dit is een voorbeeld bij kenmerkend aspect 39: De crisis van het wereldkapitalisme.
In november 1918 moest Duitsland met het mes op de keel om een wapenstilstand vragen aan de Geallieerden. Duitsland moest zich onvoorwaardelijk overgeven, maar hoopte nog op de belofte van de Amerikaanse president Wilson dat een later te sluiten vredesverdrag zou worden gebaseerd op zijn "veertien-punten-plan". In dat plan stond duidelijk dat er een voor iedereen aanvaardbaar vredesplan zou worden opgesteld zonder gebiedsafstand, zonder herstelbetalingen, zonder strafbepalingen. Maar de onderhandelingen over het uiteindelijke vredesverdrag zouden iets heel anders opleveren.
Vooral onder druk van Frankrijk bevatte het Vredesverdrag van Versailles van 1919 wel degelijk zeer zware herstelbetalingen en annexaties. De Duitse delegatie in Versailles moest die bepalingen onder druk van hervatting van de oorlog wel accepteren, zij het onder protest. Ook artikel 231 waarin alle schuld voor de oorlog bij Duitsland werd gelegd, was voor de Duitsers onverteerbaar. De economische consequenties van de herstelbetalingen zouden Duitsland in het ongeluk storten en indirect meewerken aan het ontstaan van nieuwe oorlogsdreiging.
In 1921 werd het bedrag van de herstelbetalingen vastgesteld op 132 miljard goudmark. 26% van de export moest worden afgedragen. Als Duitsland zou achterblijven met betalen, zou het Ruhrgebied worden bezet door Franse en Belgische troepen. Terwijl de nationalistische Duitsers zich fel verzetten tegen de onmogelijke betalingseis, was de sociaal-democratische regering voorstander van de zogenaamde Erfüllungspolitiek: de eisen van Versailles moesten worden nageleefd terwijl men wilde blijven onderhandelen over de hoogte ervan. Eén van de manieren om de schuldeisers te overtuigen van de uitzichtloosheid van de herstelbetalingen was het uit de hand laten lopen van de inflatie: de regering liet toe dat het geld steeds minder waard werd. Die inflatie werd nog verergerd doordat de Duitse overheid de Duitse industriebazen honderden miljoenen Mark schadevergoeding uitbetaalde wegens het verlies van fabrieken in Elzas-Lotharingen, een gebied dat Duitsland weer had moeten afstaan aan Frankrijk volgens het Verdrag van Versailles.
Intussen raakte Duitsland toch steeds verder achterop met het betalen van de herstelbetalingen. Toen voerden de Belgen en Fransen in 1923 hun dreigement uit: troepen trokken het Ruhrgebied binnen om de regering te dwingen tot het hervatten van de levering van kolen. De Duitsers reageerden met een algemene staking. Nu werd er bijna niets meer geproduceerd, waardoor de inflatie verder de pan uitrees. De Duitse regering ondersteunde de stakers met het blijven drukken van geld om de lonen te kunnen uitbetalen.
Het Duitse geld was nu niets meer waard. Hierdoor werden vooral de spaarders en mensen met een vast inkomen getroffen; speculanten en eigenaars van grond en onroerend goed voeren er wel bij. De hyperinflatie versterkte de wraakgevoelens bij de 'gewone' Duitsers en leidde tot grote politieke instabiliteit. De tegenstanders van de Weimarrepubliek op uiterst links en extreem rechts zagen nieuwe kansen op revolutie. Adolf Hitler waagde zijn eerste poging tot staatsgreep vanuit een bierkelder in München.
De situatie werd uiteindelijk gered door een plan dat werd opgesteld door een internationale commissie van experts onder voorzitterschap van de Amerikaan Charles Dawes. Het doel was: zorgen dat de Duitse betalingen snel konden worden hervat, zodat ook Frankrijk en Groot-Brittannië weer aan hun financiële verplichtingen konden voldoen. Deze landen hadden nog enorme schulden aan de V.S. uitstaan ten gevolge van leningen tijdens de Eerste Wereldoorlog. De V.S. had dus ook financieel belang bij het vinden van een oplossing voor de problemen die waren ontstaan door de onmogelijke eisen van het Verdrag van Versailles.
In augustus 1924 werd het Dawes-plan gepresenteerd:
• De buitenlandse troepen moeten het Ruhrgebied verlaten;
• De herstelbetalingen worden hervat;
• De Rijksbank wordt gereorganiseerd onder geallieerd toezicht;
• De V.S. steunen de Duitse economie met leningen.
Het Dawes-plan betekende in feite een enorme overwinning voor de Duitse industriëlen, die dankzij de Amerikaanse leningen in staat waren opnieuw een staalindustrie op te zetten. Dit stelde de Duitse regering in staat om (tegen de afspraken in Versailles in) een herbewapeningsprogramma te beginnen.
Voor de buitenwereld betekende het Dawes-plan een uitweg uit een dreigende crisis. Dawes ontving hiervoor een gedeelde Nobelprijs voor de Vrede, samen met de Engelse politicus Austen Chamberlain die een vredespact tussen Duitsland en zijn voormalige tegenstanders tot stand bracht waarbij Duitsland de nieuwe westgrenzen erkende. Dit betekende dat Duitsland uit zijn politieke isolement kwam; in 1926 werd het toegelaten tot de Volkenbond.
De binnenlandse politieke onrust in Duitsland verdween onder de oppervlakte. Dankzij de Amerikaanse investeringen kwam er een opleving van het economische en culturele leven.
Toch bleven de herstelbetalingen een onevenredig zware belasting voor de Duitse economie en de Weimar-regering van Gustav Stresemann bleef streven naar verdere herziening van de verplichtingen. Daarom werd in 1929 het Young-plan opgesteld als vervolg op het Dawes-plan. Maar van de uitvoering van dit plan zou weinig terechtkomen door de gebeurtenis die alle komende jaren zou overschaduwen: de beurscrisis van 1929, waardoor het fundament onder de steun aan Duitsland verdween: de Amerikaanse leningen werden ingetrokken en Duitsland werd opnieuw getroffen door armoede en werkloosheid.
Het Dawes- en Young-plan zijn dus een voorbeeld van de gevolgen van de vredesbepalingen van Versailles en van het Duitse streven om onder deze verplichtingen uit te komen. Ook laten ze zien hoe de economieën van Europa en de V.S. met het lot van Duitsland waren verbonden.