Startpagina
Startpagina
Beste leerlingen van De Mavo VOS,
Jullie bevinden je op dit moment in de digitale leeromgeving van Biologie leerjaar 3 en 4.
Je hebt 2 uur Biologie les in de week. Je kunt dus een redelijke hoeveelheid huiswerk verwachten, zorg dat je het huiswerk bijhoudt. Als je achterloopt, is het erg lastig om alles weer in te halen.
Elke les heb je bij je:
- Laptop (zonder laptop kun je niets)
- Schrift
- Gevulde etui (pen, potlood, gum, geodriehoek, kleurpotloden)
In de menubalk aan de linkerzijde van je beeldscherm vind je alle thema's die in de 3e en 4e klas behandeld gaan worden. Door op het onderwerp te klikken waar jullie op dit moment mee bezig zijn, kom je bij het lesmaterialen. De thema's worden niet in dezelfde volgorde behandeld als dat ze in de menu balk staan. Kijk dus goed in de planner welk thema wanneer behandeld wordt.
Wij wensen jullie veel succes, mochten er vragen zijn mail dan even jouw docent of vraag het tijdens de les.
Leerjaar 3 |
Leerjaar 4 |
K8 - Stevigheid |
K9 - Menselijk lichaam |
K10 - Bescherming |
V2 - Gedrag |
K7 - Omgeving |
K13 - Erfelijkheid |
K11 - Zintuigen |
K12 - Seksualiteit |
K5 - Bacteriënen en schimmels |
K4 - Cellen |
K6 - Planten en dieren |
V1 - Antistoffen |
K4 - Cellen
Levenskenmerken
Als je het woord "biologie" gaat bekijken in de oude Griekse taal dan betekend het: "De leer van het leven" Biologie gaat dus over levende dingen. Iets leeft pas als het alle 9 levenskenmerken/levensverschijnselen vertoont. Dingen die alle levenskenmerken vertonen noemen we "organismes."
Als een organisme alle levenskenmerken vertoond dan noemen we dit organisme "levend"
Als een organisme stopt met het vertonen van de levenskenmerken dan noemen we dit organisme "dood"
Als iets nooit alle levenskenmerken heeft vertoond en ook nooit gaat vertonen dan noemen we dit "levenloos"
De 9 levenskenmerken zijn:
Bewegen (Dieren bewegen op verschillende manieren: lopen, vliegen, zwemmen, kruipen. Planten bewegen ook, bijvoorbeeld een bloem die zich opent in het licht)
Waarnemen (Waarnemen betekent dat een organisme merkt wat er in de omgeving gebeurt. Veel dieren (ook de mens) nemen via zintuigen waar met hun hersenen. Planten kunnen licht waarnemen.)
Reageren (Reageren betekent dat een organisme iets doet of dat er in het lichaam van het organisme iets verandert, als er in de omgeving iets verandert. Dieren reageren op licht, geluid en andere waarnemingen. Planten reageren ook op het licht. Ze groeien naar de zon toe.)
Voortplanten (Alle organismen zorgen ervoor dat ze nakomelingen krijgen. Er zijn verschillende soorten voortplanting. Dieren krijgen jongen. Planten maken zaden. Bacteriën planten zich voort door zichzelf te delen.)
Groeien (Groeien is het groter en zwaarder worden van een organisme. Organismen nemen voeding en water op om te groeien.
Een boom bijvoorbeeld wordt ieder jaar een stukje dikker.)
Ontwikkelen (Ontwikkelen betekent van vorm veranderen. Een organisme ziet er gewoonlijk niet een heel leven hetzelfde uit. Een mens ontwikkelt zich van baby tot volwassene. Een vlinder maakt in zijn leven een metamorfose door. Een rups ontwikkelt zich via een pop tot vlinder.)
Voeden (Alle organismen hebben voedsel en water nodig. Uit het voedsel halen organismen de energie voor alles wat ze doen en de stoffen om te groeien.)
Ademhalen (Elk organisme ademt. Ieder organisme ademt op zijn eigen manier. Door te ademen komt zuurstof het lichaam binnen.)
Uitscheiden (Uitscheiden betekent dat een organisme stoffen die hij niet nodig heeft verwijdert. Mensen doen dit bijvoorbeeld door te zweten of te plassen. Planten scheiden via huidmondjes in de bladeren zuurstof en water af.)
De natuur bestaat uit zowel levende als niet levende onderdelen. Alle levende onderdelen (organismes) in de natuur noem je biotisch, als een organisme overlijdt dan noemen we de resten organische stoffen. De niet-levende onderdelen noem je abiotisch, veel niet levende materialen uit de natuur gebruiken wij als mensen om bijvoorbeeld huizen van te bouwen. Deze bouwstoffen noemen we anorganische stoffen, een voorbeeld hiervan is steen.
Bouw van een cel (planten en dieren)
Bouw van een cel (bacteríën)
Bouw van een cel (schimmels)
Cellen en weefsels
Fotosynthese
Voortgezette assimilatie
Dissimilatie
Van cel tot orgaanstelsel
K5 - Bacteriën en schimmels
K6 - Planten en dieren
K7 - Omgeving
K8 - Stevigheid
Geraamte
Het skelet ofwel geraamte bestaat uit botten.
De botten zijn van been.
Been is keihard en dus erg stevig.
In je lichaam zit ook kraakbeen. Kraakbeen is soepeler.
In je oorschelp zit kraakbeen.
Je oorschelp kun je dubbelvouwen.
Wist je dat?
Wist je dat baby's ongeveer 350 botten in hun lijfje hebben en volwassenen iets meer dan 200?
Dit verschil wordt veroorzaakt doordat bij baby's nog niet alle botten aan elkaar zijn gegroeid.
Waarom Botten?
Botten in ons lichaam zijn erg belangrijk, botten hebben namelijk de volgende functies:
Beweging:
De spieren laten ons lichaam bewegen, maar we zouden niet erg ver komen, als we geen skelet (geraamte) hadden waar die spieren aan vastzaten. We zeggen daarom: het skelet maakt bewegingen mogelijk.
Stevigheid:
We hebben een skelet om ons overeind te houden; het skelet biedt stevigheid. Als we het skelet niet hadden, zouden we als een pudding in elkaar zakken.
Ook beschermt het skelet sommige van onze organen. Als je op je hoofd valt zijn niet gelijk je hersenen kapot en een stomp tegen je ribbenkast beschadigt niet meteen je hart of longen. Bovendien geeft het skelet vorm aan ons lichaam.
Bloedcellen maken:
In het beenmerg worden bloedcellen gemaakt. Bij kinderen gebeurt dit in alle beenderen, bij volwassenen alleen in de platte beenderen (zoals de schedel, ribben, schouderbladen en het bekken).

Schedel
De botten in je hoofd vormen samen de schedel. De schedel staat bovenop de wervelkolom. De schedel beschermt de hersenen. In de kaken zitten tanden en kiezen. De onderkaak zit met een gewricht aan de schedel vast en kan bewegen.

Romp
De romp bestaat uit de wervelkolom, de ribben en het borstbeen, de schoudergordel en de bekkengordel. De ribben, de wervels en het borstbeen beschermen het hart en de longen.
De wervelkolom heeft de vorm van een dubbele S. Daardoor is hij veerkrachtig. Als je
zit, staat of ligt moet je proberen je rug recht te houden. Dat is beter voor je rug. Je voorkomt dan rugpijn.
De wervelkolom bestaat uit: halswervels, borstwervels, lendenwervels, heiligbeen en staartwervels. Aan de borstwervels zitten de ribben vast.
Van onder naar boven worden de wervels bij rechtop lopende of zittende diersoorten, zoals de mens, steeds kleiner (uitzondering staartwervels). Dit komt omdat er onderaan veel meer massa op rust dan bovenaan.
Bij viervoeters zijn de wervels vaak allemaal ongeveer even groot.
Tussenwervelschijven 
Tussen elke wervel en de volgende ligt een tussenwervelschijf.
Dit is een kraakbeenkussentje, dat gevuld is met vocht.
Daardoor kan het goed meeveren met bewegingen, maar ook in de knel komen en dan uitpuilen.
Wervellichaam en uitsteeksels
De wervels bestaan uit een wervellichaam (aan de buikzijde) en drie uitsteeksels (aan de rugzijde). Tussen het wervellichaam en de drie uitsteeksels zit een rond gat.
Hier doorheen loopt een met vloeistof gevulde koker met daarbinnen het ruggenmerg.
Zo wordt het ruggenmerg dus goed beschermd tegen beschadiging.
Vanuit het ruggenmerg takt ter hoogte van de tussenwervelschijven telkens links en rechts een zenuw af.
De ledematen
De heupbeenderen en het heiligbeen vormen samen de bekkengordel.
Armen en benen noem je ook wel ledematen.
Kalkstof en lijmstof
Je geraamte moet wel tegen een stootje kunnen en dus stevig zijn. Een bot bestaat uit been.
Voor de geboorte bestaat het geraamte nog uit kraakbeen. Enkele botten, zoals in je neus en oorschelp, blijven uit kraakbeen bestaan. Been bestaat uit beencellen, kalk en lijmstof.
Kalk is stevig, maar ook broos. Als je een stukje kalk probeert te buigen, breekt het.
Lijmstof is gemakkelijk in elkaar te drukken, maar veert daarna weer terug. Stevig is deze lijmstof dus niet, maar wel erg soepel.
Ook is het kleverig: vroeger maakte men lijm van botten van dieren (beenderlijm).
Kalk en lijmstof zorgen samen voor een stabiel geraamte, zodat het lichaam zijn vorm behoudt.
In de grafiek zie je hoe het percentage lijmstof en kalk in je botten verandert als je ouder wordt.`
Beenverbindingen
Spieren
Lichaamshouding
K9 - Menselijk lichaam
K10 - Bescherming
K11 - Zintuigen
K12 - Seksualiteit
K13 - Erfelijkheid
V1 - Antistoffen
V2 - Gedrag