Wat betekende de vorming van het Duitse keizerrijk voor het machtsevenwicht tussen de Europese grootmachten, 1871-1918?
1870-1871: Na de Frans-Duitse oorlog wordt in Versailles het Duitse keizerrijk uitgeroepen - de koning van Pruisen wordt keizer Wilhelm I.
Door de industrialisatie wordt Duitsland snel welvarend en groeit de bevolking. In één klap ontstaat nieuwe politieke, militaire en economische grootmacht.
Gevolgen van de Duitse eenheid:
Frankrijk wil wraak en voelt zich bedreigd.
Groot-Brittannië is bang voor verstoring van het machtsevenwicht in Europa.
Rusland is bang voor een nieuw, sterk buurland.
Geen oorlog dankzij alliantiepolitiek van Bismarck: alliantie met Rusland, nieuw machtsevenwicht.
1888: Wilhelm II wordt keizer en ontslaat Bismarck.
Begin van ‘Weltpolitik’:
Duitsland wil ook meedoen aan het moderne imperialisme: kolonies in Afrika.
Vlootwet: Duitsland wordt een rivaal op zee van Groot-Brittannië.
Rusland: alliantie wordt niet verlengd.
Sterke economische groei, toenemend nationalisme en militarisme.
Gevolgen van de Weltpolitik:
Groot-Brittannië, Frankrijk en Rusland voelen zich weer bedreigd.
Ontstaan van bondgenootschappen met militaire verplichtingen.
Wapenwedloop, versterkt door industrialisatie.
1914: incident in Sarajevo escaleert tot de Eerste Wereldoorlog.
De oorlog loopt vast in de loopgraven en wordt een totale oorlog: burgers bij de oorlog betrokken door inzet vrouwen en grote tekorten aan eerste levensbehoeften.
Doorbraak door de komst van Amerikaanse legers. Duitse nederlaag dichtbij.
Onvrede onder de Duitsers leidt in de herfst van 1918 tot revolutie. De keizer treedt gedwongen af.
9 november 1918: republiek uitgeroepen; 11 november 1918 wapenstilstand ondertekend.
Welke gevolgen had het nationaalsocialisme voor Duitsland en Europa, 1933-1945?
Nazificatie van Duitsland door terreur, censuur en Goebbels’ propaganda.
Economisch herstel, einde aan Verdrag van Versailles: veel steun van de bevolking.
Eerste slachtoffers van Hitler: politieke tegenstanders in kampen gezet, maatregelen tegen Joden, zieke bejaarden, gehandicapten en homoseksuelen.
Neurenberger wetten: Joden horen niet meer bij de ‘Volksgemeinschaft’.
Buitenlandse politiek: aansluiting van Duitstalige gebieden bij Duitsland (Oostenrijk, Tsjechië), Arische ras moet overheersen.
Groot-Brittannië probeert met appeasement oorlog te voorkomen op Conferentie van München - Hitler houdt zich er niet aan en sluit akkoord met Sovjet-Unie over Polen.
1939 Tweede Wereldoorlog:
Polen veroverd - Groot-Brittannië en Frankrijk verklaren Duitsland de oorlog. West-Europa snel bezet, behalve Groot-Brittannië.
1941 inval in Sovjet-Unie. Anticommunisme en racisme leidt in Oost-Europa tot vernietiging op grote schaal. Begin van genocide op de Joden in onderworpen gebieden.
Slag bij Stalingrad: een keerpunt: begin van Duitse nederlagen.
Juni 1944 D-Day: doorbraak in het westen. Geallieerden (VS, de Sovjet-Unie en Groot-Brittannië) trekken op naar Duitsland.
Mei 1945: Berlijn ingenomen door de Russen. Totale nederlaag voor Duitsland.