Theorie

1.1 Fictie

Fictie = alles wat verzonnen is (voorbeeld: leesboek, stripverhaal, film, musical, gedicht).

Non-fictie = tekst die is geschreven om informatie te geven (voorbeeld: schoolboek, kookboek, nieuwsbericht).

 

Een personage is een persoon in een verhaal.

Het belangrijkste personage is de hoofdpersoon. Je leest over de gebeurtenissen alsof je hem of haar bent.

Van de hoofdpersoon lees je:

Spanning in een verhaal ontstaat door:

Beoordeling

In een beoordeling schrijf je wat je van een verhaal vindt. Je onderbouwt je mening met beoordelingswoorden. De beoordelingswoorden leg je uit met voorbeelden uit het verhaal of uit je eigen leven.

Je vindt een verhaal bijvoorbeeld mooi, omdat je:

Een beoordeling van een verhaal kan eindigen met het advies om het boek te gaan lezen, of juist niet.

2.1 Boeken kiezen

Als je een boek kiest, let je op de titel, de kaft, het soort verhaal en de flaptekst. Je kunt ook kijken wie de schrijver van het boek is. Als je eerder een boek van die schrijver hebt gelezen, weet je wat je kunt verwachten.

Ook de website van een uitgeverij kan je helpen bij het maken van een keuze. Elke uitgeverij geeft op zijn website informatie over schrijvers en boeken. Soms is er een pagina speciaal voor jongeren, met leuke downloads, prijsvragen, boekfragmenten en tips voor het maken van een boekbespreking.

Er zijn ook boeken die tot een serie behoren, zoals de Hoe-overleef-ik-serie of de serie van De grijze jager. Serieboeken zijn boeken die over dezelfde persoon of over hetzelfde onderwerp gaan, of op dezelfde plek spelen.

Tijd en plaats in het verhaal

Een verhaal speelt zich af in een bepaalde tijd in de geschiedenis.

Als een verhaal wordt verteld in de volgorde waarin de gebeurtenissen plaatsvinden, dan is de volgorde chronologisch.

Een verhaal speelt zich ook altijd ergens af: een plaats. Dit kan in Nederland zijn of Amerika, in Zwolle of op een camping, in een grot of in een oud kasteel.
Omdat de plaats in een verhaal belangrijk is, vertelt de schrijver waar een verhaal zich afspeelt. De schrijver vertelt hoe de ruimte eruitziet, hoe het er voelt, hoe het er ruikt. Je kunt je dan goed voorstellen waar de hoofdpersoon is.

3.1 Onderwerp

Informatieve boeken kun je gemakkelijk per onderwerp indelen: dieren, Tweede Wereldoorlog, brandweer, enzovoort.
Ook van fictieboeken kun je zeggen wat het onderwerp is: daar gaat het boek over. Om het onderwerp te bepalen stel je de vraag: Waarover gaat dit boek?

Het onderwerp van een boek vat je samen in één woord of enkele woorden, bijvoorbeeld: schoolleven, pesten, dood, oorlog, verraad, vriendschap, familie, verliefdheid, homoseksualiteit.
Vaak heeft een boek meer dan één onderwerp.

4.1 Twee verhalen in één

In een boek speelt er vaak een belangrijk probleem. Vaak is er nóg een probleem. Je zou kunnen zeggen dat elk probleem een eigen verhaal in het boek is. In dat boek zitten dan meer verhaallijnen.

Een schrijver verwerkt een of meer verhaallijnen in een verhaal, omdat dat past bij de werkelijkheid. Het zorgt ook voor spanning, want de verhaallijnen komen altijd ergens bij elkaar. Als lezer weet je immers niet wanneer of hoe dat gebeurt.

Bijvoorbeeld: Het verhaal gaat over een jongen die uitkijkt naar een belangrijk voetbaltoernooi. Hij is erg zenuwachtig voor dit toernooi (probleem 1). Het boek gaat óók over een meisje op wie hij verliefd is en dat hem niet ziet staan (probleem 2). De verliefdheid van de jongen heeft invloed op het toernooi dat hij gaat spelen.

5.1 Hoofdpersoon en bijpersoon

In een boek maak je kennis met verschillende personages. De hoofdpersoon is het belangrijkste personage. Je leest wat zijn gedachten en gevoelens zijn. Een hoofdpersoon verandert vaak in de loop van het verhaal door wat hij meemaakt. Zo kan de hoofdpersoon aan het begin van het verhaal wat bang zijn, maar aan het eind van het boek juist meer durven.

Bijpersonen zijn de minder belangrijke verhaalpersonen. Je leert bijpersonen alleen kennen door wat ze zeggen en wat ze doen. Over wat ze denken en voelen kom je meestal niets te weten.
In de meeste verhalen is er één hoofdpersoon en zijn er meerdere bijpersonen.
Heel soms heeft een verhaal meer dan één hoofdpersoon. Dit zie je vaak bij verhalen waarbij je elk hoofdstuk vanuit een andere hoofdpersoon leest.