Website mevrouw Wagemaker

Neerslag vmbo-kgt34

Neerslag vmbo-kgt34

Neerslag

Vooraf

Leerdoelen
Neerslag, je hebt het in soorten en maten. Bij koud weer heb je sneeuw, hagel, natte sneeuw of ijzel. Bij temperaturen boven 0 krijg je regen al komt zomerhagel ook voor. In deze opdracht onderzoek je het hoe en waarom van neerslag en de verschillen in neerslag in Nederland en Spanje.

Aan het eind van deze opdracht:

  • Kun je de begrippen stuwingsneerslag, stijgingsneerslag en frontale neerslag beschrijven zodat de verschillen duidelijk worden.
  • Kun je een verschil als het gaat om neerslag tussen Spanje en Nederland beschrijven.
  • Kun je het begrip vegetatiezone beschrijven.
  • Kun je aangeven wat het verschil is tussen Noord- en Midden-Spanje als het gaat om de hoeveelheid neerslag.


Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht doe je samen met een klasgenoot een onderzoek naar de neerslagverschillen tussen Nederland en Spanje, Noord- en Zuid-Spanje. Van je bevindingen schrijf je een verslag.

Beoordeling
Het verslag laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling wordt gelet op:

  • De inhoud: laat het verslag zien zien dat je de belangrijkste begrippen kunt uitleggen en je verbanden kunt leggen.
  • Taalfouten: bevat het verslag niet te veel taalfouten.

 

Werkwijze

Groepsgrootte
Stap 1 tot en met stap 3 doe je alleen.
Het eindproduct (stap 4) maak je samen met een klasgenoot.

Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 à 3 lesuren nodig.  

Kennisbank

Voor je met de opdracht begint, bestudeer je het volgende item uit de Kennisbank.

KB: Het weer

Kijk of je antwoord kunt geven op de volgende vragen:

  1. Schrijf de namen van vier vormen van neerslag op.
  2. Welke drie soorten regen kun je onderscheiden?
  3. Welke soort regen komt vooral voor in de tropen?
    En welke soort in West-Europa?
  4. Wat is een moessonregen?

Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.

Stap 1

Verschillende soorten neerslag
We kennen drie soorten neerslag: stijgingsneerslag, stuwingsneerslag en frontale neerslag.
Bekijk het volgende filmpje:


Stuwingsneerslag
Een luchtstroom die op zijn weg een berg of gebergte tegenkomt, moet omhoog. Hoe hoger hoe koeler en warme lucht kan meer waterdamp bevatten dan koude lucht. De aanwezige waterdamp condenseert, verdicht zich en valt als neerslag naar beneden (condenseren is het overgaan van een gas- of dampvorm naar een vloeibare vorm). Deze neerslag heet stuwingsneerslag en valt meestal aan de loefzijde van de berg, de kant waar de wind vandaan komt. Aan de andere kant, de lijzijde, is het meestal erg droog. De waterdamp is aan de loefzijde al uit de lucht verdwenen. De droogte aan de lijzijde wordt ook wel de regenschaduw genoemd.

Stijgingsneerslag
Als de zon het aardoppervlak verwarmt dan warmt de lucht erboven ook op. Warme lucht stijgt op en koelt in hogere lagen weer af. Koele lucht kan minder waterdamp bevatten, er treedt condensatie op en neerslag is het gevolg. Stijgingsregens komen veel voor boven de evenaar. De kracht van de zon is er het grootst. Door de grote hoeveelheid vocht in de lucht ontstaan er tropische regenbuien.

Frontale neerslag
Frontale neerslag is neerslag die ontstaat op plekken waar warme en koude lucht elkaar tegenkomen. Frontale neerslag zie je vaak in West-Europa. Warme lucht uit het zuiden waait naar het noorden en botst tegen koude lucht. Het front ligt op het punt waar de koude en warme lucht elkaar raken. De koude lucht is zwaar en dwingt de warme lucht om op te stijgen. Als de warme lucht opstijgt koelt hij af door de botsing met de koude lucht. Hierdoor ontstaat er een brede wolkenband waarin de aanwezige waterdamp gaat condenseren en als regen, hagel of sneeuw naar beneden valt.

 

Maak nu de volgende opdracht:

Kruiswoordpuzzel
Download het onderstaande document en maak de kruiswoordpuzzel.

Kruiswoordpuzzel

Maak de kruiswoordpuzzel en lever hem in bij je docent.

Stap 2

Als het over neerslag gaat, spelen ook de volgende begrippen een rol:

Normaalwaarden of normalen

Neerslag: waar, wanneer en hoeveel…?
In de klimatologie wordt veel over “normaalwaarden” of “normalen” gesproken. Een “normaal” is de gemiddelde waarde van een bepaalde grootheid (bijvoorbeeld de gemiddelde temperatuur in juli of de gemiddelde neerslagsom in april) over de laatste 30 jaar.
Bij neerslag is het wenselijk om te meten over een langere periode dan 30 jaar. Neerslag is namelijk variabel. Het kan zo zijn dat het ene jaar relatief weinig neerslag valt, en het jaar erop relatief veel. Dit heeft te maken met de luchtstromen en drukgebieden die variabel zijn.

Neerslagverdeling

Met neerslagverdeling wordt “de verdeling van de neerslag over de verschillende maanden van het jaar” bedoeld. Dit kan per gebied worden gemeten (vaak wordt De Bilt als uitgangspunt genomen) maar ook per land. Hoewel we in Nederland het gevoel hebben dat er veel neerslag valt, is dit feitelijk niet het geval. Gemiddeld valt er gedurende 7% van de tijd in Nederland neerslag in de vorm van regen, sneeuw, ijzel of hagel en dat staat gelijk aan ongeveer één uur en veertig minuten aan neerslag per dag.

Het gevoel dat Nederland een nat land is, wordt vooral gevoed door de onvoorspelbaarheid van het Nederlandse klimaat. We kennen geen uitgesproken natte of droge periodes en de kans op neerslag is erg vaak aanwezig. Het KNMI kan ons zelden garanderen dat het een hele dag droog blijft. Dat het weer in Nederland alle kanten op kan gaan, heeft verschillende oorzaken. De belangrijkste zijn de ligging aan zee, het ontbreken van bergen en het feit dat we vaak op een scheidslijn van warme en koude luchtstromen liggen.

Waterbalans

De waterbalans is de verhouding tussen de hoeveelheid neerslag aan de ene kant en de mate van verdamping en de hoeveelheid afstromend water aan de andere kant. De hoeveelheid neerslag die we nodig hebben voor ons drinkwater, onze landbouw en voor planten wordt nuttige neerslag genoemd. Als er te veel neerslag valt, ontstaan er vaak overstromingen; bij te weinig neerslag ontstaat er droogte. In Nederland kennen we in de zomer vaak een watertekort, in de winter vaak een wateroverschot. Op een dag met extreme neerslag kan het waterpeil in een rivier enorm stijgen. Al het regenwater dat niet in de bodem trekt moet worden afgevoerd via beken, zijstromen en rivieren. Tijdens zo’n piekafvoer moeten dijken het water binnen de uiterwaarden houden en overstromingen voorkomen.

Neerslagintensiteit

De intensiteit van de neerslag is een maat voor de hoeveelheid regen die gedurende een periode valt: zoveel water, in zoveel tijd. Neerslagintensiteit wordt uitgedrukt in millimeter per tijdseenheid: millimeter per uur, per 6 uur, of per dag, enzovoorts. We zeggen bijvoorbeeld: “Er viel 30 mm regen vandaag”. Dat betekent een laag van 30 mm water op één plek in één dag. In sommige landen wordt gesproken over het volume regen op een vierkante meter: ‘Er viel 10 liter regen per m² vandaag.’ Een millimeter regen op een m² is gelijk aan een liter.
Wat is een hoge of een lage intensiteit? Dat hangt van de lokale omstandigheden af, van de regenval waaraan men gewend is en die door het watersysteem kan worden verwerkt. Een hoge intensiteit in Nederland kan bijvoorbeeld 30 mm per uur zijn, een lage een paar mm per dag.

Maak de oefening.

Wat is een hoge of een lage intensiteit? Dat hangt van de lokale omstandigheden af, van de regenval waaraan men gewend is en die door het watersysteem kan worden verwerkt. Een hoge intensiteit in Nederland kan bijvoorbeeld 30 mm per uur zijn, een lage een paar mm per dag.

Vragen
Bekijk de Bosatlas 54e editie, pagina 41.

  1. Wat kun je vertellen over de neerslagintensiteit in De Bilt?
  2. Wat kun je vertellen over de neerslagintensiteit in Nederland?
  3. Wat kun je vertellen over het waterbalans in De Bilt per maand?
  4. Tot hoeveel mm is neerslag in De Bilt in september nuttig?

Stap 3

Gevolgen te veel of te weinig neerslag
Te weinig neerslag zorgt voor verdroging. Als er in een gebied minder dan 250 mm neerslag per jaar valt, spreken we over verwoestijning. In een woestijngebied is er weinig of geen begroeiing mogelijk. Ook mensen kunnen verwoestijning veroorzaken. Bijvoorbeeld door ontbossing of doordat landbouwgrond uitgeput raakt als lange tijd hetzelfde gewas wordt verbouwd. In Nederland kennen we geen verwoestijning, wel kennen we droge periodes waarbij landbouwgewassen en andere planten het moeilijk hebben.

Als er ergens meer neerslag ontstaat dan de beken, rivieren, meren en bodem kunnen opnemen, ontstaan er overstromingen. Nederland ligt voor de helft onder de zeespiegel. Het NAP (Normaal Amsterdams Peil, ongeveer het gemiddelde zeeniveau) ligt boven een groot gedeelte van het landoppervlak van Nederland. En ook het waterpeil in onze rivieren ligt vaak hoog ten opzichte van het binnendijkse land. Een natte periode kan hierdoor zonder goede dijken al snel leiden tot een overstroming. De grootste overstroming die Nederland heeft gekend in de afgelopen eeuw is de Watersnoodramp van 1953.

 

 

Wat doe je tegen verdroging en overstromingen?
Irrigatie
Als een gebied te maken heeft met verdroging of verwoestijning dan wordt de grond ongeschikt voor landbouw, bosbouw en andere begroeiing. Om verdroging of verwoestijning tegen te gaan en de opbrengst van de verbouwde gewassen zo hoog mogelijk te maken, is de meest voorkomende maatregel het toepassen van irrigatie. Er zijn verschillende methoden om land te irrigeren. De meest voorkomende methode is oppervlaktebevloeiing. Meer dan 80% van de irrigatie wereldwijd vindt plaats door middel van oppervlaktebevloeiing. Dit is het machinaal over het land laten stromen van water. De bekendste technieken voor oppervlaktebevloeiing van akkerland in Nederland zijn: bekkenbevloeiing, strokenbevloeiing, vorenbevloeiing en beregening.

Bekkenbevloeiing of bassinbevloeiing: Bij bekkenbevloeiing verdeelt men het land in meerder ‘bekkens’ of ‘vlakken’. Daaromheen wordt een walletje van aarde gemaakt zodat het een bassin wordt waar men water in kan gieten. Dit gebeurt net zolang totdat de bodem niets meer kan opnemen. De grond wordt op deze manier doordrongen met water, en weer vruchtbaar gemaakt. Nadeel van deze techniek is dat de bassins een perfecte horizontale ligging moeten hebben en dat de bassins meestal zo klein zijn dat mechanisatie van het zaaien en oogsten moeilijk uitvoerbaar is.

Strokenbevloeiing:  Strokenbevloeiing wordt vooral toegepast op flauw hellende terreinen. Langs de helling worden stroken gemaakt met daaromheen walletjes van aarde. Deze stroken lopen net als de helling bergafwaarts. Op het hoogste punt van de stroken wordt door een toevoerkanaaltje water toegevoegd, waarna het door de stroken door beneden stroomt en ondertussen in de grond wegzakt. Er wordt net zo lang geïrrigeerd totdat de grond verzadigd is met water.

Vorenbevloeiing: Net als strokenbevloeiing is vorenbevloeiing een stroombevloeiing die toegepast wordt op hellend terrein. Er worden hierbij kleine kanaaltjes (voren) door het land gegraven. Op het hoogste punt sproeit men water in de voren. Deze manier van irrigeren is zeer arbeidsintensief en bemoeilijkt bovendien het gemechaniseerd zaaien en oogsten, omdat daarbij mogelijk de voren worden vernield.

Beregening: Bij beregening wordt het water van bovenaf over het land gesproeid. Dit kan bijvoorbeeld met een sproeier. Het water wordt hierbij naar een aantal centrale punten op het land gepompt door een leiding of slang, waar het wordt verspreid door een sproeier. Tegenwoordig bestaan er ook geautomatiseerde, verrijdbare sproeiers, die zichzelf over grote stukken land kunnen voortbewegen. Het nadeel van beregening van bovenaf is de relatief grote hoeveelheid water die verloren gaat door verdamping. Daarbij kan water dat achterblijft op de bladeren van planten slechte gevolgen hebben voor de planten. Zo kunnen er makkelijker schimmels ontstaan, of bladeren kunnen zelfs verbranden op hete, zonnige dagen.

Drainage
Om overstromingen te voorkomen in gebieden waar het waterpeil te hoog is, wordt drainage (ontwatering) toegepast. Als er ergens een waterverschot is (bijv. op akkerland) wordt water afgevoerd door middel van buizen die 80 cm onder de grond liggen en uitkomen in kleine sloten of greppels. Waarna het water verder kan stromen in grotere sloten, rivieren en uiteindelijk de zee.

In Nederland is drainage vrij algemeen. Het is nodig om akkerbouw en veeteelt mogelijk te maken. Door drainage blijft de bodem droog en stevig genoeg om landbouwmachines te dragen. Voor sommige gewassen is een constant waterpeil belangrijk, bijvoorbeeld bij de bollen- en fruitteelt. Polders zijn zelfs alleen mogelijk door drainage. Zonder drainage zouden deze gebieden, die onder zeeniveau liggen, vollopen en veranderen in grote meren. In de stad voorkomt drainage dat kelders en loopruimtes onder huizen vollopen. Of denk aan straten of snelwegen in laaggelegen gebieden die bij regen overstromen.

Voor de landbouw en voor stedelijke gebieden is drainage een uitkomst, maar voor de natuurgebieden heeft het geen positieve uitwerking. Door traditionele drainage in de omliggende landbouwgebieden daalt het grondwaterpeil ook hier, wat verdroging veroorzaakt. Daarom is er enkele jaren geleden een nieuwe techniek uitgevonden die nu steeds meer wordt ingevoerd: peilgestuurde drainage.

Peilgestuurde of klimaatadaptieve drainage zorgt ervoor dat boeren het grondwaterpeil per perceel kunnen regelen. Als het erg nat is, kunnen boeren het systeem zo instellen dat het water wegloopt en als het droog is, kunnen ze het water vasthouden.

Bekijk de video. Beantwoord de vragen die in deze video worden gesteld.

De vragen staan ook in de volgende oefening.

Stap 4

Het weer is de toestand van de dampkring op een bepaald tijdstip op een bepaalde plaats. Het klimaat is het gemiddelde weer over een periode van 30 jaar. Als we het over Spanje hebben, zeggen we vaak: “Daar is het weer zo aangenaam”. Eigenlijk bedoelen we dan “Daar is het klimaat zo aangenaam”.

De wereld kent heel wat verschillende klimaten. Als verschillende gebieden een vergelijkbaar klimaat hebben, behoren zij klimatologisch tot dezelfde zone. Bij dergelijke zones hoort een bepaalde vegetatie (spontane begroeiing). En zo is het begrip vegetatiezone ontstaan.

Stap 5

Extra opgaven Weer en klimaat
Voor je aan de afsluiting van deze opdracht begint,
maak je eerst de volgende toets.

Vergelijk, na het beantwoorden van de vragen, jouw antwoorden met de goede antwoorden.
Heb je vragen fout, zorg dan dat je begrijpt waarom je antwoord niet goed is. 

 

Toets:Neerslag

Stap 6

Eindproduct
Gedurende deze opdracht hebben we Nederland als voorbeeld genomen om de verschillende soorten klimaten en neerslag te bespreken, de gevolgen en de maatregelen die getroffen kunnen worden. Nu ben jij aan de beurt en ga je onderzoeken welke soort(en) neerslag, klimaten en vegetatiezone(s) Spanje kent. Je vergelijkt Noord- en Zuid-Spanje met elkaar en benoemt de verschillen met Nederland. Voor je bronnen zoek je op internet en in de grote Bosatlas.

In het eindproduct laat je in ieder geval zien:

  • Dat je weet en uitlegt wat de verschillende soorten neerslag inhouden en wat het verschil is tussen Nederland en Spanje.
  • Dat je weet welke klimaten en vegetatiezones Spanje kent en wat het verschil is met Nederland.
  • Dat je de verschillen kunt noemen tussen het noorden en het zuiden van Spanje wat betreft klimaten en vegetatiezones.
  • Dat je kunt beredeneren waar volgens jou in Spanje vaak gebruik gemaakt wordt van irrigatie en welke vorm van oppervlaktebevloeiing daar het best gebruikt kan worden.
  • Dat je kunt beredeneren waar in Spanje vaak gebruik wordt gemaakt van drainage.
  • Dat je weet wat peilgestuurde drainage (klimaat-adaptieve drainage) is.

Verslag schrijven

Een verslag is een goede manier om een onderzoek te beschrijven dat je hebt uitgevoerd.        

 

Schrijf je bevindingen in een verslag van minimaal 2 A4tjes (lettertype 12, regelafstand 1,5). Gebruik waar mogelijk kaartjes en afbeeldingen ter verduidelijking.

Klaar?
Print het verslag uit en lever het verzorgd in bij jullie docent.

www.lvoorl.nl

Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder een video die goed past bij deze opdracht.
Bekijk de video.

Neerslag in de bergen

  • Het arrangement Neerslag vmbo-kgt34 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Danny Wagemaker Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2022-10-24 15:59:38
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 3; VMBO theoretische leerweg, 4; VMBO theoretische leerweg, 3; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 4; VMBO gemengde leerweg, 4; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 3;
    Leerinhoud en doelen
    Weer; Systeem aarde; Aardrijkskunde;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    2 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    leerlijn, rerrangeerbare

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Aardrijkskunde. (2020).

    Opdracht: Neerslag - vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/82681/Opdracht__Neerslag___vmbo_kgt34