Leerdoelen
Het jaar 1848 staat bekend als revolutiejaar.
Het was een onrustig jaar in heel Europa.
In Frankrijk eisten burgers politieke hervormingen.
In Duitsland en in Italië wilden mensen de macht van de vorsten beperken.
En ook in Nederland stemde koning Willem II uiteindelijk in met een grondwetswijziging.
Het revolutiejaar 1848 staat centraal in deze opdracht.
Aan het eind van de opdracht kun je:
uitleggen waarom 1848 wel bekend staat als revolutiejaar.
de belangrijkste kenmerken uit de Nederlandse grondwet van 1848 beschrijven.
Stap 1: Revolutiejaar 1848
Revolutiejaar 1848
Ga naar de Kennisbank.
Bestudeer eerst het onderdeel 'Liberalisme'.
Bestudeer dan de eerste pagina van het onderdeel 'Revolutiejaar 1848':
Hadden de revoluties in de verschillende landen allemaal (ongeveer) hetzelfde doel?
Stap 2: Grondwet 1848
Willem II
In het jaar 1848 kwam de Nederlandse Grondwet tot stand.
In de grondwet werd geregeld hoe ons land geregeerd moest worden.
Ga naar de Kennisbank Geschiedenis:
Willem II wilde eigenlijk geen grondwet.
Uiteindelijk koost hij er toch voor om een grondwet te laten maken door Thorbecke.
Waarom koos Willem II alsnog voor een grondwet? Dat zie je in de video.
Praat er na het kijken over met een klasgenoot.
Maak daarna de oefening.
Stap 3: Toets het jaar 1848
Voor je begint aan de afsluiting maak je de toets 'Het jaar 1848'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.
Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
De score wordt opgenomen in het volgsysteem.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Economische vrijheid
Vrijheid om handel te drijven zonder dat de staat of de kerk zich ermee bemoeit. Mensen mogen ook eigen bezittingen hebben.
Eenheidsstaat
Een staat waar een centrale overheid de macht heeft.
Ministeriële verantwoordelijkheid
Ministeriële verantwoordelijkheid houdt in dat ministers verantwoordelijk zijn voor de daden van de regering, en niet de koning. Dit is ingevoerd in de Grondwet van 1848.
Willem II
Willem II wordt op 7 oktober 1840 de tweede koning van Nederland. Hij vindt het goed dat Thorbecke een liberale grondwet schrijft.
J.R. Thorbecke
J.R. Thorbecke was een liberale Nederlandse staatsman. Hij is de grondlegger van de moderne staatsinrichting van Nederland. Hij ontwierp de nieuwe grondwet, een liberale grondwet.
Amendement
Een amendement is een wijziging van een officieel document. In de Grondwet van 1848 kreeg de Tweede Kamer het recht om voorstellen in te dienen om een wetsontwerp aan te passen.
Grondwet
De grondwet is de belangrijkste wet van een staat.
Er staat in hoe de staat bestuurd moet worden. En ook de rechten en plichten die elk individu heeft, staan erin.
Democratisering
'Het volk aan de macht'. Een ontwikkeling waarbij het bestuur van een land of groep democratischer wordt.
De besluiten worden dan door meer mensen genomen dan voorheen.
Volksinvloed Grondwet 1848 Thorbecke
Onder leiding van Koning Willem II wilde een steeds groter deel van de bevolking meer te zeggen hebben. Om een revolutie te voorkomen, stemde de koning in met een nieuwe grondwet. Die werd in 1848 door J.R. Thorbecke geschreven. Nederland kreeg toen een parlementair stelsel. Er stond onder andere een uitbreiding van het kiesrecht in: meer mannen (met voldoende geld) mochten daarna stemmen.
Liberalisme
Het liberalisme wil zo veel mogelijk vrijheid voor iedereen. Volgens het liberalisme moet iedereen voor zijn eigen bestaan zorgen.
Politieke stromingen
Leerdoelen + eindproduct
Leerdoelen
In de 19e eeuw ontstond het politieke systeem zoals we dat nu kennen.
Na 1850 werden de eerste politieke groeperingen opgericht.
Uit die groeperingen ontstonden de politieke partijen.
In deze opdracht kijk je hoe ons parlementair stelsel is ontstaan.
Je kijkt nogmaals naar de grondwet van 1848.
En je bestudeert vier politieke stromingen.
Aan het eind van de opdracht kun je:
uitleggen waarom 1848 wel bekend staat als revolutiejaar.
een aantal rechten uit de Nederlandse grondwet van 1848 beschrijven.
de politieke stroming 'het liberalisme' beschrijven.
de andere politieke stromingen die opkwamen, beschrijven.
Eindproduct
Je maakt een schema.
In het schema komen de vier politieke stromingen.
Achter iedere stroming komt
- een korte omschrijving over hun ideeën en wat ze belangrijk vinden
- hun aanhangers
- een belangrijke leider en
- een politieke partij.
Stap 1: Grondwet 1848
1848 - Grondwet
Het jaar 1848 wordt gezien als het jaar waarin ons politieke systeem is ontstaan.
In dat jaar werd de Nederlandse grondwet geschreven. In de grondwet werd geregeld hoe ons land geregeerd moest worden.
Toch ontbraken er toen nog twee dingen in de politiek: politieke partijen en het algemeen kiesrecht. Die zijn er tegenwoordig wel.
In 1850 had maar een heel klein deel van de bevolking kiesrecht.
Ga nogmaals naar de Kennisbank 'Grondwet 1848'.
Beantwoord de volgende Vragen:
Wie mochten er in 1850 stemmen voor de Tweede Kamer?
Hoe werd het kiesrecht in 1850 genoemd?
Stap 2: Liberalisme
Liberalisme
De politieke stroming die ervoor heeft gezorgd dat de grondwet geschreven werd, noemen we het liberalisme.
Ga opnieuw naar de Kennisbank geschiedenis:
Wat moest volgens de liberalen de politieke rol van de kerk zijn?
Hoe dachten de liberalen over de rol van de staat?
Waarom kreeg het liberalisme in de tweede helft van de 19e eeuw steeds meer aanhangers?
Stap 3: Politiek rond 1900
Politiek rond 1900
Liberalen wilden dat de staat zich zo min mogelijk bemoeide met het leven van mensen. Iedereen was zelf verantwoordelijk voor zijn geluk.
Socialisten waren het daar niet mee eens. Zij wilden juist dat de staat zou zorgen voor goede werkomstandigheden en een normaal loon voor de arbeiders.
Naast de liberalen en socialisten was er nog een derde groep: de confessionelen (gelovigen).
De confessionelen bestonden uit twee groepen: de katholieken en de protestanten.
Liberalen wilden een sterke scheiding tussen kerk en staat. De meeste socialisten vonden de kerk een nutteloze organisatie. De confessionelen wilden juist dat het geloof de basis was van de politiek.
Bestudeer in de Kennisbank het onderdeel over de politieke situatie in de 19e eeuw:
Waar of niet waar?
Confessionelen zijn voor een sterke scheiding van kerk en staat.
Waar
Niet waar
Waar of niet waar?
In de schoolstrijd werkten de protestanten en katholieken samen tegen de liberalen.
Waar
Niet waar
Waar of niet waar?
De confessionelen wilden met de schoolstrijd bereiken dat ook katholieke en protestantse scholen geld van de staat zouden krijgen.
Waar
Niet waar
Hoe heette de partij die door Abraham Kuyper werd opgericht?
De Rooms Katholieke Staats Partij (RKSP)
Anti Revolutionaire Partij (ARP)
Tot welke confessionele stroming behoorde Herman Schaepman?
katholieken
protestanten
Wat betekent het woord sociaal?
Dat je vooral rekening houdt met jezelf.
Dat je rekening houdt met andere mensen.
Waar of niet waar?
Het socialisme had de meeste aanhang onder rijke boeren op het platteland.
Waar
Niet waar
Wie wordt wel beschouwd als de grondlegger van het socialisme in Nederland?
Johan Rudolf Thorbecke
Ferdinand Domela Nieuwenhuis
Hoe heette de socialistische partij die in 1894 werd opgericht?
PvdA (Partij van de Arbeid)
SDAP (Sociaal Democratische Arbeiders Partij)
Stap 4A: Toets politieke stromingen
Je maakt de toets 'Politieke stromingen'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.
Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
De score wordt opgenomen in het volgsysteem.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Eindproduct
Als eindproduct maak je een schema met daarin de vier politieke groeperingen. Achter iedere groepering zet je
- een korte omschrijving,
- een belangrijke leider en
- een politieke partij.
Download het schema Politieke stromingen.
Bekijk het schema goed.
Gebruik de antwoorden op de volgende twaalf vragen om het schema te vullen.
Bij welke politieke stroming past de omschrijving 'Vrijheid voor de burgers' het best?
Van welke politieke stroming was de ARP de politieke partij?
Tot welke politieke stroming behoorde Herman Schaepman?
Tot welke politieke stroming behoorde Thorbecke, de ontwerper van de grondwet van 1848?
Van welke politieke stroming was de RKSP de politieke partij?
Bij welke politieke stroming past de uitspraak 'Betere leefomstandigheden voor de arbeider' het best?
Tot welke politieke stroming behoorde Domela Nieuwenhuis?
Van welke politieke stroming was de SDAP de politieke partij?
Tot welke politieke stroming behoorde Abraham Kuyper?
Bij welke politieke stroming past de omschrijving 'God moet uitgangspunt zijn van al het handelen en emancipatie van de gereformeerden' het best?
Bij welke politieke stroming past de omschrijving 'Verbeteren van de positie van de katholieken' het best?
Van welke politieke stroming was de partij van de Vrijheidsbond de politieke partij?
Beoordeling
Je krijgt een goede beoordeling voor de opdracht als:
Een tabel of schema is een manier om gegevens in beeld te brengen, op zo’n manier dat het er overzichtelijk uit ziet.
Begrippenlijst
Grondwet
Wet waarin staat hoe het land geregeerd wordt en wat de rechten en plichten van de burgers zijn. In 1848 schreef J.R. Thorbecke de eerste Nederlandse Grondwet.
Schoolstrijd
In een liberale wet stond dat alleen openbare scholen geld van de staat kregen. Daar waren de protestanten het niet mee eens. De confessionele scholen moesten ook geld van de staat kunnen krijgen. Er ontstond een strijd tussen de confessionele partijen en de liberale en socialistische partijen.
Socialistische politieke partijen
Zij willen gelijkheid in de maatschappij bereiken via het parlement. De eerste twee socialistische politieke partijen waren de SDB (Sociaal Democratische Bond) en de SDAP (Sociaal-Democratische Arbeiders Partij).
Liberalisme
Het liberalisme is een stroming in de maatschappij die ontstond in de tweede helft van de negentiende eeuw. Het heeft als uitgangspunt de vrijheid van het individu. Dit betekent dat de overheid zo min mogelijk moet ingrijpen in de economie en het maatschappelijk leven.
Algemeen kiesrecht
Het recht van alle meerderjarige (18 jaar en ouder) burgers om te mogen stemmen.
Politieke stroming
Denkrichting over hoe de samenwerking van mensen in staatsverband georganiseerd zou moeten worden.
Revolutie
Plotselinge opstand van het volk of een plotselinge verandering. Poging om de macht te grijpen in een land.
Sociale kwestie
Arbeidersvraagstuk: Arbeiders werkten en leefden in de 19e eeuw in armoedige omstandigheden en er was veel werkloosheid. Ze moesten het beter krijgen.
Sociale wetten
Wetten die de werk- en leefomstandigheden van mensen moeten verbeteren. Zoals: Kinderwetje van Van Houten (1874), de Arbeidswet (1889), de Wet op leerplicht (1901), de Woningwet (1901) en de Ongevallenwet (1901).
Protestante politieke partijen en Katholieke politieke partijen
Politieke partijen die hun politiek baseren op het geloof. De eerste protestante politieke partij was de ARP (Antirevolutionaire Partij). De eerste katholieke politieke partij was de RKSP (Rooms-Katholieke Staatspartij).
Europese Unie
Intro
De Europese Unie begon ooit als EEG met 6 leden.
Sinds 2013 telt de EU 28 leden.
In 2020 stapte het Verenigd Koninkrijk uit de EU.
Niet alle Europese landen zijn lid van de EU. Kijk maar eens naar de kaart.
Wat vind jij?
Moet er nog meer landen lid worden van de EU, of juist niet?
Wat zouden de voordelen van lidmaatschap zijn? Bespreek het met een klasgenoot.
Wat kan ik straks?
Aan het eind van deze opdracht kun je:
een reden noemen waarom landen na de Tweede Wereldoorlog gingen samenwerken.
de betekenis uitleggen van de afkortingen EGKS, EEG, EG en EU.
aangeven in welke volgorde de EGKS, EEG, EG en EU zijn opgericht.
minimaal tien landen noemen die lid zijn van de EU.
minimaal twee Europese landen noemen die geen lid zijn van de EU.
omschrijven wat wordt bedoeld met 'binnen de EU is er vrij verkeer van producten'.
omschrijven wat wordt bedoeld met 'binnen de EU is er vrij verkeer van personen'.
uitleggen waarom de EU bij sommige mensen weerstand oproept.
Stap 1: Van EGKS tot EU
Bestudeer in de Kennisbank de eerste drie pagina's van het onderdeel Europa:
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Lees nu ook de volgende tekst en beantwoord daarna de vier vragen.
Europese wetgeving
Polen is lid van de Europese Unie. Volgens de Europese wetgeving heeft iedere inwoner van een land van de EU het recht om in een ander EU-land te gaan werken. Werkgevers in Nederland hoeven geen werkvergunning aan te vragen voor werknemers uit Polen. De Poolse werknemer moet wel op dezelfde manier behandeld worden als de burgers van het land zelf.
In de bouw, transportsector en land- en tuinbouw
In 2010 werkten naar schatting zo’n 100.000 Polen in Nederland. Zij werkten vooral in de bouw, in de transportsector en in de land- en tuinbouw.
Veel Polen hebben moeite met de Nederlandse taal, maar de bereidheid om de taal te leren is groot. Ruim 40% van de Polen heeft een taalcursus gevolgd. Een deel van de Polen is van plan in Nederland te blijven. Maar veel Polen zijn van plan om over enkele jaren terug naar Polen te gaan. Polen trekken graag op met andere Polen, maar ze vormen geen gesloten gemeenschap.
Meningen over Polen
Iedereen vindt wel iets van de Polen in Nederland. Sommigen Nederlanders zijn vol bewondering: ‘Alle Polen werken!’. Anderen hebben een minder positief beeld: ‘Al die Polen zijn dronkenlappen.’ Werkgevers in de land- en tuinbouw en in de transportsector zijn meestal erg blij met de komst van de Polen. Zij kunnen op die manier gemakkelijk goedkoop personeel vinden. Nederlanders die werken in deze sectoren zijn vaak minder blij: ‘Die Polen pikken onze banen in’.
Gevolgen in Polen
Nu veel Poolse werknemers een baan vinden in Nederland (en andere EU-landen) daalt de werkloosheid in Polen snel. Te snel: in Polen is er een tekort aan bouwvakkers. Dat tekort wordt opgevuld door werknemers uit bijvoorbeeld Bulgarije of Roemenië.
In je document beantwoord je de volgende vragen
(of download nu eerst het Gevolgenschema(Bestand - Downloaden als).)
Verplaats je nu eerst in de positie van een Poolse werknemer die in Nederland werkt.
Vul in het schema de gevolgen voor hem/haar van de toetreding van Polen tot de EU.
Verplaats je vervolgens in de positie van een Nederlandse werknemer.
Wat zijn voor hem/haar de gevolgen? Noteer ze in het gevolgenschema.
De toetreding van Polen tot de EU heeft ook gevolgen voor sommige Nederlandse werkgevers.
Schrijf die gevolgen op in het gevolgenschema.
Schrijf tenslotte op wat de gevolgen zijn voor de Poolse economie.
Stap 3: Eurovisie Songfestival
Een van de dingen die veel Europeanen bindt, is het Eurovisie Songfestival.
Naar deze jaarlijkse liedjescompetitie kijken miljoenen Europeanen.
Maar is het Eurovisie Songfestival eigenlijk wel een Europees Songfestival?
De Europese Unie (EU) telt ruim 25 lidstaten.
Wat vind jij? Kies uit:
Het huidige aantal is niet te veel, er kunnen best meer landen bij.
Het huidige aantal is genoeg, niet meer en niet minder.
Het huidige aantal is te veel, er moeten landen uit.
Bespreek je keuze met klasgenoot.
Zijn jullie het met elkaar eens?
Eindopdracht A: Toets Europa
De opdracht sluit je bij eindopdracht A af met het maken van de toets 'Europa'.
Als je alle vragen beantwoord hebt, moet je de open vragen nog zelf nakijken.
Je kunt jouw antwoorden vergelijken met de goede antwoorden.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Stippel samen met een klasgenoot een rondreis uit door alle Europese landen.
De rondreis begint en eindigt in Nederland. Jullie krijgen 100 munten.
Iedere keer als jullie een grens overgaan moeten jullie één munt inleveren.
De reis gaat zoveel mogelijk per trein.
Maar sommige landen kun je niet met de trein bereiken.
Dan mag je met de boot of het vliegtuig.
Maak afspraken over hoe je het aantal grenzen telt, als je reist per vliegtuig of per boot.
Schrijf die afspraken op!
Schrijf de landen op in de volgorde waarin jullie de landen bezoeken.
Schrijf van ieder land ook de hoofdstad op.
Tel het aantal grenzen dat jullie passeren.
Bereken hoeveel munten jullie overhouden als jullie terug zijn in Nederland.
Vergelijk jullie rondreis met de rondreis van twee klasgenoten.
Hebben zij meer munten dan jullie overgehouden?
Bedenk hoe jullie meer munten zouden kunnen overhouden.
Print de kaart eventueel nog een tweede keer uit.
Geef op de kaart de ‘goedkoopste’ rondreis aan.
Schrijf ook nu de landen op in de volgorde waarin jullie de landen bezoeken.
Klaar?
Laat jullie rondreis beoordelen door jullie docent.
Jullie docent let op:
De inhoud: gaat de rondreis door alle Europese landen?
De inhoud: hebben jullie de landen opgeschreven in de volgorde waarin jullie de landen bezoeken?
De inhoud: hebben jullie goed uitgerekend hoeveel munten jullie overhouden?
De vorm: ziet jullie kaart met rondreis er verzorgd uit?
Terugkijken
Intro
Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
De vraag die in de introductie werd gesteld, kwam ook weer terug in stap 4. Had je twee keer hetzelfde antwoord of kon je hem later beter verwoorden?
Kan ik wat ik moet kunnen?
Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
Weet je hoe de eerste steden ontstaan zijn?
Hoe ging het?
Tijd
Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
Klopt dat? Welke stap koste de meeste tijd?
Inhoud
Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
Van welke landen wist je nog niet dat ze lid waren van de EU?
Eindopdracht
Als je hebt gekozen voor de toets: Waren de vragen moeilijk? Lukte het om alles te beantwoorden of moest
je soms nog in de kennisbank kijken?
Als je hebt gekozen voor de rondreis?: Hadden jullie duidelijke afspraken over de grenzen en is het gelukt om alle landen te bezoeken met de munten die je had?
De Europese Unie begon ooit als EEG met 6 leden.
Nu heeft de EU meer dan 25 leden.
Niet alle Europese landen zijn lid van de EU.
Wat vind jij?
Moet er nog meer landen lid worden van de EU, of juist niet?
Aan het eind van deze opdracht kun je:
een reden noemen waarom landen na de Tweede Wereldoorlog gingen samenwerken.
de betekenis uitleggen van de afkortingen EGKS, EEG, EG en EU.
aangeven in welke volgorde de EGKS, EEG, EG en EU zijn opgericht.
minimaal tien landen noemen die lid zijn van de EU.
minimaal twee Europese landen noemen die geen lid zijn van de EU.
omschrijven wat wordt bedoeld met 'binnen de EU is er vrij verkeer van producten'.
omschrijven wat wordt bedoeld met 'binnen de EU is er vrij verkeer van personen'.
uitleggen waarom de EU bij sommige mensen weerstand oproept.
Begrippenlijst
Vrij verkeer van personen
Binnen de EU zijn er geen binnengrenzen: er is vrije migratie van personen.
Europese samenwerking
De samenwerking tussen de leden van de Europese Unie op het gebied van verkeer, migratie, landbouw en handel.
EGKS
Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, opgericht in 1951.
EEG
Europese Economische Gemeenschappen, opgericht in 1957.
EG
Vanaf 1967 ging de EEG 'Europese Gemeenschap' heten.
EU
Na ondertekening van het Verdrag van Maastricht in 1993 ging de EG voortaan 'Europese Unie (EU)' heten.
Vrijhandelsgebied
Er zijn tussen de landen van de EU geen belemmeringen om handel te bedrijven.
Brexit
Groot-Brittannië verlaat de EU in 2020 omdat de Britten vinden dat een lidmaatschap te veel verplichtingen meebrengt.
Bestuur
Stap 1: Overheid en bestuur
Ga naar de kennisbank economie en bestudeer het onderdeel:
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Er zijn in Nederland drie overheden het Rijk, de provincies en de gemeenten.
De drie overheden hebben alle drie een eigen taak.
Je krijgt een aantal situaties voorgelegd.
Je moet steeds kiezen welke overheid het best past bij de gegeven situatie.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Iemand die in dienst is bij de overheid noem je een ambtenaar.
Hieronder zie je aantal beroepen.
Wat denk je, zijn dit wel of geen ambtenaren?
Schrijf per beroep je keuze op.
bankmedewerker
leraar
minister
profvoetballer
burgemeester
politieagent
loodgieter
vuilnisman
Stap 4: Verkiezingen
In Nederland hebben inwoners van 18 jaar en ouder kiesrecht.
Tijdens verkiezingen mogen zij hun stem uitbrengen op iemand van een politieke partij.
Er zijn vier verkiezingen: de gemeenteraadsverkiezingen, verkiezingen voor de Provinciale Staten, verkiezingen voor de Tweede Kamer en verkiezingen voor het Europese parlement.
Ga op zoek naar de antwoorden op de volgende vragen.
Wordt bij de gemeenteraadsverkiezing de burgemeester gekozen?
Om de hoeveel jaar worden verkiezingen voor de Provinciale Staten gehouden?
Noem drie politieke partijen die meedoen aan de verkiezingen voor de Tweede Kamer.
De verkiezingen voor het Europese parlement trekken weinig stemmers.
Kun je hiervoor een reden bedenken?
Begrippen
Overheid
Er zijn vier overheden: de gemeente, de provincie, het Rijk en de Europese Unie.
Het arrangement Nederlandse Democratie is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Mens en Maatschappij GG
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2024-03-04 16:44:09
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Het jaar 1848
Politieke stromingen
Geschiedenis EU
Europa
Overheid en bestuur
Wie doet wat?
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.