Verbanden

Startpagina

Wat gaan we doen?

De komende lessen gaan we aan de slag met verschillende verbanden.

Hiernaast zie je verschillende grafieken van verschillende verbanden.

Welk verband hoort bij welke grafiek? Op deze vraag gaan we antwoord krijgen.

Wil je nu al weten hoe deze grafieken heten. Bekijk dan deze link https://www.bookwidgets.com/play/4DVEBL?teacher_id=5963127684333568

Als je deze website doorwerkt heb je de volgende doelen bereikt:

  • Je kan kwadratische verbanden herkennen en aflezen.
  • Je kan kwadratische verbanden oplossen door inklemmen en de balansmethode.
  • Je kan wortelverbanden herkennen en tekenen.
  • Je kan machtverbanden herkennen, tekenen en oplossen door inklemmen.

Vraag jezelf regelmatig af of je deze doelen hebt behaald om te kijken of je meer oefening nodig hebt.

Je ziet in het menu verschillende onderwerpen. Van ieder onderwerp krijg je eerst uitleg eventueel met een kennisclip, daarna ga je verder oefenen. Als laatst krijg je oefeningen op examen niveau over het onderwerp.

Op het eind staat het kopje "Examens". Hier vind je examen oefeningen van alle verbanden door elkaar.

Succes en veel leerplezier!

Kwadratische verbanden

Inhoud

Waar herken je een kwadratisch verband aan?

-In de vergelijking staat een kwadraat.   u=g2+1

-De grafiek is een parabool met een top en symmetrieas.

 

Hoe teken ik de grafiek van een kwadratisch verband?

Het stappenplan:

-Maak een tabel.

-Teken punten in het assenstelsel vanuit de tabel.

-Verbind de punten vloeiend.

 

 

Dal of bergparabool?

Als de top op het laagste punt ligt is het een dalparabool. Dit laagste punt noemen we een minimumwaarde.

Als de top op het hoogste punt ligt is het een bergparabool. Dit hoogste punt noemen we een maximumwaarde.

Oefenen

Oefening: Kwadratische verbanden

Introductie

Introductie

Algemene informatie
Titel
Kwadratische verbanden
Aantal vragen
5
Maximaal te behalen punten
8
Punten nodig om te slagen
5
Start

Vul de onderstaande tabel in bij de formule:

u = 2g2 + 2g -1

g -1 -0,5 0 0,5 1 1,5
u

 

Reset antwoord

Klik op de toppen van de parabolen.


hotspot-image

Een kwadratisch verband is te herkennen aan een                   in de formule/vergelijking

Als ik een kwadratisch verband teken word dit altijd een                  

parabool kwadraat

Zet de goede benaming bij de grafiek

  • Dalparabool
  • Bergparabool

Welke parabool heeft een maximum? En welk een minimun?

  • Minimum
  • Maximum

Examenopgave

Test: Kwadratische verbanden

Introductie

Introductie

Algemene informatie
Titel
Kwadratische verbanden
Aantal vragen
4
Maximaal te behalen punten
4
Punten nodig om te slagen
3
Start

Een springvorm heeft de vorm van een cilinder.

Voor de inhoud (cm3) van een cilinder geldt de formule:

Inhoud = pi x straal2 x hoogte

De hoogte en de straal van het grondvlak zijn in cm.

Van een springvorm is de hoogte altijd 6 cm.

De grootte van een springvorm wordt meestal met de middellijn aangegeven. Bereken de inhoud van een sprinvorm met een middellijn van 24 cm.

Een springvorm heeft de vorm van een cilinder.

Voor de inhoud (cm3) van een cilinder geldt de formule:

Inhoud = pi x straal2 x hoogte

De hoogte en de straal van het grondvlak zijn in cm.

Van een springvorm is de hoogte altijd 6 cm.

de grootte van een springvorm wordt meestal met de middellijn aangegeven.

 

Laat met een berekening zien dat de inhoud van een springvorm met een middellijn van 30 cm, afgerond 1,56 keer zo groot is als de inhoud van een springvorm van 24 cm.

Sander gaat blikken stapelen op dezelfde manier als op de foto.

Hierdoor krijgt hij een toren die bestaat uit een aantal lagen. Op de foto bestaat de toren uit 5 lagen.

Een formule die hoort bij dit verband is

b = 0,5 x a x (a + 1)

b is het aantal blikken en a het aantal lagen.

 

Laat met een berekening zien dat er in totaal meer dan 500 blikken nodig zijn om een toren van 34 lagen te maken.

Sander gaat blikken stapelen op dezelfde manier als op de foto.

Hierdoor krijgt hij een toren die bestaat uit een aantal lagen. Op de foto bestaat de toren uit 5 lagen.

Een formule die hoort bij dit verband is

b = 0,5 x a x (a + 1)

b is het aantal blikken en a het aantal lagen.

 

In een supermarkt worden vaak torens van blikken gemaak. Bij zo'n toren worden de bovenste lagen weggelaten.

Hoeveel blikken zijn er nodig voor een toren van blikken, waarbij de onderste laag bestaat 25 blikken en de bovenste laag uit 5 blikken?

De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Vraag 1

Een springvorm heeft de vorm van een cilinder.

Voor de inhoud (cm3) van een cilinder geldt de formule:

Inhoud = pi x straal2 x hoogte

De hoogte en de straal van het grondvlak zijn in cm.

Van een springvorm is de hoogte altijd 6 cm.

De grootte van een springvorm wordt meestal met de middellijn aangegeven. Bereken de inhoud van een sprinvorm met een middellijn van 24 cm.

Juist antwoord / Uitleg

inhoud = pi x straal2 x hoogte

24 : 2 = 12 dit is de straal.

inhoud = pi x 122 x 6

inhoud = pi x 144 x 6

inhoud = 2714,34 cm3

De springvorm heeft een inhoud van 2714,34 cm3

Je kan ook op meer of minder decimale afronden. Hou er wel rekening mee dat je cm3 niet vergeet

Gegeven antwoord
0% (0)
Vraag 2

Een springvorm heeft de vorm van een cilinder.

Voor de inhoud (cm3) van een cilinder geldt de formule:

Inhoud = pi x straal2 x hoogte

De hoogte en de straal van het grondvlak zijn in cm.

Van een springvorm is de hoogte altijd 6 cm.

de grootte van een springvorm wordt meestal met de middellijn aangegeven.

 

Laat met een berekening zien dat de inhoud van een springvorm met een middellijn van 30 cm, afgerond 1,56 keer zo groot is als de inhoud van een springvorm van 24 cm.

Juist antwoord / Uitleg

In de vorige vraag hebben we geizen dat een springvorm van 24 cm een inhoud heeft van 2714,34cm3

Nu een springvorm met een middellijn van 30 cm.

30:2 = 15 dit is de straal

Inhoud = pi x straal2 x hoogte

Inhoud = pi x 152 x 6

Inhoud = pi x 225 x6

Inhoud = 4241,15

De springvorm met een middellijn van 30 cm heeft een inhoud van 4241,15 cm3

4241,15 : 2714,34 = 1,56

Een springvorm van 30 cm is dus 1,56 keer zo groot als een springvorm met 24 cm

Gegeven antwoord
0% (0)
Vraag 3

Sander gaat blikken stapelen op dezelfde manier als op de foto.

Hierdoor krijgt hij een toren die bestaat uit een aantal lagen. Op de foto bestaat de toren uit 5 lagen.

Een formule die hoort bij dit verband is

b = 0,5 x a x (a + 1)

b is het aantal blikken en a het aantal lagen.

 

Laat met een berekening zien dat er in totaal meer dan 500 blikken nodig zijn om een toren van 34 lagen te maken.

Juist antwoord / Uitleg

b = 0,5 x a x (a + 1)

b = 0,5 x 34 x (34 + 1)

b = 0,5 x 34 x (35)

b = 595

Om een toren met 34 lagen te maken heb je meer dan 500 blikken nodig namelijk 595 blikken.

Gegeven antwoord
0% (0)
Vraag 4

Sander gaat blikken stapelen op dezelfde manier als op de foto.

Hierdoor krijgt hij een toren die bestaat uit een aantal lagen. Op de foto bestaat de toren uit 5 lagen.

Een formule die hoort bij dit verband is

b = 0,5 x a x (a + 1)

b is het aantal blikken en a het aantal lagen.

 

In een supermarkt worden vaak torens van blikken gemaak. Bij zo'n toren worden de bovenste lagen weggelaten.

Hoeveel blikken zijn er nodig voor een toren van blikken, waarbij de onderste laag bestaat 25 blikken en de bovenste laag uit 5 blikken?

Juist antwoord / Uitleg

Let op! Dit is een lastige vraag. Het geeft niks als je er niet direct aan uit komt. Probeer hem wel te maken en niet gelijk hier verder te kijken.

 

We gaan eerst uitrekenen hoeveel blikken je nodig hebt voor een toren die onderop 25 blikken heeft.

Als je 25 blikken onderop hebt betekent dit dat de toren ook 25 lagen heeft.

Kijk maar eens naar het plaatje. Hier zie je een toren van 5 lagen en onderop staan 5 blikken.

b = 0,5 x a x (a + 1)

b = 0,5 x 25 x (25 + 1)

b = 0,5 x 25 x (26)

b = 325

Voor een toren van 25 lagen en dus 25 blikken onderop zijn 325 blikken nodig.

Nu gaat de supermakt hem niet helemaal bouwen.

Bovenop komen 5 blikken. Dit betekent dat de rijen van 4,3,2, en 1 blikken worden weggelaten.

Er wordt dus een toren van 4 rijen afgehaald.

We gaan eens berekenen hoeveel blikken deze toren van 4 rijen heeft.

b = 0,5 x 4 x (4 + 1)

b = 0,5 x 4 x (5)

b = 10                                             je had dit ook kunnen optellen 4+3+2+1=10

Nu gaan we kijken hoeveel blikken de supermarkt heeft gebruikt.

325 - 10 = 315

De supermarkt heeft 315 blikken gebruikt

 

Gegeven antwoord
0% (0)

Inklemmen

Inhoud

Een kwadratische vergelijking kan worden opgelost met de methode inklemmen.

Als je gaat inklemmen ga je antwoord niet precies berekenen, maar benaderen.

Met inklemmen gebruik je een tabel. Dit kan je terug zien in het voorbeeld hieronder.

 

Voorbeeld:

Sara verkoopt bloemstukken.

Om de opbrengst te berekenen gebruikt ze de vergelijking: opbrengst = -5 x prijs2 + 250 x prijs

Op een week verdient ze €2500,-. Hoe duur waren de bloemstukken per stuk?

 

Dit kan benadert worden door inklemmen met de volgende tabel:

Prijs -5 x prijs2 + 250 x prijs verschil met 2500
10 2000 -500
20 3000 +500
15 2625 +125
13 2405 -95
14 2520 +20
13,8 2497,8 -2,2
13,9 2508,95 +8,95
13,82 2500,038 +0,038
13,825 2500,6 +0,6

De bloemstukken zijn dus €13,82 per stuk.

Let op: Het antwoord rond je af op 2 decimalen, omdat het geld is. Maar je bekijkt ook het 3de decimaal om goed af te ronden!

Kennisclip

Kwadratische verband

 

Machtsverband

Oefenen

Oefening: Kwadratische verbanden inklemmen

Introductie

Introductie

Pak voor deze opgave pen en papier erbij.

Je hoeft alleen het antwoord in te vullen het inklemmen doe je op je kladpapier.

 

Succes!!!!

Algemene informatie
Titel
Kwadratische verbanden inklemmen
Aantal vragen
3
Maximaal te behalen punten
3
Punten nodig om te slagen
2
Start

Bij de volgende formule y=x2 hoort onderstaande tabel

x -3 -2 -1 0 1 2 3
y 9 4 1 0 1 4 9

 

Zet de punten van de tabel in het assenstelsel.


hotspot-image

Hiernaast staat de grafiek bij de formule:

r = z2 - 40

 

r = 80

Los op met inklemmen. Rond af op 1 decimaal.

Lieve verkoopt schoenen.

Voor de opbrengst geld

Opbrengst = -2 x prijs2 +150 x prijs.

De opbrengst is 2000

Wat is de prijs van een paar schoenen?

Examenopgave

Test: Inklemmen examenopgave

Introductie

Introductie

Gebruik weer een kladpapiertje.

 

Succes!!!

Algemene informatie
Titel
Inklemmen examenopgave
Aantal vragen
3
Maximaal te behalen punten
3
Punten nodig om te slagen
2
Start

Piet gaat boogschieten. Hij probeert een plaatje van een paal af te schieten.

De paal is 30 meter hoog.

Bij de baan van de pijl hoort de volgende formule:

h = 30xt - 5xt2

h = hoogte in meters

t  = tijd in seconde

 

Kan hij het plaatje van de paal schieten. Zo ja na hoeveel seconde?

Rond af op1 decimaal.

Piet gaat boogschieten. Hij probeert een plaatje van een paal af te schieten.

De paal is 30 meter hoog.

Bij de baan van de pijl hoort de volgende formule:

h = 30xt - 5xt2

h = hoogte in meters

t  = tijd in seconde

 

Het hoogste punt van de pijl is 45 meter. Na hoeveel seconde is dit punt bereikt?

Piet gaat boogschieten. Hij probeert een plaatje van een paal af te schieten.

De paal is 30 meter hoog.

Bij de baan van de pijl hoort de volgende formule:

h = 30xt - 5xt2

h = hoogte in meters

t  = tijd in seconde

 

Na hoeveel seconde raakt de pijl de grond weer?

De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Vraag 1

Piet gaat boogschieten. Hij probeert een plaatje van een paal af te schieten.

De paal is 30 meter hoog.

Bij de baan van de pijl hoort de volgende formule:

h = 30xt - 5xt2

h = hoogte in meters

t  = tijd in seconde

 

Kan hij het plaatje van de paal schieten. Zo ja na hoeveel seconde?

Rond af op1 decimaal.

Juist antwoord / Uitleg
t 30xt - 5xt2 verschil met 30
1,5 33,75 +3,75
1,3 30,55 +0,55
1,2 28,8 -1,2
1,25 29,6875 -0,3125

Na 1,3 seconde is het plaatje van de paal

Gegeven antwoord
0% (0)
Vraag 2

Piet gaat boogschieten. Hij probeert een plaatje van een paal af te schieten.

De paal is 30 meter hoog.

Bij de baan van de pijl hoort de volgende formule:

h = 30xt - 5xt2

h = hoogte in meters

t  = tijd in seconde

 

Het hoogste punt van de pijl is 45 meter. Na hoeveel seconde is dit punt bereikt?

Juist antwoord / Uitleg
t 30xt -5xt2 Verschil met 45
3 45 gelijk
     

Na 3 seconde is dit punt behaald

Gegeven antwoord
0% (0)
Vraag 3

Piet gaat boogschieten. Hij probeert een plaatje van een paal af te schieten.

De paal is 30 meter hoog.

Bij de baan van de pijl hoort de volgende formule:

h = 30xt - 5xt2

h = hoogte in meters

t  = tijd in seconde

 

Na hoeveel seconde raakt de pijl de grond weer?

Juist antwoord / Uitleg
t 30xt - 5xt2 verschil met 0
5 25 +25
6 0 gelijk

Na 6 seconde is de pijl terug op de grond.

Gegeven antwoord
0% (0)

Balansmethode

Inhoud

Een kwadratische vergelijking oplossen kan met de methode balansmethode.

 

Voorbeeld:

Los op: 2a2 - 12 = 20

Je gaat eerst alle “losse” getallen naar rechts plaatsen.

2a2 – 12 + 12= 20 + 12

2a2 = 32

Tussen de 2 en a staat eigenlijk een x.

Je wilt niet 2a2 weten, maar 1a2. ( de 1 mag je weglaten)

(2:2)a2 = 32:2

a2 = 16

Nu ga je van a2 naar a. Door het tegenovergestelde van kwadraat te doen, namelijk de wortel.

a = 4               of         a = -4

 

Kennisclip

Balansmethode

Oefenen

Oefening: Balans methode

Introductie

Introductie

Gebruik klad papier.

 

Succes!!

Algemene informatie
Titel
Balans methode
Aantal vragen
6
Maximaal te behalen punten
6
Punten nodig om te slagen
4
Start

Gebruik de balans methode en rond af op 1 decimaal.

a2 - 8 = 14

 

Gebruik de balans methode

3z2 + 5 = 7

Gebruik de balans methode.

(z - 6)2 = 81

 

Gebruik de balans methode.

(z - 4)2 = 49

Gebruik de balansmethode

a- 9 = 16

Gebruik de balans methode en rond af op 1 decimaal.

(p - 4)2 = 18

 

Examenopgave

Test: Balans methode examenvragen

Introductie

Introductie

Succes!!!

Algemene informatie
Titel
Balans methode examenvragen
Aantal vragen
5
Maximaal te behalen punten
5
Punten nodig om te slagen
3
Start

Maaike gaat een rond tapijt kopen voor in haar kamer.

Om de oppervlakte van het tapijt te berekenen gebruikt ze de volgende formule.

O = 0,25 x pi x diameter2

 

Maaike heeft ruimte voor een tapijt van 200m2 in haar kamer. Wat is de diameter van dit tapijt?

Rond af op 2 decimalen.

Johan gaat een rond tapijt kopen voor in zijn kamer.

Om de oppervlakte van het tapijt te berekenen gebruikt hij de volgende formule.

O = 0,25 x pi x diameter2

 

Johan heeft in zijn kamer ruimte voor een tapijt van 50m2.

Wat is de diameter van zijn tapijt? Rond af op 2 decimalen.

In de klas komt een vierkant aquarium.

Het glas van het aquarium is 0,5 cm dik.

 

Leg uit dat de bodem een lengte heeft van k+1

De leraar wil de bodem vullen met zand.

Hiervoor moet hij de oppervlakte weten van de bodem.

Maak de formule af:

O =

Voor welke waarde van k heeft de bodem een oppervlakte van 144cm

 

O = (k + 1)2

De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Vraag 1

Maaike gaat een rond tapijt kopen voor in haar kamer.

Om de oppervlakte van het tapijt te berekenen gebruikt ze de volgende formule.

O = 0,25 x pi x diameter2

 

Maaike heeft ruimte voor een tapijt van 200m2 in haar kamer. Wat is de diameter van dit tapijt?

Rond af op 2 decimalen.

Juist antwoord / Uitleg

Vul voor O 200 in.

200 = 0,25 x pi x diameter2

200 : 0,25 = pi x diameter2

800 = pi x diameter2

800 : pi = diameter2

256,65 = diameter2

Nu de wortel.

15,96 = diameter

De diameter van het tapijt is 15,96

Gegeven antwoord
0% (0)
Vraag 2

Johan gaat een rond tapijt kopen voor in zijn kamer.

Om de oppervlakte van het tapijt te berekenen gebruikt hij de volgende formule.

O = 0,25 x pi x diameter2

 

Johan heeft in zijn kamer ruimte voor een tapijt van 50m2.

Wat is de diameter van zijn tapijt? Rond af op 2 decimalen.

Juist antwoord / Uitleg

Vul voor O 50 in.

50 = 0,25 x pi x diameter2

50 : 0,25 = pi x diameter2

200 = pi x diameter2

200 : pi = diameter2

63,66 = diameter2

Nu wortel trekken.

7,98 = diameter

De diameter van het tapijt is 7,98

Gegeven antwoord
0% (0)
Vraag 3

In de klas komt een vierkant aquarium.

Het glas van het aquarium is 0,5 cm dik.

 

Leg uit dat de bodem een lengte heeft van k+1

Juist antwoord / Uitleg

k is de lengte van de binnenrand. Aan iedere kant zit nog een glas plaat van 0,5 cm.

0,5 x 2 = 1

Dit geeft k+1

Gegeven antwoord
0% (0)
Vraag 4

De leraar wil de bodem vullen met zand.

Hiervoor moet hij de oppervlakte weten van de bodem.

Maak de formule af:

O =

Juist antwoord / Uitleg

O = (k + 1)2

Gegeven antwoord
0% (0)
Vraag 5

Voor welke waarde van k heeft de bodem een oppervlakte van 144cm

 

O = (k + 1)2

Juist antwoord / Uitleg

144 = (k + 1)2

12 = k + 1                  Het min getal valt weg. Er is geen negatieve oppervlakte

11 = k

Als de binnen rand 11 is is de oppervlakte 144

Gegeven antwoord
0% (0)

Wortelverbanden

Inhoud

Wat is een wortelverband?

Je kan een wortelverband herkennen aan een formule met een wortelteken. Onder de wortel staat een variabele.

Een voorbeeld van een wortelformule: uitkomst = √(getal-3)

 

 

 

 

 

 

Tegenformule

Je weet al dat het tegenovergestelde van kwadraat de wortel is.

Het tegenformule van een kwadratisch verband is dan ook een wortelverband.

Je kan bij een wortelformule een tegenformule maken.

Om dit te doen maak je een rekenschema en terugrekenschema

Voorbeeld

Maak de tegenformule bij:    Omtrek = 4 x √oppervlakte

Maak dan het rekenschema:       Oppervlakte -> √ -> x4 -> Omtrek

Maak het terugrekenschema:      Oppervlakte <- ..2 <- :4 <- Omtrek

Oefenen

Oefening: Wortelverbanden

Introductie

Introductie

Als je een wortelteken ziet met daarachter een som tussen haakjes. Hoort alles tussen de haakjes onder het wortelteken.

Algemene informatie
Titel
Wortelverbanden
Aantal vragen
5
Maximaal te behalen punten
5
Punten nodig om te slagen
3
Start

Vul bij onderstaande formule de tabel in. Rond af op 1 decimaal

diameter = √(1,3 x oppervlakte)

0 5 10 15 20

 

Reset antwoord

Zet de prikker op het wortelverband.


hotspot-image

De volgende formule is gegeven:

u = √t

Daarbij is de volgende tabel gemaakt:

t 0 1 4 9
u 0 1 2 3

 

Teken de punten in de grafiek?


hotspot-image

De volgende formule is een wortelverband

Uitkomst = getal - √5

Geef de tegenformule van de volgende vergelijking.:

omtrek = 4 x √oppervlakte

Examenopgave

Test: Wortelverbanden

Introductie

Introductie

Algemene informatie
Titel
Wortelverbanden
Aantal vragen
5
Maximaal te behalen punten
5
Punten nodig om te slagen
3
Start

De tijd die de slinger van een klok nodig heeft om een keer van links naar rechts en weer terug te gaan, heet de slingertijd.

De slingertijd kan met de volgende formule worden berekend:

t = 2 x pi x √(L : 9,8)                       Alles tussen de haakjes staat onder het wortelteken.

Hierin is t de slingertijd in seconden en L de lengte van de slinger in meters.

 

Een klok heeft een slinger met een lengte van 40 cm. Laat met een berekening zien dat de slingertijd bij deze klok afgerond 1,3 seconden is.

De tijd die de slinger van een klok nodig heeft om een keer van links naar rechts en weer terug te gaan, heet de slingertijd.

De slingertijd kan met de volgende formule worden berekend:

t = 2 x pi x √(L : 9,8)                       Alles tussen de haakjes staat onder het wortelteken.

Hierin is t de slingertijd in seconden en L de lengte van de slinger in meters.

 

Malik denkt dat als de slinger van een klok tweemaal zo lang is, de slingertijd dan ook tweemaal zo groot wordt. Heeft Malik gelijk? Laat zien hoe je aan je antwoord komt.

De tijd die de slinger van een klok nodig heeft om een keer van links naar rechts en weer terug te gaan, heet de slingertijd.

De slingertijd kan met de volgende formule worden berekend:

t = 2 x pi x √(L : 9,8)                       Alles tussen de haakjes staat onder het wortelteken.

Hierin is t de slingertijd in seconden en L de lengte van de slinger in meters.

 

De slinger van een andere klok heeft een slingertijd van 1 seconde.

Bereken hoeveel hele centimeters de lengte van de slinger van die klok is.

Maak de berekening op een kladpapier

Bij domino day worden miljoenen Dominostenen in rijen neergezet. Door de eerste steen van zo'n rij om te stoten, valt daarna de hele rij om. De dominnostenen staan op gelijke afstand van elkaar.

De snelheid waarmee zo'n rij omvalt hangt af van de hoogte van de dominostenen en kun je met de volgende woordformule berekenen:

Snelheid = 50 x √hoogte dominosteen.

Hierin is snelheid de snelheid van de rij omvallende dominostenen in centimeter per seconde (cm/s) en hoogte dominosteen in cm.

 

Laat met een berekening zien dat dominostenen met een hoogte van 9 cm omvallen met een snelheid van 150 cm/s.

Bij domino day worden miljoenen Dominostenen in rijen neergezet. Door de eerste steen van zo'n rij om te stoten, valt daarna de hele rij om. De dominnostenen staan op gelijke afstand van elkaar.

De snelheid waarmee zo'n rij omvalt hangt af van de hoogte van de dominostenen en kun je met de volgende woordformule berekenen:

Snelheid = 50 x √hoogte dominosteen.

Hierin is snelheid de snelheid van de rij omvallende dominostenen in centimeter per seconde (cm/s) en hoogte dominosteen in cm.

 

Een rij dominostenen met een hoogte van 9 cm is 10 km lang. Het tijdstip waarop de eerste steen wordt omgestoten is 19.00 uur. Ga ervan uit dat alle dominostenen omvallen.

Bereken het tijdstip waarop alle stenen omgevallen zijn. Schrijf je berekening op.

De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Vraag 1

De tijd die de slinger van een klok nodig heeft om een keer van links naar rechts en weer terug te gaan, heet de slingertijd.

De slingertijd kan met de volgende formule worden berekend:

t = 2 x pi x √(L : 9,8)                       Alles tussen de haakjes staat onder het wortelteken.

Hierin is t de slingertijd in seconden en L de lengte van de slinger in meters.

 

Een klok heeft een slinger met een lengte van 40 cm. Laat met een berekening zien dat de slingertijd bij deze klok afgerond 1,3 seconden is.

Juist antwoord / Uitleg

Zet eerst 40 cm om in meters want L is in meters

40 cm = 0,4 m

t = 2 x pi x √(L : 9,8)   

t = 2 x pi x √(0,4 : 9,8)

t = 1,2694

De klok heeft afgerond een slingertijd van 1,3 seconden

Gegeven antwoord
0% (0)
Vraag 2

De tijd die de slinger van een klok nodig heeft om een keer van links naar rechts en weer terug te gaan, heet de slingertijd.

De slingertijd kan met de volgende formule worden berekend:

t = 2 x pi x √(L : 9,8)                       Alles tussen de haakjes staat onder het wortelteken.

Hierin is t de slingertijd in seconden en L de lengte van de slinger in meters.

 

Malik denkt dat als de slinger van een klok tweemaal zo lang is, de slingertijd dan ook tweemaal zo groot wordt. Heeft Malik gelijk? Laat zien hoe je aan je antwoord komt.

Juist antwoord / Uitleg

We hebben net al berekend dat de slingertijd bij een slinger van 0,4 m 1,3 seconden is.

We gaan nu kijken hoeveel seconden de slingertijd is van 0,8 m.

Als Malik gelijk heeft moet dit 2,6 seconden zijn.

t = 2 x pi x √(L : 9,8)

t = 2 x pi x √(0,8 : 9,8)

t = 1,8

Malik heeft dus geen gelijk.

Gegeven antwoord
0% (0)
Vraag 3

De tijd die de slinger van een klok nodig heeft om een keer van links naar rechts en weer terug te gaan, heet de slingertijd.

De slingertijd kan met de volgende formule worden berekend:

t = 2 x pi x √(L : 9,8)                       Alles tussen de haakjes staat onder het wortelteken.

Hierin is t de slingertijd in seconden en L de lengte van de slinger in meters.

 

De slinger van een andere klok heeft een slingertijd van 1 seconde.

Bereken hoeveel hele centimeters de lengte van de slinger van die klok is.

Maak de berekening op een kladpapier

Juist antwoord / Uitleg

We gaan inklemmen voor deze opdracht

L 2 x pi x √(L : 9,8)    Verschil met 1
0,2 0,8976 - 0,1024
0,25 1,0035 +0,0035
0,245 0,9935 -0,0075

 

Hij is afgrond dus 0,25 meter lang

Dit gaan we omzetten naar cm.

0,25 m = 25 cm

De slinger is 25 cm lang

Gegeven antwoord
0% (0)
Vraag 4

Bij domino day worden miljoenen Dominostenen in rijen neergezet. Door de eerste steen van zo'n rij om te stoten, valt daarna de hele rij om. De dominnostenen staan op gelijke afstand van elkaar.

De snelheid waarmee zo'n rij omvalt hangt af van de hoogte van de dominostenen en kun je met de volgende woordformule berekenen:

Snelheid = 50 x √hoogte dominosteen.

Hierin is snelheid de snelheid van de rij omvallende dominostenen in centimeter per seconde (cm/s) en hoogte dominosteen in cm.

 

Laat met een berekening zien dat dominostenen met een hoogte van 9 cm omvallen met een snelheid van 150 cm/s.

Juist antwoord / Uitleg

Snelheid = 50 x √hoogte dominosteen.

Snelheid = 50 x √9

Snelheid = 50 x 3

Snelheid = 150

De stenen vallen dus om met een snelheid van 150 cm/s

Gegeven antwoord
0% (0)
Vraag 5

Bij domino day worden miljoenen Dominostenen in rijen neergezet. Door de eerste steen van zo'n rij om te stoten, valt daarna de hele rij om. De dominnostenen staan op gelijke afstand van elkaar.

De snelheid waarmee zo'n rij omvalt hangt af van de hoogte van de dominostenen en kun je met de volgende woordformule berekenen:

Snelheid = 50 x √hoogte dominosteen.

Hierin is snelheid de snelheid van de rij omvallende dominostenen in centimeter per seconde (cm/s) en hoogte dominosteen in cm.

 

Een rij dominostenen met een hoogte van 9 cm is 10 km lang. Het tijdstip waarop de eerste steen wordt omgestoten is 19.00 uur. Ga ervan uit dat alle dominostenen omvallen.

Bereken het tijdstip waarop alle stenen omgevallen zijn. Schrijf je berekening op.

Juist antwoord / Uitleg

In de vorige opdracht hebben we gezien dat een dominosteen van 9 cm met een snelheid van 150 cm per seconde valt.

10 km is 1.000.000 cm

1.000.000:150 = 6666,67      Zoveel seconden doet hij er over om om te vallen.

6666,67 : 60 = 111,11 Minuten

Hier zit 1 uur in

Het duurt dus 1 uur en 51 minuten

Dit geeft dat alles is omgevallen om 20:51 uur

Gegeven antwoord
0% (0)

Machtsverbanden

Inhoud

Wat is een machtsverband?

Een machtsverband is een verband met een macht erin.

u = 5 x g3     is een derdemachts verband.

u = 5 x g4     is een vierdemachts verband.

 

De grafiek tekenen.

Het stappenplan:

- Maak een tabel

- Zet de getallen uit de tabellen op de assen van het assenstelsel.

- Teken de punten in het assenstelsel.

- Verbind de punten vloeiend.

 

Machtsvergelijkingen oplossen.

Je kunt machtsvergelijkingen benaderen door inklemmen.

Om dit goed te begrijpen moet je eerst weten hoe je kwadratische verbanden benadert met inklemmen. Dit kan je vinden in het menu onder het kopje "inklemmen".

Voorbeeld:

gegeven zijn de twee formules         u1 = g3+1

                                                        u2 = g4

Voor welke waarden van g hebben de formules dezelfde uitkomst.

g u1 = g3+1 u2 = g4 u1 - u2
1,3 3,2 2,9 0,3
1,4 3,7 3,8 -0,1
1,5 4,4 5,1 -0,7

Onder het kopje Inklemmen staat een kennisclip. In deze kennisclip krijg je nog extra uitleg over het inklemmen

 

Oefenen

Oefening: Machtsverband

Introductie

Introductie

Algemene informatie
Titel
Machtsverband
Aantal vragen
4
Maximaal te behalen punten
4
Punten nodig om te slagen
3
Start

De volgende formule is gegeven:

u = t3

Hiermee is de volgende tabel gemaakt

t -2 -1 0 1 2
u -8 -1 0 1 8

 

Teken de punten uit de tabel in de grafiek.


hotspot-image

Vul de inklemtabel in van de volgende twee formules

u= g3

u2 = -g3 + 1

g u1 = g3 u2 = -g3 + 1 u1 - u2
0,7
0,8
0,9

 

Reset antwoord

Zet de pin op de plek waar de machtsgrafiek de x-as snijd.


hotspot-image

 Vul de tabel in bij de volgende fromule

u = g3 + 5

0 1 2 3 4 5

 

Reset antwoord

Examenopgave

Test: Machtsverbanden

Introductie

Introductie

Algemene informatie
Titel
Machtsverbanden
Aantal vragen
2
Maximaal te behalen punten
2
Punten nodig om te slagen
2
Start

Voor de inhoud in cm3 van een sinaasappel geldt bij benadering de formule:

Inhoud = 0,52 x (diameter - 1)3.

De diameter van de sinaasappel is in cm.

Laat zien dat de inhoud van een sinaasappel met een diameter van 7 cm ongeveer 112 cm3 is.

Voor de inhoud in cm3 van een sinaasappel geldt bij benadering de formule:

Inhoud = 0,52 x (diameter - 1)3.

De diameter van de sinaasappel is in cm.

De helft van de inhoud bestaat uit sap.

Hoeveel liter sap geven 5 sinaasappels met een diameter van 8 cm.

De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Vraag 1

Voor de inhoud in cm3 van een sinaasappel geldt bij benadering de formule:

Inhoud = 0,52 x (diameter - 1)3.

De diameter van de sinaasappel is in cm.

Laat zien dat de inhoud van een sinaasappel met een diameter van 7 cm ongeveer 112 cm3 is.

Juist antwoord / Uitleg

Inhoud = 0,52 x (diameter - 1)3.

Inhoud = 0,52 x (7 - 1)3

Inhoud = 0,52 x (6)3.

Inhoud = 0,52 x 216

Inhoud = 112,32

De inhoud van een sinaasappel met een diameter van 7 cm is dus ongeveer 112 cm3.

Gegeven antwoord
0% (0)
Vraag 2

Voor de inhoud in cm3 van een sinaasappel geldt bij benadering de formule:

Inhoud = 0,52 x (diameter - 1)3.

De diameter van de sinaasappel is in cm.

De helft van de inhoud bestaat uit sap.

Hoeveel liter sap geven 5 sinaasappels met een diameter van 8 cm.

Juist antwoord / Uitleg

Inhoud = 0,52 x (diameter - 1)3.

Inhoud = 0,52 x (8 - 1)3.

Inhoud = 0,52 x (7)3

Inhoud = 0,52 x 343

Inhoud = 178,36 cm3       Dit is de inhoud van van 1 sinaasappel

178,36 : 2 = 89,18 cm3         

Delen door 2 omdat de helft van een sinaasappel uit sap bestaat en je wilt alleen het sap hebben.

89,18 x 5 = 445,9 cm3     Er zijn 5 sinaasappels die even veel sap bevatten.

 

Nu gaan we van cm3 naar dm3, want dm3 is hetzelfde als liters.

445,9 cm3 = 0,4459 dm3 = 0,4459 liter

5 Sinaasappels geven 0,45 liter sap

Gegeven antwoord
0% (0)

Begrippen

Je hebt tijdens de lessen en op deze website verschilende begrippen gezien.

Hier kan je testen of je ze allemaal kent.

Klik op onderstaande link en probeer de puzzel te maken.

Begrippen tester

Examens

Klik op deze link om te oefenen

Klaar?

Ben je klaar met oefenen?

Heb je de examen opgaven allemaal gemaakt?

Dan kan je aan de slag met dit stukje extra stof.

De vraag die we onszelf nu gaan stellen is: Wanneer is een parabool een berg of dal?

Je gaat zelf op onderzoek uit met een Geogebra applet.

Je gaat een conclusie trekken en deze controleren door opdrachten.

Veel succes!

Dal- of Bergparabool

Standaardformule

Voor dat we gaan kijken of het een dal- of bergparabool is gaan we kijken naar een standaardformule van een kwadratisch verband.

Je kent kwadratische verbanden al op de volgende manier.

u = 2t2 + 6

In de applet zijn de variabele vervangen door andere letters.

Zo word u een y en t een x

De formule ziet er dan als volgt uit.

y = 2x2 + 6

Let op x is dus niet vermenigvuldigen maar een variabele.

 

Wat maakt het een dal- of bergparabool?

Of het een dal- of bergparbool is ligt aan het getal voor de x2.

In de volgende formule zal het dus liggen aan de 2

y = 2x2 + 6

Je gaat nu zelf onderzoeken met welke getallen het een dalparabool wordt en met welke getallen een bergparabool.

Dit kan je doen via de link onderaan deze tekst.

 

Hoe ga ik dit onderzoeken?

In de applet staan 2 knoppen. Onder de knoppen staat een formule waarbij het getal voor x2 verandert kan worden door een schuifbalk. De schuifbalk en grafiek zijn zichtbaar als het vakje is aangevinkt.

 

Stappenplan

1. Open de link.

2. Zorg dat formule 1 is aangevinkt en formule 2 nog uit.

3. Speel eens met de schuifknop

De Applet

Wat valt je op?

Wanneer is het een dalparabool? En wanneer een bergparabool?

 

Klopt jouw vermoeden van formule 1?

Is het bij formule 2 hetzelfde?

 

Oefenen

Oefening: Dal- of Bergparabool

Introductie

Introductie

Ga je vermoedens na door de volgende vragen te beantwoorden.
Je krijgt formules te zien. Kies of het een dal- of bergparabool is.

Algemene informatie
Titel
Dal- of Bergparabool
Aantal vragen
5
Maximaal te behalen punten
5
Punten nodig om te slagen
3
Start

y = 2x2 + 8

y = -6x2 -4

y = x2 - 2

y = 8x2 - 9

y = -x2 + 9

Bronnen

Hier zijn alle bronnen te vinden die gebruikt zijn om dit leerarrangement tot stand te brengen.

 

Widget op startpagina

(sd). Opgehaald van Bookwidgets: https://www.bookwidgets.com/play/4DVEBL?teacher_id=5963127684333568

 

Begrippentester

(sd). Opgehaald van Bookwidgets: https://www.bookwidgets.com/play/JDVEHY?teacher_id=5963127684333568

 

Kennisclips

(2012). Opgehaald van Powtoon: https://www.powtoon.com/index/

 

Examenopgave: Snelheid van het geluid

(2015). Opgehaald van Examenblad: https://static.examenblad.nl/9336115/d/ex2015/GT-0153-a-15-1-o.pdf

 

Examenopgave: Kettingmail

(2016). Opgehaald van examenblad: https://static.examenblad.nl/9336116/d/ex2016/gt-0153-a-16-1-o.pdf

 

Examenopgave: Weerballon

(2016). Opgehaald van examenblad: https://static.examenblad.nl/9336116/d/ex2016/gt-0153-a-16-2-o.pdf

 

Examenopgave: Blikken stapelen

Blikken stapelen. (2010). Opgehaald van wiskunde examens: http://www.wiskunde-examens.nl/gltl/vmbogltl10iiopg6.htm

 

Alle grafieken en de applet

Geogebra. (sd). Opgehaald van Geogebra: http://www.geogebra.org

 

Opvulplaatje begrippentester

Google. (sd). Opgehaald van https://images.google.nl/imgres?imgurl=http%3A%2F%2Fnederlandsindeonderbouw.weebly.com%2Fuploads%2F1%2F3%2F8%2F0%2F13804264%2F2311985_orig.jpg&imgrefurl=http%3A%2F%2Fnederlandsindeonderbouw.weebly.com%2Fverbanden.html&docid=Y-LXHlZakpNxNM&tbnid=6tsfwjEhq0

 

Examenopgave: Domino Day

Wiskunde examans. (2007). Opgehaald van Domino Day: http://www.wiskunde-examens.nl/gltl/vmbogltl07iiopg1.htm