2H07 §1 Turven en tellen

Turven en tellen

Turftabel & frequentietabel

2H07.1 Uitleg..........................................................................................................................

Bestudeer uit de Kennisbank wiskunde het onderdeel:

    Turftabel en Frequentietabel


Maak daarna de opgaven.

 

 

 


Bij het maken van de opgaven kun je het werkblad gebruiken:

Turftabel

Turven is een ander woord voor streepjes zetten.

Een turftabel gebruik je, bijvoorbeeld, om overzicht te krijgen van veel verschillende uitkomsten die door elkaar staan.

Na vier streepjes zet je een dwarsstreep (=5).    

 

        

 

Frequentietabel

Als je een turftabel hebt gemaakt kun je de aantallen die je daarin hebt verzameld in een frequentietabel zetten.

In de frequentietabel vind je dezelfde uitkomsten als in de bijbehorende turftabel, maar de streepjes zijn nu vervangen door getallen.

              of   

 

Maar: het kan ook in één tabel:

 

 

 

Turftabel/frequentietabel - Voorbeeld

Voorbeeld

Op straat is aan voorbijgangers gevraagd wat
hun schoenmaat is.
De aantallen zijn geturfd en staan in de tabel hiernaast.

 

 

 

 

Van deze turftabel is de volgende frequentietabel gemaakt:

 

  Opgaven

2H07.1 Opgaven ..............................................................................................................

LET OP! Je hebt de gegevens en tabellen die je bij deze opgaven gebruikt/maakt later nog nodig.

Bewaar ze dus goed!

 

  Cijfers rekentoets

 

In een klas zijn voor een rekentoets de volgende cijfers gehaald:

7,0; 9,4; 10,0; 7,6; 7,6; 8,8; 6,4; 8,2; 7,6; 7,6; 8,2; 6,4; 8,8; 6,4;

7,0; 7,6; 7,6; 7,0; 8,8; 10,0; 7,6; 9,4; 8,2; 8,8; 10,0; 8,2; 8,2

(deze cijfers staan ook op je werkblad, zodat je ze kunt afstrepen)

  1. Maak van deze gegevens in je schrift een turftabel
  2. Maak in je schrift van deze gegevens een frequentietabel
  3. Hoeveel leerlingen hebben deze toets gemaakt?

 

  Beelddiagonaal smartphone

 

In klas Ju2E is gevraagd hoe lang het beelddiagonaal van je smartphone is in millimeters. (hoe je dit meet, zie je op het plaatje hiernaast). Het resultaat zie je in de tabel hieronder.

* Of er gaat een lijstje de klas door om de resultaten van je eigen klas te meten.

155 163 149 157 155 163 163 149
155 157 157 163 157 163 149 149
149 163 163 163 149 157 157 149


  1. Maak met behulp van de lijst beeldiagonalen in je schrift een turftabel.
  2. Maak in je schrift ook een frequentietabel.
  3. Wat is de grootste lengte (maximum)?
  4. Wat is de kleinste lengte (minimum)?
  5. Hoe groot is de spreiding? (het verschil in lengte tussen de grootste en kleinste)

 

  Schoenmaten

 

Van klas Ju2E is ook de schoenmaat gevraagd, de resultaten zie je in de tabel hieronder.

* Of er gaat een lijstje de klas door zodat je kunt werken met de gegevens van je eigen klas.

36 38 39 41 43 38 41 40
41 41 37 36 39 41 46 37
39 40 39 36 37 43 39 39

  1. Maak met behulp van de lijst schoenmaten in je schrift een turftabel.
  2. Maak in je schrift ook een frequentietabel.
  3. Wat is de grootste maat (maximum)?
  4. Wat is de kleinste maat (minimum)?
  5. Hoe groot is de spreiding?
    (verschil tussen de kleinste en grootste schoenmaat)
  6. Welke schoenmaat komt het meeste voor? (de modus)

 

  Lichaamslengte

 

Voor aanvang van de les is aan de leerlingen van klas Ju2E gevraagd hoe lang zij zijn in meters. De resultaten zie je in de tabel hieronder.

Gerelateerde afbeelding* Of er gaat een lijstje de klas door zodat je kunt werken met de gegevens van je eigen klas.

1,62 1,58 1,79 1,81 1,64 1,64 1,59 1,62
1,79 1,58 1,64 1,58 1,68 1,61 1,73 1,78
1,58 1,66 1,68 1,78 1,69 1,73 1,59 1,71
  1. Maak in je schrift ook een frequentietabel van de lengte van de leerlingen uit klas JU2E.
  2. Welke lengte heeft de langste leerling? (maximum)
  3. Welke lengte heeft de kortste leerling? (minimum)
  4. Hoe groot is de spreiding? (verschil tussen de langste en kortste)
  5. Is er ook een lengte die het meest voor komt? Noteer die lengte (de modus)

 

ICT Van huis naar school

 

Zoek met behup van Google Maps uit hoe groot de afstand is van jouw huis naar school.
Rond de uitkomst af op halve kilometers.

Noteer ook hoe lang je er ongeveer over doet om van huis naar school te komen en zet erbij hoe je dat doet: fiets, lopen, OV, auto, ...

De docent vraagt nu elke leerling hoe groot de afstand is, wat de reistijd is en op welke manier je naar school komt.*

* Of er gaat een lijstje de klas door.

Alle leerlingen noteren deze gegevens in de tabel op het werkblad.

  1. Maak met behulp van de tabel in je schrift drie turftabellen.
  2. Maak in je schrift ook de drie bijbehorende frequentietabellen.
  3. Hoe groot is het grootste verschil in afstand?
  4. Hoe groot is het grootste verschil in reistijd?
  5. Welke manier van vervoer wordt het meest gebruikt?

 

 

  Eigen onderzoek

 

  1. Bedenk nu zelf een vraag die je aan een (flink) aantal leerlingen kunt stellen en waarop minstens wel 4 verschillende antwoorden zijn te verwachten (maar ook zeker niet meer dan 8 verschillende antwoorden!)
  2. Stel deze vraag vervolgens aan minstens 25 verschilende leerlingen, niet uit je eigen klas.
    Je kunt dit doen tijdens een (paar) pauze(s).
  3. Noteer de antwoorden.
  4. Klopt het aantal verschillende antwoorden met je eigen inschatting?
  5. Maak een turftabel van de verschillende antwoorden
  6. Maak bij de turftabel een frequentietabel.

 

 

 

Uitwerkingen

2H07.1 Uitwerkingen .........................................................................................................

   

 

  1. cijfer   6,4 7,0 7,6 8,2 8,8 9,4 10,0
    aantal   3 3 7 5 4 2 3
  2. 27 leerlingen hebben deze toets gemaakt.

 

   

 

*

 

   

 

*

 

   

 

*

 

   

 

*