Voorbeeld 1

dit is een voorbeeld van kenmerkend aspect 37: de rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie, en 38: het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme/nationaalsocialisme.

De instelling van de Rijkscultuurkamer (1933):

Joseph Goebbels

Nazi-minister van propaganda Joseph Goebbels richtte in 1933 de Reichskulturkammer op met het doel de Duitse bevolking te indoctrineren met kunst en cultuur die de nationaalsocialistische ideeën uitdrukten. Alle uitingen van kunst en cultuur die niet nazistisch waren, moesten worden onderdrukt. Anders gezegd: alle kunstenaars en intellectuelen moesten worden gelijkgeschakeld. Het lidmaatschap van de Rijkscultuurkamer werd verplicht gesteld voor iedereen die zich professioneel bezig-hield met kunst en cultuur. Daarvoor waren er zeven afdelingen:

De nazi's namen niet voor niets de kunst in de tang. Kunst zagen zij als de uitdrukking van het echte Duitse volkskarakter. De nazi's gaven dus een exclusief nationalistische betekenis aan kunst. Alles wat daar niet bij paste moest uit de weg worden geruimd. Wat niet bij de nazi-kunstopvatting paste, was bijvoorbeeld jazz (kunst van een niet-arisch ras), kunst van joodse kunstenaars of abstracte kunst (die een te individuele kijk op de wereld gaf, en volgens de nazi's door joden werd bedacht om de gezonde geest van het Duitse volk te ondermijnen). De ware kunst was realistisch, heldhaftig en oriënteerde zich op het verleden.

Adolf Hitler had zelf een speciale relatie met kunst: hij had in zijn jeugd zijn best gedaan om kunstenaar te worden en ontwikkelde een grote voorliefde voor reusachtige architectuur naar voorbeeld van het oude Rome. Hij gaf opdracht om uit alle bezette landen beroemde kunstwerken te laten stelen, om die later te kunnen tentoonstellen in een enorm nazimuseum van "ware" kunst.

Goebbels gaf toestemming om een speciale tentoonstelling van "ontaarde kunst" het land te laten rondreizen, waarin honderden voorbeelden van zogenaamde anti-Duitse kunst waren te zien. De tentoonstelling was een enorm succes.

Intussen had de instelling van de Rijkscultuurkamer ervoor gezorgd dat duizenden beeldende kunstenaars, musici en schrijvers geen werk meer konden krijgen. Velen ontvluchtten Duitsland, anderen pleegden zelfmoord.

Het culturele en artistieke leven in Duitsland werd eentonig. Zo werden er bijna alleen concerten gegeven met werken van de beroemdste Duitse componisten als Bach, Brahms, Beethoven en Wagner.

Hoewel de nazi's tegenstanders waren van moderne kunst, waren zij juist voorstan-ders van de nieuwe media van die tijd: film en tv. Zij zagen al snel de enorme propagandamogelijkheden van deze massamedia en gebruikten die welbewust om hun ideologische boodschap te verspreiden.

Twee voorbeelden:

  1. De films van Leni Riefenstahl, een beroemde filmmaakster, waren bedoeld om de massale kracht van de nazibeweging in beeld te brengen. Bekendste voorbeeld is de film Triumph des Willens, een zeer indrukwekkende documentaire over een partijdag van de nazi's in 1934.
  2. De ontwikkeling van de televisie in Duitsland. Al in 1935, vóór de V.S., werden de eerste televisieuitzendingen in Duitsland gemaakt voor een select publiek. In Berlijn werden 'Fernsehstuben' gebouwd, 'televisiecafés' waar ongeveer 10.000 Duitsers kwamen kijken naar de uitzendingen die een slimme mix waren van amusement en propaganda. Uiteraard waren alle uitzendingen tot stand gekomen onder goedkeuring en met invloed van de Rijkscultuurkamer en het Ministerie van Propaganda. De Olympische Spelen die in 1936 in Duitsland plaatsvonden, gaven een nieuwe impuls aan de TV. Maar de plannen om voor kerstmis 1939 10.000 toestellen te produceren gingen niet door: de productie van oorlogswapens ging voor.