Samenvatting hoofdstuk 1

Samenvatting hoofdstuk 1

aantekeningen 1.1 wat is geld?

Munten en bankbiljetten noemen we contant geld.

Als je contant geld nodig hebt, dan kun je dit opnemen bij een automaat (pinnen) of bij een bank aan de balie van je rekening halen. Je kunt ook rechtstreeks met je bankpas (pinpas) betalen in een winkel.

Meestal zit er op je bankpas ook een chipknip of een chippas. Hiermee kun je kleine aankopen via je pas betalen. Je kunt je chippas opladen via je bankrekening.

Als je een aankoop doet met je bankpas of met je chipknip of chippas, dan noemen we dat elektronisch betalen.

Voor dat er geld was, ruilden de mensen met elkaar. Als je geen gebruik maakt van geld heet dat directe ruil. Directe ruil is lastig, want de waarde van iets is dan lastiger te bepalen. Ook het delen tot de juiste prijs is dan vervelend.

Als je geld als ruilmiddel gebruikt spreekt met van indirecte ruil. Indirecte ruil kan met contant geld, maar ook met het geld op je bankrekening.

Als je iets koopt, dan kun je goederen en diensten kopen. Goederen zijn tastbaar en kun je dus aanraken. Diensten zijn niet tastbaar en kun je dus niet aanraken.

Daarnaast heeft geld drie belangrijke functies:

• Geld dient als een ruilmiddel: ik koopt een scooter voor 3000 euro. ik ruil dus mijn geld voor een scooter.
• Geld dient als een rekenmiddel: Elisa verdient 5 euro per uur en werkt 9 uur op een dag. Je kunt in zo’n situatie dus berekenen hoeveel je op een dag verdient (5 x 9 = 45 euro)
• Geld dient als een spaarmiddel: Lola heeft 500 euro op zijn spaarrekening gezet Lola spaart dus zijn geld op de bank.

1.2 hoe kom je aan geld?

Het gemiddelde van een aantal getallen kun je uitrekenen door alle getallen of bedragen of waarden op te telen. Daarna moet je delen door het totale aantal getallen. 

Als je ergens werkt, verdien je inkomen. Zakgeld en loon zijn bekende voorbeelden van inkomen. Loon is de beloning voor werk dat je gedaan hebt. Salaris is hetzelfde als loon.

Inkomen kun je niet alleen door werk verkrijgen. Ook de overheid zorgt voor inkomen. Mensen die niet kunnen werken worden door de overheid van een inkomen voorzien. Dit noemen we een uitkering. Als je ziek bent of niet kunt werken door een goede reden vult de overheid je inkomen aan of geeft de overheid je een inkomen.

Alle mensen in Nederland die 65-jaar of ouder zijn ontvangen AOW (Algemene Ouderdomswet) van de overheid. De AOW is een bekende uitkering.

De meeste mensen hebben een inkomen uit werk en ontvangen dus loon (=salaris).

je kunt ook op een andere manier geld verdienen bijvoorbeeld uitkering, zakgeld, rente en huuropbrengst. Meestal krijg je iedere maand je loon. Soms wil je weten hoeveel dit per week is. Als je je maandloon x 12 : 52 = weekloon.

Een jaar heeft 12 maanden en 52 weken. Je mag nooit zeggen dat een maand uit 4 weken bestaat.

als je met geld werkt geld altijd afronden, je moet dan afronden op twee cijfers achter de komma. bijvoorbeeld 1,7378 wordt dan 1,73 let op afronden doe je altijd op het laatst.

1.3 hoeveel geld ga je uitgeven

Als je geld wil gaan uitgeven is het erg handig om eerst een begroting te maken. In een begroting maak je een overzicht van de uitgave die je nog moet doen en inkomsten die je nog moet krijgen.

Bij een begroting kun je de verwachte uitgaven in drie soorten: dagelijkse uitgaven, vast lasten en incidentele uitgaven.

dagelijkse uitgaven: uitgave die voor huishouden, eten/drinken en persoonlijke verzorging zijn bestemd.

vaste overlasten: vasten lasten zijn uitgave die elke maand weer terug komen zoals telefoonabonnement, huur, verzekering en dat soort zaken.

incidentele uitgave: dat zijn uitgave die niet heel regelmatig voorkomenzoals kleding, reparatie, vakantie,tv,auto. Het is verstandig om hiervoor geld opzij te leggen. Dat heet reserveren.

reseveren: is als je elk maand of elk jaar geld opzij legt om later iets leuks daarvan te kopen. 

1.4 sparen of lenen?

Als je spaart geef je maar een deel van je inkomsten uit en leg je het andere opzij voor iets anders.

Meestal heb je een reden om te sparen, dit noemen we het spaarmotief. Er zijn drie redenen om te sparen; oftewel er zijn drie spaarmotieven:

  • je kunt sparen met een doel bijvoorbeeld : je wilt later op vakantie of je wilt een nieuwe scooter.
  • je kunt sparen voor de rente bijvoorbeeld: als je geld erop zet dan kun je er ook mee verdienen
  • je kunt sparen voor voorzorg bijvoorbeeld: voor als er iets onverwachts gebeurt.

Als je spaart voor de rente is het goed om te weten hoe je met rente moet rekenen en hoe hoog de rente is.

Rente wordt altijd in procenten aangegeven. Als je een groot bedrag spaart, krijg je ook een groot bedrag als renteopbrengst. Dit komt omdat je dan een percentage van een groter bedrag neemt. 

 

 

De hoogte van de rente hangt af van:
- het bedrag dat je spaart bij de bank
- hoe lang je je geld vastzet bij de bank
- hoe goed het gaat met de economie in een land

Als je niet genoeg geld hebt, kun je geld lenen. Je gebruikt dan geld wat niet van jou is.

Wanneer je geld leent moet je hier rente voor betalen!

Als je geld leent betaal je meer rente, dan wanneer je zou sparen. Zo maakt de bank winst. Bovendien loopt de bank ook het risico dat iemand die het geleende geld dit niet kan terugbetalen.

als je geld leent bij de bank moet je geld terug betalen. Dit noem je aflossen 

Aflossen is het terugbetalen van het geleende geld. Rente is de vergoeding die je aan de bank moet betalen voor het geleende geld. Meestal betaal je iedere keer een stukje aflossing en een stukje rente terug. Dit noemen we een termijn.

  • Het arrangement Samenvatting hoofdstuk 1 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Pamela Steicy Canario Pena Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2017-11-06 13:41:27
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 2;
    Leerinhoud en doelen
    Overheid; Economie; Geld; Verzekeren;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.