Voorbeeld 4

dit is een voorbeeld van kenmerkend aspect 40: het voeren van twee wereldoorlogen.

De conferentie van München (1938)

Hitler houdt een toespraak in Wenen na de Anschluss

12 maart 1938: Hitlers troepen marcheren Oostenrijk binnen. Zij worden met gejuich en bloemen begroet - de inval wordt dan ook wel betiteld als de "Blumenkrieg". De regering van Oostenrijk kan niets doen om het machtige Duitse leger tegen te houden.

Hitler had in de maanden daarvoor alle middelen gebruikt om de regering onder druk te zetten. Zo steunde hij met grote bedragen de sterke nazi-partij in Oostenrijk, die daardoor de middelen had om demonstraties te organiseren en politieke tegenstanders te terroriseren. Hitler wist de Oostenrijkse kanselier Schussnigg zo onder druk te zetten dat hij een naziminister in zijn regering benoemde: Seyss-Inquart (die later de regering van het bezette Nederland zou leiden). Schussnigg werd daarna gedwongen om af te treden. Seyss-Inquart nam de leiding van Oostenrijk over en stuurde Hitler een telegram met het verzoek het Duitse leger te sturen 'om veiligheid te garanderen en bloedvergieten te voorkomen.' Zo kreeg Hitler Oostenrijk zonder slag of stoot in handen. Het land werd toegevoegd aan het Duitse Rijk. Meteen begon de onderdrukking van de joodse inwoners en werden politieke tegenstanders gevangengezet. De Europese mogendheden verzetten zich niet tegen de Anschluss.

kaart van Midden-Europa in 1938

De Anschluss (aansluiting) was onderdeel van Hitlers beleid om alle Duitssprekende Europeanen op te nemen in het Duitse vaderland: "Heim ins Reich" werd deze politiek genoemd. Hij kreeg daarbij aanvankelijk nog tegenstand van Italië, maar door recente toenadering tussen de dictator Mussolini en Hitler was deze rem weggevallen. Iedereen wist nu welk land de volgende prooi zou worden van Hitlers agressie: Tsjecho-Slowakije, de staat die na de Eerste Wereldoorlog was gevormd uit de resten van het grote Oostenrijk-Hongarije. In het aan Duitsland grenzende gebied, Sudetenland genaamd, woonde een Duitssprekende minderheid. Geen wonder dat Hitler nu zijn pijlen op dit gebied richtte. Met Duits geld werden nazi-knokploegen actief en werd de Tsjechische regering onder druk gezet om Sudetenland op te geven. Daar voelden de Tsjechen niets voor: in Sudetenland bevonden zich de belangrijkste industrieën en grensversterkingen. Sudetenland opgeven zou een ernstige verzwakking betekenen van de nationale defensie en economie. In september 1938 werd duidelijk dat het Duitse leger op het punt stond om Sudetenland met geweld in te nemen.

De Tsjechische regering vroeg dringend steun tegen Hitlers annexatieplannen aan zijn bondgenoten, de grote Europese mogendheden Groot-Brittannië en Frankrijk. Die waren erg bezorgd over Hitlers plannen, maar voelden er weinig voor een nieuwe oorlog te riskeren waar ze ook nog lang niet klaar voor waren. Ze probeerden liever een vreedzame oplossing te vinden door concessies te doen. Dit werd de appeasementpolitiek genoemd. De belangrijkste kampioen van deze politiek was de Britse premier Neville Chamberlain. In 1938 nam de Italiaanse dictator Mussolini het initiatief voor een conferentie in München eind september om tot een vreedzame oplossing te komen. De Tsjechen mochten daar echter zelf niet bij aanwezig zijn. Ook een andere belangrijke Europese mogendheid was niet uitgenodigd: de Sovjet-Unie van dictator Stalin.

Chamberlain terug uit München

Hitler stemde op de Conferentie van München eindelijk in met een oplossing die ook voor de andere deelnemers acceptabel was: Sudetenland zou worden toegevoegd aan Duitsland op voorwaarde van Hitlers belofte van vrede zonder verdere annexaties. Zo werden de Tsjechische economie en verdediging opgeofferd aan de papieren beloften van een dictator. Voor Chamberlain betekende dit een grote overwinning. Hij en Hitler tekenden een vredesverdrag tussen beide landen. Toen hij op Britse bodem uit het vliegtuig stapte, zwaaide hij met het vredesverdrag dat door Hitler was ondertekend en kondigde trots aan wat hij had bereikt: "Peace for our time." Dat wilden veel ongeruste Europeanen maar al te graag geloven, met de vreselijke loopgravenoorlog nog vers in het geheugen.

Niet iedereen was zo enthousiast als Chamberlain. De Engelse politicus Churchill vond dat er een grote nederlaag was geleden zonder oorlog te voeren. De Franse premier had al eerder Hitler met Napoleon vergeleken en zich verzet tegen het verdrag, maar zijn regering haalde hem over om toch te tekenen. Toen hij terug in Frankrijk werd toegejuicht om de vrede, reageerde hij: "De idioten. Ze weten niet waarvoor ze juichen". Hij was bang dat Hitler in het oosten de grondstoffen zou roven om het westen te kunnen aanvallen. Het minst enthousiast was uiteraard de Tsjechische regeringsleider Benesj. Hij voelde zich verraden en in de steek gelaten door zijn Franse en Britse bondgenoten en maakte zich geen illusies over de gevolgen van "het verraad van München". Hij trad af.

Inderdaad, al snel werd duidelijk dat Hitler niet van plan was, zich aan zijn beloften te houden. Behalve Sudetenland werd in maart 1939 ook de rest van Tsjechië ingenomen. Nu werd het ook de "appeasement"-aanhangers duidelijk dat Hitler niet door vredesverdragen was in te tomen. Daarom kreeg Polen, een volgend land waar Hitler zijn pijlen op richtte, de garantie van Groot-Brittannië en Frankrijk dat een aanval op Polen tot een oorlogsverklaring zou leiden. Hitler nam dus een welbewust risico toen hij toch druk ging uitoefenen op Polen om gebied terug te geven dat na de Eerste Wereldoorlog aan Polen was toegevoegd. Dat risico durfde hij te nemen omdat hij de verklaringen van de "zwakke democratische leiders" niet serieus nam - als het erop aan kwam, zouden ze vast wéér toegeven om oorlog te voorkomen.

Om een tweefrontenoorlog te voorkomen sloot Hitler juist wel vrede met de outsider van München en nota bene zijn grootste ideologische tegenstander: Stalin. Beide landen beloofden elkaar niet aan te zullen vallen in geval van een oorlog en bij geheime clausule Polen onder elkaar te verdelen. Toen dit verdrag (het Molotov-Ribbentrop-pact) bekend werd, werd het Europa duidelijk dat Hitler koste wat kost op oorlog aanstuurde. Bij de aanval op Polen op 1 september 1939 hielden de Fransen en Britten zich wel aan hun belofte: ze verklaarden Duitsland de oorlog en de Tweede Wereldoorlog was een feit. De appeasementpolitiek had een jaar uitstel opgeleverd. In dat jaar had Hitler zijn aanvalstroepen versterkt, maar de geallieerde landen waren nog lang niet klaar voor een oorlog. Hitler kon voorlopig zijn gang gaan, in het oosten en in het westen.

De Conferentie van München is een voorbeeld van het verband tussen de beide wereldoorlogen: de angst voor een nieuwe oorlog speelde een grote rol in de aarzeling van de democratische landen om zich stevig te verzetten tegen de Duitse agressie. Daarnaast waren veel landen sterk verzwakt uit de oorlog gekomen, waren ze opnieuw zwaar getroffen door de crisis van 1929 en hadden ze zich nog onvoldoende kunnen voorbereiden op een nieuw conflict. Deze begrijpelijke angst voor een nieuwe oorlog leidde achteraf gezien ook tot beslissingen die de oorlog alleen maar dichterbij brachten.