HC: Duitsland 1871-1945

HC: Duitsland 1871-1945

Duitsland 1871-1945

In deze historische context over de Duitsland 1871-1945 behandelen we de volgende vragen:

  1. Wat betekende de vorming van het Duitse keizerrijk voor het machtsevenwicht tussen de Europese grootmachten, 1871-1918?
  2. Welke factoren leidden tot de ondergang van de Republiek van Weimar, 1919-1933?
  3. Welke gevolgen had het nationaalsocialisme voor Duitsland en Europa, 1933-1945?

Vraag 1

Vraag 1

Wat betekende de vorming van het Duitse keizerrijk voor het machtsevenwicht tussen de Europese grootmachten, 1871-1918?

Kenmerkende aspecten

  1. De Industriële Revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving
  1. De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie
  1. De opkomst van de politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme
  1. Het voeren van twee wereldoorlogen
  1. Verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal door massavernietigingswapens en de betrokkenheid van de burgerbevolking bij oorlogvoering

Bestudeer van de Kennisbank:

Tijdvak 8

Tijdvak 8: Industriële Revolutie

Tijdvak 8: Modern imperialisme

Tijdvak 8: Politiek-maatschappelijke stromingen: socialisme en nationalisme

Tijdvak 9

Tijdvak 9: Twee wereldoorlogen

Lees oorzaken Eerste Wereldoorlog en Verloop Eerste Wereldoorlog

Tijdvak 9: Verwoesting en Massavernietiging

Lees grotere productie en Wapenwedloop

Uitwerking

Een nieuwe speler in Europa

Otto von Bismarck

Duitsland bestond lange tijd uit een groot aantal kleine staatjes, met Pruisen als sterkste macht. Frankrijk was echter de toonaangevende macht op het vasteland van Europa. De veroveringen van Napoleon maakten dat pijnlijk duidelijk en zorgden ervoor dat veel Duitsers gingen verlangen naar nationale eenheid.  Zij voelden zich één volk en verlangden naar een eigen natiestaat. Eén machtig Duitsland zou beter in staat zijn zich te verdedigen en een sterke rol te spelen in Europa. Door de succesvolle Duitse industralisatie tijdens de negentiende eeuw begonnen de krachtsverhoudingen echter te veranderen. Pruisen, nam de leiding in het nationalistische streven naar eenheid en het veroveren van een machtspositie in Europa. De Pruisische regeringsleider Bismarck kreeg alle Duitse staten mee in een oorlog tegen de gemeenschappelijke vijand Frankrijk. De samenwerkende Duitse staten wonnen deze  Frans-Duitse oorlog 1870-1871. Frankrijk werd snel en vernederend verslagen. De Duitse staten riepen daarna in het machtscentrum van de vijand, in de Spiegelzaal van Versailles, koning Wilhelm van Pruisen uit tot hun eerste keizer van het verenigde Duitse keizerrijk: Wilhelm I.

In één klap was het machtsevenwicht in Europa helemaal verstoord. De grote staten die destijds de kaart van Europa na Napoleon opnieuw hadden getekend, schrokken daar natuurlijk van. Hoe zou deze nieuwe Europese grootmacht zich gaan gedragen?

Daar kwam nog bij dat het nieuwe Duitse keizerrijk zich ook in snel tempo tot een economische grootmacht ontwikkelde. De industrialisatie was er een groot succes en de Duitse bevolking groeide snel dankzij de stijgende welvaart. Nog meer reden voor de buurlanden om zich bedreigd te voelen.

Rijkskanselier (eerste minister) Bismarck was zich heel goed bewust van de dreiging die uitging van het door hem gevormde grote, sterke Duitse keizerrijk. Hij begreep ook dat Frankrijk nooit een vriend zou worden na de vernederingen van de oorlog. Daarom deed hij alles om de andere grote staten niet tot vijand te maken. Hij wilde bijvoorbeeld geen kolonies veroveren in Afrika: daarmee zou hij de bestaande koloniale machten op de tenen trappen. Met het grote aangrenzende  Rusland sloot hij een alliantie (verbond) met als afspraak dat beide landen elkaar niet zouden aanvallen. Bismarcks alliantiepolitiek was erop gericht de andere Europese landen gerust te stellen en Duitsland in de rug te dekken, als er vroeg of laat opnieuw een oorlog met Frankrijk zou losbarsten.

Nieuwe politiek, nieuwe vijandschap

Maar in 1888 veranderde alles, toen Wilhelm II zijn vader opvolgde als keizer. Wilhelm wilde een moderne keizer zijn en een nieuwe, agressieve buitenlandse politiek beginnen om Duitsland de plaats in de wereld te geven die het volgens hem verdiende. Bismarck werd ontslagen, de allantie met Rusland werd niet verlengd. Wilhelms Weltpolitik betekende dat hij wèl kolonies wilde stichten in Afrika. Dit streven naar meer kolonies wordt modern imperialisme genoemd: het was gericht op het verwerven van grondstoffen en afzetgebieden voor de groeiende industrie. De andere koloniale machten in Afrika, Frankrijk en Groot-Brittannië, verzetten zich fel tegen Wilhelms plannen en er kwam dan ook weinig van terecht.

Maar Wilhelms regering gaf niet op. Nu ging Duitsland zich op Oost-Europa richten. Daar probeerde het macht en invloed te krijgen in de zwakke en chaotische Balkanlanden.

Ook begon de Duitse regering met een enorm bouwprogramma voor moderne zware oorlogsschepen. De stemming in Duitsland werd intussen steeds nationalistischer. Nationalisten en industriëlen steunden het vlootbouwprogramma enthousiast en in 1898 werd de Vlootwet aangenomen die voorzag in de snelle opbouw van een ongekend sterke oorlogsvloot. Dit alles tot grote schrik van Groot-Brittannië, dat voor de bescherming van zijn vele kolonies overzee afhankelijk was van militair overwicht op zee, een overwicht dat nu ernstig werd bedreigd door de Duitse vlootbouw. Zo brak er een peperdure wapenwedloop uit tussen beide landen en de sfeer werd grimmiger. De Weltpolitik bracht het machtsevenwicht ernstig in gevaar.

Maar ook in andere landen groeiden het nationalisme en het militarisme. Door alle nieuwe uitvindingen en techniek raakten steeds meer regeringen ervan overtuigd dat ze een oorlog zouden kunnen winnen. Oorlog werd door nationalisten niet als een probleem gezien, maar juist als een oplossing van conflicten. Landen gingen zich niet alleen bewapenen, maar ook bondgenootschappen vormen om samen sterk te staan. Daarbij verplichtten ze zich om mee te gaan vechten als een bondgenoot werd aangevallen. Zo kwamen Duitsland en Oostenrijk-Hongarije (de Centralen) te staan tegenover Groot-Brittannië, Frankrijk en Rusland (de Triple Entente, later: Geallieerden). Een explosieve situatie ontstond, waarin ook een klein conflict grote gevolgen kon krijgen.

Totale oorlog, totale ommekeer

In augustus 1914 kwam dat kleine conflict er, in de vorm van een aanslag in Sarajevo op de troonopvolger van Oostenrijk-Hongarije. De moordenaar hoorde bij een groep nationalisten die aansluiting wensten bij Servië, een klein Balkanland dat met Rusland bevriend was. Oostenrijk-Hongarije beschuldigde Servië van betrokkenheid bij de moordaanslag en lokte bewust een oorlog uit en wist zich gesteund door bondgenoot Duitsland. Maar nu kwam Rusland in beweging - gevolgd door zijn bondgenoten Frankrijk en Groot-Brittannië. De Eerste Wereldoorlog was een feit. Overal werden enorme legers gemobiliseerd. Velen verwachtten een snelle, moderne oorlog dankzij de nieuwe technologie. Het tegendeel kwam uit. Het oorspronkelijke Duitse oorlogsplan, een snelle omsingeling van Parijs, was onmogelijk doordat Rusland in het oosten veel sneller kon mobiliseren dan verwacht, dankzij de Franse  investeringen in een modern spoorwegennet. De Duitse legers moesten zich nu verdelen. In Frankrijk en België was de Duitse aanval daardoor net niet sterk genoeg. Franse en Engelse legers wisten de opmars te stuiten vlak vóór Parijs en de soldaten groeven zich in, in kilometerslange loopgravenstelsels. De oorlog in het Westen zat al gauw muurvast. De moderne zware kanonnen en andere wapens stichtten maand na maand dood en verderf, maar nergens lukte het een beslissende doorbraak te forceren.

Aan het thuisfront moesten vrouwen het dagelijkse werk overnemen en de wapenindustrie draaiend houden. De bevolkingen leden zwaar onder tekorten en verliezen. Het was dus geen oorlog van legers alleen, maar een totale oorlog waarbij de hele bevolking werd betrokken door de oorlogseconomie, door tekorten en schaarste als gevolg van de stokkende handel en door de grote verliezen. In Groot-Brittannië werd de dienstplicht ingevoerd. Regeringen probeerde met propaganda de moed erin te houden en de vijand zwart af te schilderen. De oorlog was ook een economische uitputtingsslag door de massale inzet van mensen en wapens.

De VS, aanvankelijk neutraal, werden in de oorlog betrokken toen Duitsland zijn toevlucht zocht tot de onbeperkte duikbootoorlog om de stroom van Amerikaanse wapens naar de Geallieerden te stuiten. Met de komst van de vers geoefende Amerikaanse legers leek het lot van het uitgeputte Duitsland beslist. Onder de Duitse bevolking groeide verzet tegen de massale slachtingen en grote tekorten. Matrozen weigerden zich op te offeren voor een laatste zinloze strijd en begonnen een opstand die oversloeg naar andere steden. Naar voorbeeld van Rusland, waar een communistische opstand was uitgebroken, brak nu ook in Berlijn een revolutie uit in november 1918. De chaos was compleet en om erger te voorkomen dwongen leger en regering keizer Wilhelm II om af te treden. Sociaal-democraten die geen revolutie wilden, riepen met steun van het leger op 9 november 1918 de republiek uit. Met deze regering  wilden de VS wel onderhandelen over een wapenstilstand, die op 11 november 1918 werd gesloten. De oorlog was eindelijk voorbij, ten koste van miljoenen doden en onvoorstelbare schade. Zou de vrede kunnen worden hersteld?

Voorbeeld 1

dit is een voorbeeld van kenmerkend aspect 33: de moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie, en 36: de opkomst van de politiek-maatschappelijke stroming van het nationalisme.

De Conferentie van Berlijn (1884-1885)

Bismarck, de regeringsleider van het nieuwe, sterke Duitse keizerrijk, riep in 1884 een conferentie bijeen van 15 Europese landen en de V.S. om Afrika te verdelen onder de Europese grootmachten. Hij speelde hiermee in op de ontevredenheid van Frankrijk en Groot-Brittannië over het bestaande machtsevenwicht. Maar ook kwam hij tegemoet aan de honger van deze landen naar goedkope grondstoffen en afzetmarkten voor hun groeiende indu-strieën. Bismarck zelf zag de verdeling van Afrika vooral als een middel om de aandacht van de twee grote rivalen van Duitsland af te leiden, ze tegen elkaar op te zetten en zo de positie van het Duitse rijk te verstevigen zonder gevaar voor conflicten op Europese bodem. Hij was eigenlijk een tegenstander van imperialisme en zag het streven naar kolonies hoogstens als een geschikte bliksemafleider voor de internationale politieke spanningen.

Tot dan toe was Afrika nog vrijwel onbekend gebied. Avontuurlijke ontdekkingsreizigers drongen door tot de diepe wildernissen rond de evenaar en brachten enthousiast verslag uit van de ongekende natuurlijke rijkdommen in deze gebieden, die beheerst werden door tra-ditionele bevolkingsstammen en waar nog maar weinig staten waren gevormd. Zo had de koning van België, Leopold, de ontdekkingsreizen van de Brit Stanley gesponsord in Centraal-Afrika. Eén van de uitkomsten van de Conferentie van Berlijn was dat Leopold de Congo kreeg toegewezen als kroonbezit, wat erop neerkwam dat hij dit gebied in privébezit kreeg om die naar eigen inzicht te exploiteren, onder de belofte dat hij de bevolking beschaving en christendom zou brengen.

De Conferentie werd het startsein voor de grootscheepse verdeling van het Afrikaanse continent onder de machtigste Europese staten. Zodra een kustgebied in handen was van een Europees land, kreeg dit het recht om het achterland in te nemen en zijn macht hier te vestigen. Binnen 20 jaar na de Conferentie van Berlijn was Afrika verdeeld en werd het geëxploiteerd door Europese bedrijven die uit waren op goud, koper, rubber, ivoor en cacao. De kolonisatie van Afrika werd vergemakkelijkt door de uitvinding van een geneesmiddel tegen de gevreesde tropenziekte malaria.

De goede bedoelingen die werden vastgelegd in de afspraken (de Algemene Akte) zeggen veel over hoe de Europese landen zichzelf zagen, namelijk als dragers van een superieure beschaving en van de enige ware godsdienst. Afgesproken werd immers dat de bevolkingen van de veroverde gebieden materieel geholpen moest worden, dat het christelijk geloof moest worden verbreid en dat de slavenhandel moest worden bestreden. Wat kwam daarvan terecht?

Spotprent over de inbezitname van Congo
door Koning Leopold van België

De Kongo-Vrijstaat werd door Leopolds rubbermaatschappijen met veel geweld uitgebuit, waarbij de bevolking zwaar te lijden kreeg onder bloedige strafmaatregelen van het koloniale leger tegen wie niet wilde meewerken aan het behalen van de opgelegde rubberquota. Miljoenen Congolezen kwamen om door geweld en uitputting. Duits-Zuidwest-Afrika (Namibië) kreeg te maken met een genadeloze massamoord (genocide) op de opstandige Herero- en Namastammen. Ook in andere Afrikaanse gebieden had de kolonisatie diepgaande en langdurige gevolgen. De verdeling van Afrika trok nieuwe grenzen die aanleiding gaven tot nieuwe conflicten, tussen de kolonisatoren - zoals Bismarck ook had gewild - maar ook tus-sen lokale bevolkingsgroepen.

De verdeling van Afrika kon alleen plaatsvinden doordat de Europese landen een enorme technologische voorsprong hadden dankzij de industriële revolutie. Dit gaf hen wapens in handen waartegenover de Afrikaanse stammenlegers niet waren opgewassen, en de medicijnen die tropische ziekten konden verslaan. Het was ook dezelfde industriële revolutie die de behoefte creëerde aan de grondstoffen en afzetmarkten die de Europeanen nodig dach-ten te hebben om hun industrieën gaande te houden. Maar de zucht om zich een machtspo-sitie te behouden of te verwerven in rivaliteit met andere landen is meer een typerende trek van het nationalisme dat alle Europese landen eind negentiende eeuw in zijn greep had. Deze nieuwe golf van kolonisaties van niet-Europese gebieden wordt het moderne imperialisme genoemd: het streven naar uitbreiding van economische macht door het stichten en behouden van een wereldrijk.

Ook Nederland deed mee aan het moderne imperialisme, met name door het invoeren van een nieuw beleid in Nederlands-Indië, ook gericht op het verbreiden van beschaving en christendom hand in hand met het veroveren en besturen van grote gebieden in de binnen-landen om die winstgevend te kunnen exploiteren.

Voorbeeld 2

dit is een voorbeeld van kenmerkend aspect 33: de moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie, van 36: de opkomst van de politiek-maatschappelijke stroming van het nationalisme, en 40: het voeren van een wereldoorlog.

De Vlootwet (1898):

Door de succesvolle campagne van
de Flottenverein werd het matrozenpakje een
populair kledingstuk in Duitsland.

In 1898 nam de Rijksdag, het Duitse parlement, de Vlootwet aan. Daarmee werd een be-langrijke stap gezet in de richting van een grootscheepse wapenwedloop met Groot-Brittannië dat traditioneel de wereldzeeën beheerste om zijn wereldrijk te beschermen.

In de Vlootwet was een bedrag van maar liefst 408 miljoen mark opgenomen voor de bouw van 19 slagschepen, 8 pantserschepen en 42 lichte en zware kruisers. Dit bouwprogramma was echter nog maar het begin. Tot 1912 werden nog eens vier vlootwetten goeddgekeurd waarbij de vloot steeds verder werd uitgebreid, de laatste keer nog eens met 41 slagsche-pen en 60 kruisers.

De Vlootwet kwam niet uit de lucht vallen. Bankiers en industriële topondernemers als Krupp hadden uiteraard groot belang bij de financiering en bouw van deze staaltjes van mo-derne wapentechniek. Zij hadden in hetzelfde jaar een vereniging opgericht: de Flottenverein (Vlootvereniging) die tot doel had de Duitse bevolking enthousiast te maken voor deze reusachtige uitgaven. Ook voerde de Flottenverein een heel succesvolle politieke lobby.

De Flottenverein speelde in op de groeiende nationale trots van de bevolking van het zo succesvolle nieuwe Duitse rijk. Overal werd propaganda gemaakt voor de Flottenverein door manifestaties, lezingen en tijdschriftartikelen. In meer dan 3000 steden werden afdelingen van de vereniging opgericht, die in 1908 ruim een miljoen leden telde. De Duitse bevolking werd enthousiast gemaakt voor deze nationalistische en militaristische onderneming. De Duitse natie moest zich minstens kunnen meten met de roemruchte Britse vloot, was het gevoel. Geen wonder dat de Britten erg beducht waren voor de gevolgen van deze ontwikke-lingen en reageerden met uitbreiding en verbetering van de eigen vloot.

De meest roemruchte steunpilaar van het agressieve vlootbouwprogramma was keizer Wilhelm II die tien jaar daarvoor aan de macht was gekomen. Hij had een nieuwe politieke koers uitgezet: de Weltpolitik. Deze was erop gericht de nieuw gevormde Duitse eenheids-staat de "plek onder de zon" te geven die het verdiende. Het Duitse rijk moest niets meer of minder dan een wereldmacht worden, in concurrentie met de bestaande wereldrijken Frankrijk en Duitsland. Wilhelm II nam daarmee afstand van de voorzichtige houding tegen-over de wereldmachten die zijn kanselier Bismarck met zoveel succes had nagestreefd in zijn alliantiepolitiek. Bismarck kreeg in 1890 dan ook zijn ontslag. Eén van de kroonjuwelen van zijn politiek was het "Rückversicheringsvertrag" (rugdekkingsverdrag) met Rusland, erop gericht een tweefrontenoorlog te voorkomen. Dat verdrag werd na zijn aftreden niet verlengd, waardoor ook in Rusland de angst ging groeien voor de agressieve plannen van Wilhelms regering.

Ondanks de gigantische uitgaven en het nationale enthousiasme zou het vlootbouwpro-gramma Duitsland geen overwicht op zee en uiteindelijk ook geen militaire successen be-zorgen. De enige zeeslagen tegen Groot-Brittannië, bij Doggersbank in 1915 en bij Jutland in 1916, resulteerden niet in een overtuigende overwinning. Het doel, de Britse blokkade van de Duitse havens te doorbreken, werd niet behaald.

Voorbeeld 3

dit is een voorbeeld van kenmerkend aspect 40: het voeren van een wereldoorlog, en 43: verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal door massavernietigingswapens en de be-trokkenheid van de burgerbevolking bij oorlogvoering.​

De Slag bij de Marne (1914):

In augustus 1914 viel Duitsland Frankrijk aan volgens het Plan Schlieffen: met een grote zwaai moesten de legers binnen zes weken Parijs omsingelen voordat de Russen aan het Oostfront klaar waren voor de strijd. Het hele Duitse aanvalsplan was gericht op een snelle bewegingsoorlog.

Maar het plan moest worden bijgesteld: de Russische mobilisatie verliep veel sneller dan de Duitsers verwachtten. Dus moesten er troepen aan de strijd in het westen worden verplaatst naar het oosten. Ook ontmoetten de Duitse legers bij hun doortocht in België meer tegen-stand dan verwacht.

Toch rukte het Duitse leger onverbiddelijk op richting Parijs. De Franse legers werden bij de verdediging bijgestaan door een Britse expeditiemacht. Tijdens het zij aan zij optrekken van de strijdgroepen was er een gat ontstaan tussen de Duitse legers. Door een gebrek aan informatie - de radio- en telefoonverbindingen waren nog gebrekkig - dacht de bevelhebber van het verst vooruitgeschoven leger dat de Britten al aan het terugtrekken waren. In plaats daarvan rukten Fransen en Britten juist op en vielen de Duitse invasiemacht aan in begin september, bij de rivier de Marne, niet ver van Parijs. Om de aanval te versterken werden in Parijs zelfs particuliere auto's en taxi's gevorderd om maar zoveel mogelijk Franse soldaten naar het strijdtoneel te verplaatsen. De directe bedreiging van de hoofdstad en de genomen maatregelen vormen een voorbeeld van hoe de burgerbevolking tijdens deze wereldoorlog bij de strijd werd betrokken.

het niemandsland tussen de linies

Bij deze Slag bij de Marne lukte het de verdedigers op het nippertje om de Duitse aanval te stoppen. De Duitse legers trokken zich uiteindelijk terug achter de rivier de Aisne. Maar de Fransen waren niet in staat het terugtrekkende leger snel genoeg te achtervolgen en over de grens te verjagen: de problemen met het vervoer en de organisatie waren te groot. Hierdoor kreeg het Duitse leger tijd om zich in te graven op Frans gebied. Het Duitse aanvalsleger verschanste zich in een steeds verder uitgebreid netwerk van loopgraven en ondergrondse versterkingen, achter de linies gesteund door zware artillerie. Ook de Franse en Britse legers tegenover hen groeven zich in. De "Blitzkrieg" veranderde zo in een "Sitzkrieg", en het niemandsland tussen de linies veranderde door de heen en weer golvende strijd in een maanlandschap van door granaten omgewoelde grond en kapotgeschoten bomen. Dorpen veranderden in ruïnes en de bevolking moest maar een goed heenkomen zoeken. De Eerste Wereldoorlog was ook in dit opzicht een totale oorlog.

Na de Slag aan de Marne ontstond het beeld van een uitzichtloze oorlog aan beide zijden. Toch gingen de aanvallen op de loopgraven steeds maar door, simpelweg omdat er geen alternatief was.

Vraag 2

Vraag 2

Welke factoren leidden tot de ondergang van de Republiek van Weimar, 1919-1933?

Kenmerkende aspecten

  1. De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie
  1. Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme/nationaalsocialisme
  1. De crisis van het wereldkapitalisme


Bestudeer van de Kennisbank:

Tijdvak 9

Tijdvak 9: Propaganda en massa-organisaties

Tijdvak 9: Communisme, fascisme en nationaal socialisme

Tijdvak 9: Crisis wereldkapitalisme

Uitwerking

Uit de schaduw van Versailles

In 1919 was de politieke chaos in Duitsland nog zo groot, dat de hoofdstad te onveilig was voor de nieuwe regering van de Duitse republiek. In het stadje Weimar werd een nieuwe democratische grondwet geschreven. Vandaar de naam Republiek van Weimar voor de eerste Duitse parlementaire democratie met een gekozen president.
De kersverse democratische regering werd gedwongen een vredesverdrag te ondertekenen met de overwinnaars in Versailles. Op de plek waar een halve eeuw eerder de Duitsers als overwinnaars hun keizerrijk hadden uitgeroepen, moesten ze nu als verliezers onder protest keiharde vredesvoorwaarden accepteren. Verlies van grondgebied, enorme herstelbetalingen, inkrimping van het leger, een verbod op moderne bewapening. Vooral de bepaling dat Duitsland als enige schuldig werd verklaard aan de oorlog, wekte grote woede in Duitsland. De regering die deze voorwaarden ondertekende, kreeg deze woede van alle kanten over zich heen.

Al in 1923 kon Duitsland niet aan zijn verplichte herstelbetalingen voldoen, waarna Belgen en Fransen het Ruhrgebied bezetten. In protest daartegen riep de Weimarregering een algemene staking uit en betaalde de stakers met nieuw gedrukt geld. Als snel liep de inflatie totaal uit de hand: Duits geld was niets meer waard. Veel Duitsers werden in één klap straatarm.

Radicale groepen van links en rechts, van communisten tot oud-militairen, keerden zich tegen de regering, bevochten elkaar op straat en probeerden opstanden te beginnen zoals die van oud-soldaat Adolf Hitler in München in 1923. De nieuwe Duitse eenheidsstaat dreigde alweer uiteen te vallen.

Aan deze politieke en economische crisis van 1923 kwam een eind doordat de Weimarrepubliek hulp kreeg van de VS. Het Dawes-plan zorgde voor kortlopende leningen waarmee Duitsland zijn industrie kon opbouwen. Dat was in het belang van alle landen: de Duitse herstelbetalingen kwamen nu weer op gang, zodat de voormalige Geallieerden verder konden met de wederopbouw en met het terugbetalen van hún oorlogsschulden aan de VS.  Er kwam meer vertrouwen tussen de voormalige tegenstanders. Zo werd de periode 1924-1929 een tijd van van herstel. Duitsland werd zelfs lid van de Volkenbond (1926). De welvaart groeide weer en er leek een zonnige tijd te zijn aangebroken. Berlijn werd het centrum van moderne cultuur en uitgaansleven in Europa.

Maar toen brak overzee een nieuwe crisis uit.

In de schaduw van de crisis

In oktober 1929 maakte de Amerikaanse Beurskrach in één klap een einde aan de droom van welvaart en vrede in de westerse wereld, die net herstelde van een vreselijke wereldoorlog. De VS stopte meteen met financiële hulp aan Duitsland en nu dreigde daar terugkeer van de armoede en chaos uit 1923. Miljoenen werden werkloos. De Weimarregering had geen antwoord op deze nieuwe crisis. De democratische partijen waren niet in staat samen te werken om de crisis te bestrijden. Veel Duitsers die de Weimarregering toch al wantrouwden vanwege Versailles, verloren nu alle vertrouwen in de democratie. Radicale partijen van links en rechts kregen steeds meer aanhang: de extreem-linkse communisten tegenover Hitlers extreem-rechtse  nationaalsocialisten (nazi's) van de NSDAP. Deze partijen bevochten elkaar ook op straat met paramilitaire partijlegertjes zoals Hitlers SA.

Hitler beloofde niet alleen de werkloosheid te bestrijden, maar ook de vernederende bepalingen van Versailles, en Duitsland weer tot een machtig land te maken met een sterke leider. Hitler behaalde veel succes met zijn massapropaganda, mede dankzij effectief gebruik van de moderne middelen van die tijd: drukpers, radio en massabijeenkomsten. Zijn partij groeide bij elke verkiezingen, dankzij de crisis en de onmacht van de republiek. De conservatieve elite uit de keizertijd die nog altijd erg machtig was in leger en politiek, dacht Hitler als hulpje voor hun eigen politieke doelen te kunnen gebruiken. Deze groepen zorgden ervoor dat Hitler in januari 1933 rijkskanselier (regeringsleider) werd met enkele nazi-ministers in het kabinet.
Maar Hitler wilde zijn macht niet delen. In maart zouden er weer verkiezingen zijn, met de communisten als laatste gevaarlijke tegenstanders van de nazi's. Nu kwam een incident op het juiste moment: bij de Rijksdagbrand in februari 1933 wierp Hitler meteen alle verdenking op de communistische partij. Talloze communisten werden opgepakt en hun partij ging verzwakt de verkiezingen in. Hitlers NSDAP won en werd nu inderdaad de grootste partij in de Rijksdag - maar behaalde geen meerderheid. Nu haalde Hitler zijn laatste truc uit de doos. Onder het voorwendsel van een noodsituatie, en door intimidatie en straatgeweld, nam het geïntimideerde parlement de machtigingswet aan waarmee het zichzelf buiten spel zette en alle regeringsmacht overgaf aan rijkskanselier Hitler. Die kon nu zonder parlement gaan regeren. Andere partijen dan de NSDAP werden verboden, politieke tegenstanders werden in concentratiekampen opgesloten en Duitsland veranderde in korte tijd in een totalitaire staat, geregeerd door een bijna almachtige dictator.

Voorbeeld 1

dit is een voorbeeld bij kenmerkend aspect 38: Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme/nationaalsocialisme.

De Spartakus-opstand (1919)

Spartacisten

Oktober 1918: de Eerste Wereldoorlog verloopt zeer slecht voor Duitsland. De troepen zijn uitgeput en door de geallieerde blokkade zijn er grote voedseltekorten in de grote steden. De legerleiding ziet geen mogelijkheden meer voor een doorbraak, nu ook de verse troepen van de VS meevechten aan de kant van de geallieerden. Er ontstaat onvrede onder de bevolking. Linkse tegenstanders van de oorlog en de Weimarrepubliek zien kansen op een revolutie naar voorbeeld van Rusland, een jaar eerder. Als er niet snel een wapenstilstand komt, dreigt burgeroorlog. Onder druk van de omstandigheden wordt een nieuwe regering gevormd die de VS vraagt om een wapenstilstand. Maar president Wilson wil alleen onderhandelen met een democratische regering zonder keizer.

Intussen gaat de oorlog door. De marine besluit eigenmachtig om een laatste wanhoopsaanval te doen vanuit de marinehaven Kiel om de geallieerde blokkade te doorbreken. Deze aanval maakt geen schijn van kans en is alleen bedoeld om de marine 'eervol te doen ondergaan'. Als de mariniers hier lucht van krijgen, komt een deel van hen in opstand. Zij hebben geen zin om te sterven voor de eer van de aristocratische elite. De opstandelingen kiezen arbeiders- en soldatenraden om hen te vertegenwoordigen en de opstand verder te organiseren. De muiterij breidt zich uit tot een Novemberrevolutie: in vele grote steden verspreid over het hele land komen opstandige bewegingen op gang. In Beieren wordt de regering zelfs omvergeworpen en op 9 november is ook de hoofdstad Berlijn in de greep van de revolutie. Het doel van de revolutie is om van Duitsland een radenrepubliek te maken, zoals de Sovjet-Unie.

De keizer is naar Spa in België gevlucht. De regerende politici doen hun uiterste best om hem tot aftreden te bewegen. Uiteindelijk vertrekt de keizer op 10 november als vluchteling en asielzoeker naar het neutrale Nederland, waar hij de rest van zijn leven zal doorbrengen in Doorn. Eindelijk is de weg vrij voor een wapenstilstand. Nu eist de leider van de grootste regeringspartij, de SPD die de oorlog altijd had gesteund, de leiding van de regering voor zich op. Maar er dreigt nog steeds een revolutie. Linkse socialisten en communisten staan klaar om de republiek uit te roepen. De SPD-er Scheidemann besluit hen voor te zijn. Staand op het balkon van de Rijksdag roept hij de republiek uit en steekt daarmee de revolutionairen de loef af. SPD-voorman Ebert wordt rijkskanselier. Hij maakt een afspraak met de legerleiding: als Ebert de orde herstelt en een communistische revolutie tegenhoudt, zal het leger de regering hierbij steunen.

In december hebben de links-radicale socialisten en communisten zich verenigd in de Spartakusbond (genoemd naar de leider van een slavenopstand ten tijde van de oude Romeinen) en zij besluiten de revolutie uit te roepen. Twee bekende leiders van de Spartakusbond zijn de marxisten Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht. Zij waren lid geweest van de sociaaldemocratische SPD, maar hadden zich steeds zich verzet tegen de steun van de SPD aan de oorlog. Inmiddels zijn zij de boegbeelden van de radicale socialisten die het opnemen tegen de nieuwe SPD-regering. In diezelfde maand richten leden van de Spartakusbond ook een officiële communistische partij op, de KPD, die zich aansluit bij de Komintern: het internationale verband van communistische partijen onder leiding van de revolutionaire regering van het voormalige Rusland.

Op aanstichten van de Spartakusbond breken algemene stakingen uit tegen de nieuwe SPD-regering van Ebert. Overal in Duitsland leggen arbeiders het werk neer. Ook in Berlijn komt het tot gevechten. De regering-Ebert is in gevaar en besluit nu het geheime pact met het leger in werking te zetten. De staat van beleg wordt uitgeroepen. Het leger zet ervaren soldaten met frontervaring in: het zogenaamde Freikorps. In Berlijn worden 156 burgers door het rechts-nationalistische Freikorps gedood. Maar de leiders Luxemburg en Liebknecht worden nog gezocht. Zij hebben zich verscholen in het huis van een vriend.

Op 11 januari is de opstand ten einde. Maar de zoektocht naar de leiders wordt voortgezet. Uiteindelijk worden Luxemburg en Liebknecht in hun schuilplaats gearresteerd. Ze worden naar hotel Eden vervoerd en langdurig verhoord en mishandeld door een aanvoerder van het Freikorps. Uiteindelijk krijgen Freikorpsleden op 15 januari 1919 opdracht de gevangenen mee te voeren en te doden. Tijdens het transport wordt Rosa Luxemburg doodgeschoten. Haar lichaam wordt in een kanaal geworpen en pas in mei gevonden. Liebknecht wordt gesommeerd de auto uit te stappen en daarna in de rug geschoten. Zijn lichaam wordt anoniem afgeleverd aan een mortuarium.

De regering is overeind gebleven, hoewel de onrust nog lang blijft. De grondwet van de nieuwe Republiek wordt dan ook niet in Berlijn maar in het kleine stadje Weimar opgesteld. De manier waarop de opstand was neergeslagen heeft wel een bom gelegd onder de verhoudingen tussen sociaal-democraten en communisten. Die kunnen hierna niet meer samenwerken, ook niet als de rechts-nationalisten zich later verenigen onder Hitler.

De revolutionaire toestand in Duitsland tijdens het einde van de Eerste Wereldoorlog laat zien op welke wijze communisten en (latere) nationaal-socialisten gebruik konden maken van chaos en dreigende burgeroorlog om de macht met geweld over te nemen. Het laat ook zien welke machten op de achtergrond een rol speelden in de politieke veranderingen: het leger, de vrijkorpsen van oud-soldaten en de gevestigde partijen die een revolutie wilden tegenhouden.

Voorbeeld 2

dit is een voorbeeld bij kenmerkend aspect 39: De crisis van het wereldkapitalisme.

Het Dawesplan (1924)

Charles G. Dawes

In november 1918 moest Duitsland met het mes op de keel om een wapenstilstand vragen aan de Geallieerden. Duitsland moest zich onvoorwaardelijk overgeven, maar hoopte nog op de belofte van de Amerikaanse president Wilson dat een later te sluiten vredesverdrag zou worden gebaseerd op zijn "veertien-punten-plan". In dat plan stond duidelijk dat er een voor iedereen aanvaardbaar vredesplan zou worden opgesteld zonder gebiedsafstand, zonder herstelbetalingen, zonder strafbepalingen. Maar de onderhandelingen over het uiteindelijke vredesverdrag zouden iets heel anders opleveren.

Vooral onder druk van Frankrijk bevatte het Vredesverdrag van Versailles van 1919 wel degelijk zeer zware herstelbetalingen en annexaties. De Duitse delegatie in Versailles moest die bepalingen onder druk van hervatting van de oorlog wel accepteren, zij het onder protest. Ook artikel 231 waarin alle schuld voor de oorlog bij Duitsland werd gelegd, was voor de Duitsers onverteerbaar. De economische consequenties van de herstelbetalingen zouden Duitsland in het ongeluk storten en indirect meewerken aan het ontstaan van nieuwe oorlogsdreiging.

In 1921 werd het bedrag van de herstelbetalingen vastgesteld op 132 miljard goudmark. 26% van de export moest worden afgedragen. Als Duitsland zou achterblijven met betalen, zou het Ruhrgebied worden bezet door Franse en Belgische troepen. Terwijl de nationalistische Duitsers zich fel verzetten tegen de onmogelijke betalingseis, was de sociaal-democratische regering voorstander van de zogenaamde Erfüllungspolitiek: de eisen van Versailles moesten worden nageleefd terwijl men wilde blijven onderhandelen over de hoogte ervan. Eén van de manieren om de schuldeisers te overtuigen van de uitzichtloosheid van de herstelbetalingen was het uit de hand laten lopen van de inflatie: de regering liet toe dat het geld steeds minder waard werd. Die inflatie werd nog verergerd doordat de Duitse overheid de Duitse industriebazen honderden miljoenen Mark schadevergoeding uitbetaalde wegens het verlies van fabrieken in Elzas-Lotharingen, een gebied dat Duitsland weer had moeten afstaan aan Frankrijk volgens het Verdrag van Versailles.

Intussen raakte Duitsland toch steeds verder achterop met het betalen van de herstelbetalingen. Toen voerden de Belgen en Fransen in 1923 hun dreigement uit: troepen trokken het Ruhrgebied binnen om de regering te dwingen tot het hervatten van de levering van kolen. De Duitsers reageerden met een algemene staking. Nu werd er bijna niets meer geproduceerd, waardoor de inflatie verder de pan uitrees. De Duitse regering ondersteunde de stakers met het blijven drukken van geld om de lonen te kunnen uitbetalen.

Het Duitse geld was nu niets meer waard. Hierdoor werden vooral de spaarders en mensen met een vast inkomen getroffen; speculanten en eigenaars van grond en onroerend goed voeren er wel bij. De hyperinflatie versterkte de wraakgevoelens bij de 'gewone' Duitsers en leidde tot grote politieke instabiliteit. De tegenstanders van de Weimarrepubliek op uiterst links en extreem rechts zagen nieuwe kansen op revolutie. Adolf Hitler waagde zijn eerste poging tot staatsgreep vanuit een bierkelder in München.

De situatie werd uiteindelijk gered door een plan dat werd opgesteld door een internationale commissie van experts onder voorzitterschap van de Amerikaan Charles Dawes. Het doel was: zorgen dat de Duitse betalingen snel konden worden hervat, zodat ook Frankrijk en Groot-Brittannië weer aan hun financiële verplichtingen konden voldoen. Deze landen hadden nog enorme schulden aan de V.S. uitstaan ten gevolge van leningen tijdens de Eerste Wereldoorlog. De V.S. had dus ook financieel belang bij het vinden van een oplossing voor de problemen die waren ontstaan door de onmogelijke eisen van het Verdrag van Versailles.

In augustus 1924 werd het Dawes-plan gepresenteerd:
• De buitenlandse troepen moeten het Ruhrgebied verlaten;
• De herstelbetalingen worden hervat;
• De Rijksbank wordt gereorganiseerd onder geallieerd toezicht;
• De V.S. steunen de Duitse economie met leningen.

Het Dawes-plan betekende in feite een enorme overwinning voor de Duitse industriëlen, die dankzij de Amerikaanse leningen in staat waren opnieuw een staalindustrie op te zetten. Dit stelde de Duitse regering in staat om (tegen de afspraken in Versailles in) een herbewapeningsprogramma te beginnen.

Voor de buitenwereld betekende het Dawes-plan een uitweg uit een dreigende crisis. Dawes ontving hiervoor een gedeelde Nobelprijs voor de Vrede, samen met de Engelse politicus Austen Chamberlain die een vredespact tussen Duitsland en zijn voormalige tegenstanders tot stand bracht waarbij Duitsland de nieuwe westgrenzen erkende. Dit betekende dat Duitsland uit zijn politieke isolement kwam; in 1926 werd het toegelaten tot de Volkenbond.

De binnenlandse politieke onrust in Duitsland verdween onder de oppervlakte. Dankzij de Amerikaanse investeringen kwam er een opleving van het economische en culturele leven.

Toch bleven de herstelbetalingen een onevenredig zware belasting voor de Duitse economie en de Weimar-regering van Gustav Stresemann bleef streven naar verdere herziening van de verplichtingen. Daarom werd in 1929 het Young-plan opgesteld als vervolg op het Dawes-plan. Maar van de uitvoering van dit plan zou weinig terechtkomen door de gebeurtenis die alle komende jaren zou overschaduwen: de beurscrisis van 1929, waardoor het fundament onder de steun aan Duitsland verdween: de Amerikaanse leningen werden ingetrokken en Duitsland werd opnieuw getroffen door armoede en werkloosheid.

Het Dawes- en Young-plan zijn dus een voorbeeld van de gevolgen van de vredesbepalingen van Versailles en van het Duitse streven om onder deze verplichtingen uit te komen. Ook laten ze zien hoe de economieën van Europa en de V.S. met het lot van Duitsland waren verbonden.

Voorbeeld 3

dit is een voorbeeld bij kenmerkend aspect 37: De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie, en 38: Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme/nationaalsocialisme.

De Rijksdagbrand (1933)

In 1933 kwam Hitler aan de macht in Duitsland, nadat de NSDAP bij de Rijksdagverkiezingen 288 van de 647 zetels had behaald. Dit was géén meerderheid. Maar het werd tóch een meerderheid doordat de zetels van de communistische KPD niet werden meegeteld. Waarom niet? Bij het beantwoorden van deze vraag speelt een jonge werkloze metselaar uit Nederland een bijzondere rol: Marinus van der Lubbe.

Van der Lubbe was door een ongeluk arbeidsongeschikt geworden; hij zag weinig na een ongeluk waarbij hij kalk in zijn ogen had gekregen. Nu moest hij het doen met een steunuitkering van ruim 7 gulden in de maand. Hij was een overtuigde communist die heel wat keren vanwege vechtpartijen op straat in de politiecel belandde. Hij wilde dolgraag naar de Sovjet-Unie om met eigen ogen te zien hoe daar het leven van de arbeiders was.

In 1933 was Van der Lubbe 24 jaar oud. Zijn reis naar de Sovjet-Unie bleef ditmaal steken in Polen. Hij kwam daar in de cel omdat hij illegaal de grens met de Sovjet-Unie wilde oversteken. Terug in Nederland hoorde hij van de opkomst van Hitler in Duitsland en de felle politieke strijd tussen nationaalsocialisten en communisten. Op 30 januari was Hitler na een verkiezingsoverwinning al rijkskanselier geworden. Hij was het hoofd van een coalitieregering van nazi's en andere rechtse partijen die dachten hem als marionet te kunnen gebruiken. Dat pakte anders uit.

In februari reisde Van der Lubbe naar Berlijn. Hij wilde daar zelf een signaal te geven aan zijn communistische kameraden om de strijd tegen Hitler niet op te geven. Hij kocht vuurmakers en probeerde op 27 februari brandjes te stichten, met weinig succes. Tot hij aankwam bij het kolossale Rijksdaggebouw. Daar gooide hij een ruit in en stak diverse brandjes aan. In de grote vergaderzaal zag hij boven zich de hoge glazen koepel. Hij stichtte brand bij de voorzitterszetel. Daarachter hing een hoog gordijn dat brandde als een fakkel. Door de hitte sprong de glazen koepel en er ontstond een trek als in een schoorsteen, die de brand enorm aanwakkerde. Toen werd Marinus gegrepen door de suppoosten en uitgeleverd aan de politie. Hoge nazi-kopstukken werden onmiddellijk gewaarschuwd. Hitler en Göring lieten zich onmiddellijk naar de plaats des onheils brengen. Dit moest het werk van de communisten zijn geweest, liet Göring weten.
Tijdens de verhoren werd snel bevestigd dat hier een communist aan het werk was geweest. Niemand geloofde in deze gewelddadige verkiezingstijden dat Marinus van der Lubbe dit alleen had gedaan. Het moest wel een samenzwering van communisten zijn die hierachter zat.

De nazi-kopstukken in de nieuwe Duitse regering konden deze samenzweringstheorie natuurlijk heel goed gebruiken. Er waren weer nieuwe verkiezingen in aantocht en meer dan ooit ging de strijd tussen uiterst links en uiterst rechts: de communisten waren de meest geduchte tegenstanders van de nazi's. Nu was er een kans deze tegenstanders in één klap verdacht te maken en uit te schakelen. Dit was zeker het plan van rijksminister Göring, die verantwoordelijk was voor de binnenlandse veiligheid. Hij liet al één dag na de brand de noodtoestand uitroepen en liet de doodstraf zetten op brandstichting. Alle verdachten die met deze communistische brandstichting in verband konden worden gebracht - dat waren dus alle communisten - moesten worden opgepakt. Binnen enkele weken werden tienduizend linkse activisten opgesloten in cellen en kampen. De S.A. deed volop mee aan het aftuigen en vastzetten van willekeurige linkse tegenstanders. Goebbels buitte de gebeurtenis volledig uit als nazipropaganda. Göring gebruikte de brand als voorwendsel om de communisten politiek buitenspel te zetten met behulp van een speciale wet: de Rijksdagbrandverordening, waardoor de grondwet buiten werking werd gezet om politieke tegenstanders ongehinderd te kunnen arresteren. De KPD werd verboden en de Rijksdagzetels van de communisten werden opgeheven. De rol van de communisten als politieke tegenstander was volledig uitgespeeld. De weg naar de laatste 'democratische' verkiezingsoverwinning werd vrijgemaakt met behulp van intimidatie en terreur. In maart 1933 werd het eerste concentratiekamp Dachau geopend om politieke gevangenen op te sluiten. Door de Rijksdagbrandverordening en later de Machtigingswet werd de democratie van binnenuit afgeschaft, waarna de nazipartij met Hitler als dictator als enige machthebbers Duitsland konden gaan voorbereiden op een nieuwe wereldoorlog.

Vier andere communisten werden uiteindelijk beschuldigd als mede-brandstichters. Göring was zelf aanwezig bij het proces tegen de vermeende brandstichters. Maar dat duurde niet lang. Hij liep gezichtsverlies op met zijn scheldkanonnades, toen bleek dat de vier zich uitstekend konden verdedigen en uiteindelijk zelfs vrijspraak kregen. Als enige dader bleef Van der Lubbe over, die zich apathisch gedroeg en zich nauwelijks verdedigde. Hij werd veroordeeld tot de doodstraf door onthoofding. Deze straf werd in januari 1934 in Leipzig uitgevoerd. Zo werd een Nederlandse communist het eerste dodelijke slachtoffer van de naziregering.

Tot de dag van vandaag doen verschillende theorieën over de daad van Van der Lubbe de ronde. Sommigen zien hem als enige dader. Andere historici zoeken bewijzen die aantonen dat de nazi's de brand zelf in scène hebben gezet. Een eindoordeel is moeilijk te geven omdat belangrijke bewijsstukken ontbreken, zoals de verslagen van het politieverhoor van Van der Lubbe.

De geschiedenis van Van der Lubbe's brandstichting is een voorbeeld van de manier waarop communisten en nazi's elkaar bestreden in de politieke chaos van Duitsland in crisistijd. Ook laat het zien welke middelen de nazi's hanteerden om de democratie buiten werking te stellen met behulp van intimidatie en terreur.

 

Vraag 3

Vraag 3

Welke gevolgen had het nationaalsocialisme voor Duitsland en Europa, 1933-1945?

Kenmerkende aspecten

  1. De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie
  1. Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme/nationaalsocialisme
  1. Het voeren van twee wereldoorlogen
  1. Racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op de joden

Bestudeer van de Kennisbank:

Tijdvak 9

Tijdvak 9: Propaganda en massa-organisaties

Tijdvak 9: Communisme, fascisme en nationaal socialisme

Tijdvak 9: Twee wereldoorlogen
Lees oorzaken Tweede Wereldoorlog en Verloop Tweede Wereldoorlog.

Tijdvak 9: Racisme en discriminatie

Tijdvak 9: Verwoesting en massavernietiging

Uitwerking

Duitsland wordt een nazistaat

Hitler, nu Führer van de Duitse republiek, kon de rechtsstaat afschaffen die zijn tegenstanders nog beschermde. Met keiharde terreur van leger en politie onderdrukte hij elke politieke tegenstand. Alle democratische instellingen en vrijheden brak hij af. Rechters moesten nazi zijn. De persvrijheid werd onderdrukt door censuur. Minister Goebbels werd aangesteld om met alle moderne middelen propaganda te maken voor de nazi-denkbeelden. Hitlers doel was: nazificatie van de hele samenleving. Daarvoor werden alle maatschappelijke instellingen: vakbeweging, pers, kunst, onderwijs en jeugdbeweging gelijkgeschakeld tot nazi-organisaties. Het Duitse volk moest veranderen in een Volksgemeinschaft (volksgemeenschap) waarin iedereen hetzelfde dacht en blind gehoorzaamde aan de Führer. Deze indoctrinatie hield ook in dat iedereen die volgens de nazi-ideologie niet echt Duits was, als vijand werd weggezet. Dat waren allereerst de Joodse Duitsers. De nazi's zagen Joden als vijanden en verzwakkers van het superieure Arische ras. De vrijheid van de Joodse burgers werd daarom steeds verder ingeperkt. Door de Neurenberger wetten werden ze buiten de samenleving geplaatst en tot tweederangs burgers verklaard. Gemengde huwelijken waren ongeldig en verboden. Ook andere groepen die niet pasten bij het beeld de Duitsers als 'superras' werden verdrukt: homofielen, gehandicapten, zigeuners. De Duitsers pasten zich noodgedwongen aan, vaak enthousiast en verblind door de economische successen van Hitlers regering.
Velen kregen weer werk mede dankzij een uitgebreid bewapeningsprogramma ter voorbereiding van Hitlers wraak op de vernederingen van Versailles.
Hoe zou het buitenland reageren op de nieuwe Duitse dreiging?

Verovering en vernietiging

Nazi-Duitsland wilde alle Duitssprekende gebieden innemen, ook om hiermee een eind te maken aan de afspraken van Versailles. Eerst was Oostenrijk aan de beurt. Door dreiging en politieke druk kreeg Hitler Oostenrijk zonder oorlog in handen: de Anschluss (1938).

Tsjecho-Slowakije had ook veel Duitse inwoners in de grensstreek. Het kreeg bescherming van Frankrijk en Groot-Brittannië. Maar die bleek niet veel waard. Tijdens de Conferentie van München gaven Groot-Brittannië en Frankrijk zoveel mogelijk toe aan Hitler. Ze hoopten oprecht de wereldvrede te redden met deze appeasement-politiek (toegeven in ruil voor vrede). Maar Hitler hield zich niet aan de vredesafspraken. Hij nam niet alleen de grensgebieden in, maar heel Tsjechië. Nu wisten de Europese leiders dat Hitler niet te vertrouwen was.

De volgende stap was Polen: dit land was gevormd door delen van Duitsland en de Sovjet-Unie af te nemen. Hitler eiste dat een deel werd teruggegeven. In het geheim sloot hij een verdrag met Stalin om Polen onder beide landen te verdelen. Op 1 september 1939 vielen zijn legers met bruut geweld Polen aan. Maar ditmaal gaven Frankrijk en Groot-Brittannië niet langer toe. Ze verklaarden Duitsland de oorlog, maar waren militair niet in staat om hulp te bieden. Dit gaf Hitler gelegenheid om ook West-Europa aan te vallen voor Groot-Brittannië iets terug kon doen. Frankrijk werd voor een groot deel bezet en alle landen met belangrijke havens vielen in Duitse handen. Zonder succes probeerde Hitler Groot-Brittannië nu op de knieën te dwingen met zware bombardementen. De nieuwe Britse leider Churchill was vastbesloten om door te vechten.

Ondanks deze tegenslag viel Hitler in 1941 de Sovjet-Unie binnen en riskeerde zo een tweefrontenoorlog. Hij zag de Russen als een minderwaardig ras en het communisme als een ideologische aartsvijand. Duitsland zou de Russische gebieden nodig hebben voor grondstoffen en bevolkingsuitbreiding.

Intussen bereidde Hitler een geheim plan voor om alle Europese Joden systematisch te vermoorden: genocide (volkerenmoord) op ongekende schaal. Tijdens de Wannsee-conferentie (1942) liet hij deze operatie in het diepste geheim voorbereiden door zijn naaste medewerkers. De SS begon met moordacties in Oost-Europa en bedacht een methode om mensen te vergassen in concentratiekampen. De deportatie (wegvoering) van Joden uit alle bezette landen begon.

De ondergang van het nazirijk

In december 1941 kreeg Hitler er een sterke tegenstander bij. Bondgenoot Japan viel onverwacht de Amerikaanse oorlogshaven Pearl Harbor aan. De VS konden nu niet meer neutraal blijven. Hitler werd nu van twee kanten bedreigd. In het westen vormden de VS en Groot-Brittannië een front. Aan het oostfront in de Sovjet-Unie kwam de snelle Duitse opmars tot stilstand in de barre winter van 1942. Stalin gaf bevel om Stalingrad, de stad die naar hem genoemd was, met alle middelen te verdedigen. Begin 1943 werden de Duitse troepen omsingeld en vernietigd tijdens de gruwelijke Slag bij Stalingrad. Deze nederlaag was een keerpunt in de oorlog. Hitlers troepen werden tot de terugtocht gedwongen, de Sovjetlegers rukten op naar Duitsland.

Intussen werd in het westen een tweede front gevormd. Na succes in Noord-Afrika zochten de westerse Geallieerden een mogelijkheid voor een invasie in West-Europa. Een enorme Engels-Amerikaanse troepenmacht viel in juni 1944 op D-Day Frankrijk binnen. Na harde strijd rukten deze troepen ook op naar Duitsland.

De Geallieerden stuitten tijdens hun opmars op de vernietigingskampen in onder andere  Auschwitz en Sobibor. Daar werd duidelijk hoe de nazi's op grote schaal bezig waren de Joodse burgers van Europa van jong tot oud te vermoorden met gifgas en marteling.

In mei 1945 werd Berlijn veroverd door de binnenvallende Sovjetlegers. Hitler weigerde net als bij Stalingrad elke overgave en pleegde zelfmoord. Vanuit het westen naderden Amerikaanse en Engelse legers. De Geallieerden hadden de Tweede Wereldoorlog gewonnen. Zij moesten nu beslissen over het lot van het Duitsland.

Voorbeeld 1

dit is een voorbeeld van kenmerkend aspect 37: de rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie, en 38: het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme/nationaalsocialisme.

De instelling van de Rijkscultuurkamer (1933):

Joseph Goebbels

Nazi-minister van propaganda Joseph Goebbels richtte in 1933 de Reichskulturkammer op met het doel de Duitse bevolking te indoctrineren met kunst en cultuur die de nationaalsocialistische ideeën uitdrukten. Alle uitingen van kunst en cultuur die niet nazistisch waren, moesten worden onderdrukt. Anders gezegd: alle kunstenaars en intellectuelen moesten worden gelijkgeschakeld. Het lidmaatschap van de Rijkscultuurkamer werd verplicht gesteld voor iedereen die zich professioneel bezig-hield met kunst en cultuur. Daarvoor waren er zeven afdelingen:

  • Beeldende kunst
  • Theater
  • Film
  • Pers
  • Muziek
  • Radio
  • Literatuur

De nazi's namen niet voor niets de kunst in de tang. Kunst zagen zij als de uitdrukking van het echte Duitse volkskarakter. De nazi's gaven dus een exclusief nationalistische betekenis aan kunst. Alles wat daar niet bij paste moest uit de weg worden geruimd. Wat niet bij de nazi-kunstopvatting paste, was bijvoorbeeld jazz (kunst van een niet-arisch ras), kunst van joodse kunstenaars of abstracte kunst (die een te individuele kijk op de wereld gaf, en volgens de nazi's door joden werd bedacht om de gezonde geest van het Duitse volk te ondermijnen). De ware kunst was realistisch, heldhaftig en oriënteerde zich op het verleden.

Adolf Hitler had zelf een speciale relatie met kunst: hij had in zijn jeugd zijn best gedaan om kunstenaar te worden en ontwikkelde een grote voorliefde voor reusachtige architectuur naar voorbeeld van het oude Rome. Hij gaf opdracht om uit alle bezette landen beroemde kunstwerken te laten stelen, om die later te kunnen tentoonstellen in een enorm nazimuseum van "ware" kunst.

Goebbels gaf toestemming om een speciale tentoonstelling van "ontaarde kunst" het land te laten rondreizen, waarin honderden voorbeelden van zogenaamde anti-Duitse kunst waren te zien. De tentoonstelling was een enorm succes.

Intussen had de instelling van de Rijkscultuurkamer ervoor gezorgd dat duizenden beeldende kunstenaars, musici en schrijvers geen werk meer konden krijgen. Velen ontvluchtten Duitsland, anderen pleegden zelfmoord.

Het culturele en artistieke leven in Duitsland werd eentonig. Zo werden er bijna alleen concerten gegeven met werken van de beroemdste Duitse componisten als Bach, Brahms, Beethoven en Wagner.

Hoewel de nazi's tegenstanders waren van moderne kunst, waren zij juist voorstan-ders van de nieuwe media van die tijd: film en tv. Zij zagen al snel de enorme propagandamogelijkheden van deze massamedia en gebruikten die welbewust om hun ideologische boodschap te verspreiden.

Twee voorbeelden:

  1. De films van Leni Riefenstahl, een beroemde filmmaakster, waren bedoeld om de massale kracht van de nazibeweging in beeld te brengen. Bekendste voorbeeld is de film Triumph des Willens, een zeer indrukwekkende documentaire over een partijdag van de nazi's in 1934.
  2. De ontwikkeling van de televisie in Duitsland. Al in 1935, vóór de V.S., werden de eerste televisieuitzendingen in Duitsland gemaakt voor een select publiek. In Berlijn werden 'Fernsehstuben' gebouwd, 'televisiecafés' waar ongeveer 10.000 Duitsers kwamen kijken naar de uitzendingen die een slimme mix waren van amusement en propaganda. Uiteraard waren alle uitzendingen tot stand gekomen onder goedkeuring en met invloed van de Rijkscultuurkamer en het Ministerie van Propaganda. De Olympische Spelen die in 1936 in Duitsland plaatsvonden, gaven een nieuwe impuls aan de TV. Maar de plannen om voor kerstmis 1939 10.000 toestellen te produceren gingen niet door: de productie van oorlogswapens ging voor.

 

 

Voorbeeld 2

dit is een voorbeeld van kenmerkend aspect 38: het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme/nationaalsocialisme, en 41: racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op de joden.

De ingebruikname van concentratiekamp Dachau (1933):

Het concentratiekamp Dachau, niet ver van München - de stad waar Hitlers opkomst begon - was gedurende de hele oorlog het 'modelkamp' dat als voorbeeld diende voor andere con-centratiekampen in het Derde Rijk. Het werd opgericht door Hitlers rechterhand, Heinrich Himmler, de chef van de SS die de ideologische en militaire kern vormde van de Hitlerbeweging.

In welke opzichten vormde Dachau een model voor andere kampen?

  1. Het hek van Dachau met het beruchte opschrift
    Arbeid maakt vrij.
    In één opzicht niet: het was geen vernietigingskamp. Maar er was wel één gaskamer die als 'badkamer' was aangeduid en waarvan de douchekoppen niet op de waterleiding waren aangesloten maar op een voorziening om Zyklon B (gifgas) te verspreiden. Deze gaskamer werd echter niet systematisch gebruikt.
  2. Het was een trainingskamp voor SS-ers die in andere kampen werden ingezet als leiders of bewakers.
  3. Dachau was het eerste kamp waar de kampcommandant de absolute macht had, ongehinderd door wetten of rechten die in de gewone samenleving golden. Hij heerste over leven en dood van alle bewoners. Dachau vormde dus een 'staat binnen de staat', en dit gold ook voor de kampen die naar model van Dachau werden georganiseerd. Gevangenen waren rechteloos.
  4. De bouw van het kamp ging ook als voorbeeld gelden. Het bestond uit twee sectoren: het concentratiekamp en het crematorium. Het kamp had een capaciteit van 5000 gevangenen die waren ondergebracht in 32 barakken. Tussen deze barakken en de keuken en de gevangenis was een grote binnenplaats waar de gevangenen zich dagelijks moesten opstellen en waar ook executies werden uitgevoerd. Om het kamp heen waren hekken met prikkeldraad geplaatst met daarachter een gracht en een muur met zeven wachttorens.
  5. De gevangenen werden als dwangarbeiders gebruikt die in buitencommando's werden geplaatst om te werken in verschillende fabrieken, vooral in de wapenindustrie.
  6. In de loop van de twaalf jaar waarin de nazi's regeerden, werd het kamp bevolkt door alle soorten gevangenen die ook in andere kampen werden vastgezet:
    • politieke gevangenen, zoals socialisten en communisten;
    • joodse gedeporteerden, vooral uit Oostenrijk en Sudetenland;
    • Roma ('zigeuners');
    • homofielen;
    • misdadigers;
    • verzetsstrijders;
    • godsdienstige dissidenten (priesters en andere gelovigen die om geloofsredenen weigerden zich naar de naziwetten te schikken).
    • In 1944 werd ook een speciale vrouwenbarak gebouwd.
  7. In Dachau werden ook gruwelijke medische experimenten uitgevoerd op gevangenen, om bijvoorbeeld voor de luchtmacht te onderzoeken hoeveel g-krachten een mens kan verdragen.

​Van de 206.000 mensen die er gevangen hebben gezeten, zijn er minstens 41.500 vermoord. Er hebben ook ruim 2000 Nederlanders gevangen gezeten, waaronder de verzetspriester Titus Brandsma en de van Curaçao afkomstige joodse verzetsman George Maduro, naar wie Madurodam is vernoemd.

Voorbeeld 3

ook dit is een voorbeeld van kenmerkend aspect 38: het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme/nationaalsocialisme, en 41: racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op de joden.

De Neurenberger wetten (1935)

Schema dat gebruikt werd om de indeling in
Duitsers en Joden uit te leggen.

Deze racistische wetten werden in september 1935 afgekondigd. Door deze wetten werd het hakenkruis de officiële Duitse vlag. Maar de drie delen van deze wet zorgden er vooral voor dat er een racistische basis wordt gelegd voor het uitsluiten en vervolgen van niet-raszuivere inwoners van Duitsland.

De wet bestond uit drie delen:

  1. De Wet ter Bescherming van Duits bloed en Duitse eer:
    Hierin is vastgelegd dat huwelijken en seksuele omgang tussen joden en niet-joodse Duitsers verboden zijn. Al gesloten huwelijken worden onwettig verklaard. Het wordt joden verboden de Duitse rijksvlag uit te hangen.
  2. De Burgerschapswet:
    Deze wet is bedoeld om vast te stellen wie Duits is en wie niet. Wie drie of vier Duitse grootouders heeft, is een echte Duitser; wie er twee heeft, is een halfbloed; wie geen Duitse grootouder heeft, is geen Duitser (Reichsburger) maar een "Staatsangehörige" ofwel een onderdaan - iemand die de staat toebehoort maar geen rechten heeft. Ook worden door deze wet joden hun burgerrechten afgepakt. Ze mogen niet langer in overheidsdienst werken. Ze mogen zelf geen vrouwelijke Duitse werknemers in dienst hebben.
  3. Wet ter Bescherming van de Genetische Gezondheid:
    Huwelijken worden verboden als uit een verplicht medisch onderzoek blijkt dat een partner lijdt aan een geslachtsziekte, epileptische aanvallen heeft of zwakbegaafd is.

De Neurenberger wetten zijn door Hitler zelf ondertekend en worden tegenwoordig bewaard in een archief in de V.S.

Voorbeeld 4

dit is een voorbeeld van kenmerkend aspect 40: het voeren van twee wereldoorlogen.

De conferentie van München (1938)

Hitler houdt een toespraak in Wenen na de Anschluss

12 maart 1938: Hitlers troepen marcheren Oostenrijk binnen. Zij worden met gejuich en bloemen begroet - de inval wordt dan ook wel betiteld als de "Blumenkrieg". De regering van Oostenrijk kan niets doen om het machtige Duitse leger tegen te houden.

Hitler had in de maanden daarvoor alle middelen gebruikt om de regering onder druk te zetten. Zo steunde hij met grote bedragen de sterke nazi-partij in Oostenrijk, die daardoor de middelen had om demonstraties te organiseren en politieke tegenstanders te terroriseren. Hitler wist de Oostenrijkse kanselier Schussnigg zo onder druk te zetten dat hij een naziminister in zijn regering benoemde: Seyss-Inquart (die later de regering van het bezette Nederland zou leiden). Schussnigg werd daarna gedwongen om af te treden. Seyss-Inquart nam de leiding van Oostenrijk over en stuurde Hitler een telegram met het verzoek het Duitse leger te sturen 'om veiligheid te garanderen en bloedvergieten te voorkomen.' Zo kreeg Hitler Oostenrijk zonder slag of stoot in handen. Het land werd toegevoegd aan het Duitse Rijk. Meteen begon de onderdrukking van de joodse inwoners en werden politieke tegenstanders gevangengezet. De Europese mogendheden verzetten zich niet tegen de Anschluss.

kaart van Midden-Europa in 1938

De Anschluss (aansluiting) was onderdeel van Hitlers beleid om alle Duitssprekende Europeanen op te nemen in het Duitse vaderland: "Heim ins Reich" werd deze politiek genoemd. Hij kreeg daarbij aanvankelijk nog tegenstand van Italië, maar door recente toenadering tussen de dictator Mussolini en Hitler was deze rem weggevallen. Iedereen wist nu welk land de volgende prooi zou worden van Hitlers agressie: Tsjecho-Slowakije, de staat die na de Eerste Wereldoorlog was gevormd uit de resten van het grote Oostenrijk-Hongarije. In het aan Duitsland grenzende gebied, Sudetenland genaamd, woonde een Duitssprekende minderheid. Geen wonder dat Hitler nu zijn pijlen op dit gebied richtte. Met Duits geld werden nazi-knokploegen actief en werd de Tsjechische regering onder druk gezet om Sudetenland op te geven. Daar voelden de Tsjechen niets voor: in Sudetenland bevonden zich de belangrijkste industrieën en grensversterkingen. Sudetenland opgeven zou een ernstige verzwakking betekenen van de nationale defensie en economie. In september 1938 werd duidelijk dat het Duitse leger op het punt stond om Sudetenland met geweld in te nemen.

De Tsjechische regering vroeg dringend steun tegen Hitlers annexatieplannen aan zijn bondgenoten, de grote Europese mogendheden Groot-Brittannië en Frankrijk. Die waren erg bezorgd over Hitlers plannen, maar voelden er weinig voor een nieuwe oorlog te riskeren waar ze ook nog lang niet klaar voor waren. Ze probeerden liever een vreedzame oplossing te vinden door concessies te doen. Dit werd de appeasementpolitiek genoemd. De belangrijkste kampioen van deze politiek was de Britse premier Neville Chamberlain. In 1938 nam de Italiaanse dictator Mussolini het initiatief voor een conferentie in München eind september om tot een vreedzame oplossing te komen. De Tsjechen mochten daar echter zelf niet bij aanwezig zijn. Ook een andere belangrijke Europese mogendheid was niet uitgenodigd: de Sovjet-Unie van dictator Stalin.

Chamberlain terug uit München

Hitler stemde op de Conferentie van München eindelijk in met een oplossing die ook voor de andere deelnemers acceptabel was: Sudetenland zou worden toegevoegd aan Duitsland op voorwaarde van Hitlers belofte van vrede zonder verdere annexaties. Zo werden de Tsjechische economie en verdediging opgeofferd aan de papieren beloften van een dictator. Voor Chamberlain betekende dit een grote overwinning. Hij en Hitler tekenden een vredesverdrag tussen beide landen. Toen hij op Britse bodem uit het vliegtuig stapte, zwaaide hij met het vredesverdrag dat door Hitler was ondertekend en kondigde trots aan wat hij had bereikt: "Peace for our time." Dat wilden veel ongeruste Europeanen maar al te graag geloven, met de vreselijke loopgravenoorlog nog vers in het geheugen.

Niet iedereen was zo enthousiast als Chamberlain. De Engelse politicus Churchill vond dat er een grote nederlaag was geleden zonder oorlog te voeren. De Franse premier had al eerder Hitler met Napoleon vergeleken en zich verzet tegen het verdrag, maar zijn regering haalde hem over om toch te tekenen. Toen hij terug in Frankrijk werd toegejuicht om de vrede, reageerde hij: "De idioten. Ze weten niet waarvoor ze juichen". Hij was bang dat Hitler in het oosten de grondstoffen zou roven om het westen te kunnen aanvallen. Het minst enthousiast was uiteraard de Tsjechische regeringsleider Benesj. Hij voelde zich verraden en in de steek gelaten door zijn Franse en Britse bondgenoten en maakte zich geen illusies over de gevolgen van "het verraad van München". Hij trad af.

Inderdaad, al snel werd duidelijk dat Hitler niet van plan was, zich aan zijn beloften te houden. Behalve Sudetenland werd in maart 1939 ook de rest van Tsjechië ingenomen. Nu werd het ook de "appeasement"-aanhangers duidelijk dat Hitler niet door vredesverdragen was in te tomen. Daarom kreeg Polen, een volgend land waar Hitler zijn pijlen op richtte, de garantie van Groot-Brittannië en Frankrijk dat een aanval op Polen tot een oorlogsverklaring zou leiden. Hitler nam dus een welbewust risico toen hij toch druk ging uitoefenen op Polen om gebied terug te geven dat na de Eerste Wereldoorlog aan Polen was toegevoegd. Dat risico durfde hij te nemen omdat hij de verklaringen van de "zwakke democratische leiders" niet serieus nam - als het erop aan kwam, zouden ze vast wéér toegeven om oorlog te voorkomen.

Om een tweefrontenoorlog te voorkomen sloot Hitler juist wel vrede met de outsider van München en nota bene zijn grootste ideologische tegenstander: Stalin. Beide landen beloofden elkaar niet aan te zullen vallen in geval van een oorlog en bij geheime clausule Polen onder elkaar te verdelen. Toen dit verdrag (het Molotov-Ribbentrop-pact) bekend werd, werd het Europa duidelijk dat Hitler koste wat kost op oorlog aanstuurde. Bij de aanval op Polen op 1 september 1939 hielden de Fransen en Britten zich wel aan hun belofte: ze verklaarden Duitsland de oorlog en de Tweede Wereldoorlog was een feit. De appeasementpolitiek had een jaar uitstel opgeleverd. In dat jaar had Hitler zijn aanvalstroepen versterkt, maar de geallieerde landen waren nog lang niet klaar voor een oorlog. Hitler kon voorlopig zijn gang gaan, in het oosten en in het westen.

De Conferentie van München is een voorbeeld van het verband tussen de beide wereldoorlogen: de angst voor een nieuwe oorlog speelde een grote rol in de aarzeling van de democratische landen om zich stevig te verzetten tegen de Duitse agressie. Daarnaast waren veel landen sterk verzwakt uit de oorlog gekomen, waren ze opnieuw zwaar getroffen door de crisis van 1929 en hadden ze zich nog onvoldoende kunnen voorbereiden op een nieuw conflict. Deze begrijpelijke angst voor een nieuwe oorlog leidde achteraf gezien ook tot beslissingen die de oorlog alleen maar dichterbij brachten.

Voorbeeld 5

dit is een voorbeeld van kenmerkend aspect 38: het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme/nationaalsocialisme, en 41: racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op de joden.

De Wannsee-conferentie (1942):

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden door hoge nazileiders allerlei plannen gemaakt om een eind te maken aan het "jodenvraagstuk". De joden werden door het nationaalsocialisme beschouwd als de oorzaak van alle kwaad, maar vooral van de verzwakking van het arische ras. Zij moesten verdwijnen uit het nieuwe Europa van het Derde Rijk, maar hoe? Daarvoor werden verschillende plannen opgesteld en ook uitgevoerd.

Allereerst werd het leven de joden zo onmogelijk gemaakt dat ze zouden emigreren. Door de Neurenberger wetten werden ze tot tweederangs inwoners verklaard die zich niet meer mochten vermengen met arische burgers. Deze discriminatie en uitsluiting werd ook doorgevoerd in de veroverde gebieden. In veel grote steden werden getto’s ingericht: jodenwijken die bedoeld waren om het joodse deel van de bevolking te isoleren en als het ware in een groot strafkamp te plaatsen. Het meest beruchte getto bevond zich in Warschau.

Vervolgens werden plannen gemaakt om de joodse inwoners van het Duitse rijk te deporteren: weg te voeren naar het verafgelegen eiland Madagaskar bij Afrika. Dit zogenaamde Madagaskarplan werd pas goed mogelijk toen Frankrijk was veroverd. Maar het was onmogelijk om het uit te voeren: niet de Duitsers, maar de Britten waren nog steeds de baas op de wereldzeeën.

Zo kwam de meest rigoureuze optie dichterbij - het systematisch doden van de joodse bevolking. In 1941 werd hiermee een begin gemaakt tijdens de inval in de Sovjet-Unie. Speciale 'Einsatzgruppen' van de SS trokken door Oost-Europa om massa-executies in dorpen en steden uit te voeren. Joodse inwoners werden gedwongen massagraven te graven waarna zij werden doodgeschoten en begraven. Intussen werden speciale concentratiekampen gebouwd om de joodse bevolking te kunnen wegvoeren en zich dood te laten werken als slaven. In deze kampen werd ook geëxperimenteerd met het massaal doden van gevangenen door uitlaatgassen en het doden van mensen met een nekschotmachine. Eind 1941 werden in Auschwitz ook proeven gedaan met het massaal vergassen van mensen met behulp van een speciaal ontwikkeld gifgas: Zyklon B.

Het definitieve besluit om tot massale genocide (volkerenmoord) over te gaan met behulp van vergassing, werd bekrachtigd tijdens een conferentie van hoge nazi-officieren en ambtenaren in een grote villa aan de Wannsee, dichtbij Berlijn. Deze conferentie vond plaats op 20 januari 1942. Vijftien nazi-kopstukken namen eraan deel. De belangrijkste van hen was Reinhard Heydrich, leider van de Sicherheitsdienst, die als bijnaam had "de slager van Praag". Hij was de sterkste voorstander van uitroeiing met behulp van gifgas.

Inventarisatielijst van Joden in Europa zoals
gebruikt op de Wannseeconferentie

Tijdens de Wannsee-conferentie werden ook andere opties besproken, zoals massale sterilisatie. Ook waren enkele deelnemers bezorgd over de veiligheid van de SS-soldaten die de moorden moesten uitvoeren. Uiteindelijk besloot men tot massale vergassing in de concentratiekampen over te gaan, met sterilisatie als mogelijkheid voor joden van gemengd bloed.

Na de conferentie werd het besluit uitgevoerd. Al in november 1941 waren er uitgewerkte plannen klaar voor een speciaal concentratiekamp met een gaskamer in Auschwitz. Deze plannen werden nu ook daadwerkelijk uitgevoerd.

De besluiten van de Wannsee-conferentie werden strikt geheim gehouden. Ook tijdens de conferentie werd er niet duidelijk over vernietiging gesproken, maar over 'evacuatie'. De plannen tot vergassing werden aangeduid als de Endlosung: de eindoplossing van het 'jodenvraagstuk'. Pas na de Tweede Wereldoorlog werd er een exemplaar van de geheime notulen teruggevonden.

Bij de uitvoering van de besluiten van de Wannsee-conferentie werd duidelijk dat Hitler niet fantaseerde toen hij al voor de oorlog dreigde met de vernietiging van het joodse ras in Europa, mocht het tot een oorlog komen. De besluiten van de Wannseeconferentie, die nog geen twee uur duurde, leidden uiteindelijk tot één van de grootste en gruwelijkste georganiseerde volkerenmoorden die de wereld ooit heeft gezien: de Holocaust. Naar schatting vijf tot zes miljoen mannen, vrouwen en kinderen werden systematisch weggevoerd en gedood, enkel en alleen omdat ze van joodse afkomst waren. Het selecteren, vastzetten, wegvoeren en doden van deze enorme aantallen mensen eiste een ongelooflijk grootschalige organisatie die doorging tot aan het einde van de oorlog, ook toen allang vaststond dat Hitler de oorlog zou verliezen.

De Villa Marlier waar de conferentie plaatsvond, is tegenwoordig een museum en gedenkplaats: een plek om stil te staan bij de gevolgen van racisme en discriminatie door een totalitaire staat met een onmenselijke ideologie waarin het 'recht van de sterkste' overwint.  

Samenvatting

Vraag 1

Wat betekende de vorming van het Duitse keizerrijk voor het machtsevenwicht tussen de Europese grootmachten, 1871-1918?

  • 1870-1871: Na de Frans-Duitse oorlog wordt in Versailles het Duitse keizerrijk uitgeroepen - de koning van Pruisen wordt keizer Wilhelm I.
  • Door de industrialisatie wordt Duitsland snel welvarend en groeit de bevolking. In één klap ontstaat nieuwe politieke, militaire en economische grootmacht.
  • Gevolgen van de Duitse eenheid:
    • Frankrijk wil wraak en voelt zich bedreigd.
    • Groot-Brittannië is bang voor verstoring van het machtsevenwicht in Europa.
    • Rusland is bang voor een nieuw, sterk buurland.
    • Geen oorlog dankzij alliantiepolitiek van Bismarck: alliantie met Rusland, nieuw machtsevenwicht.
  • 1888: Wilhelm II wordt keizer en ontslaat Bismarck.
  • Begin van ‘Weltpolitik’:
    • Duitsland wil ook meedoen aan het moderne imperialisme: kolonies in Afrika.
    • Vlootwet: Duitsland wordt een rivaal op zee van Groot-Brittannië.
    • Rusland: alliantie wordt niet verlengd.
    • Sterke economische groei, toenemend nationalisme en militarisme.
  • Gevolgen van de Weltpolitik:
    • Groot-Brittannië, Frankrijk en Rusland voelen zich weer bedreigd.
    • Ontstaan van bondgenootschappen met militaire verplichtingen.
    • Wapenwedloop, versterkt door industrialisatie.
  • 1914: incident in Sarajevo escaleert tot de Eerste Wereldoorlog.
    • De oorlog loopt vast in de loopgraven en wordt een totale oorlog: burgers bij de oorlog betrokken door inzet vrouwen en grote tekorten aan eerste levensbehoeften.
    • Doorbraak door de komst van Amerikaanse legers. Duitse nederlaag dichtbij.
    • Onvrede onder de Duitsers leidt in de herfst van 1918 tot revolutie. De keizer treedt gedwongen af.
    • 9 november 1918: republiek uitgeroepen; 11 november 1918 wapenstilstand ondertekend.

Welke gevolgen had het nationaalsocialisme voor Duitsland en Europa, 1933-1945?

  • Nazificatie van Duitsland door terreur, censuur en Goebbels’ propaganda.
  • Economisch herstel, einde aan Verdrag van Versailles: veel steun van de bevolking.
  • Eerste slachtoffers van Hitler: politieke tegenstanders in kampen gezet, maatregelen tegen Joden, zieke bejaarden, gehandicapten en homoseksuelen.
  • Neurenberger wetten: Joden horen niet meer bij de ‘Volksgemeinschaft’.
  • Buitenlandse politiek: aansluiting van Duitstalige gebieden bij Duitsland (Oostenrijk, Tsjechië), Arische ras moet overheersen.
  • Groot-Brittannië probeert met appeasement oorlog te voorkomen op Conferentie van München - Hitler houdt zich er niet aan en sluit akkoord met Sovjet-Unie over Polen.
  • 1939 Tweede Wereldoorlog:
    • Polen veroverd - Groot-Brittannië en Frankrijk verklaren Duitsland de oorlog. West-Europa snel bezet, behalve Groot-Brittannië.
    • 1941 inval in Sovjet-Unie. Anticommunisme en racisme leidt in Oost-Europa tot vernietiging op grote schaal. Begin van genocide op de Joden in onderworpen gebieden.
    • Slag bij Stalingrad: een keerpunt: begin van Duitse nederlagen.
    • Juni 1944 D-Day: doorbraak in het westen. Geallieerden (VS, de Sovjet-Unie en Groot-Brittannië) trekken op naar Duitsland.
    • Mei 1945: Berlijn ingenomen door de Russen. Totale nederlaag voor Duitsland.

Vraag 2

Welke factoren leidden tot de ondergang van de Republiek van Weimar, 1919-1933?

  • 1918: Republiek van Weimar: Duitsland voor het eerst een parlementaire democratie.
    • Machtsstrijd tussen democraten en antidemocraten: conservatieve elite, extreemrechtse groepen en communisten.
    • Weinig Duitsers hebben vertrouwen in de Weimarregering: ze geven deze de schuld van de nederlaag in de Eerste Wereldoorlog en van het vernederende Verdrag van Versailles uit 1919.
    • 1923 Herstelbetalingen gestopt, economische en politieke crisis, hyperinflatie.
    • Dawes-plan VS: Amerikaanse leningen om de Duitse economie te herstellen.
    • 1924 - 1929 herstel Duitse economie en betere relaties met het buitenland: lidmaatschap Volkenbond.
  • 1929 Amerikaanse Beurskrach - wereldcrisis. Duitse economie plat - werkloosheid.
    • NSDAP (nazi's) van Adolf Hitler profiteert van onvrede. Propaganda en paramilitair machtsvertoon - NSDAP wordt massapartij. Ook communisten worden sterker.
    • Hitlers beloften: economisch herstel, verwerping Versailles, eenheid, sterk leiderschap.
    • NSDAP wordt door verkiezingen steeds sterker.
  • 1933: met steun van de conservatieve elite wordt Hitler rijkskanselier.
    • Na de Rijksdagbrand: communisten uitgeschakeld, verkiezingen gewonnen, machtigingswet afgedwongen - hiermee zette het parlement zichzelf buitenspel.
    • Duitsland wordt een dictatuur.

Vraag 3

Jaartallen

Deze jaartallen moet je kennen:

  • 1870-1871 Frans-Duitse oorlog
  • 1888 Wilhelm II
  • 1914-1918 Eerste Wereldoorlog
  • 9 november 1918 republiek uitgeroepen in Duitsland
  • 11 november 1918 wapenstilstand
  • 1919 Verdrag van Versailles
  • 1923 economische en politieke crisis in Duitsland; Dawesplan
  • 1924-1929 economisch herstel
  • 1929 Beurskrach
  • 1933 Hitler rijkskanselier
  • 1939 Inval in Polen; begin van de Tweede Wereldoorlog
  • 1941 Inval in de Sovjet-Unie
  • juni 1944 D-Day
  • mei 1945 Berlijn veroverd; einde van de Tweede Wereldoorlog

Extra uitleg

Ga voor de hele playlist naar: Jortgeschiedenis

Onderzoeksvragen

  1. Leg het verband uit tussen de Industriële Revolutie en de Weltpolitik van Wilhelm II.
  2. In deze historische context spelen diverse conferenties een rol.
    Zoek drie conferenties waarbij racistische motieven een rol hebben gespeeld en leg per conferentie uit, op welke wijze racistische motieven hebben meegespeeld.
  3. Het Schlieffenplan was deels gebaseerd op de politiek van Bismarck.
    1. Onderzoek dit verband.
    2. Onderzoek hoe Hitler in 1939 een voorbeeld nam aan de politiek van Bismarck.
    3. Onderzoek wanneer en hoe Hitler Duitsland later toch in een tweefrontenoorlog stortte.
  4. Enkele malen kom je in deze historische context gevallen van genocide tegen.
    Vergelijk twee voorbeelden met elkaar. Welke overeenkomsten en verschillen vind je?
  5. Noem drie argumenten voor de stelling dat de resultaten van het vredesoverleg in Versailles hebben meegewerkt aan het ontstaan van een nieuwe wereldoorlog.
  6. Stelling: de industriële revolutie gaf totalitaire regeringen unieke nieuwe mogelijkheden om hun ideologieën in praktijk te brengen. Geef drie voorbeelden die deze stelling ondersteunen.
  7. Onderzoek de plattegrond van Dachau.
    Beargumenteer dat de plattegrond van Dachau op zichzelf al een uitdrukking is van de totalitaire staat.
  8. Zoek drie voorbeelden uit deze historische context van de doorslaggevende rol die de V.S. speelden in het verloop van de geschiedenis in de twintigste eeuw.

Examenvragen

Op deze pagina vind je meerdere examenvragen.
De vragen sluiten zo goed mogelijk aan bij de opdracht die je net hebt afgerond.

Maak bij het beantwoorden ook gebruik van wat je al eerder geleerd hebt.
Als je de vraag niet kunt beantwoorden, probeer het dan later opnieuw.
Nadat je de vragen beantwoord hebt, kun je de vraag zelf nakijken en je score aangeven.

VWO 2017-TV1

VWO 2017-TV1 Vraag 16
VWO 2017-TV1 Vraag 17
VWO 2017-TV1 Vraag 18
VWO 2017-TV1 Vraag 19
VWO 2017-TV1 Vraag 20

VWO 2017-TV2

VWO 2017-TV2 Vraag 18
VWO 2017-TV2 Vraag 19
VWO 2017-TV2 Vragen 20 en 21
VWO 2017-TV2 Vraag 22

VWO 2018-TV1

VWO 2018-TV1 Vraag 15
VWO 2018-TV1 Vraag 16
VWO 2018-TV1 Vraag 19

VWO 2019-TV1

VWO 2019-TV1 Vraag 20

VWO 2021-TV2

VWO 2021-TV2 Vraag 15
VWO 2021-TV2 Vraag 18
VWO 2021-TV2 Vraag 20

 

Meer oefenen?
Wil je meer oefenen met examens? Log dan in op ExamenKracht.

  • Het arrangement HC: Duitsland 1871-1945 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2022-01-17 12:25:16
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Deze opdracht valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor geschiedenis voor vwo, leerjaar 4, 5 en 6. In deze historische context over Duitsland worden de volgende vragen behandeld: Wat betekende de vorming van het Duitse keizerrijk voor het machtsevenwicht tussen de Europese grootmachten, 1871-1918? Het materiaal bespreekt de start van het Duitse keizerrijk met de koning van Pruisen Wilhelm I als keizer. Duitsland wordt een een militaire en economische wereldmacht door industrialisatie en dit zorgt voor spanningen in de omringende landen zoals Frankrijk, Rusland en Groot-Brittannië. Geen oorlog dankzij alliantiepolitiek van Bismarck. Het begin van ‘Weltpolitik’ komt aan bod en dit heeft de vlootwet als gevolg, kolonies in Afrika, de alliantie met Rusland wordt niet verlengd en een sterke economische groei, toenemend nationalisme en militarisme. Gevolgen hiervan zijn dat Groot-Brittannië, Frankrijk en Rusland zich zeer bedreigd voelen en er ontstaan van bondgenootschappen met militaire verplichtingen. Het bespreekt de wapenwedloop, versterkt door industrialisatie en de start van de Eerste Wereldoorlog dat in een totale oorlog uitloopt. Doorbraak door de komst van Amerikaanse legers. Duitse nederlaag dichtbij. Onvrede onder de Duitsers leidt in de herfst van 1918 tot revolutie. De keizer treedt gedwongen af en in 1918 ontstaat de republiek en wordt de wapenstilstand ondertekend. Welke factoren leidden tot de ondergang van de Republiek van Weimar, 1919-1933? De Republiek van Weimar werd opgericht na de Eerste Wereldoorlog in Duitsland. Het land moest gedwongen een vredesverdrag ondertekenen in Versailles, wat leidde tot grote woede en onrust. In 1923 kon Duitsland zijn herstelbetalingen niet meer voldoen, wat resulteerde in een economische crisis en hyperinflatie. Radicale groepen keerden zich tegen de regering, waardoor de eenheid van het land in gevaar kwam. Dankzij het Dawes-plan ontving Duitsland hulp van de VS, wat zorgde voor een periode van herstel. Echter, de beurscrash van 1929 leidde tot nieuwe armoede en werkloosheid, waardoor radicale partijen zoals de nazi's aanhang kregen. Hitler greep uiteindelijk de macht en vestigde een totalitaire staat. Welke gevolgen het het nationaalsocialisme voor Duitsland en Europa, 1933-1945? Hitler vestigde een nazistaat in Duitsland, waarbij hij de rechtsstaat afschafte en politieke tegenstand onderdrukte met terreur. Alle democratische instellingen werden afgebroken en vrijheden werden ingeperkt. De samenleving werd gelijkgeschakeld tot nazi-organisaties en de indoctrinatie zorgde ervoor dat iedereen gehoorzaamde aan de Führer. Joden en andere groepen werden onderdrukt en uitgesloten. Groot-Brittannië probeert met appeasement oorlog te voorkomen op Conferentie van München - Hitler houdt zich er niet aan en sluit akkoord met Sovjet-Unie over Polen. Nazi-Duitsland veroverde delen van Europa en pleegde genocide op de Joden. Uiteindelijk werd Hitler geconfronteerd met tegenstand van de VS, Groot-Brittannië en de Sovjet-Unie. Het naziregime viel en de Geallieerden wonnen de Tweede Wereldoorlog.
    Leerniveau
    VWO 6; VWO 4; VWO 5;
    Leerinhoud en doelen
    Geschiedenis;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, duitsland, geschiedenis, hitler, keizerrijk, nationaalsocialisme, stercollectie, v456, weimar, wereldoorlog

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Geschiedenis. (2018).

    HC: Duitsland 1871-1945

    https://maken.wikiwijs.nl/102741/HC__Duitsland_1871_1945