INLEIDING
Welkom bij deze Wiki, die gevuld is met informatie over het vak Gezondheidsvoorlichting. Deze Wiki is bedoeld voor leerlingen die de opleiding Verzorgende IG volgen bij het Alfa-college in Hoogeveen. In deze Wiki staat met name de theorie uit het boek: Voorlichting, advies en instructie van uitgeverij ThiemeMeulenhoff. Je hebt het boek bij het volgen van deze module nodig.
Deze Wiki kun je individueel afwerken. Je moet echter wel een aantal opdrachten maken die je aan het einde inlevert bij je coach. Wanneer je aan alle opdrachten hebt voldaan, krijg je een cijfer dat meetelt voor je mijlpaal.
Dit vak is een digitaal middel en je krijgt hierbij geen ondersteuning van lessen door een docent gegeven. Soms vind je samenvattende Powerpointpresentaties, filmpjes of stukjes theorie die je helpen om de leerstof te begrijpen. Daarnaast zullen er vragen zijn en moet je een eindopdracht maken. Om die te kunnen doen heb je de stof uit deze Wikiles nodig.
De module bestaat in principe uit 4 lessen. In elke Powerpoint vind je naast de theorie ook dia's waarop vragen staan. Deze vragen moet je schriftelijk beantwoorden en opnemen in je verslag, met een vermelding uit welke les de vragen/antwoorden komen.
Door steeds op "volgende" de klikken, mis je niets en kom je op elke pagina.
Veel succes bij de digitale module van het vak: Gezondheidsvoorlichting!
Voorlichting, advies en instructie
(van Prooijen-de Jong, 2015)
LEERDOELEN
Wat oefen je/ leer je tijdens deze module
Jouw opleiding is gevormd rondom een kwalificatiedossier. Hierin staan alle kerntaken en werkprocessen die jij moet kennen en leren voor je toekomstige beroep. Het gaat in dit blok vooral om de onderstaande werpprocessen:
1.8 Geeft voorlichting, advies en instructie
2.1 Werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep
Daarnaast oefen je de onderstaande competenties:
- Presenteren
- Vakdeskundigheid toepassen
- Materialen en middelen inzetten
Uiteindelijk:
- kan de student kan op originele wijze voorlichting geven via een filmpje over een onderwerp gerelateerd aan het vak;
- heeft de student tijdens deze periode kunnen oefenen met het ontwerpen en geven van klinische lessen door een verslag te schrijven over theorie en het maken van een filmpje.
- is de student in staat om relevante theoretische bronnen te vinden en gebruiken.
START
Didactische oefentoets
Deze toets maak je bij de start van deze module om te kijken wat je al weet, zonder dat je je hebt verdiept in dit vak. Het gaat er dus niet om dat je alle antwoorden al weet. Aan het einde maak je deze toets opnieuw en kijk je op welke antwoorden je nu wel het goede antwoord weet. Beide toetsen met antwoorden verwerk je als bijlage in je eindverslag. Vandaar ook de vermelding van de datum waarop je deze toets maakt. Maak aan het einde van de toets een copy/paste ervan en sla dit als Word document op voor je eindverslag.
Je kunt het niet digitaal invullen. Je kunt wel de tekst hieronder koperen en plakken in een Word bestand. Daarna kun je erin werken.
Je kunt ook kiezen voor het downloaden van de bijlage, onderaan deze pagina, waarna je je antwoorden kunt invullen. Vergeet niet je document op te slaan, want aan het einde van de module moet je je documenten (het gemaakte werk) inlveren.
Diagnostische toets Voorlichting, Advies en Instructie
Naam: Datum:
1. Wat is voorlichting?
2. Wat is advies?
3. Wat is instructie?
4. Wat is de definitie van gezondheid?
5. Wat verstaan we onder preventie?
6.Wanneer spreken we van primaire preventie?
7. Wat is secundaire preventie
8. Wat richt tertiaire preventie zich op?
9. Leg micro, meso en macro niveau uit wat betreft voorlichting advies en instructie, op wie zijn “ze” gericht?
Micro= ______________________________________________________
Macro= ______________________________________________________
Meso= ______________________________________________________
10. Wanneer je een zorgvrager wilt voorlichting wilt geven, zodat zijn/haar gedrag kan veranderen (positief voor de gezondheid) moet de zorgvrager in staat zijn tot een paar voorwaarden. Zonder dat zal je informatie niet overkomen. Wat zouden deze 4 voorwaarden voor de kennisverwerking van de zorgvrager zijn?
- -----------------------------------------------------------------------------------------------
- -----------------------------------------------------------------------------------------------
- -----------------------------------------------------------------------------------------------
- -----------------------------------------------------------------------------------------------
LES 1
Primair, secundair en tertiair
In de Powerpoint lees je onder andere kort iets over de vormen van preventie. Vanaf blz 8 in je boek lees je er meer over.
Hieronder ook een uitleg van het RIVM:
Preventie naar fase van ziekte
Preventie naar fase waarin de ziekte zich bevindt is ingedeeld in primaire, secundaire en tertiaire preventie. Deze indeling is afkomstig uit de gezondheidszorg.
- Onder primaire preventie vallen activiteiten die voorkomen dat gezonde mensen een bepaald(e) gezondheidsprobleem, ziekte of ongeval krijgen.
- Bij secundaire preventie worden ziekten of afwijkingen in een vroeg stadium opgespoord bij personen die ziek zijn, een verhoogd risico lopen of een bepaalde genetische aanleg hebben. De ziekte kan daardoor eerder worden behandeld, zodat deze eerder geneest of niet erger wordt.
- Bij tertiaire preventie bestaat de doelgroep uit patiënten en worden complicaties en ziekteverergering voorkomen. Ook het bevorderen van de zelfredzaamheid van patiënten valt hieronder.
http://www.rivm.nl
Micro, meso en macro niveau
In de Powerpoint van les 1 staat kort wat micro, meso en macro betekent. Hieronder staan voorbeelden waaraan je kunt denken.
Microniveau
Je biedt je cliënt in de regel hulp bij problemen van sociaal, psychologische of lichamelijke aard. Bijvoorbeeld, je cliënt heeft te maken met:
- een gevoel van overspannen zijn omdat de werkomgeving je cliënt ongelukkig maakt;
- rouwverwerking;
- opvoedingsproblemen;
- grote schulden;
- wonen in een leefgroep;
- altijd ruzie met partner;
- huiselijk geweld;
- het feit dat hij in een instelling is geplaatst vanwege het plegen van strafbare feiten;
- het feit dat hij wordt behandeld in een instelling;
- drankmisbruik, ambulant of residentieel;
- angst om dood te gaan.
Mesoniveau
Bij het mesoniveau moet je denken aan de omgeving waarbinnen de hulpverlening georganiseerd wordt. Je hebt dan iets meer afstand van de cliënt en zijn directe omgeving. Bijvoorbeeld, je cliënt:
- voelt zich onveilig in de buurt;
- heeft klachten over de vorige hulpverleningsinstelling;
- heeft problemen met slechte arbeidsomstandigheden;
- heeft ruzie met de sociale dienst;
- krijgt geen toegang tot zorginstellingen;
- is onverzekerd;
- heeft ruzie met zijn werkgever;
- heeft ruzie met de woningbouwvereniging;
- heeft conflicten met een uitkerende instantie;
- heeft een conflict met de gemeente over de aanleg van een nieuw skateparcours.
Macroniveau
Op dit niveau neemt de hulpverlener deel aan beïnvloedingsprocessen die de grenzen van het micro- en mesoniveau overschrijden. Hij verruimt de kaders van het werkveld door andere samenlevingsverbanden dan het primair proces of de organisatie van de vormen van hulpverlening op te nemen. Bijvoorbeeld:
- er komen steeds meer ADHD-kinderen;
- cliënten kunnen geen hulporganisatie vinden door lange wachtlijsten;
- dak- en thuislozen problematiek neemt toe;
- alcoholgebruik onder jeugdigen neemt toe;
- plaatsingsmogelijkheden zijn beperkt.
https://www.methodischhandeleninzichtelijk1edruk.nl/oefeningen_en_cases/hoofdstuk_3a_analyse/micro_meso_en_macroniveau_de_sorteeroefening
Les 1
Lees de Powerpoint en maak de vragen die er in voorkomen. Vermeld in je antwoorden uit welke les de vragen komen. Voeg je antwoorden overzichtelijk toe in je verslag als bijlage (copy/paste in een eigen Word document).
LES 2
Het ASE model
Het ASE model wordt nader omschreven vanaf bladzijde 21 in je boek. De afkorting staat voor:
A= Attitude (houding)
S= Sociale invloed
E= Eigen effectiviteit
De intentie om bepaald gedrag te gaan vertonen, hebben we alleen als we zelf positief tegen het gedrag aankijken (attitude). Daarnaast is het belangrijk dat de sociale omgeving ons steunt in hoe we ons gedragen (sociale invloed), maar ook of we denken dat we het gedrag zouden kúnnen vertonen (eigen-effectiviteit). Een gebrek aan vaardigheden of de aanwezigheid van drempels (barrières) kunnen gedragsverandering juist verhinderen.
Positieve attitude
Om de intentie tot gedrag te hebben, moeten we allereerst een ‘positieve attitude hebben ten aanzien van dat gedrag’. Met andere woorden, wat vind ik van sporten? En, wat vind ik ervan om vanaf nu meer te gaan bewegen? We kijken dan altijd naar wat dit gedrag ons zou kunnen opleveren (bewegen maakt mijn hoofd zo lekker leeg; ik wil mijn kind het goede voorbeeld geven). Ook kijken we naar de nadelen die het gedrag voor ons zou kunnen hebben (ik vind sport helemaal niet leuk; ik heb een grote kans op blessures). Als sporten ons genoeg oplevert en we geen al te grote bezwaren zien, dan hebben we een zogenaamde ‘positieve attitude’ ten aanzien van sporten. De kans dat we ons dan voornemen om daadwerkelijk te gaan sporten is dan ook groter.
Sociale invloed
Hoe we zelf tegen gedrag aankijken (attitude) is belangrijk, maar de mening van anderen speelt ook een rol. De verwachtingen van anderen zorgen dat we ons gedrag aanpassen. Het gaat hier altijd om voor ons belangrijke personen in de sociale omgeving, zoals familie en vrienden, maar ook docenten en trainers. De sociale omgeving oefent op verschillende manieren invloed op ons uit, bijvoorbeeld door letterlijk verwachtingen uit te spreken of zelfs door regels op te stellen. Maar invloed uitoefenen kan ook door een bepaald gedrag duidelijk te steunen of af te keuren, of door zelf het goede voorbeeld te geven. Als de sociale omgeving achter het gedrag staat, is de kans dus groter dat we ons ook zo willen gaan gedragen.
Groepsdruk
Hoe groot deze sociale invloed is, kan voor iedereen in elke situatie anders zijn, maar er zijn ook wel algemeenheden. Zo zal voor een heel jong kind de invloed van de ouders heel groot zijn, maar voor een puber is hun mening soms juist reden om het tegenovergestelde te doen. Voor een puber zijn ook vrienden een belangrijk onderdeel van de sociale omgeving. De term groepsdruk wordt in dat kader vaak genoemd. Maar groepsdruk (kuddegedrag) is iets van alle leeftijden. Er zijn tal van sociale experimenten die laten zien dat de sociale omgeving invloed op ons uitoefent zonder dat we daar zelf bij stilstaan. Ook een groep onbekenden kan dan je gedrag beïnvloeden. Dit kan best extreem zijn, zoals onderstaand filmpje laat zien. Rolmodellen worden vaak ingezet voor gedragsbeïnvloeding, maar het is wel van belang de juiste persoon voor deze functie te kiezen.
Geloof in eigen kunnen
Tot slot moeten we ook genoeg ‘eigen-effectiviteit’ hebben. Dit betekent dat we onszelf in staat moeten achten het gedrag uit te voeren. Hier gaat het niet om wat we daadwerkelijk kunnen (waar het bij ‘vaardigheden en barrières’ wel om ging), maar om wat we denken te kunnen. Die twee zijn in de praktijk lang niet altijd hetzelfde. Eigen-effectiviteit kan hem zitten in zelfvertrouwen (het lukt me vast wel/niet om een uur lang te sporten in de sportschool), maar ook in praktische aspecten (ik heb wel/geen tijd, want ik moet werken en daarna voor de kinderen zorgen, ik heb wel/geen geld voor lidmaatschap of een abonnement). Als we geloven in ons eigen kunnen, en dus voldoende eigen-effectiviteit hebben, is de kans groter dat we de intentie hebben om ons op een bepaalde manier te gedragen.
https://www.allesoversport.nl/artikel/ase-model-van-attitude-sociale-invloed-en-eigen-effectiviteit-naar-intentie-tot-gedrag/
Les 2
Lees de Powerpoint en maak de vragen die er in voorkomen. Vermeld in je antwoorden uit welke les de vragen komen. Voeg je antwoorden overzichtelijk toe in je verslag als bijlage.
LES 3
Gezonde leefomgeving
De leefomgeving waarin mensen wonen, werken en recreëren heeft invloed op hun gezondheid. Het onderwerp gezonde leefomgeving kan vanuit verschillende invalshoeken benaderd worden en er zijn verschillende definities van.
Een veelgebruikte definitie is op dit moment: "Een gezonde leefomgeving is een leefomgeving die als prettig wordt ervaren, die uitnodigt tot gezond gedrag en waar de druk op de gezondheid zo laag mogelijk is."
In deze definitie komt al tot uitdrukking dat het zowel kan gaan om de sociale als de fysieke leefomgeving. In dit onderwerp wordt ingegaan op het gezond ontwerpen en inrichten van de fysieke leefomgeving. Voor meer informatie over de invloed van de sociale omgeving op de gezondheid en de rol van educatie en voorlichting wordt doorverwezen naar Volksgezondheidenzorg.info en het Loket Gezond Leven.
Wat verstaan we onder een gezonde leefomgeving?
Een gezonde leefomgeving is een leefomgeving die als prettig wordt ervaren, die uitnodigt tot gezond gedrag en waar de druk op de gezondheid zo laag mogelijk is. Meer concreet is een gezonde leefomgeving een leefomgeving die:
- schoon en veilig is;
- uitnodigt tot bewegen, spelen en sporten;
- fietsen, wandelen en OV-gebruik stimuleert en zorgt voor goede bereikbaarheid
- er voor zorgt dat mensen elkaar kunnen ontmoeten;
- rekening houdt met de behoeften van de (toekomstige) bewoners en specifieke bevolkingsgroepen (kinderen, ouderen, chronisch zieken, gehandicapten, lagere inkomensgroepen);
- een goede milieukwaliteit (geluid, lucht, bodem, externe veiligheid) heeft;
- voldoende groen, natuur en water en aandacht voor klimaatadaptatie heeft;
- gezonde en duurzame woningen heeft;
- een aantrekkelijke en gevarieerde openbare ruimte heeft;
- een gevarieerd aanbod aan voorzieningen (bijvoorbeeld woningen, scholen, winkels, cultuur, bedrijven, openbaar vervoersvoorzieningen, sport) heeft.
Het heeft dus zowel betrekking op de fysieke als sociale omgeving.
http://www.rivm.nl/Onderwerpen/G/Gezonde_leefomgeving
Les 3
Lees de Powerpoint en maak de vragen die er in voorkomen. Vermeld in je antwoorden uit welke les de vragen komen. Voeg je antwoorden overzichtelijk toe in je verslag als bijlage.
LES 4
Domotica
Vanaf blz 71 in je boek lees je over Domotica. Het is niet meer weg te denken in de Gezondheidszorg. Domotica in de zorg, zorgdomotica, zorg op afstand of zorgtechnologie – al deze termen worden gebruikt om woonzorgautomatisering aan te duiden. Maar wat is het precies en wat zijn de toepassingen?
Domotica in de zorg biedt zorg op afstand met behulp van technologische middelen aan mensen die langdurige zorg nodig hebben, thuis of binnen een zorgorganisatie. Het gaat dan voornamelijk om ouderen en/ of mensen met een verstandelijke, psychische of lichamelijke beperking. Domotica in de zorg kan een eenvoudige alarmknop betreffen die de cliënt bij zich draagt, tot intelligente systemen die waarnemen of de cliënt afwijkt van zijn normale leefroutines.
Kortom, domotica in de zorg is woonzorgautomatisering dat zowel thuis als binnen een zorgorganisatie kan worden toegepast. Uiteindelijk levert dat voor verplegend personeel minder werkdruk op. De cliënt ervaart betere kwaliteit van leven. Kort gezegd dient het twee doelen: ter ondersteuning in het dagelijkse leven en ter bewaking. De schrijvers van het onderzoek naar toezichthoudende domotica van de VUmc (Niemeijer 2012) geven voorbeelden:
Ter ondersteuning in het dagelijks leven
Hier moet gedacht worden aan een omgeving die ‘meedenkt’; bijvoorbeeld het licht of de verwarming die automatisch aangaan wanneer iemand een ruimte binnentreedt, huishoudelijke apparatuur die zichzelf na een bepaalde tijd uitschakelt, automatische looprouteverlichting bij toiletbezoek in de nacht en automatische verlichting van diverse ruimten.
Ter bewaking
Denk hierbij bijvoorbeeld aan bepaalde deuren die werken met een sensor en automatisch dichtvallen of opengaan; een mobiel alarmeringsysteem waardoor verzorgenden en persoonlijk begeleiders altijd te bereiken zijn; of de uitluistersystemen waar verzorgenden en persoonlijk begeleiders gebruik van kunnen maken om te controleren of alles goed gaat. Maar ook belmatten, bewegingsmelders, infraroodmelders, camerabewaking, detectiechips en polszenders.
Domotica in de zorg: 3 toepassingen
Zorgdomotica kun je grofweg in drie groepen toepassingen delen: ondersteunend, toezichthoudend en communicatief. We geven een aantal voorbeelden:
Ondersteunende zorgdomotica
Domotica in de zorg in de vorm kan variëren van een eenvoudige alarmknop die een cliënt bij zich draagt, tot intelligente systemen die waarnemen wanneer de cliënt afwijkt van zijn normale leefroutines (monitoring). (Bron: Redmax)
Zorgdomotica wordt ook toegepast om het dagelijkse leven van cliënten te vergemakkelijken. De omgeving denkt dan als het ware ‘mee’: licht en verwarming gaan automatisch aan als de cliënt een ruimte binnenkomt. Maar ook het zonnescherm kan automatisch naar beneden gaan of een voordeur herkent de bewoner. (Bron: In voor zorg!)
Toezichthoudende zorgdomotica
Wanneer zorgdomotica ter beveiliging dient, kun je denken aan camerabewaking, deurvergrendelingen, apparatuur dat automatisch alarm slaat bij brand of inbraak of apparatuur die automatisch naar hulpdiensten doorschakelt wanneer dat nodig is. (Bron: In voor zorg!)
Monitoringstechnologie wordt gebruikt voor noodsituatiedetectie, dwaaldetectie of afwijkingen te vinden in het normale leefpatroon. Hiervoor gebruikt men veelal videobewaking, ‘slimme’ sensoren, uitluistersystemen of GPS technologie. Tevens kan monitoring worden gebruikt voor zorgdoeleinden: wondcontrole of medicatiebegeleiding. (Bron: Zorg voorBeter)
Communicatieve zorgdomotica
E-health, belmatten of beeldschermzorg zijn voorbeelden van communicatieve zorgdomotica. Veelal zorgt deze toepassing ervoor dat zorg op afstand mogelijk is: er is communicatie tussen cliënt en zorgverlener. (Bron: Zorg voor Beter)
Les 4
Lees de Powerpoint en maak de vragen die er in voorkomen. Vermeld in je antwoorden uit welke les de vragen komen. Voeg je antwoorden overzichtelijk toe in je verslag als bijlage.
DE EINDOPDRACHT
Schrijf een voorlichtingsprogramma
Wat moet je doen:
- Zoek een onderwerp uit waarover je wilt voorlichten, wat te maken heeft met gezondheid. Het mag geen chronische ziekte zijn!
- Je schrijft hierover een inhoudelijk verslag van max. 10 pagina's (incl voorblad, inhoudsopgave, inleiding en bronnenlijst)
- Je moet voorlichting geven over de 3 stadia (primair, secondair en tertiair) van voorlichting die je kunt geven bij jouw gekozen onderwerp
- Schijf ook over het ASE model, met betrekking tot jouw onderwerp
- Je maakt een voorlichtingsfilmpje over je onderwerp van 3 tot 5 minuten. Niet langer! Je bent zelf in beeld en je bent goed verstaanbaar.
- De link naar het filmpje neem je op in je verslag.
- In de bijlagen van je verslag neem je alle antwoorden op van de opdrachten uit de Powerpoints.
Van het proces tot en met het maken van je verslag en je voorlichtingsfilm maak je een reflectieverslag. Daarnaast reflecteer je op de competenties bijvoorbeeld via de Starr methodiek): I,K,L,N (Presenteren, vakdeskundigheid toepassen, middelen en materialen inzetten en onderzoeken). Belangrijk is dat je vermeld wat voor jou de leermomenten en de belangrijkste punten waren en waarom. Deze reflectie neem je op in je verslag
Dit verslag lever je in voor 1 mei 2018 bij je coach.
Waar wordt je op beoordeeld:
BEOORDELINGSRUBRIC opdracht: Voorlichting geven
Naam leerling:
|
EINDOORDEEL: punten = onvoldoende/voldoende/goed/uitmuntend
|
Klas en leerjaar:
|
Uitmuntend: 10-12 punten en alle items minimaal voldoende
|
Opleiding:
|
Goed: 7-9 punten en alle items minimaal voldoende
|
Onderwerp:
|
Voldoende: 4-6 punten en alle items minimaal voldoende
|
Inleverdatum:
|
Onvoldoende: 1-3 punten of meerdere items onvoldoende
|
Naam docent:
|
|
Handtekening docent:
|
|
Beoordelingscriteria Verslag
|
Onderdelen
|
Oordeel
|
Opmerkingen
|
1. Titelpagina
|
O V
|
|
2. Inhoudsopgave
|
O V
|
|
3. Inleiding
|
O V
|
|
4. Bladzijdenummering
|
O V
|
|
5. Bronvermelding
|
O V
|
|
6. Nawoord
|
O V
|
|
7. Zelfreflectie
|
O V
|
|
8. Lay-out
|
O V
|
|
9. ingeleverd voor deadline
|
O V |
|
NB alle items moeten voldoende zijn!
|
Beoordelingscriteria Inhoud en uitvoering
|
Onderdeel
|
0 punten
|
1 punt
|
2 punten
|
3 punten
|
Score
|
Voorlichtingsfilm
|
Er is geen voorlichtingsfilm
|
De film is niet verstaanbaar of te kort van inhoud
|
De film is inhoudelijk voldoende, het is verstaanbaar, er zit een goede opbouw in en het voldoet aan de tijdsnorm.
|
…en het wordt goed gepresenteerd. Er wordt gebruik gemaakt van ondersteunende middelen om beter uit te kunnen leggen en het wordt enthousiast gebracht.
|
|
Opmerkingen:
|
Presentatie en lay-out van het verslag
|
Niet alle onderdelen zitten er in.
Het oogt onverzorgd.
|
Alle onderdelen zitten er in maar de logische volgorde ontbreekt. Er worden geen bronnen vermeld. Het verslag bestaat uit losse blaadjes.
|
Het verslag is een samenhangend geheel.
|
En is aangekleed met een nette lay-out, met gebruik van gepaste illustraties. Bronvermeldingen zijn op de juiste manier vermeld.
|
|
Opmerkingen:
|
Beschrijving van de theorie met betrekking tot het onderwerp
|
Onvoldoende beschrijving van de theorie van het gekozen onderwerp en de fases van voorlichting
|
Beknopte beschrijving.
Sommige onderdelen zijn erg kort en oppervlakkig beschreven
|
Uitgebreide beschrijving van de theorie met gebruik van minstens 1 bron.
|
Uitgebreide beschrijving en theoretisch onderbouwd met gebruik van meerdere bronnen (vermeld in het verslag en op juiste wijze weergegeven).
|
|
Opmerkingen:
|
Reflectie
|
De student heeft geen reflectie toegevoegd
|
De student reflecteert oppervlakkig. Meer evaluerend dan kijkend naar het eigen leerproces.
|
De student reflecteert op inhoud en leerproces
|
De student reflecteert op inhoud en leerproces en verbindt dit aan persoonlijke leerdoelen en competenties
|
|
Opmerkingen:
|
TEST JE KENNIS
Aan het einde van deze module maak je wederom de diagnostische toets. Je kunt nu testen hoeveel je hebt geleerd van het volgen van deze module en het maken van een verslag met bijbehorend voorlichtingsfilmpje.
De antwoorden van de eerste keer en deze keer neem je beide op in je verslag, zodat je de verschillen kunt zien. Dit is ook handig wanneer je reflecteert op wat je hebt geleerd.
De eindtoets
1. Wat is voorlichting?
2. Wat is advies?
3. Wat is instructie?
4. Wat is de definitie van gezondheid?
5. Wat verstaan we onder preventie?
6. Wanneer spreken we van primaire preventie?
7. Wat is secundaire preventie?
8. Wat richt tertiaire preventie zich op?
9. Leg micro, meso en macro niveau uit wat betreft voorlichting advies en instructie, op wie zijn “ze” gericht?: (3 pt)
Micro= ______________________________________________________
Macro= ______________________________________________________
Meso= ______________________________________________________
10. Wanneer je een zorgvrager wilt voorlichting wilt geven, zodat zijn/haar gedrag kan veranderen (positief voor de gezondheid) moet de zorgvrager in staat zijn tot een paar voorwaarden. Zonder dat zal je informatie niet overkomen. Wat zouden deze 4 voorwaarden voor de kennisverwerking van de zorgvrager zijn? (5 pt als ze alle 4 goed zijn)
- -----------------------------------------------------------------------------------------------
- -----------------------------------------------------------------------------------------------
- -----------------------------------------------------------------------------------------------
- -----------------------------------------------------------------------------------------------