Het project Samen aan tafel is bedacht om een andere eetcultuur te leren kennen en een heerlijk gerecht uit die cultuur op tafel te presenteren. Hierdoor krijgen meer oog te krijgen voor de vele kleurrijke, culinaire tradities in multicultureel Nederland en het bevorderen van de belangstelling en waardering voor andere culturen uit de directe leefomgeving.
Leerdoelen
Doelen
Door zich te verdiepen in de herkomst van het recept en de sociaal-culturele achtergronden van de verschillende ‘keukens’ elkaars eetgewoonten, tafelmanieren, tradities en migratiegeschiedenis leren kennen.
Door kennis over gezonde en ongezonde voeding zich meer bewust worden van een gezonde levenswijze.
Door het zoeken naar multiculturele recepten, ze te bereiden, proeven en presenteren, leren koken en alles wat daarbij komt kijken.
Door te werken in groepjes, waarbij het resultaat wordt beoordeelt door docenten en klasgenoten, leren samen te werken en efficiënt samen te werken en verantwoordelijkheden te dragen.
Door het resultaat te presenteren aan de klas, leren zichzelf en het resultaat op een goede wijze te presenteren.
Beoordelingsciteria
Beoordelingscriteria
Belangrijk om te weten: waar moet je op letten voor de beoordeling?
Gerecht
· Is het gerecht gelukt?
· Hoe is de smaak?
Presentatie gerecht
· Hoe is het bord opgemaakt?
· Ziet het bord of de schaal er schoon uit?
· Ziet het er mooi en smakelijk uit?
· Passen de kleuren goed bij elkaar?
Cultuur
· Is de tafel gedekt in de stijl van het land?
· Is de omgeving van de tafel in de sfeer van het land?
· Was ook de bediening in stijl?
Achtergrondinformatie in verslag of PowerPoint
· Is het interview uitgewerkt?
· Is er informatie over het land en de mensen verzameld?
· Ziet het er mooi en verzorgd uit?
Informatie aan tafel (verhaal)
· Is er informatie gegeven over het land, de (eet)cultuur en de etiquette?
· Is er informatie gegeven over het gerecht?
Samenwerking
· Kunnen alle leerlingen uit het receptgroepje vertellen over het land, het gerecht en de etiquette?
Reflectie
· Is een verslag over alle gevolgde lessen toegevoegd aan de presentatie en vertellen jullie wat jullie in deze lessen hebben geleerd?
Iedere presentatie + gerecht zal worden beoordeelt door een “jury” bestaande uit één leerling uit iedere groep en de docent.
Naam groepsleden .................................................................................................
Plan van aanpak maken en opzet power point dag van instructie
Werkboek downloaden en in one drive opslaan
Maken werkboek blz 1 t/m 6
Wikiwijs lezen en maken tot gerecht als kunst
Land en gerecht kiezen
Taakverdeling: wie doet wat wanneer en hoe
Uitgewerkt recept
Ingediënten
Kosten ingrediënten
Bereidingswijze. Welke materialen heb je nodig bij het bereiden van het gerecht? Zijn deze spullen beschikbaar? (Oven, magnetron, enz.)
Boodschappenlijstje, wanneer worden de boodschappen gedaan en door wie.
Welke materialen gaan jullie gebruiken voor het aankleden van de tafel?
Welke spullen heb je nodig om je gerecht mee naar school te nemen? En hoe ga je jullie gerechtje uitserveren? (denk aan hapje op bordje, servetje, bestek, beker om te drinken, enz.)
Let op: Wie ga je interviewen (zie pagina 6) min 2 personen uit het groepje. Interview plannen na interview-les.
Morgen zit vol met gastlessen, donderdag tussendoor afmaken.
Maak alvast een opzet van een power point die je vrijdag gaat gebruiken.
Zorg dat alle sheets een titel hebben van de onderdelen die je gaat presenteren. Invullen/uitwerken ga je in de loop van de week doen.
De power point ga je gebruiken:
Als informatie over het gerecht
Als informatie over het land
Als achtergrond (bijv. opkomende zon, thema van het land)
20 minuten per presentatie (tafel dekken, eetgewoontes, informatie over het land en het gerecht, culturele informatie etc..)
Maak het plan van aanpak in een wordbestand en mail dit naar ieder groepslid. Zo weet iedereen wat hij/zij moet doen.
Rooster
Dinsdag 16 april
Dinsdag 16 april: Voorbereiding project
MH2A
Mw. Fransen
Lokaal 115
MH2B
Mw. Frentz
Lokaal 117
MH2C
Mw. Van Diepen
Lokaal 119
H2D
Dhr. De Groot
Lokaal 035
H2E
Mw. Van der Linde
Lokaal 123
8.25
9.15
Intro
Intro
Intro
Intro
Intro
10.05
Intro
Intro
Intro
Intro
Intro
10.55
Pauze
11.20
Intro
Intro
Intro
Intro
Intro
12.10
Intro
Intro
Intro
Intro
Intro
13.00
Woensdag 17 april
Woensdag 17 april: Lessencarrousel
MH2A
MH2B
MH2C
H2D
H2E
8.25
Migratie FLP
Lokaal 123
Interview KBS
Lokaal 119
Gezonde Voeding LDJ
Lokaal 245
9.15
Kunst CRN
Lokaal 027
Migratie FLP
Lokaal 123
Interview KBS
Lokaal 119
Gezonde Voeding LDJ
Lokaal 245
10.05
Kunst CRN
Lokaal 027
Kunst EKM
Lokaal 045
Migratie FLP
Lokaal 123
Interview KBS
Lokaal 119
Gezonde Voeding LDJ
Lokaal 245
10.55
Pauze
11.20
Gezonde Voeding LDJ
Lokaal 245
Kunst EKM
Lokaal 045
Kunst CRN
Lokaal 027
Migratie FLP
Lokaal 123
Interview KBS
Lokaal 119
12.10
Interview KBS
Lokaal 119
Gezonde Voeding LDJ
Lokaal 245
Kunst CRN
Lokaal 027
Kunst EKM
Lokaal 045
Migratie FLP
Lokaal 123
13.00
Pauze
13.30
Interview
Interview
Interview
Kunst EKM
Lokaal 045
Kunst CRN
Lokaal 027
14.20
Interview
Kunst CRN
Lokaal 027
15.10
Interview
Donderdag 18 april
Donderdag 18 april: Lessencarrousel
MH2A
MH2B
MH2C
H2D
H2E
8.25
Wereldmuziek GTM
Lokaal 035
Etiquette KLN
Lokaal 117
Presentatie voorbereiden
DPC
Lokaal 119
Presentatie voorbereiden
FRZ
Lokaal 153
Smaakles MF1
Lokaal 232
9.15
Smaakles MF1
Lokaal 232
Wereldmuziek GTM
Lokaal 035
Etiquette KLN
Lokaal 117
Presentatie voorbereiden
FRZ
Lokaal 153
Presentatie voorbereiden
LDJ
Lokaal 123
10.05
Presentatie voorbereiden
DPC
Lokaal 119
Smaakles MF1
Lokaal 232
Wereldmuziek GTM
Lokaal 035
Etiquette KLN
Lokaal 117
Presentatie voorbereiden
LDJ Lokaal 123
10.55
Pauze
11.20
Presentatie voorbereiden DPC Lokaal 119
Presentatie voorbereiden
FRZ
Lokaal 153
Smaakles MF1
Lokaal 232
Wereldmuziek GTM
Lokaal 035
Etiquette KLN
Lokaal 117
12.10
Etiquette KLN
Lokaal 117
Presentatie voorbereiden
FRZ
Lokaal 153
Presentatie voorbereiden
DPC
Lokaal 119
Smaakles MF1
Lokaal 232
Wereldmuziek GTM
Lokaal 035
13.00
Boodschappen doen en thuis het gerecht bereiden
(het gerecht moet koud gegeten kunnen worden op vrijdag 19-4)
Deze les gaat over de mix van culturen die in Nederland door de eeuwen heen is ontstaan ten gevolge van migratie. Over migranten bestaan veel vooroordelen. Deze kun je alleen maar bestrijden door feitelijke kennis.
Wat is migratie?
Migratie is het verhuizen van mensen van het ene leefgebied naar een ander leefgebied. Omdat migratie altijd heeft bestaan is het helemaal niet zo eenvoudig om aan te geven wie nu de oorspronkelijke bewoners van een land zijn. Toch spraken we over autochtonen en allochtonen. Wat bedoelden we daarmee?
Allochtoon / autochtoon
Wat was een allochtoon?
Onder allochtonen worden verstaan: personen van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen personen die zelf in het buitenland zijn geboren (eerste generatie) en personen die in Nederland zijn geboren (tweede generatie).
Wat was een autochtoon?
Alle mensen die niet onder de definitie allochtoon vallen noemen we autochtoon. Zij komen ‘oorspronkelijk’ uit Nederland. Het zijn mensen die meer dan twee generaties lang in Nederland wonen.
De woorden allochtoon en autochtoon worden niet meer gebruikt omdat zij discriminerend zouden kunnen zijn. Daarvoor gebruiken we nu : Inwoners met een migratie-achtergrond of met een Nederlandse achtergrond.
Migratie naar Nederland
Waarom willen mensen in Nederland gaan wonen?
De redenen dat mensen uit andere landen naar Nederland komen zijn heel verschillend:
– Ze hebben een arbeidscontract in Nederland aangeboden gekregen (bijvoorbeeld gastarbeiders uit Spanje, Turkije en Marokko).
– Ze worden onderdrukt en vervolgd in hun eigen land.
– Ze zijn de armoede in hun land ontvlucht.
– Ze kunnen geen goede studie volgen, geen werk of goed betaald werk vinden in eigenland.
– Ze hebben een partner uit Nederland leren kennen.
Wat zijn gastarbeiders en waarom zijn ze naar Nederland gekomen?
Begin jaren zestig kwamen de eerste arbeidsmigranten (gastarbeiders) uit Zuid-Europa naar Nederland. De mijnen in Limburg huurden Italianen in en de Hoogovens Portugezen. Daarna volgden vele andere bedrijven die op zoek gingen naar gastarbeiders. Omdat Nederland een economische groei doormaakte was er behoefte aan goedkope arbeidskrachten en die
waren in die tijd volop te vinden in mediterrane landen: Italië, Spanje, Portugal, Joegoslavië, Griekenland, Turkije, Marokko en Tunesië.
Het aantal migranten groeide door gezinshereniging. De gastarbeider liet zijn hele gezin overkomen of trouwde met iemand uit zijn eigen land en stichtte hier een gezin. De meeste gastarbeiders gingen niet meer terug naar hun land van herkomst. Mensen die na deze tijd nog naar Nederland wilden komen kwamen als asielzoeker.
Wat zijn asielzoekers?
Asielzoekers zijn mensen die hun land ontvluchten vanwege vervolging of onderdrukking. We noemen ze ook wel politieke vluchtelingen. Mensen die hun land ontvluchten vanwege armoede noemen we economische vluchtelingen.
Multiculturele samenleving
Multiculturele samenleving
In Nederland heb je veel verschillende soorten migranten met zeer uiteenlopende culturele achtergronden. Sommige migranten vallen in het Nederlandse landschap erg op omdat ze er anders uitzien en zich anders gedragen. Anderen kun je in uiterlijk en/of gedragingen niet
onderscheiden van ‘de Nederlanders’. Men is niet zo tevreden over het verloop van de integratie. Sommige groepen scheiden zich te veel af van de Nederlandse cultuur of ze veroorzaken problemen. Daar maakt men zich zorgen over.
Geslaagde integratie
De overheid vindt een persoon of groep geïntegreerd in de Nederlandse samenleving wanneer er sprake is van:
– een gelijke juridische positie
– een gelijkwaardige deelname op sociaal-economisch terrein (allochtonenvinden even makkelijk werk en goed betaalde banen als autochtonen en ze hebben dezelfde kansen op een goede opleiding)
– kennis van de Nederlandse taal
– respect voor de gangbare waarden, normen en gedragspatronen.
Integratie is een proces dat van twee kanten moet komen. Van nieuwkomers wordt verwacht dat zij bereid zijn te integreren en van Nederlanders wordt verwacht dat ze die integratie mogelijk maken.
Nationaliteit
Er is de laatste tijd veel discussie over de dubbele nationaliteit. Deze zou volgens sommigen een goede integratie in de weg staan.
Wat is nationaliteit?
1 het bezit van het staatsburgerschap van één land of meerdere landen
2 het op grond van herkomst of afstamming behoren tot een bepaald volk
In Nederland wordt deze tweedeling niet gemaakt. In de wetgeving heeft men het alleen over nationaliteit.
In Nederland wonen 700 000 mensen met een niet-Nederlandse nationaliteit. Er wonen daarnaast 900 000 mensen met een dubbele nationaliteit, dat wil zeggen dat ze een Nederlands paspoort hebben en een paspoort uit het land waar ze oorspronkelijk vandaan komen. Dat betekent dat bijna 15 miljoen mensen de Nederlandse nationaliteit hebben.
Oss
Nederlandse/Osse cultuur beïnvloed door buitenlanders
Nederland is al eeuwenlang een land geweest waar mensen die op de vlucht waren of geen werk hadden terecht konden. Die mensen brachten o.a. allemaal hun eigen eetgewoontes mee. Ook door de handel leerden de Nederlanders nieuwe producten kennen uit verre landen, zoals koffie, thee en kruiden. Behalve de Hollandse stamppot en spruitjes eten de Nederlandse autochtonen regelmatig een buitenlands gerecht zoals rijst of spaghetti.
Je lijf gaat je hele leven mee, daar wil je dus zo goed mogelijk voor zorgen. Maar hoe doe je dat? Als je volgens de Schijf van Vijf eet, neem je genoeg van alle producten die gezondheidswinst opleveren, plus alle benodigde voedingsstoffen om fit voor de dag te komen.
De Schijf van Vijf bestaat uit 5 vakken vol goede producten om uit te kiezen. Kies elke dag genoeg uit elk vak en varieer daarbij volop, dan krijgt je lijf wat het nodig heeft. Waar heb jij zin in vandaag? Heb je meer zin in broccoli of witlof? En neem je vis, peulvruchten of vlees? Is daar pasta, aardappelen of couscous lekker bij? Wil je melk of yoghurt?
Gezond eten met de Schijf van Vijf is goed voor je lijf
De basis van de Schijf van Vijf bestaat uit producten die volgens de laatste wetenschappelijke inzichten goed zijn voor je lichaam. Omdat ze bijvoorbeeld de kans op hart- en vaatziekten en kanker verkleinen. Als je eet volgens de Schijf van Vijf krijg je daarnaast voldoende mineralen, vitamines, eiwitten, koolhydraten, vetten en vezels binnen. Kies je verder niet te vaak voor producten die buiten de Schijf van Vijf staan, dan blijf je makkelijker op gewicht en vergroot je de kans op een gezonde oude dag. Bovendien helpt de Schijf van Vijf je om in grote lijnen milieuvriendelijker te eten.
Opdracht: Digitale collage/poster schijf van vijf.
Je gaat individueel een digitale collage/poster van de schijf van vijf maken. Je mag de dranken in het midden zetten en alle voedingsmiddelen in de vakken eromheen. Let op dat 2 vakken groter zijn dan de anderen! Kijk op internet bij schijf van vijf!
Je zoekt hiervoor passende afbeeldingen op internet. De collage/poster moet verwerkt worden in de eindpresentatie.
Maak een “gebruiksaanwijzing” bij de schijf. Iemand die jouw poster ziet moet meteen snappen hoe de schijf van vijf werkt en wat je moet doen om gezond te eten.
Jullie zijn bezig met het maken van een menu. Als je naar een restaurant gaat hebben ze daar altijd een menukaart. Op een menukaart staat wat je kunt drinken, maar op een menukaart staat ook wat je voor eten kunt bestellen. Verwerk jullie menu op een menukaart. Die jullie gebruiken bij jullie eindpresentatie.
Deze opdracht doe je met je groepje.
Je gaat een menukaart maken. Omdat een menukaart uit meerdere onderdelen bestaat ga je de volgende onderdelen in je groepje verdelen.
Voorkant maken
Voorgerecht
Hoofdgerecht
Nagerecht
Koude dranken
Warme dranken
Zorg ervoor dat je de menukaart in dezelfde layout doet, dit betekent dus hetzelfde lettertype, lettergrote en regelafstand maakt. Je kunt dit van te voren afspreken, maar je kan ook alles naar één persoon toesturen en ervoor zorgen dat die alles in één document zet en de layout netjes is.
Smaakles
Smaakles
Smaakles
In de workshop smaaklessen ga je ervaren hoe leuk het is om praktisch met eten bezig te zijn. Door het proeven, ruiken, voelen en zien van voedsel verkennen je de wereld achter eten.
In de smaaklessen:
ervaar je dat alle zintuigen een rol spelen bij eten en
drinken,
ervaar je de verschillen tussen de hoofdsmaken zoet, zout, zuur en bitter,
ervaar je wat de rol is van de tong bij proeven,
ervaar je dat geur, en dus de neus, een grote rol speelt bij smaakbeleving,
ontdek je dat onze zintuigen ons kunnen waarschuwen wannéér voedsel bedorven is,
leren je wat je kunt doen om voedsel langer te bewaren,
ervaar je dat kleur en uiterlijk van voedsel invloed heeft op de smaak,
ervaar je dat de verpakking van voedsel invloed heeft op of het er aantrekkelijk uitziet.
De vitaminepil
De vitaminepil
Je kent vast een vitaminepil, stel je deze eens voor en bedenk: ‘Slimme mensen hebben deze pil ontwikkeld. In deze wonderpil zitten alle voedingsstoffen die je per dag nodig hebt.’. Nu hoef ik nooit meer te eten nooit meer boodschappen te doen, nooit meer te bedenken wat ik allemaal moet eten of koken en ik hoef ook nooit meer aan tafel te zitten. Ik ben klaar!’
Zintuigen
Zintuigen hebben verschillende rollen bij het ervaren van eten.
Enkele voorbeelden:
Iets smaakt goed, het ziet er lekker of kleurig uit, het klinkt lekker, het is knapperig als je erop kauwt, het ruikt verrukkelijk, het voelt zacht aan.
Hoofdsmaken
Er zijn vier hoofdsmaken: zoet, zuur, zout en bitter. Alle smaakgeleerden zijn het hierover eens. Sommige smaakgeleerden zeggen zelfs dat er zes hoofdsmaken zijn. Zij zeggen dat er naast de vier hoofdsmaken nog twee hoofdsmaken zijn, namelijk metaalsmaak en zeepsmaak. Mineraalwater met veel ijzer en rood gebleven vlees (dus met veel bloed) smaken metaalachtig. De kruiden koriander en marjolein en ook melk smaken zeepachtig. Volgens de kok Pierre Wind is er nog een zevende hoofdsmaak, namelijk ‘emotie’! Hij vindt dit de belangrijkste smaak en smaakmaker. Als je bijvoorbeeld erg veel trek hebt, ziek of verdrietig bent of op vakantie bent, kan alles ineens heel anders smaken. Pierre zegt:
‘Soms eet je om te eten, soms om te genieten!’
Informatie voor dat je enkele proefjes gaat doen
Nog niet zo lang geleden dachten wetenschappers dat je de hoofdsmaken op bepaalde plekken op je tong beter zou kunnen proeven dan op andere plekken. Zoet zou je bijvoorbeeld het beste voor op je tong proeven en bitter helemaal achter op je tong. Dit blijkt niet te kloppen! Je proeft alle smaken overal op je tong even goed! Leerlingen hebben meer smaakknoppen dan volwassenen. Doordat leerlingen meer smaakknoppen hebben op hun tong, kunnen ze ook 'proeven’ met de binnenkant van hun wangen, de onderkant van hun tong en zelfs met hun keel! Als je je tong verbrandt, gaan de smaakknoppen op die plek kapot. Je proeft dan niet veel meer met je tong. De smaakknoppen worden elke zeven tot tien dagen vervangen. Dus na ongeveer een week proefje weer net zo goed als daarvoor. Een voedingsmiddel kan 'filmend’ werken. Dat betekent dat het eten in je mond een dun laagje achterlaat dat een beetje blijft plakken. Voorbeelden hiervan zijn olie en boter.
DROGE TONG
Proeven kan alleen met een natte tong. Daar zorgt speeksel voor. Als de tong droog is, kunnen de smaakknoppen hun werk niet doen. Om de leerlingen dit te laten ondervinden is het leuk de verschillende smaken ook te laten proeven met een droge tong. De tong kan kurkdroog worden gemaakt met een schone doek. Pas als de tong weer nat is geworden, zal de smaak geproefd worden.
Proef 1 de 4 hoofdsmaken zoet, zuur, zout en bitter
DE NEUS
Proeven doe je vooral met je neus. Je neus kan tussen de 4000 en 10 000 geuren herkennen. Dit is veel meer dan de tong kan proeven. Je tong herkent de grote lijnen van een smaak, maar je neus kent alle details. Bij vanillesuiker proeft je tong bijvoorbeeld wel het zoet van de suiker, maar je neus ruikt de vanille. Zonder je neus zou je eten dus heel saai smaken! Als je gewoon inademt, brengt de luchtstroom de geurstoffen vanzelf naar
je neus. In je neusholte zit een klein stukje slijmvlies dat geurstofjes kan herkennen. Als je verkouden bent, herkent het slijmvlies de stofjes niet. Daarom proefje dan veel minder!
Proef 2 suikerklontje
HET ZIT HEM IN DE COMBINATIE
Smaakbeleving wordt sterk beïnvloed door je gevoel tijdens het eten. Dit kan te maken hebben met geur, omgeving, je gedachte enz. van het eten. Een leuke proef om dit te laten zien is de volgende.
De zoete smaak van suiker herkennen we meestal heel gemakkelijk. Maar daar heb je meer voor nodig dan alleen je tong. Ontdek zelf wat er nog meer noodzakelijk is.
Wat heb je nodig?
Spiritus in een bekerglaasje
Watje met pincet.
Wat moetje doen?
Neem het watje vast met de pincet en haal het door de spiritus
Neem intussen een hapje van het suikerklontje
Houd het watje met spiritus onder de neus.
Schrijf op wat je proeft en beantwoord de volgende vragen bij 1:
Wat proef je?
Kunnen de reukzintuigen de smaakzintuigen beïnvloeden?
Pak een suikerklontje en leg die vast klaar op tafel.
Steek nu je tong uit je mond (ja> voor deze ene keer mag het)
Droog hem helemaal af met een schone handdoek.
Leg nu het suikerklontje op je droge tong.
Practicum de chipstest
In dit pacticum ga je met je groepje chips testen. Je krijgt per groepje 4 verschillende merken chips. Neem uit iedere beker één chipsje en prober goed te proeven. Denk aan structuur, smaak, beleving, reuk, enz. Welk merk denk je dat de chips is?
Beantwoord deze vraag in het volgende document.
Etiquette
Etiquette
“Tafelmanieren: Hoe hoort het eigenlijk? “
Leuker is: André van Duin
Opdracht 1: film
Hoe moet het dus niet? Wat deed André van Duin wat ‘not done’ is in restaurants?
Info 1: Wat is etiquette?
De etiquette of het decorum is een geheel van cultuurgebonden beleefdheidsregels en de omgangsvormen. De kern van de etiquette is: rekening houden met de gevoelens van anderen en met de gebruiken in een samenleving in alle situaties waarin mensen met elkaar omgaan. Letterlijk betekent etiquette kleine ethiek.
Kennismaken;
Begroeten en converseren;
Kleding, versierselen, make-up en geurtjes;
Gedrag aan tafel;
Uitnodigen, gedrag bij feestelijke gelegenheden;
Geschenken kiezen, geven en ontvangen;
Omgaan met mensen in of uit andere landen, culturen en religies;
Hoffelijkheid en behulpzaamheid;
Communicatie per telefoon en brief;
Communicatie via internet, inclusief e-mail (de nettiquette)
Gewoontes in sport,
Info 2: Wat is couvert?
Het bestek bestaat uit de vork, de lepel en het mes, waar iemand tijdens een maaltijd mee eet.
Info 3: Westerse etiquettevan eten
Couvert
Een couvert is het woord dat in de horeca wordt gehanteerd voor het nodige eetgerei per gast, meestal in een ruimere betekenis dan bestek.
Servet
Waar laat je het servet? In je kraag (nee) of op schoot? (ja)
Elke keer als je een slokje drinken neemt dan dep je je mond, dan wordt het glas niet vet.
Moet je van tafel dan leg je het servet op de zitting van je stoel.
Wijnglas
Houd deze vast aan de bovenkant van de steel.
Mag je met je handen eten?
Nee. Behalve bij:
kreeft (dan dep je vingers in een vingerkommetje met warm water en citroen)
gevogelte als er een papieren manchet op de poten zit.
Bestektaal
Opdracht: Wat mag er allemaal niet aan tafel?
Noteer samen met de klas op het bord wat er niet mag aan tafel
Quiz etiquette opdracht 1 & 2 & 3
Opdracht Etiquette 4
Elk groepje kiest 1 deelnemer uit.
Elk gekozen groepslid gaat naar de gang. Om de beurt gaat een deelnemer de volgende opdracht uitvoeren.
Opdracht Etiquette 5
Opdracht Etiquette 6
Etiquette in het Midden-Oosten
Etiquette in het Midden-Oosten
Arabieren tonen hun gastvrijheid graag tijdens het eten of het koffiedrinken. Bij de bedoeïenen eet je met drie of vijf vingers van je rechterhand. De linkerhand is onrein, omdat je daarmee je billen afveegt! Ook de schalen moet je met je rechterhand doorgeven. Als er opgeschept wordt, moet je altijd proeven maar je hoeft het niet op te eten. Als je niet meer wilt, moet je altijd iets op je bord laten liggen, want als je bord leeg is betekent het, dat je nog niet genoeg gegeten hebt en krijg je meer. Doe je schoenen uit, of als je ze wel aanhebt: wijs nooit met je schoenzool in iemands richting. Dat is een belediging: een schoenzool is het laagste van het laagste.
Opdracht Etiquette 7 & 8
Etiquette in Japan
Etiquette in Japan
Ook in Japan doe je je schoenen uit. Je eet er met stokjes.
Als je het eten met stokjes wilt oefenen, doe dat dan met pinda’s: als je die zonder moeite in je mond krijgt, heb je de kunst van het eten met stokjes helemaal onder de knie!
Wat mag niet aan tafel in Japan
Eetstokjes rechtop zetten in een kom met rijst. Dit doet te veel denken aan het branden van wierook bij een begrafenis.
Wijzen met je eetstokjes.
Met de punten van je eetstokjes iets van een gezamenlijke schotel pakken: draai ze om en pak met de stompe kant.
Je eetstokjes op je kom of naast je bord op tafel leggen. Leg ze altijd op de speciale houders. Als je nog meer rijst wilt, moet je altijd wat korrels in je kommetje achterlaten. Als je kom helemaal leeg is, betekent dit dat je niet meer wilt. Japanners zwijgen vaak bij het eten om alle aandacht aan de gerechten te geven.
Etiquette in China
Etiquette in China
In China zit je vaak aan een ronde tafel met een draaiplateau in het midden. Daarop staan de schalen en schaaltjes waaruit je met je stokjes eten pakt. De Chinezen vinden het niet erg als aardewerk barsten heeft of grauw is, het gaat om het eten. Dineren in fel licht is ook heel normaal.
Slurpen en boeren zijn een teken van voldaanheid, dus dat mag of moet je doen! Ook mag je met je ellebogen op tafel zitten, dat betekent dat je prettig zit en van het eten geniet.
Opdracht Etiquette 9
Puntenverdeling etiquette
Puntenverdeling:
Etiquette 1
1 punt
Etiquette 2
1 punt
Etiquette 3
1 punt
Etiquette4
De snelste groep krijgt 3 punten
De tweede groep krijgt 2 punten
De derde groep krijgt 1 punt.
Etiquette 5
1 punt
Etiquette 6
1 punt
Etiquette 7
1 punt
Etiquette 8
1 punt
Etiquette 9
De groep met de meeste pinda’s krijgt 3 punten
De tweede groep krijgt 2 punten
De derde groep krijgt 1 punt.
Interviewtechnieken
Inleiding
Les interviewtechnieken
Lesdelen:
*Het beroep van journalist
*een paar basisinterviewtechnieken.
Brainstorm
Vaardigheden: wat moet een journalist kunnen?
– luisteren
– observeren
– formuleren in woord en schrift
– goede vragen stellen
– doorvragen
– onderzoeken
Houding
– openstaan
– beleefd zijn
– kritisch zijn
– zorgvuldig (hoor en wederhoor en check/dubbel check)
Bij alles wat een journalist doet, heeft hij altijd zes vragen in zijn achterhoofd:
Wie?
Wat?
Waar?
Wanneer?
Waarom?
Hoe?
Ze helpen ook bij het maken van een samenvatting of inleidende tekst bij een artikel.
extra
Benoem de W’s en de H in de volgende zin.
Wielrenner Jan Janssen won in 1968 als eerste Nederlander de Tour de France dankzij zijn uitstekende conditie en zijn doorzettingsvermogen.
Voorbeeld interviewtechniek
Opdracht 1: Speeddaten
Speeddaten.
Je gaat twee keer twee minuten met elkaar speeddaten. Je zit tegenover elkaar en maakt duidelijk wie de geïnterviewde is en wie de journalist. De journalisten moeten proberen om in twee minuten zoveel mogelijk over een hobby of sport van de geïnterviewde te weten te komen. Ze mogen een papier en pen gebruiken om dingen op te schrijven. De journalist vertelt na de eerste twee minuten wat hij/zij te weten is gekomen. Kijk gezamenlijk of de vijf W’s en de H beantwoord zijn.
Daarna worden de rollen omgedraaid. De journalisten krijgen nu de opdracht om in twee minuten alles te weten te komen over hoe de geïnterviewde heeft leren fietsen. Als we klaar zijn bespreken we de resultaten en kijken we of het gelukt is om in dit interview antwoord te krijgen op de vijf W’s en de H.
Een goed interview begint bij een goede voorbereiding
Doel interview: bedenk van tevoren wat je te weten wilt komen met je interview. Denk na over de persoon en/of het onderwerp waar je meer over wilt weten. Schrijf de vragen die je zou willen stellen van tevoren op.
Is er al eerder over jouw onderwerp of over je persoon geschreven, dan is het nuttig om je te gaan ‘inlezen’, maar doe dat pas nadat je eerst zelf je vragen op papier hebt gezet, anders bestaat de kans dat je oorspronkelijkheid en je eigen doel van het interview uit het oog verliest. Natuurlijk moet je na je leeswerk je vragen aanvullen en aanpassen. Zet je vragen in een logische en natuurlijke volgorde. Hou je niet krampachtig vast aan jouw vragenlijstje. Soms hoor je onverwachte dingen waar je wat meer over wilt weten. Ga daar dan op in. Je vragenlijst dient alleen als ondersteuning. Het geeft de geïnterviewde ook het gevoel dat je je goed voorbereid hebt en dat je hem/haar serieus neemt.
Stel degene die je interviewt op zijn/haar gemak
Stel degene die je interviewt op zijn/haar gemak door te beginnen over alledaagse dingen. Zorg dat je je geheel richt op degene die je interviewt en ga niet je eigen ervaringen vertellen, bijvoorbeeld door te zeggen: ‘O, dat heb ik ook meegemaakt.’ Veel beginnelingen denken dat dit helpt. Maar op die manier word je zelf de verteller. Je komt niet bij iemand om je eigen ervaringen te vertellen, maar om te luisteren naar wat de ander te vertellen heeft. Het komt dus niet alleen aan op het stellen van de juiste vragen, maar vooral op het goed luisteren naar de antwoorden.
Actief luisteren is de sleutel
Dat je goed luistert, kun je laten merken door af en toe tijdens het vraaggesprek samen te vatten wat er tot nu toe is gezegd. Daarmee check je ook of je alles goed begrepen hebt. Een vraag als ‘Kun je hier wat meer over vertellen?’, ‘Geef eens een voorbeeld’ of simpele woordjes als ‘Waarom?’ kunnen mensen aanmoedigen om dieper in te gaan op
hun verhaal. Door actief te luisteren stimuleer je iemand om zijn verhaal te vertellen, zoals hij het zelf werkelijk ziet of beleeft. Goed luisteren kan ook stimuleren om de emotionele betekenis van een situatie of een probleem naar voren te brengen. Daarvoor is immers een sfeer van vertrouwen noodzakelijk die door goed luisteren kan worden bevorderd.
Zowel uit verbale reacties als non-verbale reacties moet de geïnterviewde kunnen merken dat je geïnteresseerd bent in zijn verhaal, dat je aandacht hebt voor hem en dat je het belangrijk vindt om te horen wat hij/zij te zeggen heeft. Wil je niet onderbreken, dan kun je iemand aanmoedigen om verder te vertellen door te knikken. Om die reden zijn interviews ter plekke handig vanwege het oogcontact. Bij telefonisch interviewen gaat dat niet.
Open, gesloten en sturende vragen
Open vragen zijn vragen waarbij de geïnterviewde aangemoedigd wordt om zijn hele verhaal te vertellen. Bijvoorbeeld als je vraagt: ‘Hoe heb je leren fietsen?’ geef je de geïnterviewde alle ruimte om van a tot z zijn verhaal te vertellen.
Gesloten vragen leveren korte antwoorden op. Bijvoorbeeld: ‘Bent u getrouwd?’ Dan kun je alleen maar ja of nee antwoorden. In het journaal worden soms gesloten vragen gesteld. Bijvoorbeeld: de journalist wil weten of de minister nu eindelijk iets gaat doen aan de wachtlijsten in de gezondheidszorg. Als de minister een duidelijk antwoord probeert te
ontwijken, kan de journalist de minister dwingen een duidelijk antwoord te geven door hem een gesloten vraag te stellen.
Voor persoonlijke diepgaande interviews, de zogenaamde diepte-interviews, zijn gesloten vragen niet geschikt. Met alleen maar ja of nee als antwoord kom je niet veel te weten over de persoon die je interviewt.
Let er verder op dat je geen sturende vragen stelt. Dat zijn vragen waarbij je de geïnterviewde dingen in de mond legt. Dus niet: ‘Vindt u dit ook een goed idee?(waardeoordeel),maar: ‘Wat vindt u van het idee?’ Niet: ‘Bent u ook tegen deze maatregelen?’ Maar: ‘Wat vindt u van deze maatregelen?’
Opdracht 2: Interview voorbereiden
Je gaat iemand interviewen uit het land dat jullie groepje heeft gekozen. Het is iemand die op zijn/haar veertiende naar Nederland is gekomen. Schrijf in drie minuten voor jezelf vijf vragen op die je aan hem/haar zou willen stellen. Het is belangrijk dat je bij het bedenken van de vragen je probeert in te leven in die persoon. Daarna krijg je nog eens drie minuten om met je collega-journalist de vragen van jezelf en van je collega naast elkaar te leggen. Samen kies je de zeven beste vragen uit.
Extra opdracht: Rollenspel
Je kunt het interview dat je hebt voorbereid nu oefenen in een rollenspel.
De docent vraagt twee vrijwilligers die journalist en geïnterviewde willen spelen. Bespreek het interview na met de klas.
[extra: vraaggesprekje over LSD:Luisteren Samenvatten Doorvragen]
Het arrangement Samen aan tafel is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteurs
Marjanne Cornelissen
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2019-04-16 15:31:39
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.