Verstandig met geld omgaan, hoe doe je dat?

Verstandig met geld omgaan, hoe doe je dat?

Startpagina

In dit leerarrangement leer je alles over het bewust en verstandig omgaan met je eigen geld. Dit programma is gemaakt om je verstandig om te laten gaan met geld. Tijdens de afgelopen crisis  zijn er veel bedrijven en burgers in de schulden geraakt. We willen graag voorkomen dat burgers weer het slachtoffer worden van deze crisis en willen je daarom graag helpen om bewust met je geld om te gaan. We leggen met name de focus op het bewust consumeren.

De leerdoelen zijn:

Na deze les kan je prioriteiten stellen.
Na deze les kan je een budget samenstellen.
Na deze les kan je de spaarmotieven benoemen.

Na deze les kan je een rentebedrag uitrekenen aan de van de rentepercentage.
Na deze les kan je verstandige keuzes maken met betrekking tot je aankopen.
Na deze les kan je verschillen uitrekenen en opnoemen tussen uitbesteden en zelf doen.

 

1. Waarmee betaal je?

Ruil jij wel eens iets met een ander? Vroeger werden producten tegen andere producten geruild. Dit soort directe ruil komt nu niet vaak meer voor. Met de komst van geld is er vooral sprake van indirecte ruil. Als je geld gebruikt om goederen en diensten mee te kopen, dan is dat indirecte ruil.

Je kunt geld indelen in functies. De geldfuncties zijn:
- Ruilmiddel: je koopt of verkoopt goederen of diensten met geld.
- Rekenmiddel: je kunt de waarde van verschillende producten met elkaar vergelijken.
- Spaarmiddel: je geeft een deel van je inkomen niet uit, zodat je het later kunt gebruiken.

Er bestaan twee soorten geld: chartaal geld in je portemonnee en giraal geld op je bankrekening. Alle munten en bankbiljetten die consumenten en bedrijven bezitten, horen bij chartaal geld. Je noemt dat ook wel contant geld of cash. Giraal geld bestaat uit tegoeden die mensen en bedrijven op hun betaalrekening hebben. Op het rekeningoverzicht van je bankrekening zie je de bij- en afschrijvingenen en kan je het saldo checken. Het saldo op een betaalrekening kan debet of credit zijn. Daarnaast kan je giraal geld direct en zonder kosten omzetten in chartaal geld door het bij een geldautomaat op te nemen van je bankrekening. Ook kun je giraal geld overmaken naar een andere bankrekening.

Als je niet al je inkomen wilt uitgeven kan je sparen. Veel mensen sparen voor een doel, maar je kunt ook andere spaarmotieven hebben. Op de meeste spaarrekeningen ontvang je een variabele rente. Als je voor een spaardeposito kiest, dan staat je geld voor een afgesproken periode vast tegen een vaste rente. Hier lees je meer over in paragraaf 3.

Oefening 1

Bekijk het cirkeldiagram hieronder. De totale geldhoeveelheid is €340 miljard



a. Bereken in miljarden euro's hoeveel van de totale geldhoeveelheid uit giraal geld bestaat.

b. Via marktplaats koop je bij een particuliere verkoper een powerbank voor je telefoon. Omdat je contant moet afrekenen, pin je eerst € 20 bij de geldautomaat. Vul in: daalt - stijgt
Hierdoor ____(1)____ de chartale geldhoeveelheid en ____(2)____ de hoeveelheid giraal geld.


 

Antwoord oefening 1

a. 340 miljard euro is 100%
Je moet uitrekenen wat 90% is van 340 miljard.
340 / 100 = 3,4
3,4 x 90% = 306
dus het goede antwoord is 306 miljard euro,


b.
1. stijgt
2. daalt

2.Prioriteiten stellen + budget opstellen

Prioriteiten stellen.

Het is belangrijk dat je prioriteiten kan vastellen. Je kan namelijk niet alles kopen wat je wilt. Je moet keuzes maken. Prioriteiten stellen is dus het bepalen van doelen/behoeftes die als eerste moeten worden uitgevoerd.

De keuzes zouden het volgende kunnen zijn; Wat heb ik echt nodig? Wat is belangrijk voor me? Aan welke verplichtingen moet ik voldoen?  Deze vragen moet je altijd afvragen voordat je  producten of diensten gaat kopen.

Bij het vastellen van je prioriteiten is het belangrijk dat je jezelf eerst afvraagt; wat is noodzakelijk om te hebben. Als je ooit op jezelf gaat wonen zijn onderdak en eten je eerste prioriteiten.  Onderdak en eten noemen we primaire behoeftes.

Je moet er dan eerst voor zorgen dat je voldoende geld heb om je huur te kunnen betalen en dan pas kan je geld uitgeven aan dingen die je leuk vindt, secundaire behoeftes.

Het is belangrijk dat je prioriteiten passen bij het budget die je hebt. Budget is het bedrag wat je hebt om uit te geven.

Voor het maken van een budget moet je eerst kijken wat je inkomen is, dit geld kan je gebruiken om te consumeren.

Het inkomen kan bestaan uit loon, zakgeld, geld wat je van de overheid krijgt bijvoorbeeld huurtoeslag en rente. Rente komt later in dit arrangement uitgebreider aanbod.

Als je het inkomen van jezelf weet, moet je vaststellen of je een budget van een week, maand of jaar aanhoud. Het verstandigst is het om per week te doen, dit is makkelijker plannen, als je het per maand doet heb je een kans dat je halverwege een maand al door je geld heen bent.

Als je het inkomen van een maand weet, reken je eerst naar een jaar toe dus doe je het maand inkomen  x12  maanden vervolgens deel je het door 52 weken.  Een jaar heeft namelijk 52 weken Niet elke maand heeft precies evenveel dagen dus heeft niet elke maand evenveel hele weken.

Als je het inkomen  per dag weet, reken je ook weer eerst we naar een jaar, dus doe je x 365 dagen en vervolgens deel je het door 52 weken. Belangrijk: je rekent dus altijd eerst naar een heel jaar.

Hieronder zie je de gevens die je helpen bij het omrekenen.

Je hebt het inkomen per:

Eerst doe je:

Je wilt inkomen weten per:

Dan doe je:

Dag

X365

Dag

:365

Week

X52

Week

:52

Maand

X12

Maand

:12

Kwartaal

X4

Kwartaal

:4

Jaar

X1

Jaar

:1

 

Het is niet verstandig om al je geld uit te geven. Er kan altijd plotsling iets kapot gaan bijvoorbeeld je wasmachine, dit zijn onverwachte uitgaves het kan ook zo zijn dat je een boete krijgt, daarom is het verstandig om geld op zij te leggen om onverwachte uitgaves te kunnen betalen. Het is slim om aan het begin van een maand of jaar vast te stellen hoeveel geld je hiervoor achter de hand houdt.

Ook moet je rekening houden met je vaste kosten, die je bijvoorbeeld elke maand moet betalen, zoals huur of verzekeringen.

Nadat  je dit allemaal hebt gedaan, heb je het budget uitgerekend, dit bedrag kan je gebruiken om eten,kleding of leuke dingen mee te kopen.

Voorbeeld: Je inkomen is €700 per maand, je besluit elke maand €50 achter te houden voor onverwachte uitgaves. Je betaalt ook €200 aan huur voor je kamer. Wat is dan je wekelijkse budget?

Antwoord: €700-€50-€200=€450 , €450x12:52= €103,85 per week

 

Oefening 2

Overzicht inkomsten en uitgaves van Fred Meesters.

  Periode Uitgaven
Boodschappen Wekelijks € 50,-
Vakantie Belize Jaarlijks € 2.200,-
Gas/Stroom/water Maandelijks € 30,-
Huur Maandelijks € 600,-
Het geld dat Fred op zij legt Maandelijks € 50,-

 

A) Als dit al zijn uitgaven zijn en hij houdt geen geld meer over aan het einde van de maand, wat is dan zijn maandelijkse inkomen?

B) Wat zijn de primaire behoeftes van Fred?

 

Antwoord oefening 2

A)

Boodschappen: € 50,- x 52 / 12= € 216,66 per maand

Vakantie: € 2200,- / 12 = € 183,33 per maand

Gas/water/stroom: € 30,- per maand

Huur: € 600,- per maand

Geld dat Fred op zij heeft gezet: € 50,- per maand

Totaal: € 216,66 + € 183,33 + € 30,- + € 600,- + € 50,- = € 1080,-

B) Boodschappen, gas/water/licht en huur

 

Excel opdracht

Bij deze oefening moeten jullie een wekelijks budget opstellen voor Jim. Jim is 19 jaar oud en studeert voor accountant. Hij woont op kamers in Breda.

Jim verdient €800 per maand bij zijn bijbaantje als bouwvakker. Ook krijgt hij €200 per maand van zijn vader, om zijn studie te betalen.

Zijn uitgaves bestaan uit: €450 per maand voor zijn studentenkamer,€50 per maand aan zorgkosten en €250 per kwartaal aan school.

Klik op het excelbestand en stel voor Jim een wekelijks budget op. Een aantal gegevens zijn al ingevuld. Ook staan er al een aantal formules. Je moet dus alleen de lege groene cellen invullen.

 

Als je het goed invult is het wekelijks budget: €96,15

Onder het budget zie je ook een cirkeldiagram, als je het budget hebt ingevuld, zie je dat de inkomens een groter deel in de cirkeldiagram zijn dan de uitgaven.

 

 

Open bestand Kopie van vakdia 5.xlsx

3.Geld verdienen, door te sparen

Doel van sparen:

Je kan ook sparen in plaats van je geld uitgeven, bijvoorbeeld om geld te hebben voor onverwachte uitgaves. Het is altijd handig als je geld achter de rug hebt. Als je volwassen bent heb je vaker dure aankopen, dus dan is het helemaal belangrijk dat je geld spaart. Voorbeelden van dure aankopen zijn; auto's meubels en verbouwingen.

Rente:

Je kan je geld zetten op een spaarrekening. De bank geeft jouw dan interest oftewel rente over jouw spaargeld. Je krijgt geld van de bank, omdat de bank jouw geld weer uitleent aan andere mensen. Rentes kunnen verschillende percentages hebben. Het hoe hoger de spaarrente is, hoe meer je ontvangt. Je hebt verschillende soorten spaarrekeningen.

Mensen sparen dus voor de volgende doelen:

  • Onverwachte uitgaven
  • Grote uitgave
  • Rente ontvangen

 

 

 

 

.

Oefening 3:

Stel Cheung heeft €8.500 op zijn spaarrekening staan. Hij ontvangt 5% rente per jaar.

A) Hoeveel rente ontvangt hij?

Antwoord oefening 3

A)

€ 8500,- : 100 = € 85,-  
€ 85 is hier 1%

€ 85,- x 5% = € 425,-

 

 

4.Zelf keuzes maken

Het vak economie gaat over de behoeften die mensen hebben en de keuzes die zij maken om in hun behoeften te voorzien. Met behoeften bedoel je alles wat je nodig hebt of graag wilt hebben. De noodzakelijke behoeften zoals voeding en een woonruimte zijn primaire behoeften. Alle overige behoeften die je hebt om je leven aangenamer of leuker te maken, noem je secundaire behoeften. Het gaat dan om luxe goederen en diensten. Voor het vervullen van je behoeften heb je middelen nodig, zoals tijd, geld en bezittingen. Vaak heb je meer behoeften dan middelen. Daarom moet je prioriteiten stellen: kiezen welke behoeften voor jou belangrijk zijn en welke minder belangrijk. Hier leer je meer over in de kennisclip.

Kennisclip:

 

Woordzoeker

Je hebt nu heel wat stof in je genomen. Het is tijd voor een spelletje voordat je verder gaat met de 'test je zelf'. Zoek de begrippen op die je bent tegen gekomen in de theorie. Klik op de onderstaande link:

Woordzoeker

Test jezelf

Toets: Test jezelf

Start

Extra lesstof

Herhalingsopgaves

1. Wat is chartaal geld?

a. Geld dat bestaat uit bankbiljetten en munten.
b. Geld op je bankrekening, plus munten en bankbiljetten.
c. Geld dat op je bankrekening staat.
d. Geld dat op je spaarrekening staat.

2. Neem over en vul in.
credit - debet- in de plus - rood

a. Als je een positief saldo hebt, dan heb je een _____ saldo op je rekening. Je staat dus _____.
b. Als je een negatief saldo hebt, dan heb je een _____ saldo. Je staat dan _____.

3. Welke spaarmotief heb je als je voor je rijbewijs spaart?

4. Noem de twee andere spaarmotieven.

5. Vele producenten van snoep en snacks richten zich op jongeren. Waarom is het interessant voor producenten om op jongeren te richten?

6. Stel Alex heeft 7580 euro op zijn spaarrekening staan. Hij ontvangt 3% rente per jaar. Hoeveel rente ontvangt hij in 2018?

Antwoorden herhalingsopgaves

Antwoorden herhalingsopgaven

1. Wat is chartaal geld?

a. Geld dat bestaat uit bankbiljetten en munten.
b. Geld op je bankrekening, plus munten en bankbiljetten.
c. Geld dat op je bankrekening staat.
d. Geld dat op je spaarrekening staat.

2. Neem over en vul in.
credit - debet- in de plus - rood

a. Als je een positief saldo hebt, dan heb je een credit saldo op je rekening. Je staat dus in de plus.
b. Als je een negatief saldo hebt, dan heb je een debet saldo. Je staat dan rood.

3. Welke spaarmotief heb je als je voor je rijbewijs spaart?

Sparen voor een doel/grote uitgave

4. Noem de twee andere spaarmotieven.

De twee andere spaarmotieven zijn:
- Onverwachte uitgaven
- Rente


5. Vele producenten van snoep en snacks richten zich op jongeren. Waarom is het interessant voor producenten om op jongeren te richten?

Omdat jongeren in het algemeen veel geld vrij te besteden hebben
of
Omdat jongeren invloed hebben op de koopbeslissingen bij hen thuis
of
Omdat jongeren vaak trouw blijven aan een bepaald merk of bedrijf


6. Stel Alex heeft 7580 euro op zijn spaarrekening staan. Hij ontvangt 3% rente per jaar. Hoeveel rente ontvangt hij in 2018?

7580 / 100 = 75,80
75,80 is hier 1 procent. Je wilt nu weten wat 3 procent is.
75,80 x 3 % = 227,40
Alex ontvangt 227,40 euro aan rente in 2018.

Extra uitdaging: Uitbesteden of zelf aan de slag

Je kan werk uitbesteden of zelf iets doen. Als je het zelf doet scheelt dat veel geld, maar je bent dan wel veel tijd kwijt. Deze paragraaf gaat over de verschillen van zelf iets doen en uitbesteden.  Het is ook belangrijk dat je het verschil in prijs kan uitrekenen. Hoeveel je bespaard als je het zelf doet.

Zelf doen of uitbesteden?

Met uitbesteden wordt bedoelt dat je het werk niet zelf doet maar het door een ander laat doen tegen betaling. Het nadeel van iets uitbesteden is dat het geld kost.

Uiteraard heeft werk uitbesteden ook voordelen.

Stel je bent de rode muren in je slaapkamer zat en je wilt dat de muren wit worden. Je besluit om een schilder in te huren, omdat de schilder een vakman is en daardoor de muur mooier kan schilderen dan jezelf. Ook heb jij dan meer tijd om andere dingen te doen.

De voordelen van uitbesteden zijn dus; dat jezelf meer tijd overhoudt voor andere dingen en het wordt vaak beter uitgevoerd dan als je het zelf doet.

Nu gaan we uitrekenen hoeveel geld je kan besparen als je het zelf doet.

Karin laat haar haar zwart verven door de kapster. Dat kost €30,40. De kleur blijft 5 weken zitten. Ze kan ook bij de supermarkt zelf haarverf kopen. Voor €10 dit blijft 3 weken zitten.

Nu is de vraag: Hoeveel geld ben je minder kwijt als je het zelf doet?

De kapper kost: €30,40:5 weken= €6,08 per week.

Als je het zelf doet kost het: €10:3=€3,33

€6.08-€3,33=€2,75

Als je het zelf doet bespaar je dus €2,75 per week.

 

 

Oefening 4

De schuur van Sabah moet opnieuw worden geverfd. Het schildersbedrijf vraagt er €500,- voor. Sabah vindt dit te duur. Ze heeft besloten om het zelf te doen.

De benodigdheden kosten het volgende:

Materiaal prijs
5 blikken verf €14,95 per blik
2 verfrollers €4,95 per roller
Overig €12,50

 

A) Reken uit hoeveel het materiaal bij elkaar kost.

B) Hoeveel bespaart ze door zelf te schilderen?

Antwoord oefening 4

Antwoord A)

5x€14,95=€74,75

2x€4,95=€9,90

€74,75+€9,90+€12,50=€97,15

 

Antwoord B)

€500-€971,15=€402,85

 

Eindtoets

Je bent nu bij het laatste onderdeel aangekomen 'de eindtoets'.

Hieronder zie je de eindtoets, deze moet je maken, om deze module af te ronden. Als je meer dan  65 punten hebt behaald heb je deze module afgerond. Nadat je de toets hebt ingevuld, wordt de toets naar je docent gestuurd, zodat hij of zij kan kijken hoe je de toets hebt gemaakt.

We hopen dat je veel hebt geleerd van deze digitale les en dat je nu verstandiger met je geld omgaat.

Succes met de toets!! Yes you can!