Welkom op het Noordik en welkom bij het vak aardrijkskunde.
Een ander woord voor aardrijkskunde is geografie en dit woord betekent het beschrijven van de aarde. Het woord geo betekent aarde en grafie komt van het Latijnse grafijn en betekent beschrijven.
Je hebt aardrijkskunde waarschijnlijk ook al op de basisschool gehad, maar op het Noordik is het misschien toch anders dan je gewend bent. In elk geval staan alle lessen op de iPad en om hier goed mee om te kunnen gaan even een aantal tips.
Tips bij aardrijkskunde.
- Je hebt altijd je opgeladen ipad bij je. (met oortjes)
- Naast de iPad heb je een aardrijskunde schrift, in dit schrift komen aantekeningen en antwoorden van vragen. Zet je naam en klas op dit schrift en maak alleen aardrijkskunde in dit schrift, dus geen andere vakken.
- Lees de teksten en de vragen altijd goed door. In deze teksten en staan heel vaak antwoorden of belangrijke aanwijzingen.
- Leer definities, dit zijn de betekenissen van begrippen, uit je hoofd.
- Maak van lange teksten en samenvatting.
- Een paragraaf is een onderdeel van een hoofdstuk.
Ook zullen we bij aardrijkskunde regelmatig de atlas gaan gebruiken. Het is voor nu alvast handig als je weet waar de continenten liggen.
Opdracht 1
Neem je schrift voor je en schets ( hoeft dus niet heel precies) de zeven continenten en de drie grote oceanen. Je kunt spieken van de wandkaart in de klas hangt.
Als het goed is heb je de volgende continenten en oceanen in jouw tekening geplaatst:
- Noord Amerika
- Zuid Amerika / Latijns Amerika
- Europa
- Afrika
- Azië
- Oceanië
- Antarctica / Zuidpool
A Atlantische Oceaan
B Stille of Grote Oceaan
C Indische Oceaan
Leer de ligging van de continenten en grote oceanen voor de volgende keer.
Om de atlas beter te leren kennen gaan we stap voor stap kijken welke onderdelen er zijn en hoe we die kunnen gebruiken. Er zijn allerlei soorten kaarten, een belangrijke soort zijn thematische kaarten. Dit zijn kaarten die over één onderwerp of thema gaan.
Alle thematische kaarten kun je vinden in het trefwoordenregister. Hier vind je dus alle kaarten die over een bepaald onderwerp gaan. Dit trefwoordenregister staat op bladzijde 300 en verder en de atlas.
Maak de volgende opdracht.
Opdracht 2
In de atlas staan kaarten over de gekste onderwerpen. Zoek met behulp van het trefwoordenregister op waar je kaarten over de volgende onderwerpen kunt vinden:
A Zonnecollectoren in Europa (geef bladzijde en kaartletter).
B Slachtoffers van oorlogen in Zuidoost Azie. (geef bladzijde en kaartletter)
C Geiten in Afrika. (geef bladzijde en kaartletter)
D Rokers in de wereld. (geef bladzijde en kaartletter)
Een goede kaart heeft altijd een titel, legenda en een schaal. Ook moet je kunnen zien waar het noorden is. Als er niets bij een kaart staat is het noorden altijd de bovenkant van de kaart. Staat er een windroos bij of een noordpijl dan zie je aan die windroos of de noordpijl waar het noorden is.
Opdracht 3
Geef antwoord op de volgende vragen en doe dat in hele zinnen. Dus begin met een hoofdletter en eindig met een punt. ( Het is hieronder al voor gedaan)
A Waarom is een titel bij een kaart nodig?
Een titel bij een kaart is nodig om…..
B Waarom is een legenda bij een kaart nodig?
Een legenda bij een kaart is nodig om…..
C Waarom is een schaal bij een kaart nodig?
Een schaal bij een kaart is nodig om….
D Waarin is een noordpijl bij een kaart nodig?
Een noordpijl bij een kaart is nodig om.......
Opdracht 4 Schrijf je antwoord weer in hele zinnen.
A Neem voor je kaart 240 G, dit is dus bladzijde 240 kaart G. Wat is de titel van deze kaart?
B Welk continent valt heel erg op als je in de legenda kijkt? Leg jouw antwoord uit.
C Neem voor je kaart 247C en 247D. Over welke twee bedrijven gaan deze twee kaarten over.
D Wat laat de legenda zien bij kaart 247C.
E Uit welk land is Macdonalds inmiddels verdwenen?
E Bekijk kaart 247D, in welk land en in welke plaats is IKEA opgericht?
Opdracht 5
Je maakt nu je eigen kaart. Dit is de kaart waarop je laat zien hoe je naar school fietst. Dus op deze kaart moet in elk geval je huis en het Noordik staan. Laat op deze kaart zien hoe je naar school fietst. Geef belangrijke gebouwen, stoplichten en andere bijzondere zaken op jouw route aan. Maak zelf titel en een legenda. Schrijf een duidelijke betekenis achter de kleuren en symbolen van jouw legenda.
Maak ook een mooie windroos, waarbij je laat zien waar het noorden is.
Als laatste probeer je de schaal bij de kaart te tekenen.Hoe doe je dit: als je bijv. op jouw tekening een route hebt gezet die 7 cm. lang is en jij weet dat jij 4 kilometer moet fietsen, dan zet je bij de kaart 7 centimeter is 4 kilometer. Dit is een hele makkelijke manier om een schaal erbij te zetten.
Eerst maak je een klad versie dan krijg je een leeg A4tje waarop je de goede/nette versie maakt, schrijf je naam en jouw klas erop en lever dit in bij de docent aardrijkskunde.
Tot zover eerst het omgaan met kaarten en de atlas.
