Voorwoord
De volgende pagina's gaan over de werking van het belastingstelsel in Nederland. Dit is pittige stof die goed uit te leggen is met een voorbeeld. Het is belangrijk de volgende pagina's goed en rustig te lezen en je niet te laten afleiden door de hoeveelheid tekst!
Veel succes.
De drie boxen
Het Nederlandse inkomsten belastingstelsel is verdeeld in 3 boxen. In elke
box zit
een ander soort inkomen waar je belasting over moet betalen. Ook heeft elke box zijn eigen berekening voor het te betalen bedrag aan belasting. Wat belangrijk is om te weten is dat je geen belasting hoeft te betalen over je gehele inkomen, maar slechts over een gedeelte hiervan. Dit gedeelte noemen we het belastbare inkomen. Voordat je de belasting kunt berekenen moet je dus eerst je belastbare inkomen berekenen.
De drie boxen zien er als volgt uit:
1. Belastbare inkomen uit werk en woning.
In deze box vallen inkomens die te maken hebben met je werk en je koopwoning. Denk aan salaris, winst, uitkeringen en je pensioen. Onder het kopje woning valt het eigen woning forfait en de hypotheekrente.
2. Belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang.
We spreken van een aanmerkelijk belang als je meer dan 5% van de aandelen van een bedrijf bezit. Het komt in Nederland zelden voor dat een persoon meer dan 5% van de aandelen bezit. Box 2 hoef je dan ook verder niet te kennen.
3. Belastbare inkomen uit sparen en beleggen
Ook over (een gedeelte van) je spaargeld en de waarde van je beleggingen moet je belasting betalen. Daat doe je in box 3.
Met het heffen van belasting probeert de overheid te nivelleren. Dit is het in verhouding kleiner maken van de inkomensverschillen tussen arm en rijk. We spreken van denivelleren als de inkomensverschillen in verhouding groter worden.
Box 1 Belastbaar inkomen uit werk en woning
Zoals gezegd betaal je geen belasting over al je inkomen maar alleen over het belastbare gedeelte hiervan. Om je belastbare inkomen te berekenen moet je rekening houden met bijtellingen (bedragen die bij het inkomen moeten worden opgeteld) en aftrekposten (bedragen die van het inkomen afgehaald mogen worden).
Bijtellingen zorgen ervoor dat het belastbare inkomen hoger wordt, hierdoor betaal je uiteindelijk meer belasting.
Aftrekposten zorgen ervoor dat het belastbare inkomen lager wordt, hierdoor betaal je uiteindelijk minder belasting.
Voorbeeld van een bijtelling:
Een voorbeeld van een bijtelling is de auto van de zaak. De belastingdienst ziet dit als een vorm van inkomen. Naast je salaris krijg je de beschikking over een auto. Je hebt hier voordeel van en over dit voordeel moet je
belasting betalen. Elke auto valt in een bepaalde bijtellingscategorie. Afhankelijk van de CO2-uitstoot is dit 0%, 4% of 22% van de catalogusprijs.
In een rekenvoorbeeld:
Een Volkswagen Golf kost € 32.000 en heeft 22% bijtelling.
€32.000 / 100 = €7.040
Doordat je een auto van de zaak hebt wordt je inkomen (op papier) €7.040 meer en over dit gedeelte moet je dus ook (naast je salaris) belasting betalen.
Voorbeeld van een aftrekpost:
Een voorbeeld van een aftrekpost is de hypotheekrente. Aftrekposten zijn er om zaken te stimuleren. De overheid probeert het hebben van een eigen huis (koophuis) te stimuleren met de hypotheekrenteaftrek. De rente die je over je hypotheek betaalt mag je van je inkomen aftrekken.
In een rekenvoorbeeld:
Je hebt een hypotheek van €250.000 en hier betaal je 3,5% rente over per jaar.
€250.000 / 100 x 3,5% = €8.750.
Deze €8.750 mag je van je inkomen af halen. Je inkomen wordt hierdoor lager en dus hoef je over een kleiner bedrag belasting te betalen.
Het Eigen Woning Forfait (EWF)
Naast de hypotheek rente is er nog iets waar je met een koopwoning rekening met houden; het eigen woning forfait. Het hebben van een koopwoning heeft op de lange termijn een voordeel ten opzichte van een huurwoning. De koopwoning wordt uiteindelijk van jezelf en dus bouw je gedurende de jaren vermogen op. Dit voordeel hebben mensen in een huurwoning niet. Over dit voordeel moet belasting worden betaald. Het eigen woning forfait is dus net als de auto van de zaak een bijtelling. Om het eigen woning forfait te berekenen heb je de WOZ-waarde van je huis nodig. De WOZ-waarde is de waarde die de gemeente aan je huis toekent. Ze kijken dan naar de grootte van je huis, de verkoopprijzen van naastgelegen huizen, maar ook naar zaken als hoe dicht je bij een snelweg, park, school of supermarkt zit. Het eigen woning forfait is vervolgens een percentage van de WOZ-waarde. Voor de meeste woningen is dit 0,7%
Voorbeeld:
Je hebt een koopwoning met een WOZ waarde van €380.000. Het eigen woning forfait is 0,7% hiervan.
€380.000 / 100 x 0,7 = €2.660.
Deze €2.660 is "het voordeel" dat je hebt omdat je een koophuis hebt. Dit bedrag wordt bij je inkomen opgeteld en hierdoor stijgt je inkomen waardoor je dus meer belasting moet betalen.
De koopwoning zorgt dus én voor een aftrekpost (de hypotheekrente aftrek) én voor een bijtelling (het eigen woning forfait). Maar zoals je in de twee voorbeelden hierboven kunt zien kent het hebben van een koopwoning per saldo een positief effect op je belastbaar inkomen:
Bijtelling: + € 2.660
Aftrekpost: - € 8.750
Saldo: -€6.090 --> Per saldo zorgt de koopwoning er dus voor dat je inkomen met €6.090 lager wordt, hierdoor betaal je minder belasting
Voorbeeld voor het berekenen van het belastbaar inkomen in Box 1:
Loon: €40.000
Auto van de zaak: Volkswagen Golf, bijtelling 22%
Hypotheek: €250.000 tegen 3,5% rente
WOZ-waarde: €380.000
EWF tarief: 0,7%
Bijtellingen |
|
|
|
Loon |
€40.000 + |
|
|
Auto van de zaak (32.000 x 22%) |
€ 7.040 + |
|
|
Eigen woning forfait (380.000 x 0,7%) |
€ 2.660 + |
|
|
Totaal |
|
€49.700 |
|
|
|
|
|
Aftrekposten |
|
|
|
Hypotheekrenteaftrek (€250.000 x 3,5%) |
€ 8.750 |
|
|
Totaal |
|
€ 8.750 - |
|
|
|
|
|
Belastbaar inkomen |
|
|
€40.250 |
De persoon in het bovenstaande voorbeeld heeft dus een belastbaar inkomen van €40.250. Hierover moet belasting worden betaald in box 1.
nb.: de hoogte van je hypotheek en de WOZ waarde hoeven niet (is bijna altijd niet ) gelijk te zijn. Als ik 15 jaar geleden een hypotheek heb afgesloten dan heb ik hier inmiddels een deel van afgelost waardoor de hypotheek lager is dan de WOZ-waarde
Schijventarief in Box 1
De belasting in box 1 wordt berekend met het zogenaamde schijventarief. Dit schijventarief is progressief. Dit betekent dat naarmate je meer verdient je ook in verhouding (in procenten) meer belasting moet betalen. Voor het belastingjaar 2018 kennen we de volgende schijven:

nb. 1: het percentage in schijf 2 bestaat voor 27,65% uit premies voor de volksverzekeringen en 13,20% uit belasting. Het percentage in schijf 3 bestaat volledig uit belasting
nb. 2: iedereen begint met belasting te betalen in schijf 1. Heb je meer dan €20.143, dan moet je ook in schijf 2, 3 of 4 belasting betalen. Het is niet zo dat iemand die €80.000 belastbaar inkomen heeft over dit gehele bedrag 51,95% belasting is verschuldigd. Deze persoon betaalt alleen over het gedeelte dat boven de €68.507 ligt (in zijn geval is dat €11.493) 51,95% belasting.
Box 3 belastbaar inkomen uit sparen en beleggen
In box 3 moet je belasting betalen over je vermogen (spaargeld en beleggingen).
Ook box drie wordt door de overheid gebruikt om de inkomensverschillen in verhouding kleiner te maken (dit heet nivelleren).
Niet iedereen hoeft namelijk in box 3 belasting te betalen. Je gaat pas in box 3 belasting betalen als je meer dan € 30.000 per persoon aan vermogen hebt. Dit noemen we het vrijgestelde vermogen. Lage inkomens zullen dit (zeker) niet hebben en betalen dus geen belasting over hun spaargeld. De hogere inkomens kunnen dit wel hebben en zij moeten dan over hetgeen boven de €30.000 zit belasting betalen.
Zo betalen de lagere inkomens geen belasting en de hogere inkomens wel belasting. De inkomens verschillen worden hierdoor dus kleiner.
Rekenvoorbeeld:
Piet heeft een spaarvermogen van €46.000. Piet is alleenstaand en voor hem geldt er dus een heffingsvrij vermogen van €30.000. Dit betekent dat hij over de eerste €30.000 geen belasting hoeft te betalen. Met de in zijn geval overige €16.000 gaat de belastingdienst verder rekenen. De belastingdienst gaat altijd uit van een vast rendement. Een vaste rentepercentage dat je hebt ontvangen. Dit is dus niet de rente die je daadwerkelijk hebt ontvangen, maar een percentage waar de belastingdienst mee rekent. Omdat er tientallen verschillende spaarrekeningen zijn en dus ook tientallen verschillende rente percentages, rekenen ze met een door hun vastgesteld percentage.
Vorig jaar was dit 4%. De overheid ging er dus vanuit dat Piet 4% rente heeft ontvangen.
€16.000 / 100 x 4% = €640
Over deze €640 moest Piet 30% (standaard tarief, voor iedereen hetzelfde) belasting betalen:
640 / 100 x 30% = €192
Piet moest in totaal dus €192 belasting betalen in box 3. Dit komt omdat hij meer dan het vrijgestelde vermogen heeft.
Heffingskortingen
Naast het voeren van verschillende belastingtarieven in de verschillende boxen kan de overheid ook met heffingskortingen proberen de inkomens meer te nivelleren. Een heffingskorting is een korting op de te betalen belasting (heffing = belasting).
Lagere inkomens hebben recht op meer en hogere heffingskortingen. Hogere inkomens hebben minder recht op heffingskortingen. Zo wordt het verschil tussen arm en rijk in verhouding kleiner.
Een voorbeeld van een berekening voor iemand met een laag inkomen:

Je kunt met deze gegevens een aantal dingen berekenen:
- de totaal te betalen belasting voor heffingskorting is: €4.500 / €20.000 x 100% = 22,5%
- de heffingskortingen zorgen voor een korting van: €4.300 / €4.500 x 100% = 95,6%
- deze persoon houdt over: €18.000 / 20.000 x 100% = 90,0% (en betaalt dus 10% belasting)
Een voorbeeld van een berekening voor iemand met een hoog inkomen:

Je kunt met deze gegevens een aantal dingen berekenen:
- de totaal te betalen belasting voor heffingskorting is: €34.700 / €80.000 x 100% = 43,4%
- de heffingskortingen zorgen voor een korting van: €1.300 / €34.700 x 100% = 3,7%
- deze persoon houdt over: €46.600 / 80.000 x 100% = 58,3% (en betaalt dus 41,7% belasting)
Als je deze gegevens combineert dan kun je de volgende conclusies trekken:
- de "arme" betaalt 22,5% aan belasting in box 1 en 3 en de "rijke" 43,3%. --> de progressieve tarieven in box 1 en het vrijgesteld vermogen in box 3 zorgen voor een nivellerende werking
- de heffingskorting is voor de "arme" procentueel meer (95,6%) dan voor de "rijke" (3,7%) --> heffingskortingen werken dus nivellerend
- Voor belastingheffing verdiende de "rijke" persoon 4x zoveel als de "arme" (80.000 / 20.000 =4)
Voor belastingheffing verdiende de "rijke" persoon 2,6x zoveel als de "arme" (46.600 / 18.000 =2,6)
Het inkomensverschil is in verhouding kleiner geworden. Hier is dus sprake van nivellering.
Heffingskortingen
Iedereen in Nederland heeft recht op de heffingskortingen. De hoogte is afhankelijk van je inkomen. Ook is het per persoon (per situatie) afhankelijk op welke heffingskortingen je recht heb.
Een paar voorbeelden zijn:
- de algemene heffingskorting, voor iedereen in Nederland. De hoogte verschilt per persoon
- de arbeidskorting, alleen voor werkenden. De hoogte verschilt per persoon
- Alleenstaande ouder korting
- Jonggehandicapten korting
- ouderen korting
De heffingskorting is een korting op de te betalen belasting.