Heffingskortingen

Naast het voeren van verschillende belastingtarieven in de verschillende boxen kan de overheid ook met heffingskortingen proberen de inkomens meer te nivelleren. Een heffingskorting is een korting op de te betalen belasting (heffing = belasting).

Lagere inkomens hebben recht op meer en hogere heffingskortingen. Hogere inkomens hebben minder recht op heffingskortingen. Zo wordt het verschil tussen arm en rijk in verhouding kleiner.

Een voorbeeld van een berekening voor iemand met een laag inkomen:

Je kunt met deze gegevens een aantal dingen berekenen:

- de totaal te betalen belasting voor heffingskorting is: €4.500 / €20.000 x 100% = 22,5%
- de heffingskortingen zorgen voor een korting van: €4.300 / €4.500 x 100% = 95,6%
- deze persoon houdt over: €18.000 / 20.000 x 100% = 90,0% (en betaalt dus 10% belasting)

Een voorbeeld van een berekening voor iemand met een hoog inkomen:

Je kunt met deze gegevens een aantal dingen berekenen:

- de totaal te betalen belasting voor heffingskorting is: €34.700 / €80.000 x 100% = 43,4%
- de heffingskortingen zorgen voor een korting van: €1.300 / €34.700 x 100% = 3,7%
- deze persoon houdt over: €46.600 / 80.000 x 100% = 58,3% (en betaalt dus 41,7% belasting)

Als je deze gegevens combineert dan kun je de volgende conclusies trekken:

- de "arme" betaalt 22,5% aan belasting in box 1 en 3 en de "rijke" 43,3%. --> de progressieve tarieven in box 1 en het vrijgesteld vermogen in box 3 zorgen voor een nivellerende werking

- de heffingskorting is voor de "arme" procentueel meer (95,6%) dan voor de "rijke" (3,7%) --> heffingskortingen werken dus nivellerend

- Voor belastingheffing verdiende de "rijke" persoon 4x zoveel als de "arme" (80.000 / 20.000 =4)
Voor belastingheffing verdiende de "rijke" persoon 2,6x zoveel als de "arme" (46.600 / 18.000 =2,6)

Het inkomensverschil is in verhouding kleiner geworden. Hier is dus sprake van nivellering.