Praktische opdracht havo 4 maatschappijwetenschappen

Praktische opdracht havo 4 maatschappijwetenschappen

Inleiding

Met betrekking tot de praktische opdracht geldt:

Je maakt de praktische opdracht individueel;

De opdracht is niet herkansbaar;

In geval van fraude (kopieren van andere leerlingen) wordt de praktische opdracht voorgelegd aan de examencommissie;

Op de kaft van de praktische opdracht staat de naam, klas en leerlingnummer van de betreffende leerling;

De opdracht wordt uitgeprint ingeleverd.

 

Opdracht 1A: Onderzoek doen naar politieke partijen die in de Tweede Kamer zitten

Sommige partijen in ons land bestaan al lang. Er zijn ook partijen die in de afgelopen decennia zijn ontstaan door afsplitsingen of fusies.

Kies een politieke partij uit een van de volgende:

Socialistische Partij (SP)

Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD)

GroenLinks (GL)

Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP)

Partij van de Arbeid (PvdA)

Partij Voor de Vrijheid (PVV)

Partij voor de Dieren (PvdD)

50Plus

D66

 

 

Behandel puntsgewijs de onderstaande onderdelen voor de door jou gekozen partij:

1.  De verklaring voor de afkorting, naam van de partij;

2.  De datum van oprichting en de reden van oprichting;

3.  (Indien van toepassing)

      Een korte schets van de voorloper (s) van deze partij of van de politieke partijen die gefuseerd zijn tot deze partij;

4.  Geef aan wie bekende vertegenwoordigers van de partij waren in het verleden (noteer naam en functie en voeg een foto toe).        

     Geef aan waardoor het bekende vertegenwoordigers van de door jou gekozen partij waren.

 

5.  Geef aan wie momenteel bekende vertegenwoordigers zijn van de partij (noteer naam en functie en voeg een foto toe).

     Geef  tevens aan hoeveel zetels de partij momenteel heeft in de Tweede Kamer.

6.  Behoort de partij tot een politieke stroming? Zo ja, welke politieke stroming? Geef tevens aan welke principes/            

     uitgangspunten centraal staan voor de partij. Indien de partij niet tot een politieke stroming behoort leg dan uit waarom dat  

     niet het geval is.

7.  Is de partij overwegend politiek links, politiek midden of politiek rechts? Beargumenteer je antwoord met minimaal drie  

      passende voorbeelden van standpunten van de partij.

8A.  Zoek twee progressieve standpunten op van deze partij. Leg aan de hand van het standpunt        

        uit waarom het progressieve standpunten zijn.

8B. Zoek twee conservatieve standpunten op van deze partij. Leg aan de hand van het standpunt      

       uit waarom het conservatieve standpunten zijn.

8C. Zoek een reactionair standpunt op van deze partij. Leg aan de hand van het standpunt  uit

       waarom het een reactionair standpunt is.

9. Geef aan of de partij vooral voor een actieve overheid, een aanvullende overheid of een passieve overheid is.

    Geef minimaal drie passende voorbeelden van standpunten die jouw antwoord ondersteunen.

10. Geef je eigen mening over deze partij en de standpunten van de partij die je bij vraag 7, 8 en 9 hebt gegeven. Wat spreekt je    

       aan in deze partij en wat niet? Met welke standpunten (van vraag 7,8 en 9) ben je het eens (en waarom?) en met welke    

       standpunten (van vraag 7, 8 en 9) ben je het niets eens (en waarom?).

 

 

Verkiezingsspotje SP, Duur 2.39 minuut

Verkiezingsspot Partij voor de Dieren, Duur 2.50 minuut

Verkiezingsspot PvdA, Duur 1 minuut

Verkiezingsspot ChristenUnie, Duur 3 minuten

Verkiezingsspot CDA, Duur 2.55 minuut

Verkiezingsspot VVD, Duur 5.20 minuut

Verkiezingsspot PVV, Duur 2.54 minuut

Verkiezingsspot SGP, Duur 2.58 minuut

Verkiezingsspot Denk, Duur 0.37 minuut

Verkiezingsspot GrienLinks, Duur 2.30 minuut

Verkiezingsspot Zondag met Lubach, Duur 3 minuut

Verkiezingsspot Forum voor Democratie, Duur 3 minuut

Opdracht 1B: Wensen en verlangens van politieke partijen in de tweede kamer

Maak gebruik van de websites van verschillende landelijke of regionale dagbladen of van de site van een tijdschrift zoals: Elsevier, De Groene Amsterdammer, HP/De Tijd of Vrij Nederland. (Indien je thuis een landelijke of regionale krant of een van de genoemde tijdschriften hebt mag je die ook gebruiken voor deze opdracht)

Kies drie politieke partijen uit het onderstaande schema.

Socialistische Partij (SP)

Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD)

GroenLinks (GL)

Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP)

Partij van de Arbeid (PvdA)

Partij Voor de Vrijheid (PVV)

Partij voor de Dieren (PvdD)

50Plus

D66

 

 

Keuze 1: ……….

Keuze 2: ……….

Keuze 3: ……….

 

Zoek bij elk van de gekozen partijen een krantenartikel/ tijdschriftenartikel over een duidelijk (wets) voorstel of anders concreet plan dat kenmerkend is voor die partij;

Voeg de door jou geselecteerde artikelen toe als bijlage en geef commentaar op elk artikel. Ga in je commentaar in op

-          De reden waarom het plan kenmerkend is voor die partij (minimaal 100 woorden);

-          De politieke haalbaarheid van het plan of (wets) voorstel. Hiermee wordt bedoeld of voldoende andere politieke partijen

           in de Tweede Kamer zijn die het eens zijn met het plan/ het (wets) voorstel. Leg je antwoord dus uit aan de hand van de

           opvatting van andere partijen over het plan/ (wets) voorstel van de door jou gekozen partij.

 

Opdracht 1C: Betoog bij een maatschappelijk onderwerp

Kies een van de volgende stellingen en schrijf een betoog van een a4. Je mag zelf bepalen of je vóór of tégen de stelling bent.

Indien je vóór de stelling bent:

Verwerk in je betoog minimaal vier argumenten vóór je stelling en ga in op één argument tégen je stelling. Eindig je betoog in de laatste alinea met een korte samenvatting van de argumenten die je hebt gegeven vóór de stelling.

 

Indien je tégen de stelling bent:

Verwerk in je betoog minimaal vier argumenten tégen je stelling en ga in op één argument vóór je stelling. Eindig je betoog in de laatste alinea met een korte samenvatting van de argumenten die je hebt gegeven tégen de stelling.

 

 

Bij het thema: Politiek

-         Nederland moet een republiek worden!

 

-         De Nederlandse koning zou geen politieke rol maar slechts een puur ceremoniële functie  

          moeten hebben!

 

-         Nederland moet van het stelsel van evenredige vertegenwoordiging overstappen naar

          een districtenstelsel!

 

-         De Eerste Kamer moet worden afgeschaft!

 

-         Nederland moet voor de verkiezingen van de Tweede Kamer een kiesdrempel

          van 5% invoeren!

 

-         Artikel 1 van de Nederlandse Grondwet moet worden geschrapt;

           je moet altijd kunnen zeggen wat je vindt!

 

-         Nederland moet uit de Europese Unie stappen!

 

-         De extreem- rechtse partij de NVU (Nederlandse Volks Unie) moet verboden worden!

 

-         Lobbyen is goed voor een indirecte democratie!

 

Bij het thema Rechtsstaat:

1.    Er moeten minimumstraffen worden ingevoerd.

 

2.   De 'aftapwet'/ 'sleepwet' moet worden ingevoerd. 

 

3.   Een poging tot een misdaad moet even zwaar bestraft worden als de misdaad.

 

4.   De vervroegde invrijheidsstelling moet worden afgeschaft.

(Voortaan de volledig opgelegde straf uitzitten; i.p.v. een derde strafkorting bij goed gedrag

 

5.   Verdachten moeten verplicht aanwezig zijn tijdens rechtszittingen waarbij slachtoffers

      een verklaring afleggen.

 

6.   Minderjarigen zouden nooit als volwassenen berecht mogen worden.

 

7.   Ouders moeten straf krijgen voor de misdaden van hun minderjarige kinderen

 

8.   Veroordeelde loverboys moeten verplicht meehelpen aan preventieve campagnes

      op scholen in hun buurt.

 

9.   Nederland moet juryrechtspraak invoeren.

 

10. De levenslange gevangenisstraf moet worden afgeschaft.

 

11. Kinderen die hun bejaarde ouders te weinig aandacht geven moeten vervolgd

      worden voor verwaarlozing.

 

12. Cyberpesters verdienen een zwaardere straf dan reguliere pesters.

 

13. Illegaal verkregen bewijs moet toelaatbaar zijn in strafzaken.

 

14. …..(Zelf bedachte stelling. Goedkeuring vragen aan de docent).

 

 

Opdracht 2: Onderzoek naar criminaliteit in de praktijk

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen misdrijven en overtredingen. (blz. 74 thema binding)

1.       Kies een misdrijf dat je wilt gaan onderzoeken. Geef aan welk misdrijf.

2.       Zoek in het Wetboek van Strafrecht op hoe het door jou gekozen misdrijf omschreven wordt en wat de maximale straf

          is voor dat misdrijf. Neem dat wetsartikel over.

3.       Zoek in de politiestatistieken en rechtbankstatistieken op hoe vaak het door jou gekozen misdrijf in 2016 is voorgekomen.

4.       (Indien mogelijk) Zoek in de politiestatistieken en rechtbankstatistieken op hoe vaak het door jou gekozen misdrijf in 2017

          is voorgekomen.

 

5.       Zoek een actueel artikel (op internet) dat gaat over het door jou gekozen misdrijf.

          Gebruik hoofdstuk 4.1 en H4.3 t/m H4.4 van het lesboek ‘Binding’. Gebruik minimaal twee theorieën om het misdrijf

          dat in het  artikel behandeld wordt mee te verklaren. Zorg dat je de twee theorieën goed toepast.

 

Gebruik H5.3 voor de beantwoording van vraag 6 en 7.

6.       Wat wordt bedoeld met preventieve maatregelen? Geef daarna aan welke preventieve maatregelen genomen kunnen      

          worden om te voorkomen dat mensen het door jou gekozen misdrijf plegen. Leg uit waarom deze preventieve maatregelen  

          kunnen werken.

 

7.       Wat wordt bedoeld met repressieve maatregelen? Geef daarna aan welke repressieve maatregelen genomen kunnen

          worden om het door jou gekozen misdrijf aan te pakken. Leg uit waarom deze maatregelen kunnen werken.

 

8.       Wat wordt bedoeld met materiële schade en immateriële schade? Geef daarna aan welke vorm (en) van schade van

          toepassing is op het door jou gekozen misdrijf. Beargumenteer je antwoord.

 

9.       Kies twee politieke partijen die nu in de tweede kamer zitten. Geef voor beide politieke partijen aan hoe zij het door jou

          gekozen misdrijf willen aanpakken. Geef aan of ze voor preventieve of juist repressieve maatregelen zijn, of juist allebei. Geef

         – indien mogelijk- ook aan welke straffen en maatregelen ze voorstellen.

 

10.   Zijn er actiegroepen (van bijvoorbeeld slachtoffers of daders) of belangengroepen (zoals vakbonden) betrokken bij jouw

         vraagstuk? Zo ja welke?

        Geef daarna aan wat hun standpunten zijn over het bestrijden en bestraffen van de door jou gekozen misdaad.