Gefeliciteerd!
Je hebt de module bijna afgerond.
In de volgende les heb je de toets.
Kijk of je het écht weet door onderstaande leerdoelen uit te werken of iemand te overhoren:
- Je kunt uitleggen wat fictie en non-fictie betekenen en wat de verschillen zijn.
- Je kunt uitleggen wat personages en hoofdpersonen zijn en wat de verschillen zijn.
- Je kunt uitleggen hoe spanning in een verhaal ontstaat (drie manieren).
- Je kunt uitleggen wat een beoordeling is.
- Je kunt uitleggen wat beoordelingswoorden zijn en er minimaal drie noemen.
- Je kunt uitleggen waar je op let bij het kiezen van een boek (zes dingen).
- Je kunt uitleggen welke kenmerken een serie heeft of kan hebben.
- Je kunt uitleggen wat tijd en plaats in het verhaal kunnen doen en enkele voorbeelden noemen.
- Je kunt uitleggen wat chronologisch betekent aan de hand van een eigen voorbeeld.
- Je kunt uitleggen wat het verschil tussen informatieve boeken en fictie is.
- Je kunt uitleggen welke vraag je stelt om bij fictie achter het onderwerp van het boek te komen.
- Je kunt uitleggen wat 'twee verhalen in één' betekent en je kunt er een voorbeeld van geven.
- Je kunt twee redenen opnoemen waarom een schrijver twee verhalen in één schrijft.
- Je kunt het verschil uitleggen tussen hoofdpersoon en bijpersoon.
Veel succes!