Tijdvak 8: Tijd van burgers en stoommachines (1800-1900)
Tijdvak 8: Tijd van burgers en stoommachines (1800-1900)
Inleiding
Inleiding
Tijdvak 8 is de tijd van burgers en stoommachines.
Het tijdvak begint rond 1800 en duurt tot ongeveer 1900.
In dit tijdvak gaan we het hebben over de Industriele revolutie, kinderarbeid, de politiek en de productieweg.
Bij de keuzevakken kun je een meer te weten komen over uitvindingen, Aletta Jacobs of steenkool.
Veel kinderen werken onder zware omstandigheden in fabrieken.
Leerdoelen + eindopdracht
Leerdoelen
Aan het eind van het thema kun je:
Vertellen in welk tijdvak de industriele revolutie plaatsvond en hier een poster bij maken.
Uitleggen wat er onder een productieweg wordt verstaan.
Vertellen waarom er kinderarbeid was en waarom deze werd afgeschaft.
Welke grote verandering de politiek onderging.
Eindopdracht
Je maakt 2 minitoetsen.
Je maakt een poster over de Industriele revolutie.
Je maakt een kruiswordraadsel over kinderarbeid.
Je maakt van een opdracht een quiz.
Je maakt een eindtoets als afsluiting van tijdvak 8.
Planning
Planning
'Tijdvak 8' bestaat uit de volgende onderdelen:
Onderdeel
Tijd
Eindproduct
Maximaal aantal punten
weging
0
Inleiding
0,5 lesuur
-
-
-
1
Industriele revolutie
2,5 lesuren
poster
10
2 = 20 punten
2
Productieweg
2 lesuren
minitoets
-
-
3
Kinderarbeid
2 lesuren
kruiswoordraadsel
10
1 = 10 punten
4
Politiek
2 lesuren
minitoets
-
-
*5
Keuzeopdrachten
2 lesuren
presentatie
10
1 = 10 punten
6
Samenvatten
2 lesuren
Quiz
10
1 = 10 punten
7
Afsluiting tijdvak 8
1 lesuur
Toets
10
5 = 50 punten
Totaal
14 lesuren
50 punten
100 punten
* De keuzeopdracht kies je in overleg met de docent en mag je samen doen. Een keuze opdracht sluit je af met een presentatie.
1. Industriële revolutie.
Leerdoelen + eindproduct
Leerdoelen
In deze opdracht ga je leren:
Je kent de begrippen industriële samenleving, vakbonden, politieke partijen, industriële revolutie, arbeidsproductiviteit, industrialisatie, infrastructuur en kan deze uitleggen.
Je kent de gevolgen van de komst van de fabrieken voor de gewone bevolking.
Je kent de gevolgen die de industriële revolutie had voor het land.
Eindproduct
Je maakt een poster over de Industriele revolutie en benoemt daarbij diverse begrippen.
Werkwijze
Activiteiten
Stap
Groepsgrootte
Activiteit
Stap 1
Alleen
Maak de opdrachten 1 t/m 4.
Stap 2
Tweetallen
Kijk de opdrachten met elkaar na.
Stap 3
Tweetallen
Eindproduct.
Benodigdheden
Laptop met internet. Printtegoed.
A-3 papier voor de poster.
Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.
Het eerste uur doe je stap 1 en 2.
Het tweede uur gebruik je voor het maken van het eindproduct.
Stap 1
Een nieuw soort samenleving
Tot de negentiende eeuw waren er in Nederland en Europa landbouw-stedelijke samenlevingen.
Door te doen aan landbouw en handel kwamen mensen aan eten.
Na 1800 veranderde dat snel.
Met de komst van machines en fabrieken ontstond er een industriële samenleving.
Industrie werd het belangrijkste middel van bestaan.
Dorpen en steden groeiden snel door de komst van fabrieken en arbeiders.
Ook het landschap veranderde door de aanleg van kanalen en spoorwegen.
Die waren nodig voor de aan- en afvoer van grondstoffen en producten.
Opdracht 1
Lees de tekst ‘Een nieuw soort samenleving’ en bekijk de afbeelding.
Geef antwoord op de volgende vragen.
Wat zie je bij nummer 2 in de afbeelding?
Waar werd dat voor gebruikt?
Wat zie je bij nummer 5?
Kijk eens goed naar de persoon bij nummer 7. Wat zie je?
Wat zegt dit over het werken in de fabriek?
Alleen maar slechter
De tijd tussen 1750 en 1850 wordt de industriële revolutie genoemd.
Met de komst van fabrieken werd het leven voor een groot deel van de bevolking niet beter, maar eerder slechter:
De werkdagen waren lang; soms tot zestien uur
Arbeiders werkten zes dagen in de week
De lonen waren laag en de werkomstandigheden slecht
De woon- en leefomstandigheden waren meestal beroerd
Vrouwen en jonge kinderen moesten meewerken, anders kon een gezin niet rondkomen.
Tegen het einde van de negentiende eeuw kwamen er steeds meer protesten.
Arbeiders richtten vakbonden en politiekepartijen op.
Zo probeerden ze hun leef- en werkomstandigheden te verbeteren.
Opdracht 2
Lees de tekst ‘Alleen maar slechter’
Reken uit hoeveel uur per week de mensen moesten werken.
Als je tegenwoordig een volledige baan hebt (full-time), hoeveel uur werk je dan ongeveer per week? (zoek op google)
Een vakbond is een organisatie die opkomt voor de rechten van arbeiders. Vakbonden bestaan tegenwoordig nog steeds. Leg uit dat het veel makkelijker is om te klagen bij de baas als je met een groep komt in plaats van in je eentje.
Op wat voor manier kunnen politieke partijen de omstandigheden voor de fabrieksarbeiders verbeteren?
Het leven van een [.A.] was erg zwaar.Ze werkten in [.B.] Soms wel [.C.] uur per dag. Mensen moesten ook op zaterdag werken. Ze Cwerkten dus [.D.] dagen per week. De arbeiders kregen ook weinig [.E.] Daarom moesten de [.F.] en de kinderen ook werken in de fabriek. [.G.] was in die tijd dus normaal. Het werken in de fabriek was erg [.H.] door de vieze lucht en de herrie. Ook gebeurden er vaak [.I.] Later werd het leven van de arbeiders iets beter. Politieke [.J.] konden nieuwe wetten maken. [.K.] organiseerden stakingen zodat de rijke directeuren wel moesten luisteren.
Opdracht 4.
Zoek op internet een afbeelding van een weefmachine die door stoommachines werden aangedreven.
Extra opgaven:
Bekijk nu ok de volgende videoclip op de website van SchoolTV.
Extra opdracht 1:
Waar of niet waar?
Het werken in de fabrieken werd veel door kinderen gedaan?
Het werken in de fabrieken was veilig?
Arbeiders woonden in kleine huisjes met voor iedereeen een eigen kamer?
Opdracht 2:
Geef antwoord op de volgende vragen:
a. Wat waren de vershillen tussen arm en rijk?
b. Waarom durfden mensen niet te klagen over de slechte werkomstandigheden?
c. Wie kwamen er op tegen de slechte werkomstandigheden.
d. Wie gaat de werkomstandigheden onderzoeken.
e. Welke regels worden er opgesteld door de regering?
Stap 2
Kijk de opdrachten met elkaar na.
Hebben jullie dezelfde antwoorden?
Hebben jullie ook de extra opgaven gemaakt?
Dit zijn de antwoorden:
EO1
a) Waar.
b) Niet waar.
c) Niet waar.
EO2
a) armen hadden kleine arbeidershuisjes. Rijken hadden grote woningen. De rijken hadden bedienden. De rijken hadden gevarieerd eten.
b) Als ze in opstand kwamen liepen ze de kans om ontslagen te worden.
c) De vakbonden.
d) De overheid / regering.
e) kinderen mogen niet meer in de fabrieken werken en moeten naar school. Arbeiders mogen niet langer dan 8 uur per dag werken en er worden afspraken gemaakt hoeveel ze verdienen.
Eindproduct 1.
Eindproduct.
Je maakt een poster over de Industriele revolutie.
Gebruik hierbij minimaal 3 van de onderstaande begrippen:
Kinderarbeid
Omdat de lonen laag waren, telde elke cent die verdiend kon worden mee. Het gevolg was dat ook veel kinderen in de fabrieken werkten. In sommige fabrieken waren kinderen zelfs heel gewild omdat hun kleine handjes geschikt waren voor dat soort productie.
Gevolgen van de industrialisatie, leefomstandigheden
De arbeiders kwamen vaak in kleine, slechte woningen terecht, waar ze met grote gezinnen woonden. Er was geen riolering of stromend water en vaak ook geen daglicht of ventilatie. De slechte woonomstandigheden leidden tot veel ziektes. Langzaam zagen steeds meer mensen hoe erg deze sociale kwestie was en probeerden ze er iets aan te doen.
Een politieke partij is een groep mensen die dezelfde ideeën hebben. Een partij wil bijvoorbeeld dat er meer bomen komen. Een andere partij wil juist dat er meer straten komen en vindt de bomen niet zo belangrijk. alle partijen hebben een verkiezingsprogramma. Dat is geen leuk televisieprogramma, maar een stapel papier. In het verkiezingsprogramma staan alle mooie plannen opgeschreven. Hoe meer burgers er op een partij stemmen, hoe meer plannen ze kunnen uitvoeren.
Vakbonden.
Een vakbond komt op voor jouw belangen op het gebied van werk en inkomen.
Door de industriële revolutie groeiden de steden. Er was minder werk op het platteland. Kleine bedrijfjes op het platteland konden niet meer op tegen de grote bedrijven in de stad. De fabrieken werden bij de steden gebouwd. Steeds meer mensen verhuisden daarom naar de stad.
Je poster heeft het formaat van een A-3 papier.
Je poster heeft minimaal 5 duidelijke plaatjes die behoren tot bovenstaande begrippen.
Ieder plaatje heeft een onderschrijft.
Je hebt 2 tekstvakken waarin je iets vertelt over een van deze begrippen.
Je zorgt voor een mooie vormgeving. Je poster moet aantrekkelijk zijn en opvallen!
Je poster wordt beoordeeld met onderstaand schema:
Je kunt maximaal 20 punten verdienen!
Poster
Opmerkingen
1
2
3
4
5
Pakkend.
Goede titel
Duidelijk
Originele vormgeving
Goed georganiseerd
Indeling
Tekstblokken
Illustraties
Goed leesbaar
Leesbaarheid
Lettertype
Goede teksten
Eigen teksten
Diepgang
Als je tijd over hebt kijk je de volgende aflevering over kinderarbeid:
2. Productieweg
Leerdoelen + eindproduct
Leerdoelen
In deze opdracht ga je de volgende doelen bereiken:
Ik weet wat produceren is.
Ik weet welke weg een product aflegt voor het klaar is en kan verschillende bedrijven noemen die daar bij betrokken zijn
Ik ken de productiefactoren natuur, arbeid en kapitaal
Aan het eind van de opdracht kun je:
De productieweg benoemen van een product.
productiemiddelen verdelen in productiefactoren.
Eindproduct
Je maakt een minitoets.
Werkwijze
Activiteiten
Stap
Groepsgrootte
Activiteit
Stap 1
Alleen
Je maakt de opdrachten.
Stap 2
Alleen
Je maakt de minitoets.
Benodigdheden
Laptop met internet.
Tijd
Voor deze opdracht heb je 1 à 2 uur nodig.
Stap 1
Produceren
Produceren is het maken van goederen of het leveren van diensten.
Bij produceren zijn vaak meerdere stappen nodig. Het begint bij de grondstof. De grondstof voor een krant is bijvoorbeeld hout. Van het hout wordt pulp gemaakt en daarna papier. Als er met inkt letters op het papier worden gedrukt, is de krant klaar. De krant heeft een lange productieweg achter de rug. De productieweg bestaat uit alle bewerkingen die een product ondergaat van grondstof tot eindproduct.
In de productieweg komen vaak verschillende bedrijven voor. Dit noem je de bedrijfskolom
Houtkapbedrijf
↓
Zagerij
↓
Papierfabriek
↓
Drukkerij
De bedrijven in de bedrijfskolom voegen steeds waarde toe aan een product.
Opdracht 1
Noem de grondstoffen van de volgende producten:
Een boekenkast
Een auto
Tomatensoep in blik
Een spijkerbroek
Opdracht 2
Kies één van de producten uit opdracht 1 en maak een bedrijfskolom van 4 stappen. Begin altijd met de grondstof.
Opdracht 3
Wat gebeurt er met de papierfabriek en de drukkerij als er brand uitbreekt bij de zagerij?
In de tekst staat dat ieder bedrijf waarde toevoegt aan het product. Leg uit dat papier meer waard is als er letters op gedrukt staan.
De productiefactoren
Om te produceren heb je van alles nodig. Niet alleen de grondstof, maar ook arbeiders, machines, vervoermiddelen, gebouwen, computers, enzovoort.
Alle dingen die je nodig hebt om te produceren, noemen we productiemiddelen.
De productiemiddelen kun je verdelen in de drie productiefactoren.
Natuur
Arbeid
Kapitaal
Onder de productiefactor natuur vallen alle grondstoffen die nog niet zijn bewerkt door mensen. Het komt net uit de natuur. Bijvoorbeeld: hout, ijzererts, graan, vlees, enzovoort.
Onder arbeid valt al het menselijk werk: de monteur, de manager, de chauffeur, enzovoort.
Onder kapitaal vallen alle hulpmiddelen: de gebouwen, de computers, de hamer, de internetverbinding, de elektriciteit, enzovoort.
Opdracht 4
Geef in de tabel per product een voorbeeld van natuur, arbeid en kapitaal.
De eerste is al voorgedaan. Je kunt ook meerdere antwoorden in 1 vakje schrijven.
Product
Natuur
Arbeid
Kapitaal
Appel
Appelboom
Plukker
Sorteermachine
T-shirt
Fiets
Opdracht 5
Bedenk twee bedrijven/producten waarbij de productiefactor natuur erg belangrijk is
Bedenkt twee bedrijven/producten waarbij de productiefactor kapitaal erg belangrijk is
Bedenkt twee bedrijven/producten waarbij de productiefactor arbeid erg belangrijk is
Eindproduct 2.
Hieronder staat de test over de productieweg.
Maak de test en kijk of je de belangrijke zaken over dit onderwerp weet.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Leerdoelen
In de 19e eeuw gingen de meeste kinderen niet naar school. Ze werkten op het land, in de winkel of in de werkplaats. Kinderarbeid was normaal. Het was ook nodig, want kinderen moesten extra geld verdienen voor het gezin.
Toen kwam de Industriële Revolutie. Overal kwamen fabrieken die mensen nodig hadden. Ook kinderen gingen in de fabrieken werken. Was dat wel goed voor die kinderen?
In deze opdracht staat het verzet tegen kinderarbeid in Nederland centraal.
Aan het eind van deze opdracht weet je:
dat kinderarbeid in de 19e eeuw normaal was.
waarom er in de tweede helft van de 19e eeuw steeds meer kritiek komt op kinderarbeid.
wat er wordt bedoeld met het 'Kinderwetje van Van Houten'.
dat de leerplichtwet van 1900 een einde maakte aan kinderarbeid.
Eindproduct
Je maakt samen met een klasgenoot een kruiswoordraadsel.
Werkwijze
Activiteiten
Stap
Groepsgrootte
Activiteit
Stap 1
Samen met een klasgenoot
Canonvenster 'Kinderarbeid' bestuderen en vragen beantwoorden.
Stap 2
Samen met een klasgenoot
In een cirkelschema uitleggen waarom kinderen niet naar school gingen en waarom kinderarbeid bleef bestaan.
Stap 3
Samen met een klasgenoot
Informatie opzoeken over het verzet tegen kinderarbeid in of rond jouw woonplaats.
Stap 4
Samen met een klasgenoot
Eindproduct: een kruiswoordraadsel maken met als onderwerp: Kinderarbeid.
Benodigdheden
Laptop met internet.
Tijd
Voor deze opdracht hebben jullie 2 uur nodig.
Stap 1
Canon: Verzet tegen kinderarbeid
Ga naar de website entoen.nu en lees vervolgens de tekst bij het canonvenster 'Kinderarbeid' .
Rechts naast de tekst kun je op een aantal afbeeldingen klikken.
Bekijk in ieder geval:
de vensterplaat 'Verzet tegen kinderarbeid'
de Canon-clip voortgezet onderwijs.
de SchoolTV Beeldbankclip: Kinderarbeid in Nederland.
Maak tijdens het lezen en kijken aantekeningen.
Stap 2
Hiernaast zie je een cirkelschema.
Je kunt in zo'n schema in stappen uitleggen waarom kinderen niet naar school gaan en waarom kinderarbeid blijft bestaan.
Stap 1 is al ingevuld.
Neem het schema over en vul de vier nog openstaande stappen in.
A. In de 19e eeuw waren veel arbeidersgezinnen arm. B. Kinderen konden niet lezen en schrijven. C. Kinderen kregen alleen slecht betaalde baantjes. D. Kinderen konden niet naar school. E. Kinderen moesten werken om een deel van het gezinsinkomen te verdienen.
Samuel van Houten probeerde met het Kinderwetje de cirkel te doorbreken.
Lang niet alle arbeiders waren blij met het Kinderwetje van Van Houten.
Kun je bedenken waarom ze niet blij waren?
Lees onderstaand bericht en geef antwoord op de vraag onder de tekst.
Kinderarbeid in Maastricht
Petrus Regout (1801-1878), Nederlands eerste grootindustrieel.
Wie Regout ter sprake brengt, stuurt het gesprek meteen naar de schrijnende kinderarbeid in zijn fabrieken. Jongens en meisjes, met bleke gezichtjes, van nog geen tien jaar oud die nachten door moesten werken. En dat zelfs na het Kinderwetje van Samuel van Houten (1874). Wie het over de Sphinx-fabrieken heeft, ziet het pauperisme in de buurt van de oude fabrieken vlakbij de Maas. De overvolle arbeiderswoningen, geplaagd door overbevolking, ziekte en drankzucht. Of de enorme woonkazerne Cité Ouvrière, die plaats bood aan zeventig arbeidersgezinnen.
Voor Regout was de kazerne dan misschien een daad van paternalisme, liefdadigheid en zorgzaamheid. De bewoners zagen vooral een rampplaats van ongedierte en cholera. Normaal sanitair ontbrak. Wel was er een goedgebruikte lijkenkamer.
Opdracht 1:
Zorgt Regout wel of niet goed voor zijn personeel?
Opdracht 2:
Waarom liet Regout kinderen zo hard werken?
Opdracht 3:
Waarom wilde de kinderen wel werken in de fabriek?
Stap 3
Regionale canons
Via de website van entoen.nu/kinderarbeid/vo kun je ook naar de items uit verschillende regionale canons over verzet tegen kinderarbeid.
1. Kun jij informatie vinden over kinderarbeid in jouw woonplaats?
Een verhaal van Gerard Ram.
Ik ben geboren op maandag 9 februari 1931 om 11.00 uur op de steenoven van Splinter te Willeskop. Mijn vader, Johannes Ram, was kleivletter en mijn moeder mocht, voor een rijksdaalder in de week stenen 'optassen'. Die bewuste maandag was mijn moeder al vroeg begonnen met stenen optassen, ondanks dat zij op het punt stond te bevallen! Ergens rond 10 uur moet de bevalling begonnen zijn, doch er was geen tijd meer om haar naar het eigen huis te brengen. Uit pure nood is zij daar een ander huis binnen gedragen, alwaar ik dus rond 11 uur het levenslicht zag. Eigenlijk dus een aanklacht tegen het systeem dat zelfs hoogzwangere vrouwen voor een rijksdaalder in de week, stenen liet opstapelen. G. Ram.
2. Zoek eens uit wat een kleivletter en wat optassen is?
fabrieken Tijdens de industiele revolutie moesten veel kinderen in ... werken
leerplichtwet De wet die er in 1900 voor zorgde dat kinderen naar school moesten.
Maak minimaal 6 vragen! Hoe meer vragen hoe beter.
Als je al je woorden hebt, klik je op ‘kruiswoordpuzzel maken’
Voor deze opdracht kun je maximaal 10 punten krijgen.
Je wordt beoordeeld op het aantal bedachte vragen en antwoorden. Elke goede vraag en bijbehordend antwoord levert 1 punt op.
Vervolgens mail je het kruiswoordraadsel en de goede antwoorden naar de docent.
4. Politiek
Leerdoelen + eindproduct
Leerdoelen
In de 19e eeuw ontstond het politieke systeem zoals we dat nu kennen.
Na 1850 werden de eerste politieke groeperingen opgericht.
Uit die groeperingen ontstonden de politieke partijen.
In deze opdracht kijk je hoe ons parlementair stelsel is ontstaan.
Je kijkt nogmaals naar de grondwet van 1848.
Aan het eind van de opdracht kun je:
uitleggen waarom 1848 wel bekend staat als revolutiejaar.
een aantal rechten uit de Nederlandse grondwet van 1848 beschrijven.
de politieke stroming 'het liberalisme' beschrijven.
de andere politieke stromingen die opkwamen, beschrijven.
Eindproduct
Je maakt een minitoets.
Werkwijze
Activiteiten
Stap
Groepsgrootte
Activiteit
Stap 1
Alleen
1848 het revolutiejaar.
Stap 2
Alleen
Grondwet
Eindproduct
Alleen
Minitoets
Benodigdheden:
Laptop met internet.
Tijd:
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.
Stap 1
Revolutiejaar 1848
Het jaar 1848 was een onrustig jaar in Europa. In Frankrijk eiste het volk hervormingen.
Het volk wilde de macht van de vorst verminderen. Dit leidde tot opstanden in Parijs.
Ook in de dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije, in de Duitse staten en in Italië eiste het volk politieke veranderingen. De liberalen hadden als doel: democratisering van de samenleving ('het volk aan de macht'). De liberalen waren de rijke burgers die liberale ideeën hadden.
De revolutiedreiging in 1848 in Europa had ook invloed op Nederland. De liberale staatsman J.R. Thorbecke had al eerder geprobeerd om een liberale grondwet in te voeren. Maar koning Willem II was tegen de hervormingen.
Koning Wilem II was bang dat er in Nederland ook een revolutie zou ontstaan.
Daarom veranderde hij van gedachten. Hij vond het nu wel goed dat de grondwet veranderd werd. Thorbecke mocht de nieuwe grondwet ontwerpen.
Beantwoord de volgende vragen.
In welk land begonnen de revoluties in 1848?
Hadden de revoluties in de verschillende landen allemaal (ongeveer) hetzelfde doel?
Bespreek de antwoorden op de vragen met een klasgenoot.
Stap 2
1848 - Grondwet
In Nederland heb je wetten en regels. Zo heb je al geleerd dat er een leerplichtwet is ingesteld. Hierdoor konden kinderen ook niet meer werken.
In het jaar 1848 kwam de Nederlandse grondwet tot stand.
In de grondwet werd geregeld hoe ons land geregeerd moest worden.
De grondwet van 1848 legde de basis voor de moderne parlementaire democratie. Toch was er nog een belangrijk verschil met de moderne politiek: het ontbreken van algemeen kiesrecht. Volgens het censuskiesrecht in de 19e eeuw mochten alleen mannen van 23 jaar en ouder die voldoende belasting betaalden hun stem uitbrengen.
Stapsgewijs werd het kiesrecht uitgebreid. Naast het betalen van voldoende belasting gingen ook andere zaken meetellen zoals het betalen van huur of het wel of niet kunnen lezen en schrijven.
Vanaf 1900 was het vooral de SDAP die zich sterk maakte voor het algemeen kiesrecht. De SDAP had als doel om verbeteringen voor de arbeiders tot stand brengen via het parlement, de Tweede Kamer. Hoe meer socialisten er in de Tweede Kamer werden gekozen, des te groter de kans op veranderingen. Omdat de potentiële kiezers van de SDAP geen stemrecht hadden, werd het algemeen kiesrecht een belangrijk programmapunt.
Opdracht 1:
Waar of niet waar?
Vanaf 1848 had iedereen die ouder was dan 18 jaar kiesrecht.
Waar
Niet waar
Opdracht 2:
Waar of niet waar?
Door de invoering van de grondwet in 1848 werd de macht van de koning veel kleiner.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Waar werden spullen gemaakt vóór de komst van fabrieken?
Waarom was de uitvinding van de stoommachine zo belangrijk?
In het filmpje wordt uitgelegd hoe de stoommachine werkt. Leg uit hoe de stoommachine werkt
Zoek een afbeelding van hoe een stoommachine werkt.
Wat is de brandstof van de stoommachine?
Waarom moesten veel mensen stoppen met thuis kleding maken?
Welk werk moesten de kinderen doen in de fabriek?
Hoe oud waren de jongste kinderen in de fabriek?
Waarom gebeurden veel ongelukken in de fabriek?
Waarom kon je niet makkelijk protesteren tegen de fabrieksdirecteur?
Stap 2
Opdracht 1:
Noem drie dingen die mensen op straat tegenkwamen rond 1900, die mensen in 1600 nog nooit hadden gezien
1
2
3
Opdracht 2:
Wat vind je nu een uitvinding die je niet kan missen?
Opdracht 3:
Ga inforamtie zoeken over de uitvinding die jij onmisbaar vindt.
Wanneer is het uitgevonden? Door wie? etc...
Keuzeopdracht 2: Aletta Jacobs
Leerdoelen
Aletta Jacobs streed haar hele leven voor gelijke rechten van mannen en vrouwen. In de tijd dat zij geboren werd mochten vrouwen niet studeren of stemmen. Dankzij haar strijd is dat allemaal veranderd. Mannen en vrouwen zijn nu gelijkwaardig, of toch nog niet helemaal?
Aan het eind van deze opdracht kun je:
beschrijven wie Aletta Jacobs was.
beschrijven waarvoor Aletta Jacobs zich allemaal heeft ingezet.
beschrijven dat in die tijd geboorteregeling taboe was.
uitleggen waarom tussen 1848 en 1918 vrouwen in Nederland niet mochten stemmen.
uitleggen waarom tussen 1848 en 1918 niet alle mannen in Nederland mochten stemmen.
het verschil tussen passief en actief kiesrecht beschrijven.
Tijd
Voor deze opdracht heb je 1 lesuur nodig.
Werkwijze
Werkwijze:
Activiteiten
Stap
Groepsgrootte
Activiteit
Stap 1
Alleen
Aletta Jocobs, de eerste vrouw die..
Stap 2
Alleen
Werken als huisarts
Benodigdheden
Laptop met internet.
Tijd
Voor deze opdracht heb je 1 à 2 uur nodig.
Stap 1
De eerste vrouw die …
Er zijn maar weinig vrouwen die in de Nederlandse geschiedenis zo’n indruk hebben achtergelaten als Aletta Jacobs
Aletta is het achtste kind (van de elf) van Abraham Jacobs en Anna de Jongh.
Alle 11 kinderen kregen de kans om te leren. Dat is zeer uitzonderlijk in die tijd.
Aletta zit als enige meisje tussen de jongens in de klas op de HBS (Hoogere Burger School, te vergelijken met het vwo van nu). Aletta wil arts worden, net als haar vader. Daarvoor moet ze naar de universiteit, maar vrouwen worden daar niet toegelaten.
Als vijftienjarige haalt ze het examen van leerling-apotheker. Een mannelijke leerling-apotheker heeft bij minister Thorbecke voor Onderwijs gevraagd om vrijstelling te krijgen van het toelatingsexamen voor de universiteit.
Aletta hoort dat zijn verzoek is goedgekeurd. Ze stuurt ook een brief naar Thorbecke.
Thorbecke geeft toestemming. Ze mag een jaar op proef aan de universiteit studeren. Na dat jaar zal hij beslissen of ze mag blijven.
Op 20 april 1871 begint Aletta met haar studie aan de universiteit van Groningen. Ze is dan 17 jaar. Zij is de eerste vrouwelijke student van Nederland.
In kranten- en tijdschriftartikelen wordt ze uitgelachen. Haar broers zijn ook student. Ze worden gepest vanwege hun zus. Eén van haar broers kan daar niet tegen. Hij wil niets meer met zijn zus te maken hebben.
Dan komt het bericht dat minister Thorbecke stervende is. Gauw doet Aletta nog enkele examens en vraagt de minister om zijn besluit. Twee dagen na zijn dood krijgt Aletta de toestemming over de post. Ze mag verder studeren aan de universiteit.
Aletta slaagt als eerste vrouw in Nederland voor het arts-examen.
Een jaar later, in 1879, promoveert ze. Ze is dan de eerste vrouwelijke doctor in de medicijnen.
Vraag:
Waaruit blijkt dat zelfs de vooruitstrevende minister Thorbecke anders tegen vrouwen aankeek dan tegen mannen, zoals de meesten in die tijd?
Stap 2
Dokter Jacobs
Dr. Aletta Jacobs wordt in 1879 huisarts in Amsterdam. Niet iedereen vertrouwt een vrouwelijke dokter. Sommige mensen vonden dat ze minder salaris moest krijgen dan haar mannelijke collega's.
Als dokter weet ze dat het lichaam van een man anders in elkaar zit dan het lichaam van een vrouw.
Vrouwen hebben soms andere kwalen dan mannen.
De hoeveelheid medicijnen kan voor een vrouw anders zijn dan voor een man.
De medische stand hield daar geen rekening mee. Het was onfatsoenlijk om over vrouwenkwalen te spreken (spreken over kwalen van mannen mocht natuurlijk wel!).
Zij schrijft het boek ‘De Vrouw. Haar bouw en haar inwendige organen’.
Er staan beweegbare afbeeldingen van het lichaam en de organen in.
De Jordaan was een Amsterdamse volksbuurt. Aletta ziet daar veel ellende onder de mensen. Vooral vrouwen hebben het slecht. Zij houdt veertien jaar lang twee keer per week een gratis spreekuur voor deze vrouwen. Ze doet het werk gratis. Vrouwen kregen in die tijd veel kinderen. Dat was niet goed voor een vrouwenlichaam.
Seksuele voorlichting en het verstrekken van voorbehoedsmiddelen waren in Nederland een taboe. In andere landen, zoals de Verenigde Staten, was dat zelfs verboden. In 1881 schreef een Amerikaanse journaliste een artikel. Het ging over het gratis spreekuur van Aletta. Ze noemde het 'de eerste openbare kliniek voor geboortenregeling ter wereld'. Aletta kreeg brieven uit de hele wereld.
Mensen vonden Aletta's werk voor vrouwen geweldig. Maar niet iedereen was er blij mee. In 1919 ontving ze van een organisatie van vrouwelijke artsen een uitnodiging. Ze mocht spreken op een congres in Amerika. Ze wilde graag gaan, maar ze mocht Amerika niet in. Van de Amerikaanse regering kreeg ze geen visum.
Bekijk het volgende filmpje op SchoolTV:
Beantwoord nu de volgende vragen:
Hoeveel kinderen hadden de meeste arbeiders in de Jordaan?
Over geboorteregeling werd niet openlijk gesproken, ook niet in het filmpje. Hoe wordt het dan wel omschreven?
Keuzeopdracht 3: Steenkool
Leerdoelen.
Aan het eind van deze les weet je:
Wat veen, bruinkool en steenkool is
Hoe het ontstaat
Wat sedimenten zijn
Tijd
Voor deze opdracht heb je 1 lesuur nodig.
Eindproduct.
Je maakt een presentatie over steenkool en geeft hierin aan waarom dit belangrijk was tijdens de Industriele revolutie.
Werkwijze
Werkwijze:
Activiteiten
Stap
Groepsgrootte
Activiteit
Stap 1
Alleen of samen
Opdrachten maken
Benodigdheden
Laptop met internet.
Tijd
Voor deze opdracht heb je 1 à 2 uur nodig.
Stap 1
Steenkool
Je hebt vast wel eens van veen gehoord. Veen ziet er een beetje uit als klei. Kijk maar naar de afbeelding hieronder.
Maar veen bestaat niet uit steen (klei namelijk wel), maar uit dode plantenresten. Door het gewicht van de grond erboven zijn die plantenresten honderden jaren achter elkaar samengedrukt. Als je veen laat drogen kun je het goed als brandstof gebruiken.
Veen Het ontstaan van veen
Als er steeds meer grond over het veen komt te liggen, wordt de druk steeds groter. Het veen wordt dan nog steviger samengedrukt. Als de temperatuur onder de grond toeneemt dan ontstaat na duizenden jaren bruinkool. Dat brand nog veel beter dan veen!
Bruinkool Een mijnwerker in een steenkoolmijn
Als bruinkool nog eens (honderd)duizenden jaren onder de grond ligt, veranderd het door de druk en de temperatuur in steenkool. Steenkool is een goede brandstof. In het tijdvak Burgers & Stoommachines werd steenkool erg veel gebruikt. Ook nu nog gebruiken veel landen en bedrijven steenkool als brandstof. Maar het worden er steeds minder: het verbranden van steenkool levert namelijk veel milieuvervuiling op door de uitstoot van CO2 gas.
Als dode plantenresten onder water komen te liggen, vergaan ze niet. Dit gebeurt vaak in moerassige gebieden. Als er een laagje grond over de plantenresten komt, veranderd het in veen. Dat komt door de druk.
Zo’n laagje grond dat blijft liggen, noem je sedimenten.
Als je veen laat drogen, ontstaat turf. Je kunt dat in de kachel verbranden.
Als er meer grond over het veen komt, neemt de druk en de temperatuur toe. Na duizenden jaren verandert het veen in bruinkool. Na nog meer druk en nog eens duizenden jaren, ontstaat er steenkool.
Steenkool is een uitstekende brandstof. Daarom wordt het gebruikt om energie op te wekken. Het nadeel is dat er veel CO2 gas vrijkomt bij het verbranden van steenkool. Dat is slecht voor het milieu.
Begrippenlijst Tijdvak 8.
Voor de toets moet je onderstaande begrippen kennen en antwoord weten op onderstaande vragen.
De titel van Tijdvak 8 is: Burgers en stoommachines.
Kinderarbeid
Omdat de lonen laag waren, telde elke cent die verdiend kon worden mee. Het gevolg was dat ook veel kinderen in de fabrieken werkten. In sommige fabrieken waren kinderen zelfs heel gewild omdat hun kleine handjes geschikt waren voor dat soort productie.
Gevolgen van de industrialisatie, leefomstandigheden
De arbeiders kwamen vaak in kleine, slechte woningen terecht, waar ze met grote gezinnen woonden. Er was geen riolering of stromend water en vaak ook geen daglicht of ventilatie. De slechte woonomstandigheden leidden tot veel ziektes. Langzaam zagen steeds meer mensen hoe erg deze sociale kwestie was en probeerden ze er iets aan te doen.
Een politieke partij is een groep mensen die dezelfde ideeën hebben. Een partij wil bijvoorbeeld dat er meer bomen komen. Een andere partij wil juist dat er meer straten komen en vindt de bomen niet zo belangrijk. alle partijen hebben een verkiezingsprogramma. Dat is geen leuk televisieprogramma, maar een stapel papier. In het verkiezingsprogramma staan alle mooie plannen opgeschreven. Hoe meer burgers er op een partij stemmen, hoe meer plannen ze kunnen uitvoeren.
Vakbonden.
Een vakbond komt op voor jouw belangen op het gebied van werk en inkomen.
Door de industriële revolutie groeiden de steden. Er was minder werk op het platteland. Kleine bedrijfjes op het platteland konden niet meer op tegen de grote bedrijven in de stad. De fabrieken werden bij de steden gebouwd. Steeds meer mensen verhuisden daarom naar de stad.
Productieweg.
De weg die een product doorloopt van grondstof tot eindproduct noem je de productieweg van het product.
Een bedrijfskolom geeft aan welke bedrijven in de productieweg voorkomen. Het kenmerk van een bedrijfskolom is dat elk bedrijf een stuk waarde toevoegt. Het eindproduct komt steeds meer in zicht.
Productiefactoren.
Alle dingen die je nodig hebt om te produceren, noemen we productiemiddelen. De productiemiddelen kun je verdelen in de drie productiefactoren.
Natuur
Arbeid
Kapitaal
Productiefactor natuur
Onder de productiefactor natuur vallen alle grondstoffen die nog niet zijn bewerkt door mensen. Het komt net uit de natuur. Bijvoorbeeld: hout, ijzererts, graan, vlees, enzovoort.
productiefactor arbeid
Onder arbeid valt al het menselijk werk: de monteur, de manager, de chauffeur, enzovoort.
productiefactor kapitaal.
Onder kapitaal vallen alle hulpmiddelen: de gebouwen, de computers, de hamer, de internetverbinding, de elektriciteit, enzovoort.
Kinderwet van Van Houten.
De Kinderwet van Van Houten (uit 1874) verbood de arbeid van kinderen tot twaalf jaar in werkplaatsen en fabrieken. Landarbeid door kinderen was nog niet verboden.
Wie waren er niet blij met de Kinderwet?
Leerplichtwet.
De Leerplichtwet van 1900 maakte een definitief einde aan de kinderarbeid. Vanaf dat moment waren de ouders verplicht hun kinderen van zeven tot en met twaalf jaar naar school te sturen.
Revolutiejaar 1848
Het jaar 1848 was een onrustig jaar in Europa. In Frankrijk eiste het volk hervormingen. Het volk wilde de macht van de vorst verminderen. Dit leidde tot opstanden in Parijs.
J.R. Thorbecke
Thorbecke mocht in opdracht van Koning Willem II de nieuwe grondwet ontwerpen.
Nederlandse grondwet 1848
De grondwet van 1848 legde de basis voor de moderne parlementaire democratie. Toch was er nog een belangrijk verschil met de moderne politiek: het ontbreken van algemeen kiesrecht.
kiesrecht.
De regering wordt gekozen door de burgers. In de 19e eeuw mochten alleen mannen van 23 jaar en ouder die voldoende belasting betaalden hun stem uitbrengen.Nu mag iedereen met een Nederlandspaspport boven de 18-jaar stemmen.
Thematoets
Je gaat een thematoets maken. Deze is bedoeld om te oefenen voor de echte toets.
De thematoets bestaat uit 10 vragen over Tijdvak 8.
Na het beantwoorden van de vragen krijg je je resultaat te zien.
Je ziet ook welke vragen je goed en welke vragen je fout hebt beantwoord.
Het arrangement Tijdvak 8: Tijd van burgers en stoommachines (1800-1900) is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Michiel van Rooijen
Laatst gewijzigd
2018-02-07 10:03:44
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen
4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en
publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of
bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Werk, welzijn en welvaart;
Industriële revolutie en de opkomst van emancipatiebewegingen;
Ontstaan van het parlementaire stelsel;
Industriële revolutie;
Fysieke leefomgeving;
Mens en maatschappij;
Communicatie en samenleving;
Cultuur, levensbeschouwing en identiteit;
De tijd van burgers en stoommachines (1800 - 1900);
Ontstaan van een parlementair stelsel en de toename van volksinvloed;
Geschiedenis;
Gevolgen van de Industriële Revolutie;
Macht, gezag en bestuur;
Eindgebruiker
leerling/student
Moeilijkheidsgraad
gemiddeld
Trefwoorden
burgers en stoommachines, industriele revolutie, kinderarbeid, michiel van rooijen, minkema, politiek, productieweg, tijdvak 8
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Productieweg
Vragen over de tekst.
Eindproduct 4.
Maak de tekst compleet
Toets tijdvak 8
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.