Uitwerking

Duitsland wordt een nazistaat

Hitler, nu Führer van de Duitse republiek, kon de rechtsstaat afschaffen die zijn tegenstanders nog beschermde. Met keiharde terreur van leger en politie onderdrukte hij elke politieke tegenstand. Alle democratische instellingen en vrijheden brak hij af. Rechters moesten nazi zijn. De persvrijheid werd onderdrukt door censuur. Minister Goebbels werd aangesteld om met alle moderne middelen propaganda te maken voor de nazi-denkbeelden. Hitlers doel was: nazificatie van de hele samenleving. Daarvoor werden alle maatschappelijke instellingen: vakbeweging, pers, kunst, onderwijs en jeugdbeweging gelijkgeschakeld tot nazi-organisaties. Het Duitse volk moest veranderen in een Volksgemeinschaft (volksgemeenschap) waarin iedereen hetzelfde dacht en blind gehoorzaamde aan de Führer. Deze indoctrinatie hield ook in dat iedereen die volgens de nazi-ideologie niet echt Duits was, als vijand werd weggezet. Dat waren allereerst de Joodse Duitsers. De nazi's zagen Joden als vijanden en verzwakkers van het superieure Arische ras. De vrijheid van de Joodse burgers werd daarom steeds verder ingeperkt. Door de Neurenberger wetten werden ze buiten de samenleving geplaatst en tot tweederangs burgers verklaard. Gemengde huwelijken waren ongeldig en verboden. Ook andere groepen die niet pasten bij het beeld de Duitsers als 'superras' werden verdrukt: homofielen, gehandicapten, zigeuners. De Duitsers pasten zich noodgedwongen aan, vaak enthousiast en verblind door de economische successen van Hitlers regering.
Velen kregen weer werk mede dankzij een uitgebreid bewapeningsprogramma ter voorbereiding van Hitlers wraak op de vernederingen van Versailles.
Hoe zou het buitenland reageren op de nieuwe Duitse dreiging?

Verovering en vernietiging

Nazi-Duitsland wilde alle Duitssprekende gebieden innemen, ook om hiermee een eind te maken aan de afspraken van Versailles. Eerst was Oostenrijk aan de beurt. Door dreiging en politieke druk kreeg Hitler Oostenrijk zonder oorlog in handen: de Anschluss (1938).

Tsjecho-Slowakije had ook veel Duitse inwoners in de grensstreek. Het kreeg bescherming van Frankrijk en Groot-Brittannië. Maar die bleek niet veel waard. Tijdens de Conferentie van München gaven Groot-Brittannië en Frankrijk zoveel mogelijk toe aan Hitler. Ze hoopten oprecht de wereldvrede te redden met deze appeasement-politiek (toegeven in ruil voor vrede). Maar Hitler hield zich niet aan de vredesafspraken. Hij nam niet alleen de grensgebieden in, maar heel Tsjechië. Nu wisten de Europese leiders dat Hitler niet te vertrouwen was.

De volgende stap was Polen: dit land was gevormd door delen van Duitsland en de Sovjet-Unie af te nemen. Hitler eiste dat een deel werd teruggegeven. In het geheim sloot hij een verdrag met Stalin om Polen onder beide landen te verdelen. Op 1 september 1939 vielen zijn legers met bruut geweld Polen aan. Maar ditmaal gaven Frankrijk en Groot-Brittannië niet langer toe. Ze verklaarden Duitsland de oorlog, maar waren militair niet in staat om hulp te bieden. Dit gaf Hitler gelegenheid om ook West-Europa aan te vallen voor Groot-Brittannië iets terug kon doen. Frankrijk werd voor een groot deel bezet en alle landen met belangrijke havens vielen in Duitse handen. Zonder succes probeerde Hitler Groot-Brittannië nu op de knieën te dwingen met zware bombardementen. De nieuwe Britse leider Churchill was vastbesloten om door te vechten.

Ondanks deze tegenslag viel Hitler in 1941 de Sovjet-Unie binnen en riskeerde zo een tweefrontenoorlog. Hij zag de Russen als een minderwaardig ras en het communisme als een ideologische aartsvijand. Duitsland zou de Russische gebieden nodig hebben voor grondstoffen en bevolkingsuitbreiding.

Intussen bereidde Hitler een geheim plan voor om alle Europese Joden systematisch te vermoorden: genocide (volkerenmoord) op ongekende schaal. Tijdens de Wannsee-conferentie (1942) liet hij deze operatie in het diepste geheim voorbereiden door zijn naaste medewerkers. De SS begon met moordacties in Oost-Europa en bedacht een methode om mensen te vergassen in concentratiekampen. De deportatie (wegvoering) van Joden uit alle bezette landen begon.

De ondergang van het nazirijk

In december 1941 kreeg Hitler er een sterke tegenstander bij. Bondgenoot Japan viel onverwacht de Amerikaanse oorlogshaven Pearl Harbor aan. De VS konden nu niet meer neutraal blijven. Hitler werd nu van twee kanten bedreigd. In het westen vormden de VS en Groot-Brittannië een front. Aan het oostfront in de Sovjet-Unie kwam de snelle Duitse opmars tot stilstand in de barre winter van 1942. Stalin gaf bevel om Stalingrad, de stad die naar hem genoemd was, met alle middelen te verdedigen. Begin 1943 werden de Duitse troepen omsingeld en vernietigd tijdens de gruwelijke Slag bij Stalingrad. Deze nederlaag was een keerpunt in de oorlog. Hitlers troepen werden tot de terugtocht gedwongen, de Sovjetlegers rukten op naar Duitsland.

Intussen werd in het westen een tweede front gevormd. Na succes in Noord-Afrika zochten de westerse Geallieerden een mogelijkheid voor een invasie in West-Europa. Een enorme Engels-Amerikaanse troepenmacht viel in juni 1944 op D-Day Frankrijk binnen. Na harde strijd rukten deze troepen ook op naar Duitsland.

De Geallieerden stuitten tijdens hun opmars op de vernietigingskampen in onder andere  Auschwitz en Sobibor. Daar werd duidelijk hoe de nazi's op grote schaal bezig waren de Joodse burgers van Europa van jong tot oud te vermoorden met gifgas en marteling.

In mei 1945 werd Berlijn veroverd door de binnenvallende Sovjetlegers. Hitler weigerde net als bij Stalingrad elke overgave en pleegde zelfmoord. Vanuit het westen naderden Amerikaanse en Engelse legers. De Geallieerden hadden de Tweede Wereldoorlog gewonnen. Zij moesten nu beslissen over het lot van het Duitsland.