In de Powerpoint van les 1 staat kort wat micro, meso en macro betekent. Hieronder staan voorbeelden waaraan je kunt denken.
Microniveau
Je biedt je cliënt in de regel hulp bij problemen van sociaal, psychologische of lichamelijke aard. Bijvoorbeeld, je cliënt heeft te maken met:
een gevoel van overspannen zijn omdat de werkomgeving je cliënt ongelukkig maakt;
rouwverwerking;
opvoedingsproblemen;
grote schulden;
wonen in een leefgroep;
altijd ruzie met partner;
huiselijk geweld;
het feit dat hij in een instelling is geplaatst vanwege het plegen van strafbare feiten;
het feit dat hij wordt behandeld in een instelling;
drankmisbruik, ambulant of residentieel;
angst om dood te gaan.
Mesoniveau
Bij het mesoniveau moet je denken aan de omgeving waarbinnen de hulpverlening georganiseerd wordt. Je hebt dan iets meer afstand van de cliënt en zijn directe omgeving. Bijvoorbeeld, je cliënt:
voelt zich onveilig in de buurt;
heeft klachten over de vorige hulpverleningsinstelling;
heeft problemen met slechte arbeidsomstandigheden;
heeft ruzie met de sociale dienst;
krijgt geen toegang tot zorginstellingen;
is onverzekerd;
heeft ruzie met zijn werkgever;
heeft ruzie met de woningbouwvereniging;
heeft conflicten met een uitkerende instantie;
heeft een conflict met de gemeente over de aanleg van een nieuw skateparcours.
Macroniveau
Op dit niveau neemt de hulpverlener deel aan beïnvloedingsprocessen die de grenzen van het micro- en mesoniveau overschrijden. Hij verruimt de kaders van het werkveld door andere samenlevingsverbanden dan het primair proces of de organisatie van de vormen van hulpverlening op te nemen. Bijvoorbeeld:
er komen steeds meer ADHD-kinderen;
cliënten kunnen geen hulporganisatie vinden door lange wachtlijsten;