Mandala ontwerpen en kleuren
Wat is een mandala? 
Mandala betekent letterlijk magische cirkel. Het woord stamt uit het Sanskriet. Een mandala is een cirkelvormige, symmetrische afbeelding met daarin andere symmetrische afbeeldingen, maar het is veel meer dan dat. De mandala is een symbool en een symbool verwijst naar een verborgen inhoud die men niet meteen herkent. Daardoor kan de mandala een middel zijn om kennis over te dragen, of men zich daarvan bewust is of niet. Door de mandala in gedachten binnen te gaan kan men kennis over zichzelf verwerven. Maar natuurlijk is een mandala ook gewoon mooi om te zien en te maken. Vooral het laatste werkt meditatief, en verschaft grote zelfkennis. Je kunt de mandala dus in feite zien als een soort plattegrond van ons menselijk bewustzijn. Daarom wordt het tekenen van mandala’s vaak als therapie voorgeschreven.
Op zich lijkt een mandala makkelijker te maken dan hij is. Zeker als je hem zo symmetrisch mogelijk wilt maken. Alles wat getekend wordt vanuit een cirkelomtrek en weer terug, kan een mandala worden. Het werkelijke middelpunt van een cirkel is een punt. De punt symboliseert eenheid, heelheid, volmaaktheid en is bijna in alle vormen het symbool voor het Goddelijke. De punt is het begin van alles.
Oorsprong
De mandala vindt zijn oorsprong in het de oosterse religies boeddhisme en hindoeisme. Hoewel de mandala van oorsprong Oosters is, heeft het zijn wortels in bijna iedere cultuur. In veel oude culturen komen we het gebruik van de cirkel tegen. Ook als symbool voor de zon, de wereld en de kosmos. Op allerlei rotstekeningen, graven en muren vinden we de cirkel als symbool. Over de hele wereld zijn er dan ook mandala's te vinden. De Indianen hebben het medicijnwiel, het Oosten heeft het Yin-Yang teken en de Kelten hebben hun Keltische knopen en vlechtwerk. Vooral deze laatste zijn erg populair in de vorm van tatoeages en sieraden.
De Aboriginals tekenen mandala-achtige vormen in het zand om met hun voorouders in contact te komen. In het Westen zijn de prachtige roosvensters in de Gotische kerken en kathedralen te bewonderen. In de Islamitische wereld is het verboden om levende wezens uit te drukken en om toch uitdrukking te geven aan gevoelens ontstonden er o.a. veel prachtige mandala’s. Ook in de natuur zijn er ontelbare voorbeelden van mandala's te vinden. Soms denken we niet meteen aan een mandala, maar ze zijn het wel. Enkele bekende natuurlijke mandala’s zijn: de doorsnede van vruchten, bloemen, spinnenwebben, slakkenhuizen, vogelnestjes, ijskristallen, wervelwinden, onze hersenen, de kosmos, de planeten, kristallen, atomen, etc..
De cirkel heeft door de eeuwen heen een bijzondere plaats ingenomen in de symboliek en is het meest bekende geometrische symbool dat er is. Ook in de architectuur, kunst en rituelen is en wordt de cirkel veelvuldig toegepast.
Meditatief
De meeste bekende mandala’s zijn de Boeddhistische mandala's uit Tibet en India. Daar is de mandala een belangrijk middel is om zich te concentreren bij het mediteren, maar hij wordt ook gebruikt bij de inwijding van Boeddhistische monniken. Meestal worden ze door Boeddhisten met gekleurd zand gemaakt. Deze zandmandala's worden al eeuwen lang volgens vaststaande regels gemaakt en is een actieve vorm van meditatie. Als de mandala klaar is wordt hij ritueel teruggegeven aan de aarde door het zand in een stromende rivier te gooien. Het maken van de mandala is een oefening in onthechting, het gaat om de weg die je volgt en niet om het eindresultaat.
Zelf een mandala maken
- Op een a4 papier teken je met je passer een cirkel die precies op het papier past (dus zo groot mogelijk)
- In deze cirkel teken je vervolgens heel licht nog drie cirkels die hetzelfde middenpunt hebben. Dit zijn hulplijnen.
- Vervolgens ga je met je passer en je geodriehoek er lijnen intekenen zodat je een regelmatig patroon in de cirkel krijgt.
- Wanneer je mandala af is kleur je hem mooi in.

mandala maken en kleuren
Teken zelf of kies een mandala uit om in te kleuren.
Leg uit waarom je juist deze mandala hebt gemaakt of gekozen.
Je mag hier maximaal 2 lesuren aan werken.
Je mag gebruik maken van potlood of kleurpotloden of stiften en zorgt dat je die bij je hebt wanneer we aan deze opdracht werken.
Levensboek maken
Levensboek
Voor deze opdracht ga je verhalen schrijven over je familie en over jezelf.
In de onderstaande opdrachten lees je hoe je dit moet gaan aanpakken.
Het is de bedoeling dat je uiteindelijk een mooi boek(je) maakt, met illustraties / foto’s.
TIP: Vraag je ouders, opa’s, oma’s, tantes, buren etc. naar informatie en gebruik baby- of fotoboeken van vroeger
Alle hoofdstukken mag je natuurlijk voorzien van foto’s of andere documenten/herinneringen. Zorg wel dat het een LEESboek(je) wordt en niet alleen een fotoboek.
Hoofdstuk 1: Verleden: Waar kom ik vandaan?
Hoofdstuk 1: Verleden: Waar kom ik vandaan?
- Maak een familie-stamboompje :voor- en achternamen van jezelf tot en met je overgrootouders(4 generaties)
- Beschrijf je levensgeschiedenis tot nu toe
Bijvoorbeeld: -
- gebeurtenissen en ervaringen die mijn leven hebben beïnvloed
- hoogtepunten en dieptepunten
- Geboortes (van broertjes en zusjes)
- lagere school
- sportverenigingen
- vrienden en vriendinnen
- woonplek
- vakanties
Voorbeelden van een stamboom




Hoofdstuk 2: Heden: Hoe gaat het mij op dit moment in het leven?
Gebruik de volgende onderwerpen om je verhaal te kunnen schrijven:
- Wat zijn voor mij belangrijke data. (bijv: verjaardagen, familiedagen, sterfdagen, godsdienstfeesten etc)
- Bij welke groepen voel ik mij thuis (biiv. gezien, familie, vrienden, sportvereniging, clubs etc)
- Waarover kan ik mij erg boos maken( kwaad om worden) en waar wordt erg blij van (GEEF VOORBEELDEN)
- Welke muziek/gedichten/boeken vind ik (erg) mooi of word ik stil van.
- Wat zou mijn lijfspreuk of motto kunnen zijn (zoek eventuueel op Goolge onder LOESJE en leg je keuze uit.
- Overige onderwerpen waar je iets over zou willen vertellen
Hoofdstuk 3: toekomst
Gebruik de volgende onderwerpen om je verhaal te schrijven:
- Wat wil ik later worden ( mijn beroepskeuze en waarom ik dat beroep zou willen uitoefenen wat ik er allemaal voor over heb om mijn doel te bereiken)
- Mijn toekomstbeeld als het gaat om mijn leven. Waar, met wie en hoe woon ik.
- Waar ik het meest bang voor ben en/of wat ik verschrikkelijk zou vinden
- Mijn toekomstbeeld als het gaat om de wereld waarin ik leef hoe de wereld er volgens mij uit zou moeten zien wat er dan allemaal zou moeten veranderen en welke bijdrage ik (samen met andere mensen) hieraan zou kunnen leveren.
Hoofdstuk 4: slotwoord
Het laatste deel van een tekst wordt het slot genoemd. Het slot herhaalt meestal het belangrijkste uit de tekst. Door het slot wordt het verhaal mooi rond.
De ontmoeting

Jij of eventueel met je maatje gaan met iemand praten die voor jullie bijzonder is. Sommige mensen ontmoeten iemand op school, anderen gaan naar iemand toe. Na de ontmoeting gaan jullie een presentatie over de ontmoeting voorbereiden. Aan het eind gaan jullie de ontmoette personen aan elkaar presenteren en wat jullie gezien en geleerd hebben.
Opdracht:
Ik werk alleen of samen met ....................
Ontmoeting met ....................
Ik of wij hebben deze persoon uitgekozen omdat : ....................
Plaats en datum van de "ontmoeting": ....................
Wat gaan jij/jullie doen?
- Wie willen proberen te ontmoeten en waarom.
- 10 vragen bedenken die jullie willen stellen.
- Afspreken waar en wanneer de ontmoeting plaats vindt .
- Afspreken wie er foto ('s) maakt
- Afspraken maken over de te maken powerpointpresentatie.
Helpen, wie helpt
Inleiding
Helpen doen we allemaal wel eens. We worden ook allemaal wel eens geholpen. Ook al sta je er misschien niet zo vaak bij stil. Sommigen dingen lukken je misschien niet helemaal zelf. Je kan soms best een ‘helpende hand’ gebruiken. In deze lessen gaan we kijken wie wie helpt, wie hulp nodig heeft maar ook wat jij kunt doen. Afwisselende lessen met verschillende opdrachten waarbij het belangrijk is dat je je taken zelfstandig uitvoert. Natuurlijk word je daar genoeg bij geholpen!!
Les 1. Hoe behulpzaam ben jij?
Hoe behulpzaam ben jij? Test jezelf nu!
Schrijf jouw antwoorden onder elkaar op een blaadje.
Bijv.
1.3
2.1
3.2
etc.
Start test!
Les 1.1. Uitslag test
Ga aan de hand van de antwoorden die je hebt gegeven met een klasgenoot in gesprek. Waarom heb je bepaalde antwoorden gegeven en wat was de reden hiervoor.
Les 2. Hulporganisaties
Iedereen helpt wel eens iemand. Bijvoorbeeld een klasgenoot, je vader of moeder, een vriendin, iemand die je tegen komt op straat. Ze zitten ergens mee, kunnen het niet alleen af. En daar ben jij dan: een helpende hand. Er zijn hele organisaties die zich bezighouden met het
helpen van mensen. Die organisaties noemen we ook wel Goede Doelen. Ze zamelen geld in zodat ze met allerlei projecten mensen kunnen helpen. Hier in Nederland, maar ook ver weg. Vaak gaat het dan om mensen met hele grote problemen als ziektes, armoede, of natuurrampen. Er zijn heel veel van die hulporganisaties. Welke er zijn en wat ze doen gaan we nu bekijken.
Opdracht
- Je kiest met een maatje één hulporganisatie. Tip KIJK op de volgende website: http://www.goededoelen.nl/
- Laat je keuze goedkeuren door je docent want elke hulporganisatie mag maar één keer voorkomen in de klas.
- Zoek naar informatie over de organisatie en verzamel de gegevens.
- Tip: veel organisaties hebben een eigen website.
- Van de informatie maak je een PowerPoint. De PowerPoint bestaat uit tekst én plaatjes.
De volgende vragen zijn belangrijk voor de PowerPoint:
* wanneer en waar is de organisatie bestaan
* wat is het doel van de organisatie (wie helpen ze en waarom)
* wat doet de organisatie precies, welke projecten hebben ze
* wat betekent de naam van de organisatie
* wat houdt het logo (beeldmerk: bijv. de pandabeer voor WNF)) van de organisatie in
* wat doet de organisatie om geld te krijgen
Al deze gegevens schrijf je op. Natuurlijk mag je zelf nog dingen aanvullen die hierboven niet gevraagd worden.
Les 3. Helpen & Film deel 1
Opdracht 1
- Heb jij wel eens geheel onverwachts hulp gekregen van iemand? (door wie en wanneer)
- Voor wie ben jij wel eens een onverwachte hulp geweest?
Helpen & Film
We gaan in de komende lessen een film kijken waarin het gaat over helpen.
Bij de film horen kijkvragen en opdrachten. Lees de vragen door voordat we de film gaan kijken. Dan weet je precies waar je op moet letten tijdens de film!
Opdracht 2
- Leg de titel van de film ‘Pay it forward’ uit
- Noem de hoofdpersonen en beschrijf hen kort
- Wanneer voelde je medelijden bij het kijken? Toen………………… omdat…………………………………………………
- Wanneer voelde je angst bij het kijken? Toen……………………… omdat…………………………………………………………
- Wanneer voelde je verdriet bij het kijken? Toen………………………… omdat…………………………………………………
- Wanneer voelde je blijdschap bij het kijken? Toen………………………… omdat…………………………………………………
- Welke scène (of gebeurtenis) sprak je het meest aan en waarom? ..………………… omdat ………………………………
- Als jij gevraagd zou worden om als acteur in deze film te spelen, welke rol zou jij dan willen spelen en waarom? Rol van ..…………………………… omdat………………………………………………………
Les 4/5. Helpen & Film deel 2
Opdracht 1
- Heb jij wel eens geheel onverwachts hulp gekregen van iemand? (door wie en wanneer)
- Voor wie ben jij wel eens een onverwachte hulp geweest?
Helpen & Film
We gaan in de komende lessen een film kijken waarin het gaat over helpen.
Bij de film horen kijkvragen en opdrachten. Lees de vragen door voordat we de film gaan kijken. Dan weet je precies waar je op moet letten tijdens de film!
Opdracht 2
- Leg de titel van de film ‘Pay it forward’ uit
- Noem de hoofdpersonen en beschrijf hen kort
- Wanneer voelde je medelijden bij het kijken? Toen………………… omdat…………………………………………………
- Wanneer voelde je angst bij het kijken? Toen……………………… omdat…………………………………………………………
- Wanneer voelde je verdriet bij het kijken? Toen………………………… omdat…………………………………………………
- Wanneer voelde je blijdschap bij het kijken? Toen………………………… omdat…………………………………………………
- Welke scène (of gebeurtenis) sprak je het meest aan en waarom? ..………………… omdat ………………………………
- Als jij gevraagd zou worden om als acteur in deze film te spelen, welke rol zou jij dan willen spelen en waarom? Rol van ..…………………………… omdat………………………………………………………
Les 6/7. Helpen: in de praktijk
In de film Pay it Forward draaide alles om Trevors plan om de wereld te verbeteren. Dit plan noemde hij: Pay it forward. Je helpt 3 mensen, en die 3 helpen er ook weer 3, en die ook weer…
Opdracht
De laatste opdracht bij deze themaserie is een praktijk opdracht. Jij gaat drie mensen helpen.
- Benader 3 personen die je wilt helpen. (dit zijn mensen uit je naaste omgeving, dus iemand uit je familie, een klasgenoot, vriend enz.).
- Bedenk waarmee je die personen wilt helpen. (het hoeft maar iets kleins te zijn, bijvoorbeeld een boodschap halen voor je moeder, een vriend helpen met huiswerk)
- Maak eventueel foto's van de activiteit.
- Dit plan voer je de komende week uit en daarna maak je een kleine presentatie met daarin antwoorden op de volgende punten.
- Wie heb je geholpen en waarmee?
- Waarom heb je juist voor deze mensen gekozen?
- Hoe ging het helpen? (lukte het goed, was het moeilijk enz)
- Wat vonden de mensen ervan dat je hebt geholpen? (hebben ze bijv. bedankt)
- Wat vond je van deze opdracht? (bijv moeilijk, lastig) Leg uit!