken en fictie is.

- Je kunt uitleggen welke vraag je stelt om bij fictie achter het onderwerp van het boek te komen.

- Je kunt uitleggen wat 'twee verhalen in één' betekent en je kunt er een voorbeeld van geven.

- Je kunt twee redenen opnoemen waarom een schrijver twee verhalen in één schrijft.

- Je kunt het verschil uitleggen tussen hoofdpersoon en bijpersoon. 

 

 

Heel veel succes met het doorlopen van deze module!

Theorie

1.1 Fictie

Fictie = alles wat verzonnen is (voorbeeld: leesboek, stripverhaal, film, musical, gedicht).

Non-fictie = tekst die is geschreven om informatie te geven (voorbeeld: schoolboek, kookboek, nieuwsbericht).

 

Een personage is een persoon in een verhaal.

Het belangrijkste personage is de hoofdpersoon. Je leest over de gebeurtenissen alsof je hem of haar bent.

Van de hoofdpersoon lees je:

  • Wat hij denkt en voelt;
  • De karaktereigenschappen;
  • Hoe hij eruitziet;
  • Wat zijn leefomstandigheden zijn.

Spanning in een verhaal ontstaat door:

  • Spanningsvragen: je leest door omdat je het antwoord wilt weten (voorbeeld: Kan de ontvoerde jongen ontsnappen? Wat is het geheimzinnige geluid 's nachts? Wie stuurde haar deze e-mails?);
  • Cliffhangers: het hoofdstuk eindigt op een heel spannend moment;
  • De griezelige of gevaarlijke omgeving waarin het verhaal speelt.

Beoordeling

In een beoordeling schrijf je wat je van een verhaal vindt. Je onderbouwt je mening met beoordelingswoorden. De beoordelingswoorden leg je uit met voorbeelden uit het verhaal of uit je eigen leven.

Je vindt een verhaal bijvoorbeeld mooi, omdat je:

  • heel erg meeleeft met de hoofdpersoon;
  • nieuwsgierig bent naar de afloop van het verhaal;
  • er allerlei gevoelens bij hebt: het verhaal maakt je verdrietig of boos, of je moet er om lachen.

Een beoordeling van een verhaal kan eindigen met het advies om het boek te gaan lezen, of juist niet.

2.1 Boeken kiezen

Als je een boek kiest, let je op de titel, de kaft, het soort verhaal en de flaptekst. Je kunt ook kijken wie de schrijver van het boek is. Als je eerder een boek van die schrijver hebt gelezen, weet je wat je kunt verwachten.

Ook de website van een uitgeverij kan je helpen bij het maken van een keuze. Elke uitgeverij geeft op zijn website informatie over schrijvers en boeken. Soms is er een pagina speciaal voor jongeren, met leuke downloads, prijsvragen, boekfragmenten en tips voor het maken van een boekbespreking.

Er zijn ook boeken die tot een serie behoren, zoals de Hoe-overleef-ik-serie of de serie van De grijze jager. Serieboeken zijn boeken die over dezelfde persoon of over hetzelfde onderwerp gaan, of op dezelfde plek spelen.

Tijd en plaats in het verhaal

Een verhaal speelt zich af in een bepaalde tijd in de geschiedenis.

  • In het verleden, bijvoorbeeld in de prehistorie, in de middeleeuwen of in de Tweede Wereldoorlog.
  • In het heden, in de tijd waarin we nu leven met auto's, computers en mobieltjes.
  • In de toekomst, bijvoorbeeld in een verhaal uit het jaar 2250 met supersonische uitvindingen, teleporteermachines, schoolreisjes naar de maan.

Als een verhaal wordt verteld in de volgorde waarin de gebeurtenissen plaatsvinden, dan is de volgorde chronologisch.

Een verhaal speelt zich ook altijd ergens af: een plaats. Dit kan in Nederland zijn of Amerika, in Zwolle of op een camping, in een grot of in een oud kasteel.
Omdat de plaats in een verhaal belangrijk is, vertelt de schrijver waar een verhaal zich afspeelt. De schrijver vertelt hoe de ruimte eruitziet, hoe het er voelt, hoe het er ruikt. Je kunt je dan goed voorstellen waar de hoofdpersoon is.

3.1 Onderwerp

Informatieve boeken kun je gemakkelijk per onderwerp indelen: dieren, Tweede Wereldoorlog, brandweer, enzovoort.
Ook van fictieboeken kun je zeggen wat het onderwerp is: daar gaat het boek over. Om het onderwerp te bepalen stel je de vraag: Waarover gaat dit boek?

Het onderwerp van een boek vat je samen in één woord of enkele woorden, bijvoorbeeld: schoolleven, pesten, dood, oorlog, verraad, vriendschap, familie, verliefdheid, homoseksualiteit.
Vaak heeft een boek meer dan één onderwerp.

4.1 Twee verhalen in één

In een boek speelt er vaak een belangrijk probleem. Vaak is er nóg een probleem. Je zou kunnen zeggen dat elk probleem een eigen verhaal in het boek is. In dat boek zitten dan meer verhaallijnen.

Een schrijver verwerkt een of meer verhaallijnen in een verhaal, omdat dat past bij de werkelijkheid. Het zorgt ook voor spanning, want de verhaallijnen komen altijd ergens bij elkaar. Als lezer weet je immers niet wanneer of hoe dat gebeurt.

Bijvoorbeeld: Het verhaal gaat over een jongen die uitkijkt naar een belangrijk voetbaltoernooi. Hij is erg zenuwachtig voor dit toernooi (probleem 1). Het boek gaat óók over een meisje op wie hij verliefd is en dat hem niet ziet staan (probleem 2). De verliefdheid van de jongen heeft invloed op het toernooi dat hij gaat spelen.

5.1 Hoofdpersoon en bijpersoon

In een boek maak je kennis met verschillende personages. De hoofdpersoon is het belangrijkste personage. Je leest wat zijn gedachten en gevoelens zijn. Een hoofdpersoon verandert vaak in de loop van het verhaal door wat hij meemaakt. Zo kan de hoofdpersoon aan het begin van het verhaal wat bang zijn, maar aan het eind van het boek juist meer durven.

Bijpersonen zijn de minder belangrijke verhaalpersonen. Je leert bijpersonen alleen kennen door wat ze zeggen en wat ze doen. Over wat ze denken en voelen kom je meestal niets te weten.
In de meeste verhalen is er één hoofdpersoon en zijn er meerdere bijpersonen.
Heel soms heeft een verhaal meer dan één hoofdpersoon. Dit zie je vaak bij verhalen waarbij je elk hoofdstuk vanuit een andere hoofdpersoon leest.

 

 

 

 

Verwerking les 1

1.1

1.2

In de vorige opdracht heb je geoefend met het selecteren van belangrijke begrippen. Deze begrippen ga je nu uitwerken tot een handige lijst om jezelf te kunnen overhoren. Je leert nu hoe je jezelf gemakkelijk kunt overhoren door een oefentoets te maken. Je maakt die oefentoets zelf in het programma Quizlet.

 

Hoe maak je een Quizlet?

1. Log in op de website.

2. Start een nieuwe Quizlet door bovenin op 'Aanmaken' te klikken.

3. Vul in de linkerkolom belangrijke begrippen in, in de rechterkolom de betekenissen.

4. Als je klaar bent, sla je de lijst op en kun je beginnen met leren.

 

Het maken van deze Quizlet is huiswerk voor de volgende les fictie.

Onderstaande begrippen moeten er in voorkomen (linker kolom):

  • fictie
  • non-fictie
  • personage
  • hoofdpersoon
  • van de hoofdpersoon lees je:
  • spanning ontstaat door:
  • beoordeling
  • beoordelingswoorden
  • als je een boek kiest, let je op (6 dingen):
  • serieboeken gaan over (3 dingen):
  • tijd (3 dingen):
  • plaats
  • om het onderwerp van een fictieboek te vinden stel je de vraag:
  • twee verhalen in één
  • van een hoofdpersoon lees je (2 dingen):
  • van een bijpersoon lees je (2 dingen):

 

 

Verwerking les 2

In de vorige les heb je een Quizlet gemaakt. Je gaat nu een kwartier de Quizlet van degene die naast je zit, oefenen. Dit doe je door diegene de link van je eigen Quizlet te sturen en andersom. Kijk of je fouten ziet en of de Quizlet volledig is. Geef elkaar na 15 minuten oefenen feedback.

 

 

Oefening: Theorie toepassen

Start

Voorbereiding op de toets

Test: Proeftoets

Start

Gefeliciteerd!

Je hebt de module bijna afgerond.

In de volgende les heb je de toets.

 

Kijk of je het écht weet door onderstaande leerdoelen uit te werken of iemand te overhoren:

- Je kunt uitleggen wat fictie en non-fictie betekenen en wat de verschillen zijn.

- Je kunt uitleggen wat personages en hoofdpersonen zijn en wat de verschillen zijn.

- Je kunt uitleggen hoe spanning in een verhaal ontstaat (drie manieren).

- Je kunt uitleggen wat een beoordeling is.

- Je kunt uitleggen wat beoordelingswoorden zijn en er minimaal drie noemen.

- Je kunt uitleggen waar je op let bij het kiezen van een boek (zes dingen).

- Je kunt uitleggen welke kenmerken een serie heeft of kan hebben.

- Je kunt uitleggen wat tijd en plaats in het verhaal kunnen doen en enkele voorbeelden noemen.

- Je kunt uitleggen wat chronologisch betekent aan de hand van een eigen voorbeeld.

- Je kunt uitleggen wat het verschil tussen informatieve boeken en fictie is.

- Je kunt uitleggen welke vraag je stelt om bij fictie achter het onderwerp van het boek te komen.

- Je kunt uitleggen wat 'twee verhalen in één' betekent en je kunt er een voorbeeld van geven.

- Je kunt twee redenen opnoemen waarom een schrijver twee verhalen in één schrijft.

- Je kunt het verschil uitleggen tussen hoofdpersoon en bijpersoon.

 

Veel succes!

  • Het arrangement 2 kgt Fictie leren is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Lidewij de Boer
    Laatst gewijzigd
    2018-04-01 14:59:20
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Leren leren, met de lesstof van fictie uit hoofdstuk 1 t/m 6 (2kgt Talent Malmberg)
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    de Boer, Lidewij. (2018).

    1 kgt Fictie leren

    https://maken.wikiwijs.nl/120509/1_kgt_Fictie_leren

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Belangrijke woorden noteren

    Theorie toepassen

    Proeftoets

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.