Financiële educatie - 2 VMBO Kader

Financiële educatie - 2 VMBO Kader

Startpagina

WELKOM!

Vind jij ook (net als ik) dat geld uitgeven niet moeilijk is?

Je hebt namelijk altijd wel iets nodig; kleding, schoenen, eten, een auto, een huis en ga zo maar verder. Echter, niet te veel geld uitgeven is wel moeilijk!

Merk jij ook dat je salaris/zakgeld direct op is nadat je het hebt ontvangen? Nou dit is herkenbaar voor veel mensen! Tegenwoordig is het namelijk mogelijk om dingen te kopen/bestellen, zonder dat je direct op dat moment moet betalen. Hierdoor is het erg makkelijk om geld uit te geven. Maar is het ook zo makkelijk om geld te verdienen? Hoe houd je je inkomsten en uitgaven in evenwicht? Heb jij je financiën op orde? Ga je sparen voor een grote uitgave of ga je lenen?

Dit zijn enkele belangrijke vragen om goed over na te denken en vragen die we in de arrangement samen zullen beantwoorden.

 

 

 

 

 

 

 

Lesdoelen

Dit digitaal leerarrangement is ontwikkeld om jou wat bij te brengen over het onderwerp: financiële educatie.

 

Er komen 3 onderwerpen aan bod:

- Inkomsten en Uitgaven

- Sparen en Lenen

- Een begroting opstellen

 

 

Na het doorlopen van dit arrangement :

- kan ik 4 inkomensvormen benoemen

- kan ik voorbeelden geven van verschillende soorten inkomsten

- kan ik uitgaven categoriseren in drie soorten

- kan ik voor- en nadelen benoemen voor het lenen van geld

- kan ik voor- en nadelen benoemen voor het sparen van geld

- kan ik een rentepercentage uitrekenen

- kan ik 3 motieven benoemen om te geld te sparen

- kan ik de bufferberekenaar van Nibud gebruiken (op internet)

- kan ik een begroting opstellen

- kan ik het verschil uitleggen tussen een begroting en een sluitende begroting

- kan ik vaststellen in een begroting of de inkomsten groter zijn dan de uitgaven

 

 

Lesstof

1. Inkomsten en Uitgaven

Inkomsten en uitgaven zijn begrippen die we in het dagelijks leven vaak gebruiken, maar laten we eens goed naar de definitie kijken van deze begrippen.

Welke inkomsten zijn er? En welke uitgaven zijn er?

Inkomsten

Inkomsten kan gedefinieerd worden als alles wat iemand als opbrengst van arbeid, onderneming of vermogen verkrijgt. Denk hierbij dus aan loon, winst, dividend of rente. Met inkomen wordt vaak geld bedoeld, maar goederen of diensten kunnen ook tot inkomsten behoren.

 

Er zijn verschillende vormen waarop je inkomen kan ontvangen. Kijk maar eens naar de volgende 4 inkomensvormen:

 

1. Inkomen uit arbeid
Als je ergens werkt verdien je loon of salaris. Soms krijg je ook betaald in goederen of diensten, dit noemen we inkomen in natura. Voorbeelden hiervan zijn: Auto van de zaak of een NS reisabonnement die je werkgever betaalt.

 

2. Inkomen uit eigen bedrijf:

Als je besluit om voor jezelf te werken, dus je eigen baas te zijn dan ontvang je inkomen uit eigen bedrijf. Dit noemen we winst. Jij betaalt jezelf uit en dit kan per maand verschillen, omdat je afhankelijk bent van je winst. 

 

3. Inkomen uit bezit:
Als je iets bezit en je laat anderen er gebruik van maken dan kan je daar geld voor vragen. Als je geld hebt en je spaart, dan ontvang je rente.

Voorbeeld: je bezit een vakantiehuis en verhuurt dit. Het huis is jouw bezit en door het te verhuren ontvang je een inkomen.

 

4. Overdrachtsinkomen:
Geld dat je ontvangt zonder dat je een tegenprestatie hoeft te leveren. Huurtoeslag, zorgtoeslag of een uitkering zijn voorbeelden van overdrachtsinkomen.

 

 

Uitgaven

Het inkomen dat je hebt ontvangen geef je uit aan verschillende goederen en diensten.

 

       

 

 

Grofweg kan je je uitgaven onderverdelen in 3 soorten uitgaven:

 

1. Huishoudelijke uitgaven

De uitgaven die een huishouden worden gedaan voor de wekelijkse boodschappen. Ook wel dagelijks uitgaven genoemd. Zo kan je: brood, shampoo en melk categoriseren als een huishoudelijke/dagelijkse uitgave.

 

2. Vaste uitgaven:

Uitgaven die met een vaste regelmaat terugkomen. Dus elke maand, elk kwartaal of elk jaar. Terugkerende kosten die je moet betalen, omdat je vaak een overeenkomst bent aangegaan met dienstverlener. Denk hierbij aan huur, gas, elektra en abonnementen.

 

3. Incidentele uitgaven

Vaak grote uitgaven die je af en toe doet. Meestal heb je hiervoor geld gereserveerd.
Denk hierbij aan: aanschaf van een auto of een laptop.

2. Sparen en lenen

Lenen of sparen, wat is wanneer verstandig?

Wil je een bepaalde aankoop of uitgave doen, maar heb je op dit moment het geld er niet voor? Dan kun je ervoor kiezen geld te lenen of het benodigde bedrag bij elkaar te sparen. Maar wat is wanneer verstandig?

Lenen

Lenen

Het voordeel van geld lenen is dat je direct de gewenste aankoop kunt doen. Je hebt namelijk meteen beschikking over het geleende bedrag en kunt dit ook direct uitgeven. Het nadeel is echter dat je een lening terug moet betalen en dit kost geld, want zoals de  'kleine lettertjes'   altijd zeggen:

Maar wat betekent dit precies?

 

De bank vraagt op het moment dat je geld leent, namelijk ook een vergoeding voor het uitlenen van het geld. Dus je betaalt aan de bank het geleende bedrag én een vergoeding voor het feit dat ze je geld hebben uitgeleend terug. Dit noemen we rente. Dit is een bepaald percentage van het geleende bedrag.

Let op: Op het moment dat jij spaart met een spaarrekening, kan je ook rente van de bank ontvangen! Door te sparen kan je geld uitlenen aan de bank en zo krijg jij een vergoeding voor het uitlenen van geld!


Je kan ook geld lenen van familie/vrienden. Dan ligt het er maar net aan of zij er een vergoeding(rente) voor terugvragen of als je geluk hebt niet!

In het bovenstaande geval kan het voor jou beter uitkomen om geld te lenen in plaats van te sparen.

 

Voorbeeld:

Je neemt een lening bij de bank van €3.000. Je wilt de lening volgend jaar afbetalen.

De bank vraagt 3% rente per jaar.

In dit geval betaal je totaal terug:

- de lening van €3.000

- de rente van 3% (€3.000 : 100 x 3=) €90,                  Dus in totaal €3.090,-

 

Sparen

Sparen

Bij sparen is het juist precies het tegenovergestelde.

Het voordeel van sparen is dat er geen extra kosten bij komen kijken. Het nadeel is echter dat je het bedrag niet direct beschikbaar hebt. Je kunt de aankoop pas doen op het moment dat je het totaalbedrag gespaard hebt.

Waarom spaar jij, wat is jouw motief om te sparen?

Laten we eens kijken naar de volgende 3 motieven.

 

Spaarmotieven:

1. doelmotief: Spaarders zetten vanuit het doelmotief geld apart, omdat ze een doel voor ogen hebben. Dit doel is dan een goed of een dienst en jij hebt je voorgenomen om deze investering te gaan financieren.

Voorbeelden waarvoor veel mensen sparen (als doel) zijn een nieuwe auto, een mooie vakantie, een nieuwe grote televisie of een nieuwe computer.

 

2. voorzorgmotief: In dit geval houden spaarders een deel van hun geld apart om iets extra’s te hebben voor momenten dat dit nodig is, dus in de toekomst. Er is geen concreet doel voor het geld dat opzij wordt gelegd.

Uit voorzorg, dus voor onverwachte kosten, zet je dus geld opzij. Als een back-up.

Voorbeelden je auto is opeens kapot gegaan of als je je telefoon hebt laten vallen.

 

3. vermogensmotief: Spaarders kunnen ook geld apart houden, omdat ze rente willen ontvangen over hun eigen spaarbedrag. Zo kun je je spaargeld op een spaarrekening zetten en een vergoeding ontvangen van de bank voor het uitlenen van jouw spaargeld.

 

 

Sparen OF Lenen?

 

Als je twijfelt tussen geld lenen en sparen voor een

bepaalde aankoop, dan kun je rekening houden met de volgende zaken:

 

 

 

 

 

  • Hoe dringend heb je het geld nodig?
  • Kun je de lening in de toekomst terugbetalen?
  • Zijn er andere omstandigheden die je financiële situatie gaan beïnvloeden?

Doorgaans is het verstandig een bedrag bij elkaar te sparen, tenzij de schade die ontstaat door het uitstellen van de aankoop groter is dan de kosten van de lening. Bijvoorbeeld: je hebt geen geld om een laptop te kopen, waardoor je je huiswerk/verslagen niet kan maken. Dit kan er dan voor zorgen dat je achterloopt met school.

 

 

Sparen en lenen tegelijk?

Het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) adviseert je om niet tegelijkertijd te sparen en te lenen. Het Nibud raadt echter wel aan om een financiële buffer aan te houden: een bedrag dat op je spaarrekening staat om voor onvoorziene kosten. Denk bijvoorbeeld aan het repareren van je auto of het vervangen van je wasmachine. De hoogte van deze financiële buffers hangt af van je persoonlijke situatie. Via de bufferberekenaar bereken je hoe groot je financiële buffer volgens het Nibud dient te zijn.

 

Oefenopgave:

Opdracht 1

Jan en Willemijn wonen samen en hebben 2 kinderen waarvan er één 12 jaar is en de andere 15 jaar.

 

Jan en Willemijn verdienen samen €4.000 netto per maand. Ze hebben een kleine auto die op dit moment een vervangingswaarde heeft van €7.000.

Op hun gezamenlijke spaarrekening hebben ze €5.000.

 

a. Bereken met behulp van de bufferberekenaar van Nibud hoeveel euro de buffer van Jan en Willemijn moet zijn.

b. Hoeveel euro verschilt dit met hun daadwerkelijke buffer (spaargeld)?

c. Moeten Jan en Willemijn meer of minder sparen?

 

Opdracht 2

Bezoek de site en bereken wat jouw buffer moet zijn volgens Nibud!

3. Een begroting opstellen

Om te voorkomen dat je aan het eind van de maand in het rood staat, maak je een begroting. Een begroting is niets anders dan een lijstje met de inkomsten en uitgaven voor die maand. Als je van te voren vaststelt wat je uit mag geven, is het makkelijker om rond te komen.

 

Laten we nu eens kijken naar onze totale inkomsten en totale uitgaven. Je wilt natuurlijk dat je inkomsten groter zijn dan je uitgaven, zodat je ook echt alles daadwerkelijk kan betalen.

Onze inkomsten zijn in dit geval groter dan de uitgaven.

De meeste mensen maken vaak een sluitende begroting. Een sluitende begroting is een begroting waarbij de geschatte inkomsten en de geschatte uitgaven aan elkaar gelijk zijn. Dus als we de uitgaven dan ook op €1.437 euro zetten dan moet ik er nog €97 euro bij optellen. Het is dan handig om dit bedrag te sparen, zodat je een buffer opbouwt.

 

 

Als op een begroting de uitgaven groter zijn dan de inkomsten, dan kom je dus geld tekort en moet je op zoek naar een oplossing. Je kan bijvoorbeeld de overbodige uitgaven eruit halen. Of je zou je geld kunnen lenen om het verschil te kunnen denken.

Houd er wel rekening mee dat op het moment dat je geld leent, je dit wel moet terugbetalen (met eventueel rente).

 

Test jezelf

  • Heb je minder dan 11 punten behaald? Geen probleem! --> ga verder naar Extra Lesstof --> Herhalen 

 

  • Heb je 11 punten of meer behaald? Gefeliciteerd, je beheerst de stof --> ga verder naar Extra Lesstof --> Verrijken

Extra lesstof

Herhalen

Hieronder staan 4 filmpjes. Deze hebben betrekking op de onderwerpen inkomen, sparen, lenen en begroting. Tijdens het bekijken van deze filmpjes zullen er een aantal vragen te voorschijn komen. Let dus goed op en veel succes!

Inkomensvormen

Uitgaven

Spaarmotieven

Begroting

Verrijken

Goed gedaan! Om je kennis te verbreden kan je deze kennisclip bestuderen.

Deze gaat over hoe een onderneming zijn begroting opstelt. De begroting van een onderneming wordt weergegeven in een balans.

In plaats van inkomensten en uitgaven, maakt een onderneming gebruik van activa/debet en passiva/credit in haar balans (begroting).

Bekijk het fimpje voor meer informatie. Veel kijkplezier!

Eindtoets

Hieronder vind je de eindtoets! Veel succes!

https://forms.office.com/Pages/ResponsePage.aspx?id=RrRX5GCJrUKQQBPb7Zc2MnshafX3l0ZGjlJXYsUCd5dUQzgyT1dZOU5NU1BRNTJQVkFTVUtGMEw3Qy4u